direct naar inhoud van 4.1 Archeologie
Plan: Wijzigingsplan compensatiegronden Gasselterveld
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1680.BUICOMPGASSVELD-VW01

4.1 Archeologie

Per 1 september 2007 is de Monumentenwet 1988 gewijzigd ter uitvoering van het verdrag van Malta. Het verdrag vraagt om bescherming van het archeologisch bodemarchief tegen bodemverstoringen als gevolg van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De Monumentenwet verplicht gemeenten om bij het opstellen van nieuwe planologische regelingen rekening te houden met de te verwachten en de aanwezige archeologische waarden. Behoud van die waarden is het uitgangspunt.

De bodemingrepen die gepaard gaan met de geplande realisatie kunnen eventueel aanwezige archeologische resten in de bodem verstoren en/of vernietigen. Derhalve dienen de archeologische waarden binnen het plangebied in kaart te worden gebracht. In bijlage 2 en 3 zijn een archeologisch bureau- en veldonderzoek opgenomen, waarin de de archeologische waarde van het plangebied is onderzocht (Grontmij, 2010). De resultaten en conclusies van deze onderzoeken, voor zover ze betrekking hebben op het plangebied, zijn beschreven in deze paragraaf.

Bureauonderzoek

Archeologische verwachting

Het plangebied ligt in het beekdal van het Andersche Diep. Alhoewel beekdalen vanwege de lage ligging en vaak natte omstandigheden van de IKAW een lage archeologische verwachting krijgen, is het beekdal en de directe omgeving daarvan toch rijk aan archeologische vondsten.

Voor de beekdallocaties geldt een provinciaal archeologisch belang. Dit betekent dat ruimtelijke ontwikkelingen in beekdalen (zoals natuurontwikkeling) in een vroeg stadium moeten worden afgestemd met de provincie i.c. provinciaal archeoloog.

Paleolithicum & Mesolithicum

De randen van de beekdalen waren bij uitstek geschikt voor steentijdbewoning. Vooral in het Paleolithicum en Mesolithicum, toen er jagers-verzamelaars in het gebied frequenteerden. Tijdens koude periodes trok er wild door het beekdal en tijdens warmere periodes en in het Holoceen waren de omstandigheden gunstig voor jacht en visserij. Vooral in het Mesolithicum stichtten mensen kampementen op de flanken van ruggen en dekzandkoppen, in de nabijheid van water. In de omgeving van het plangebied zal niet alleen de Drentse Aa een rol hebben gespeeld, ook de vele dobbes en pingo-ruïnes droegen bij aan de geschiktheid van het gebied voor bewoning. Voor met name het Laat-Paleolithicum en het Mesolithicum, bestaat er voor alle deellocaties een hoge archeologische verwachting.

Neolithicum & Bronstijd

Relicten uit het Neolithicum en (Vroege) Bronstijd zijn in de omgeving van het gebied aangetroffen, vooral in de vorm van hunebedden en grafheuvels. IHet beekdal zal te nat zijn geweest voor permanente bewoning. Wel kunnen sporen worden aangetroffen van bijvoorbeeld jacht en visserij. De archeologische verwachting voor het plangebied is middelhoog.

IJzertijd – Vroege Middeleeuwen

Voor het beekdal geldt dat het ongeschikt was voor bewoning, omdat de bodem te nat was. Vanaf de Middeleeuwen werden deze gronden als weide gebruikt. De archeologische verwachting voor deze periodes is laag.

Late Middeleeuwen & Nieuwe Tijd

Rond 1650 werden de zandgronden rondom Gasselte ontgonnen en vanaf het eind van de 18e eeuw is men begonnen met de aanplant van bos om het zand weer vast te leggen. Sporen uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd kunnen worden aangetroffen in de vorm van ontginningssporen. Nederzettingssporen zullen zeer waarschijnlijk niet worden aangetroffen. Er bestaat een lage archeologische verwachting voor deze periodes.

Er bestaat een kans op het aantreffen van depotvondsten in het veen. Depotvondsten zijn voorwerpen, voornamelijk uit de Steen- en Bronstijd, die met opzet in het veen, dan wel water gedeponeerd zijn. Het deponeren van deze vondsten heeft waarschijnlijk een rituele betekenis.

Veldonderzoek

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek is voor het plangebied, een verkennend booronderzoek uitgevoerd om de intactheid en de gelaagdheid van de bodem in kaart te brengen.

Het verkennend booronderzoek heeft bestaan uit het uitvoeren van grondboringen in een boorgrid bestaande uit 6 boringen per hectare. De boringen zijn uitgevoerd met een edelmanboor met een diameter van 10 cm. Relevante grondlagen dienen te worden gezeefd. Wanneer tijdens het verkennende onderzoek archeologische indicatoren, intacte podzolbodems en/of intacte veenlagen worden aangetroffen, is het onderzoek uitgebreid naar een karterend onderzoek. Naar aanleiding van het karterende onderzoek is een advies gegeven over al dan niet noodzakelijk vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuvenonderzoek of archeologische begeleiding van de graafwerkzaamheden.

Het veldwerk voor het inventariserende veldonderzoek is verricht op 31 maart en 1, 6 en 7 april 2010 door een KNA-archeoloog en een archeoloog. De opgeboorde grond is onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals verbrand of bewerkt vuursteen, houtskool, verbrand bot, aardewerk. Verder is gekeken naar bodemverkleuringen die zouden kunnen wijzen op mogelijke vegetatie- en/of cultuurlagen. Relevante lagen zijn gezeefd op een 4 mm zeef. De boorprofielen zijn beschreven conform NEN5104 en de STIBOKA legenda. De boorpunten zijn ingemeten met behulp van DGPS.

Conclusies veldonderzoek

In het plangebied komen bodems voor die verband houden met een beekdallandschap. Er zijn lagen gevonden die door het water zijn afgezet en er zijn lagen gevonden die door veenvorming zijn ontstaan. Dergelijke locaties waren door hun natte kenmerken ongeschikt voor bewoning. Wel kan op zulke plekken jacht of visserij hebben plaatsgevonden, of kunnen er voordes of bruggen hebben gelegen. Tevens bestaat er altijd een kans op het aantreffen van depotvondsten in de beekdalen. Dit zijn vondsten die met opzet, onder een rituele context zijn achtergelaten in de beek of het moeras.

De hoger gelegen zandkop in het plangebied bleek sterk verstoord te zijn, waarschijnlijk eveneens door egalisatie. In het uiterste zuidoosten van de deellocatie bleek de bodem deels nog intact te zijn. Hier zijn echter verder geen archeologische indicatoren aangetroffen.

Advies

Er zijn tijdens het veldonderzoek geen archeologische indicatoren waargenomen. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt voor het plangebied geen vervolgonderzoek aanbevolen. De voorgenomen bodemingrepen kunnen zonder archeologisch voorbehoud worden uitgevoerd.