Plan: | Gieterveen - Boerendijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1680.BUIGTVWON-VB01 |
Het bedrijf BT Beheer BV, hierna initiatiefnemer, is voornemens om aan de Boerendijk in Gieterveen zes woningen te ontwikkelingen. De beoogde drie twee-onder-een-kap woningen aan de Boerendijk worden als starterswoningen in de markt gezet. Aangezien wonen nu planologisch niet is toegestaan, dient het bestemmingsplan hierop aangepast te worden.
Tegenover de te ontwikkelen percelen aan de Boerendijk bevinden zich de voetbalvelden van de VV Gieterveen inclusief parkeerplaatsen. Alle bouwpercelen grenzen aan de achterzijde aan het buitengebied.
Figuur 1 Ligging plangebied
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan 'buitengebied'. Dit bestemmingsplan is op 29 september 2016 vastgesteld en onherroepelijk geworden op 9 mei 2018. Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap'. Ook gelden de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 6'.
De voor 'Agrarisch – Veenontginningenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarisch grondgebruik. Per archeologische waarde geldt een onderzoeksplicht vanaf een voor die waarde geldende oppervlakte.
Dit bestemmingsplan bestaat uit 5 hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk 1 wordt in hoofdstuk 2 het geldende rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid samengevat. Alleen het relevante beleid, wat van toepassing is op het voorliggende initiatief, wordt in dit hoofdstuk benoemd. De stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing wordt in hoofdstuk 3 toegelicht. Specifiek beleid (Rijk, provincie, regio en gemeente) voor omgevingsaspecten zoals verkeersgeluid en externe veiligheid wordt in hoofdstuk 4 besproken. De uit het beleid voorkomende motiveringen en/of onderzoeken worden ook in hoofdstuk 4 samengevat en voorzien van een conclusie. In hoofdstuk 5 wordt ten slotte ingegaan op de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) naar de Tweede Kamer gestuurd. In de NOVI heeft het Rijk de nationale belangen en prioriteiten weergegeven, waarmee een richtinggevend kader is geschetst voor het maken van decentrale keuzes. In de Uitvoeringsagenda, behorende bij de NOVI, wordt voor de verschillende beleidskeuzes uit de NOVI aangegeven hoe het Rijk invulling gaat geven aan haar rol bij de uitvoering. Waar nog nadere uitwerkingen van beleidskeuzes nodig zijn, vinden deze plaats in de verschillende programma's.
Ladderonderzoek duurzame verstedelijking
De Ladder voor duurzame verstedelijking is in de voorloper van de NOVI geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder komt min of meer in zijn huidige vorm terug in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). De ladderonderbouwing maakt deel uit van de in de NOVI geformuleerde prioriteit 'Sterke en gezonde steden en regio's'.
Voor bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken, dient aangetoond te worden dat er sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik. Artikel 3.1.6. Lid 2 Bro luidt: "De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk maakt wordt, is geen stedelijke ontwikkeling waarop de ladder van duurzame verstedelijking van toepassing is. De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft eerder uitspraak gedaan over wanneer er wel of niet sprake is van stedelijke ontwikkeling. Vanaf de ontwikkeling van twaalf woningen is sprake is van een nieuwe stedelijk ontwikkeling die getoetst moet worden aan de Ladder.
Conclusie
Dit bestemmingsplan raakt geen Rijksbelangen zoal deze genoemd zijn in de NOVI. Met dit project worden zes woningen aan de rand van de bebouwde kom gerealiseerd. Hierdoor is een ladderonderzoek duurzame verstedelijking niet nodig. Een toets aan het gemeentelijk woonbeleid is in paragraaf 2.3 opgenomen.
Op 28 september 2022 is door Provinciale Staten de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk economische ontwikkeling van Drenthe tot 2030. Samen met vertegenwoordigers van overheden, belangengroepen, marktpartijen en inwoners heeft de provincie Drenthe de volgende kernkwaliteiten van Drenthe benoemd:
Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van deze kernkwaliteiten. In de omgevingsvisie is voor alle kernkwaliteiten een uitwerking naar meer concrete indicatoren gemaakt, te weten:
De provinciale belangen uit de visie zijn in de Omgevingsverordening vertaald in bindende regels die bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen in acht dienen te worden gehouden.
Gekoppeld aan de Omgevingsvisie heeft de provincie een Omgevingsverordening opgesteld. De meest recente versie is op 3 oktober 2018 vastgesteld. In de Omgevingsverordening worden regels gesteld ten aanzien van het provinciaal belang. Nadien is de verordeningen meerdere keren gedeeltelijk gewijzigd. Aanleiding hiervoor waren onder andere de uitspraak Dienstenrichtlijn en het gewijzigd provinciaal beleid ten aanzien van zon-op-land projecten. Maart 2023 is de verordening voor het laatst gedeeltelijk gewijzigd vastgesteld. Met deze wijziging is de geactualiseerde Omgevingsvisie 2022 geland in de Omgevingsverordening. Naast het aangepaste beleid ten aanzien van geitenhouderijen en grote (bedrijfsmatige) ruimtevragers is ook de ruimte - voor - ruimte regeling aangepast (verruimd).
Op het voorliggende plangebied zijn de aspecten aardkundige waarden, cultuurhistorie en landschap van toepassing. In hoofdstuk 4 wordt nader ingegaan op deze provinciale belangen. Ook zijn de bepalingen met betrekking tot wonen van toepassing.
Het plangebied is in de provinciale Omgevingsverordening aangeduid als niet bestaand stedelijk gebied. In de verordening is opgenomen dat een bestemmingsplan kan voorzien in nieuwe woningbouw mits de behoefte op basis van de gemeentelijke woonvisie kan worden aangetoond en aansluit bij bestaand stedelijk gebied. Het plangebied grenst direct aan het in de verordening aangeduid stedelijk gebied. Tevens past dit initiatief binnen de gemeentelijke woonvisie. Dit wordt nader toegelicht in hoofdstuk 2.3.
Figuur 2 Uitsnede kaart bestaand stedelijk gebied Provinciale omgevingsverordening Drenthe 2018
Conclusie
Het initiatief ligt niet in het door de provincie aangewezen stedelijk gebied. Echter ligt het plangebied wel direct naast het aangewezen stedelijk gebied waardoor het initiatief alsnog voldoet aan het provinciale beleid. Een voorwaarde is wel dat het wooninitiatief moet passen in de gemeentelijke woonvisie. Dit wordt nader toegelicht in hoofdstuk 2.3.
De woonvisie 2020+ 'Buitengewoon Wonen en Aa en Hunze' is in het voorjaar van 2021 door de gemeenteraad van Aa en Hunze vastgesteld. Uit de Woonvisie komt naar voren dat er tot 2030 behoefte en ruimte is voor het toevoegen van 400 woningen. In de woonvisie is opgenomen dat de gemeente bij het toevoegen van woningen zich hoofdzakelijk inzet op bouwen binnen of aan de randen van de bebouwde kom. Alleen als binnen de dorpen geen geschikte ruimte aanwezig is, of geen woningen toegevoegd kunnen worden zonder het open karakter van de dorpen te veranderen, is onder voorwaarden (zoals landschappelijke inpassing, nabijheid van voorzieningen en/ of dorpshuizen en ov-verbindingen) beperkte uitbreiding mogelijk aan de rand van de dorpen.
Aangezien de woningmarkt na de vaststelling van de Woonvisie 2020+ in een rap tempo veranderde en er behoefte was aan meer inzicht in benodigde typologieën en aantallen per (geclusterde) kern, is in 2022 een aanvullend woningmarktanalyse uitgevoerd. De uitkomsten van deze analyse zijn in aantallen hoger dan de gestelde 400 woningen. Deze bijstelling is verwerkt in een addendum op de Woonvisie 2020+ en vastgesteld door de gemeenteraad op 23 maart 2023. Daarnaast heeft de gemeente geconcludeerd dat in de huidige woonvisie geen aantallen woningen per kern of gebied zijn genoemd waarmee de woningbehoefte concreet kan worden onderbouwd. Ook ontbreekt in de Woonvisie 2020+ een omschrijving van de kwalitatieve behoefte en antwoord op de vraag op welke prijscategorieën de gemeente wil gaan inzetten voor onze diverse doelgroepen. De gemeente Aa en Hunze heeft hiervoor in 2022 een Woningmarktanalyse voor de 17 kernen laten uitvoeren. In het addendum op de Woonvisie 2020+ zijn de resultaten uit de woningmarktanalyse verwerkt. Het addendum dient daarmee als kader en richtlijn voor het uitvoeringsprogramma woningbouw.
Woonbehoefte
Woningbouwprojecten worden door de gemeente getoetst aan het 'Afwegingskader Woningbouw'. De basis voor dit afwegingskader ligt in de Woonvisie 2020+ inclusief het recent vastgestelde addendum op de Woonvisie 2020+ en de 'Woningmarktanalyse 17 kernen (2022)'. De kern van de Woonvisie is het behouden en verbeteren van de hoge woonkwaliteit in Aa en Hunze. Het toevoegen van woningen moet bijdragen aan de vitaliteit van de dorpen, de kwaliteit van het landschap, de betaalbaarheid van het wonen voor verschillende doelgroepen en het bieden van voldoende ruimte voor wonen met zorg.
Uit de in de woningmarktanalyse benoemde demografische kengetallen blijkt dat de gemeente Aa en Hunze de afgelopen drie jaar met gemiddeld 3 inwoners per jaar is gegroeid. Die 'winst' komt vooral door de vaak oudere gezinnen die elders uit Nederland afkomstig zijn. Daarnaast valt op dat de interne verhuismobiliteit met 40,8% veel te laag is. Dit betekent dat maar 40,8% van de verhuizers binnen de gemeente een huis vindt en dus 59,2% naar een gemeente elders verhuis. Een 'gezonde' interne verhuismobiliteit van een gemeente ligt rond de 60%. Gecombineerd met het verlies van jongeren in de leeftijdsgroepen 20-30 jaar ontstaat hierdoor al op de korte termijn een risico voor demografische krimp. Het hoge negatieve geboorte/sterfte cijfer is hiervan een voorbode. Onder de groep van 25 tot 65-jarigen is jaarlijks sprake van een positief verhuissaldo (er vestigen zich trendmatig jaarlijks meer mensen uit deze doelgroep in Aa en Hunze dan dat er vanuit Aa en Hunze vertrekken). Om deze doelgroepen te kunnen blijven aantrekken moet de gemeente Aa en Hunze attractief blijven voor verhuizers in deze leeftijdscategorie die veelal op zoek zijn naar woningen in het hogere segment in een omgeving met hoge leefbaarheid. Anderzijds is het essentieel om zorg te dragen voor het beter vasthouden van jongeren in de gemeente. De reden voor de relatief gunstige uitkomst van het “optimistische groeiscenario” heeft te maken met een veel gunstiger verhuissaldo onder jongeren. Het vasthouden van jongeren vormt dus de sleutel tot een gunstigere en meer duurzaam vitale huishoudensopbouw op de langere termijn.
Volgens het woningmarktanalyse is er in Gieterveen geen sprake van vergrijzing/ontgroening. Dit geeft aan dat jongeren graag in Gieterveen willen blijven wonen. Doordat er ook geen sprake is van vergrijzing biedt de huidige woningmarkt minder ruimte voor doorstroming. De gemiddelde leeftijd bedraagt in Gieterveen 41,1 jaar. Dit duidt erop dat vooral gezinnen in gezinswoningen in Gieterveen wonen. Deze gezinnen wonen ook lang ik hun woningen. De omloopsnelheid van koopwoningen in Aa en Hunze bedraagt slechts 2,6% (juni 2022). Dit is twee keer zo laag als in andere plattelandsgemeenten. Ook laat de sociaaleconomische buurtindeling die in de woningmarktanalyse is opgenomen zien dat er in praktijk nauwelijks opstapmogelijkheden in de woningmarkt van Aa en Hunze zijn voor jongeren en starters. De gezinswoningen zijn te duur voor starters die nog aan begin van hun carierre staan.
Gelet op deze demografische kengetallen geeft de gemeente geeft in haar Woonvisie aan dat zij een evenwichtige bevolkingsopbouw belangrijk vindt. De gemeente streeft naar een gevarieerd woningaanbod in 2030. Daarin wordt de komende jaren ingezet op het vergroten van de kansen op de woningmarkt van starters en jonge huishoudens. De gemeente daagt de markt uit om met voorstellen te komen voor innovatieve, creatieve en vooral betaalbare projecten voor deze doelgroep. In de Woonvisie 2020+ en het daarbij behorende addendum is opgenomen dat de gemeente voor Gieterveen kansen ziet voor een (kleinschalige) uitleglocatie om de doorstroming op gang gebracht in dorpen waar starters niet aan bod komen en (met name in de veendorpen, zoals Gieterveen). Het is echter de vraag of gelet op demografische bevolkingsopbouw van Gieterveen, de zeer lage omloopsnelheid (verkoop woningen) in Aa en Hunze en het gebrek aan geschikte starterswoningen in de bestaande woningvoorraad in Gieterveen of er sprake is van doorstroming. Een instromer in Aa en Hunze heeft bijna geen kans op de woningmarkt. Een doorstromer met een koopwoningen is kansrijker terwijl een terugstromer het meest kansrijk is. Geconcludeerd kan worden dat gezinswoningen verkocht worden aan andere gezinnen en niet aan starters in de leeftijdcategorie 20-30 jaar. Terwijl juist voor die groep jongeren er in Aa en Hunze amper woningen beschikbaar zijn.
Figuur 3 Doorstroomindicatoren gemeente Aa en Hunze januari 2022
De initiatiefnemers van dit bouwplan streven ernaar om de beoogde drie stuks twee-onder-één-kap woningen (zes woningen totaal) aan de Boerendijk te ontwikkelen zodat starters uit het dorp Gieterveen hier de kans wordt geboden om een nieuwe woning te kopen. Net zoals de gemeente vinden de initiatiefnemers het ook belangrijk dat er voor het eigen dorp gebouwd wordt. Inmiddels zijn hierover ook gesprekken gevoerd. Voor alle zes twee-onder-één kap woningen heeft zich inmiddels al meerdere gegadigden uit het dorp Gieterveen gemeld. Nadat het bestemmingsplan is vastgesteld kan de omgevingsvergunning bouw snel aangevraagd worden, zodat er ook daadwerkelijk voor starters woningen in Gieterveen gebouwd gaan worden.
Toets beschikbaarheid woningbouwlocaties
De huidige stedenbouwkundige structuur van Gieterveen is het beste te beschrijven als een plattelandsdorp met grondgebonden woningen. De bebouwing varieert in omvang en verschijningsvorm en staat in een wisselende afstand tot de weg. Gestapelde woningen zijn niet in Gieterveen aanwezig. De woningmarktanalyse maakt ook duidelijk dat aan dit type woning geen behoefte is in Gieterveen. Daarnaast past het ook niet in het stedenbouwkundig historisch karakter van dit plattelandsdorp.
Om te kunnen bepalen of een beperkte toevoegingen van woningen aangrenzend aan de bebouwde kom mogelijk zou kunnen zijn, moet conform de Woonvisie 2020+ eerst gekeken worden naar mogelijke bouwlocaties binnen de bebouwde kom. Hiervoor is zowel naar onbebouwde gronden gekeken maar ook naar leegstaande gebouwen die naar woningen getransformeerd kunnen worden.
Uit een bureau- en veldonderzoek is gebleken dat in het dorp Gieterveen geen ruimte voor het realiseren van zes grondgebonden starterswoningen. Binnen het stedelijk gebied zijn twee locatie aanwezig die eventueel geschikt gemaakt zouden kunnen worden voor woningbouw. Het gaat hierbij om Herenweg Noord 141 (leegstaande loods naast café Ámoi) en Broek 8 (bedrijfsgebouw Mantingh). Echter gelet op de minimale omvang van percelen voor nieuw te bouwen grondgebonden starterswoningen, de aanwezigheid van bestaande bebouwing en de stedenbouwkundige uitgangspunten voor grondgebonden woningbouw in Gieterveen is een uitvoerbaar woningbouwplan hier te realiseren.
Onbebouwde percelen die eventueel in aanmerking zouden kunnen komen zoals de evenementenlocatie achter het Vondelpad (locatie 1) en de ijsbaan (locatie 2) aan Herenweg Noord liggen buiten het stedelijk gebied. Dit geldt ook voor het plangebied behorende bij dit bestemmingsplan Locatie 3). De begrenzing van het stedelijk gebied die door de provincie Drenthe is overleg met de gemeente Aa en Hunze is vastgesteld bevestigd dit.
Figuur 4 Uitsnede kaart bestaand stedelijk gebied Provinciale omgevingsverordening Drenthe 2018 met potenti"le uitbreidingslocaties
Locatie 2 is niet eerder in beeld geweest voor woningbouw. De ijsbaan heeft daarnaast ook een maatschappelijke functie in het dorp. Een alternatieve locatie voor een ijsbaan in niet in Gieterveen aanwezig. Voor locatie 1 heeft de gemeente al 20 jaar plannen om hier woningbouw te ontwikkelen. Een combinatie van snel te realiseren starterwoningen op locatie 3 en woningen voor doorstromers en terugstromers op locatie 1 maakt een evenwichte verdeling van een passende woningvoorraad is Gieterveen mogelijk. Tevens ligt het risico voor de ontwikkeling van de starterswoningen op locatie 3 bij een particuliere ontwikkelaar. Aangezien locatie 3 al goed ontsloten is, kan hier snel gebouwd worden, zodat de nu aanwezige krapte op de woningmarkt verholpen kan worden.
Conclusie
Uit het demografische onderzoek die is opgesteld bij de woningmarktanalyse in 2022 is gebleken dat in Gieterveen vooral voor gezinnen in gezinswoningen wonen. Gelet op de waarde van deze woningen sluit dit niet aan bij de behoefte naar starterswoningen. Gezinswoningen worden verkocht aan huishoudens (gezinnen) die nu al actief zijn op de woningmarkt (doorstromers en terugstromers). Voor instromers (starters) die nu nog niet actief zijn op de woningmarkt zijn er geen woningen beschikbaar. De in de Woonvisie 2020+ benoemde doorstroming geldt dan dus ook niet voor instromers die nog niet kapitaalkrachtig genoeg zijn om een gezinswoning als eerste woning aan te schaffen.
Binnen het stedelijk gebied zijn geen geschikte locatie aanwezig voor het realiseren van grondgebonden starterswoningen. Grenzend aan het stedelijk gebied zijn er drie locatie die in aanmerking kunnen komen voor woningbouw. Gelet op de vraag naar starterswoningen, doorstroomwoningen en terugkeerwoningen in Gieterveen is een combinatie van het voorliggende plangebied en de gemeentelijk uitbreidingslocatie een goede optie.
De gemeente Aa en Hunze wil de kwaliteit van de openbare ruimte en de leefomgeving in stand houden en versterken. Hiervoor heeft de gemeente haar welstandsbeleid beschreven in de welstandsnota. Met deze nota kan de welstandscommissie daar vorm aan geven. Daarbij zal steeds gekeken worden naar zowel de belangen van de aanvragers als die van de buren in de directe omgeving. Wij willen graag samen met de burgers komen tot een zo goed mogelijk kwalitatieve bijdrage aan de directe omgeving waar een plan voor wordt voorgelegd.
De Boerendijk ligt in het gebied veenkoloniaal landschap. De waarde van het veenkoloniale landschap bestaat uit het patroon van de bebouwing in relatie tot het landschap. Er is waardering voor de openheid van de binnenvenen in het Hunzedal en de lintbebouwing langs de slingerende weg van de randveenontginningen aan de oostzijde van het Hunzedal. Nieuwe elementen zullen altijd met respect voor het landschap moeten worden ingevoegd. Een goede erfinrichting is daarbij van belang.
Ligging
Massa en vorm
Gevelopbouw
Detaillering
Materiaal en kleurgebruik
Afwijken van welstandsnota
De gemeentelijk stedenbouwkundige heeft aangeven dat voor de nokrichting van de twee-onder-een-kap woningen in dit bestemmingsplan afgeweken mag worden. Volgens de welstandcriteria zouden de twee-onder-een-kap woningen een nokrichting moeten krijgen haaks op de Boerendijk. Dit leidt op deze locatie niet tot een goede samenhang met de omgeving. De hoofdweg waar de nokrichtingen zich naar voegen is hier Bonnerveen. De nokrichtingen van de twee onder een kapwoningen krijgen dan een nokrichting in het verlengde van het pand op Bonnerveen 25. Dat is evenwijdig aan de Boerendijk.
Het plangebied is op dit moment in gebruik als grasland. Op de percelen bevinden zich enkele bomen.
Figuur 5 Huidig situatie plangebied (luchtfoto)
Figuur 6 Huidige situatie Boerendijk (aanzicht straatniveau)
Uitgangspunt voor de zes toe te voegen woningen is dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de bestaande bebouwing en landschapselementen. De voorgevels van de twee-onder-een-kap woningen komen niet voorbij de zijgevel van Bonnerveen 25. Voor de beplanting is gekozen om de huidige beplantingstructuur met fluitbomen over te nemen in het inpassingsplan (zie figuur 7). Opgemerkt moet worden dat de in het inpassingsplan ingetekend woning suggestief zijn. Voor de nokrichting, goot- en bouwhoogte wordt aangesloten op de voorwaarde uit de welstandsnota. Zie hiervoor ook hoofdstuk 2.3.2.
Ter plaatse van de meeste rechter twee-onder-één-kap wordt ter plaatse van de nieuwe inrit helaas een bestaande eikenboom gekapt. Direct naast deze te kappen boom wordt een nieuwe boom geplant. Ook wordt om de bomenrij aansluitend te maken nog twee extra fruitbomen aangeplant.
Figuur 7 Landschappelijk inpassingsplan (ingetekende woningen zijn sugestief)
Parkeren vindt conform het gemeentelijk beleid plaats op eigen terrein. Bezoekers kunnen ook gebruik maken van de openbare parkeerplaatsen bij de voetbalvelden. Voor dit project is geen nieuwe ontsluitingsweg nodig. De uitritten sluiten aan op de bestaande weg.
Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Door te zoneren kunnen de milieuonderwerpen geur, stof, geluid en gevaar indirect doorwerken in het bestemmingsplan met als doel het invullen en beheren van de ruimte. Hierbij wordt een scheiding tussen verschillende, vaak zich niet met elkaar verdragende, functies aangehouden. Vanwege dit ruimtelijk structurerend karakter kan een zonering in het bestemmingsplan juridisch worden vastgelegd. Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen de bestemmingsgrens van de toe te laten milieubelastende functie en de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.
Onderzoek
Woningen zijn milieugevoelige objecten. Bij het realiseren van nieuwe milieugevoelige objecten moet worden gekeken naar de omgeving waarin de nieuwe woningen worden gerealiseerd. Aan de Boerendijk zijn meerder functies aanwezig. Naast de voetbalvelden ligt het dorpshuis. Het dorpshuis is bereikbaar via een zij-ingang aan de Boerendijk. De parkeerplaatsen van het voetbalveld en de zijingang van het dorpshuis liggen eveneens aan de Boerendijk. Gelet op de aanwezige functie is de Boerendijk aan te merken als 'gemengd gebied'.
Tegenover het plangebied aan de Boerendijk bevinden zich de sportvelden van de VV Gieterveen. Het gaat hierbij om twee verlichte velden met natuurgras. De geluidhinder bij voetbalvelden wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door stemgeluid afkomstig van bezoekers en spelers op het sportveld. Hierbij is de omvang van het publiek grotendeels bepalend voor de mate van geluidhinder. De overheid heeft stemgeluid op open terreinen geheel uitgesloten van het wettelijk toetsingskader. De reden hiervoor is dat stemgeluid feitelijk niet te reduceren is door middel van technische maatregelen. De meest voor de hand liggende maatregel is het houden van afstand ten opzichte van de geluidgevoelige objecten in de omgeving. Gelet op de omvang van de vereniging (twee seniorenteams en een gezamenlijke jeugdafdeling met twee andere verenigingen) is de geluidhinder, afkomstig van bezoekers en spelers, in de praktijk laag. De voorgevels van de geplande woningen aan de Boerendijk liggen op circa 30 meter van het meest dichtbijgelegen sportveld. Dit is de zijde achter een van de doelen. Gelet op de afstand tot het sportveld, de omvang van de vereniging is de minimale afstand tussen de nog te bouwen woningen en het meest dichtbijgelegen sportveld van 30 meter aanvaardbaar. De woningen voldoen aan een goed woon- en leefklimaat.
Beide voetbalvelden zijn verlicht. Vooral tijdens de trainingen wordt gebruik gemaakt van de verlichting. De verlichting is afgesteld op de velden. Het tweede veld ligt op circa 45 meter van het plangebied. Gelet op de positionering van de verlichting is hinder van de verlichting op het tweede veld miniem. Voor het hoofdveld geldt eveneens dat de verlichting gericht is op het veld. Er is daardoor geen sprake van grote lichtoverlast op de geplande woonpercelen. Het woon- een leefklimaat wordt door de nu al aanwezige verlichting niet onevenredig aangetast.
Figuur 8 Ligging plangebied nabij sportvoorziening en dorpshuis
Conclusie
Aan de richtafstanden voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt voldaan.
De Wet geluidhinder (Wgh) biedt het toetsingskader voor het geluidniveau van wegen, spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen op de gevels van geluidgevoelige gebouwen en terreinen (geluidsgevoelige functies). Voor de geluidsgevoelige functies die binnen bepaalde afstanden (zones) van de verschillende geluidsbronnen liggen, schrijft de Wgh voor dat een aangewezen bevoegd gezag grenswaarden bepaalt. De Wgh kent bandbreedtes waarbinnen het bevoegd gezag moet blijven.
In artikel 82 Wgh is opgenomen dat voor woningen binnen een zone de ten hoogst toelaatbare geluidbelasting van de gevel, vanwege de weg, 48 dB Lden bedraagt. Dit wordt de voorkeursgrenswaarde genoemd. Indien aan deze waarde wordt voldaan zijn er geen akoestische belemmeringen. Voor geluidbelastingen hoger dan de voorkeursgrenswaarde dient, mits voldaan wordt aan de maximale ontheffingswaarde (artikel 83 Wgh, 63 dB Lden), een hogere waarde te worden vastgesteld. Hogere waarden worden pas vastgesteld als blijkt dat geluidbeperkende maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn, of als ze stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële bezwaren hebben.
Onderzoek
Het plangebied is gelegen binnen de bebouwde kom van Gieterveen. Op de Boerendijk, ter hoogte van het plangebied, ligt de grens van de bebouwde kom. De maximum toegestane snelheid wijzigt hier van 30 in 60 km/uur.
Een weg met een snelheidsregime van 30 km/uur kent geen wettelijke geluidzone waardoor de grenswaarde uit de Wet geluidhinder niet van toepassing zijn. Echter loopt de geluidzone van het wegvak met 60 km/uur (zonebreedte 250 meter) over een derde van de zonebreedte door. Hierdoor ligt een deel van het plangebied binnen een wettelijke geluidzone voor wegverkeer en dient onderzocht te worden of aan de wettelijke grenswaarden wordt voldaan.
Uit de resultaten van dit onderzoek (zie ook bijlage 1) blijkt dat de gecumuleerde geluidbelasting, als gevolg van het verkeer op de “Bonnerveen” en de “Boerendijk” op de gevellijn voldoet aan de voorkeursgrenswaarde voor afzonderlijke wegvakken van 48 dB Lden (incl. aftrek art. 110g Wgh) uit de Wet geluidhinder. Vanuit de Wet geluidhinder zijn er dan ook geen belemmeringen geconstateerd om de woningen te realiseren.
Ongeveer 20 meter tegenover de drie twee-onder-een-kap woningen bevinden zich 30 openbaar toegankelijke parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen worden gebruikt door bezoekers van het sportpark en het dorpshuis. Het meeste geluid wat door het parkeren wordt veroorzaakt vindt dus overdag en 's avonds plaats. Het is niet aannemelijk dat de parkeerplaatsen 's nachts veel gebruikt worden. Het aantal parkeerplaatsen en de reden voor het parkeren (bezoek sportpark of dorpshuis) geeft geen aanleiding om van een permanente gedurende de gehele ochtend, middag en avond veroorzakende geluidshinder uit te gaan. Een volledig gebruik van de parkeerplaatsen vindt niet dagelijks plaats.
Conclusie
De geluidbelasting van het wegverkeer voldoet aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh. Het gebruik van de bestaande parkeerplaatsen levert geen onevenredige geluidshinder op. De aard en omvang van de parkeerplaatsen past in een kleinschalige woonomgeving. Hierdoor kan gesteld worden dat bij de te realiseren woningen, ten aanzien van wegverkeerslawaai, sprake is van een akoestisch goed woon- en leefklimaat.
Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient te worden bepaald of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd.
Onderzoek
Klijn Bodemonderzoek B.V. heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie Boerendijk/Bonnerveen te Gieterveen. De volledige rapportage is opgenomen als bijlage 2. In het uitgevoerde bodemonderzoek is door middel van de bemonstering en analyse van grond en grondwater de milieuhygiënische bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie vastgesteld. Met betrekking tot de historie en het huidige gebruik van de onderzoekslocatie, wordt de gedempte beschouwd als "verdacht" en het overige terrein als "niet-verdacht" ten aanzien van bodemverontreiniging.
Van de bodemkwaliteit op de onderzoekslocatie is het volgende beeld verkregen:
Gehele onderzoekslocatie
Overig terrein en dam
Gedempte sloot
Conclusie
Gezien de resultaten van het bodemonderzoek wordt geconcludeerd dat de voor de onderzoekslocatie opgestelde hypothese "niet verdachte locatie met verdachte locatie", gedeeltelijk juist is. Er zijn immers op de onverdachte locatie enkel licht verhoogde gehalten aan barium en koper in het grondwater aangetroffen. Ter plaatse van de gedempte sloot is een licht verhoogd gehalte aan barium in het grondwater aangetroffen.
De geconstateerde verhoogde gehalten liggen onder de indexwaarde van 0,5 en/of interventiewaarde en vormen géén aanleiding tot het instellen van een nader bodemonderzoek.
Op basis van de onderzoeksresultaten bestaan er, vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien, geen belemmeringen ten aanzien van het gebruik van het terrein, de voorgenomen bestemmingswijziging en de afgifte van een omgevingsvergunning ten behoeve van de geplande bouwactiviteiten op het terrein.
Asbest
Op basis van de historie van het perceel, de uitgevoerde maaiveldinspectie en de zintuiglijke waarnemingen tijdens de boorwerkzaamheden -waarbij geen asbestverdachte materialen zijn aangetroffen- is het aannemelijk dat er geen sprake is van een verontreiniging van de bodem met asbest. Indien hierover echter meer zekerheid is gewenst, wordt geadviseerd een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5707 of NEN 5897 uit te laten voeren.
De Europese Kaderrichtlijn Water is richtinggevend voor de bescherming van de oppervlaktewaterkwaliteit in de landen in de Europese Unie. Ruimtelijk relevant rijksbeleid is verwoord in de Nota Ruimte en het Nationaal Waterplan (inclusief de stroomgebiedbeheerplannen). Op provinciaal niveau zijn de Omgevingsvisie en de bijbehorende Omgevingsverordening richtinggevend voor ruimtelijke plannen.
Het voorliggende bestemmingsplan is in het kader van de watertoets voorgelegd aan het Waterschap Hunze en Aa's. Dit is gebeurd via de digitale watertoets. De aanmelding heeft ertoe geleid dat de normale procedure wordt doorlopen. Het waterschap heeft een uitgangspuntennotitie aangeleverd die is verwerkt in deze waterparagraaf. De uitgangspuntennotitie is opgenomen als bijlage 3 bij deze toelichting.
Bebouwing en verharding
Het plangebied is op dit moment nog onbebouwd en onverhard. De percelen liggen aan de rand van het meer dichtbebouwde centrum van Gieterveen. Ondanks dat het plangebied in de bebouwde kom ligt, heeft het de ruimtelijk kernmerken van het buitengebied. Het huidig grondgebruik is grasland.
Bodemopbouw (globaal)
De bodem van het gehele plangebied bestaat uit veldpodzolgrond in zwak lemig zand.
Grondwater
De Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) in het plangebied ligt globaal tussen 40 en 1.40 cm -mv. Het plangebied is niet gelegen in een waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied.
Het plangebied ligt in een peilgebied met een zomerpeil van +2,00 m NAP en een winterpeil van +1,55 m NAP. Ten oosten van het plangebied ligt een hoofdwatergang. De sloten binnen het plangebied zijn op de hoofdwatergang aangesloten. De hoogteligging in het plangebied is wisselend. Er liggen lage gedeelten vooral aan de achterzijde van de percelen.
Oppervlaktewater
Binnen het plangebied liggen schouwsloten. Schouwsloten zijn sloten die niet in eigendom zijn van het waterschap, maar een belangrijke lokale functie vervullen voor de afwatering van een groter gebied, meerdere eigenaren en/of belangen van derden. Vanwege deze afwateringsfunctie is het van belang dat een schouwsloot goed onderhoud heeft. De eigenaren van schouwsloten zijn verplicht het benodigde doorstroomprofiel jaarlijks schoon te houden en het waterschap ziet hierop toe via de schouw. Het profiel van een schouwsloot mag niet zonder toestemming van het waterschap gewijzigd worden (Keur Waterschap Hunze en Aa's).
Figuur 9 Waterschapskaart Hunze en Aa's omgeving plangebied
Keuze watersysteem en watercompensatie
In totaal worden er met dit woningbouwproject zes woningen mogelijk gemaakt. Het gaat om zes geschakelde woningen (drie maal twee-onder-een-kap). Voor de twee-onder-een-kap woningen is per woningen rekening gehouden met een oppervlakte voor de gebouwen en overkappingen van 125 m2. In totaal wordt dus een maximaal bebouwingsoppervlak van 750 m2 mogelijk gemaakt. Oppervlakteverharding zoals terrassen, opritten en overige tuinverharding is hierin nog niet meegenomen. In de watertoets is hiervoor rekening gehouden met een totale verharding van 150 m2. De oppervlakte van de te bestemming woonpercelen bedraagt circa 3.500 m2.
In de uitgangspuntennotitie is aangegeven dat voor een toename van verhard oppervlak met 900 m2 een waterberging van 164 m3 benodigd is. Hiervoor is op de percelen voldoende ruimte aanwezig. Het waterhuishuidkundig plan wordt ruimschoots voor de start van de bouw met het waterschap afgestemd.
Riolering
Het vuile afvalwater vanuit de nieuwe woningen zal afgevoerd worden via het bestaande rioleringssysteem dat in de omgeving aanwezig is. De woningen zullen daartoe worden aangesloten op dit systeem. Via dit rioleringssysteem wordt het afvalwater afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. Het hemelwater dat op de daken van de nieuwe woningen, bijgebouwen, overkapping en bijbehorende erfverharding neerkomt, wordt apart ingezameld en zal gescheiden blijven van het vuile huishoudelijke afvalwater. Het hemelwater zal in de bodem worden geïnfiltreerden daarna geleidelijk afwateren via de sloten.
Waterkering
In het plangebied zijn geen waterkeringen aanwezig.
Wateroverlast en verdroging
Om grondwateroverlast te voorkomen is een minimale ontwateringsdiepte (de afstand tussen het maaiveld en de grondwaterstand) nodig. In het plangebied is de GHG (plaatselijk) relatief hoog, waardoor de kans op overlast toeneemt. De voor het plan noodzakelijke ontwateringsnorm wordt mogelijk niet in het hele plangebied gehaald. Voor woningen met kruipruimtes is dit 0,7 m-mv, voor tuinen en plantsoenen is dit 0,5 m-mv, en voor woningen zonder kruipruimte is de norm 0,3 m-mv. Mocht de beoogde functie van het ingediende plan overlast kunnen ondervinden door onvoldoende ontwateringsdiepte, is het te adviseren om hier rekening mee te houden in het ontwerp en bij de inrichting.
Via drooglegging (de afstand tussen het maaiveld en het vastgestelde waterpeil) kan het waterschap de ontwateringsdiepte (de afstand tussen het maaiveld en de grondwaterstand) sturen. Het in een peilgebied gehanteerde waterpeil is erop gericht om de in het peilgebied aanwezige functies mogelijk te maken. Voor het ingediende plan is een peilwijziging gewenst voor het betreffende peilgebied; deze wijziging moet aangevraagd worden, zodat een nieuw peilbesluit kan worden op- en vastgesteld. Het belangrijkste uitgangspunt hierbij is echter dat andere in het gebied voorkomende functies en grondgebruik geen overlast en/of schade hiervan mogen ondervinden. Het functioneren van het grondwatersysteem moet als ordenend element meegenomen worden in de locatiekeuze en de inrichting van plannen.
Waterkwaliteit
Het hemelwater dient zo schoon mogelijk te blijven. Het is daarom belangrijk om de waterkwaliteit te bewaken. Daartoe dient het gebruik van uitloogbare materialen (zoals zink) bij de bouw van de nieuwe woningen evenals bij toekomstige onderhouds- en renovatiewerkzaamheden zoveel mogelijk te worden vermeden.
Er zijn twee soorten ecologisch onderzoek. Een onderzoek naar de ecologisch effecten van een nieuwe gebiedsontwikkeling op kwetsbare gebieden (waaronder stikstofgevoelige gebieden) en een onderzoek naar beschermde soorten (flora en fauna) die mogelijk in of nabij het plangebied aanwezig is of zou kunnen zijn. Deze worden hierna besproken.
Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wnb richt zich op de bescherming van Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden). Activiteiten en ontwikkelingen die kunnen leiden tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden zijn in beginsel niet toegestaan, tenzij hiervoor een vergunning op grond van de Wnb is verkregen.
Naast de bescherming van de Wnb kunnen waardevolle gebieden ook beleidsmatig beschermd zijn doordat zij behoren tot het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Uitgangspunt van het beleid is dat plannen, handelingen en projecten in het NNN niet toegestaan zijn indien zij de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN significant aantasten. Het NNN is in de provinciale omgevingsvisie uitgewerkt.
Conclusie
Het plangebied behoort niet tot het NNN of Natura 2000-gebied. Vanwege de ligging buiten het Natuurnetwerk Nederland, hoeft het initiatief niet getoetst te worden aan beleidsregels voor de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland, omdat de bescherming van het NNN geen externe werking kent.
Voor de realisatie van dit bouwproject wordt er gewerkt met meerdere werktuigen op de bouwplaats. Vanuit de verbrandingsmotoren van deze werktuigen ontstaan stikstofoxiden (NOx). De uitstoot is afhankelijk van factoren als het type werktuig, het vermogen, het percentage belasting en het aantal draaiuren. Deze variabelen zijn ingevoerd in het AERIUS model van het RIVM (versie 2023.01). Na invoer van de gegevens van de mobiele werktuigen zijn ook de gegevens met betrekking op de vervoersbewegingen van en naar de bouwplaats en de vervoersgegevens tijdens de gebuiksfase in de AERIUS calculator ingevoerd. Vervolgens is door de AERIUS calculator de totale stikstofdepositie van de aanleg- en de gebruiksfase in stikstofgevoelige gebieden als gevolg van deze emissies berekend. Het stikstofonderzoek is als bijlage 3 toegevoegd bij deze toelichting.
Conclusie
Door het toevoegen van 6 woningen neemt de stikstofdepositie op het dichtstbijzijnde stikstofgevoelig gebied niet toe.
De soortenbescherming is eveneens geregeld in de Wnb. Het doel van de Wnb is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Wnb kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden. Gedeputeerde Staten kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten vrijstelling verlenen van dit verbod. In de provinciale verordening dient deze mogelijkheden dan wel opgenomen te zijn. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden nagegaan/onderbouwd, of zich in het betreffende gebied beschermde soorten bevinden.
Onderzoek
Natuurbank Overijssel heeft op 17 januari 2022 een quickscan flora en fauna in het plangebied uitgevoerd. De volledige rapportage is opgenomen in bijlage 4. Geconstateerd is dat de aanwezige bebouwing en beplanten het plangebied niet tot een geschikte groeiplaats voor beschermde plantensoorten en tot een weinig geschikt leefgebied van beschermde dieren maakt. Verschillende soorten vogels, amfibieën, grondgebonden zoogdieren en vleermuizen benutten het plangebied als foerageergebied, maar alleen de smalle strook met opgaande beplanting vormt een geschikte plek voor vogels, amfibieën en beschermde grondgebonden zoogdieren om er een vaste rust- en/of voortplantingsplaats te bezetten. Deze smalle strook wordt niet beïnvloed door uitvoering van de voorgenomen activiteiten.
Als gevolg van de voorgenomen activiteiten wordt geen beschermd dier gedood en wordt geen vaste rust- of voortplantingsplaats van een beschermd dier beschadigd of vernield. Door het ontwikkelen van woonerven in het plangebied, neemt de betekenis van het plangebied als foerageergebied voor sommige beschermde dieren af. Dit leidt echter niet tot overtreding van een verbodsbepaling van de Wet natuurbescherming.
Conclusie
Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden. In het kader van de zorgplicht hoeven geen specifieke maatregelen genomen te worden.
Erfgoedwet
Op 1 juli 2016 is de nieuwe Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt onder meer de Monumentenwet 1988. In artikel 9.1 van de Erfgoedwet is echter bepaald dat tot het tijdstip waarop de nieuwe Omgevingswet in werking is getreden de bepalingen uit de Monumentenwet 1988 met betrekking tot archeologie van toepassing blijven. Ter implementatie van het Verdrag van Malta, is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. De kern van de Monumentenwet 1988 is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Op welke plaatsen archeologisch onderzoek aan de orde is, wordt op grond van gemeentelijk of provinciaal beleid bepaald.
Provinciaal archeologisch beleid
Het plangebied maakt geen deel uit van de in de provinciale omgevingsverordening aanwezen archeologisch gebied. Provinciaal archeologisch beleid is dus niet van toepassing.
Gemeentelijk archeologische beleid
Volgens het bestemmingsplan 'Buitengebied' zijn in het plangebied meerdere archeologische waarden.
Op de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Aa en Hunze komen binnen het plangebied twee regimes voor (zie Figuur 10). voor het westelijke deel van het plangebied geldt een verplichting voor archeologisch onderzoek, zonder vrijstellingsgrenzen voor oppervlak en diepte (zie Figuur 8), lichtblauwe kleur). Voor het oostelijk deel van het plangebied geldt de archeologische verwachting middelhoog. Voor dit deel van het plangebied ligt de grens voor archeologische onderzoek bij een oppervlak van 1000 m² en een diepte van 0,30 m.
Figuur 10 Uitsnede Archeologisch beleidsadvieskaart Aa en Hunze
In verband met de geplande bouw van zes woningen is door De Steekproef een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een veldonderzoek, verkennende en karterende fase. Bij het bureauonderzoek zijn bronnen geraadpleegd op het gebied van fysische geografie, archeologie en historische geografie. Tijdens het veldonderzoek zijn twaalf boringen geplaatst om de opbouw en gaafheid van de bodem te bepalen en te zoeken naar archeologische indicatoren. De volledige rapportage is opgenomen als biilage 6.
Conclusie
Het archeologisch onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van archeologische waarden. Geadviseerd is om geen nader archeologisch onderzoek te laten uitvoeren en het gebied op archeologische gronden vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling.
In 2016 is de cultuurhistorische waardenkaart vastgesteld. De historische cultuurlandschappen, de landschapselementen, de historische bouwkunst en stedenbouw in de gemeente Aa en Hunze zijn geïnventariseerd en inzichtelijk gemaakt op deze gedetailleerde cultuurhistorische waardenkaarten.
Figuur 11 Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart
Het plangebied maakt deel uit van landschap van de Veenkoloniën, type randveenontginning (zie figuur 7, lichtpaarse kleur). Aan de Boerendijk staan aan de zijde van het plangebied fruitbomen. Gekozen is om de gaten in deze bomen rij op te vullen met nieuwe fruitbomen. Dit sluit aan bij de cultuurhistorische beplanting langs de wegen van Gieterveen. In het bij de regels behorende landschappelijk inpassingsplan (bijlage 1 behorende bij de regels) is de beplanting juridisch vastgelegd. Via een voorwaarde verplichting dient dit inpassingsplan ook uitgevoerd te worden.
Voor aardkundige waarden geldt voor het plangebied een generieke (provinciale) bescherming. Dit zijn gebieden die niet onderscheidend zijn voor een aardkundig hoofdlandschap, teveel zijn aangetast of niet zeldzaam zijn.
Conclusie
In het plangebied zijn geen specifieke cultuurhistorische en aardkundige waarden aanwezig.
Het externe veiligheidsbeleid stelt twee zaken centraal:
Voor het bereiken van de eerste doelstelling wordt gebruik gemaakt van het begrip plaatsgebonden risico (PR). Het PR geeft de kans per jaar aan dat een persoon op die plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij genoemde risicobronnen. De norm voor het PR is de kans van 1:1.000.000 (10-6). Het PR is alleen van toepassing indien binnen de PR contour (zone rondom een risicobron) kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woning, ziekenhuis, grote winkelcentra en bedrijven) zich bevinden. Voor beperkt kwetsbare objecten (bijvoorbeeld een kleine winkel of klein bedrijf) geldt een richtwaarde.
Voor het bereiken van de tweede doelstelling wordt gebruik gemaakt van het groepsrisico (GR). Het GR geeft aan wat de kans is op een ongeval waarbij tien of meer dodelijke slachtoffers vallen in de omgeving van de risicobron. Het aantal personen dat in de omgeving van de risicobron verblijft, bepaalt daardoor de hoogte van het GR. Voor het GR geldt geen norm, maar een oriëntatiewaarde en in bepaalde gevallen een verantwoordingsplicht. Dit betekent dat het bevoegde gezag bij het nemen van een besluit het GR moet verantwoorden.
Toets
In en nabij het plangebied zijn geen risicovolle transportroutes, risicovolle buisleidingen of risicovolle inrichtingen aanwezig. Voor het plangebied gelden daarom geen risicocontouren waaraan het nieuwe woningbouwproject getoetst moet worden.
Met wet- en regelgeving wil de overheid zorgen voor een goede luchtkwaliteit waardoor men burgers beschermt tegen de schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).
NSL/NIBM
Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
Deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.
Ook projecten die 'Niet in betekenende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van NIBM, zijn vastgelegd in de 'Algemene maatregel van Bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM). In het Besluit NIBM is vastgelegd dat na vaststelling van het
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil de NIBM-tool april 2018 ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.
Onderzoek
Met dit bestemmingsplan wordt de realisatie van zes woningen planologisch mogelijk gemaakt. Op grond van de CROW – publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen' (december 2018) is de verkeersgeneratie van een twee-onder-een-kap koopwoning bepaald op minimaal 7,4 en maximaal 8,2 ritten per werkdag.
Niet stedelijk | Aantal ritten personenauto's per werkdag |
Huidige situatie | 0 |
Nieuwe situatie | Minimaal 45, maximaal 50 |
Verschil | 45 - 50 personenauto's per dag |
Conclusie
Uit de NIBM berekening blijkt dat de bijdrage van het extra verkeer niet in betekende mate is. Een nader onderzoek is daarom niet nodig.
In het Besluit m.e.r. is in de D-lijst aangegeven welke activiteiten m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Wanneer een activiteit onder de in kolom 2 van deze D-lijst opgenomen drempelwaarde blijft, moet het bevoegd gezag zich er nog steeds van vergewissen of de activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen
In onderdeel D 11.2 zijn de drempelwaarde voor een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. In tegenstelling tot de Bro is in het Besluit m.e.r. het begrip stedelijk ontwikkelingsproject niet gedefinieerd.
Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet worden gekeken naar de concrete omstandigheden van het project. Onder meer de aard, de omvang en de milieugevolgen van de stedelijke ontwikkeling zijn relevant. Als een ontwikkeling negatieve milieugevolgen heeft dan is er sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject. Gelet op de huidige situatie waarin het plangebied als grasland wordt gebruikt is er sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject. Het aantal verkeersbewegingen en de oppervlakteverharding neemt toe.
Dit woningbouwproject ligt onder de drempelwaarde. Het project is daarom niet MER plichtig. Omdat er wel sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject is onderzocht of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Hiervoor is een vormvrij m.e.r.-aanmeldingsnotitie opgesteld. Deze notitie is als bijlage 5 toegevoegd aan deze toelichting. Het college heeft op basis van deze notitie besloten dat geen m.e.r. procedure hoeft te worden doorlopen.
Dit bestemmingsplan sluit aan op de door de gemeente Aa en Hunze recent in andere bestemmingsplannen gebruikte plansystematiek. Daarnaast voldoet het bestemmingsplan aan het door het Rijk opgestelde plansystematiek in inhoud zoals benoemd in de Wro, Bro, Wabo en de SVBP 2012.
Binnen de bestemming Wonen – 1 zijn uitsluitend twee-onder-een-kap woningen toegestaan. Voor de zes woningen aan de Boerendijk is naast de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' ook in de het bestemmingsvlak de aanduiding 'twee-aan-een' toegevoegd. Hiermee is juridisch vastgelegd dat enkel twee-onder-een-kap woningen zijn toegestaan. Bepaald is dat de nokrichting voor deze woningen evenwijdig aan de voorgevel is. De woningen worden in een bouwlaag met kap gebouwd. Om voldoende ruimte tussen de hoofdgebouwen te behouden is een maximale breedte van de voorgevel bepaald. Deze breedte bedraagt 7 meter. De goot- en bouwhoogte bedraagt respectievelijk ten hoogste 4 meter en 9 meter. Bed en breakfast voor maximaal vier personen, mantelzorg en aan huis verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten zijn bij recht mogelijk, maar wel uitsluitend in combinatie met het wonen. Gekozen is om het aantal bed en breakfast voorzieningen te maximaliseren op vier personen per woning. Hiermee blijft het ondergeschikt aan het hoofdgebouw waardoor de woning niet de verschijningsvorm van een hotelachtige voorziening krijgt. Dit past niet in het huidige bebouwingslint. Hiermee wordt voldaan aan op 23 april 2015 vastgestelde beleidsnotitie "Bed & Breakfast-accommodaties in Aa en Hunze".
Initiatiefnemers hebben het voorgenomen woningbouwproject besproken met de dorpsvereniging en met de direct omwonenden. Voor dit woningbouwproject is vanuit de directe omgeving draagvlak. De initiatiefnemers betrekken de omwonenden bij de plannen en informeren hun persoonlijk over de voortgang. Over de terinzagelegging van het voorontwerp zijn de omwonenden persoonlijk door de initiatiefnemer geïnformeerd.
Het voorontwerpbestemmingsplan is gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Ook is er gedurende deze periode het overleg gevoerd met de provincie en het waterschap. Naar aanleiding van de inspraakreacties is een aangepaste versie van het woningbouwplan tijdens een informatiebijeenkomst gepresenteerd aan de omwonenden en andere belanghebbenden.
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen. Tegen het voorontwerp zijn 8 inpraakreacties ingediend. De inspraakreactie hebben geleid tot een gewijzigd ontwerpbestemmingsplan. De belangrijkste wijziging is de aanpassing van het plangebied. De twee vrijstaande woningen die in het voorontwerp bestemd waren aan de Bonnerveen zijn niet meer opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. Voor die twee percelen blijft de huidige bestemming dus nog van toepassing. Een samenvatting van de inspraakreacties en de beantwoording op deze inspraakreacties is opgenomen in de als bijalge 7 toegevoegde 'reactienota inspraak en overleg'.
Het voorontwerp bestemmingsplan is aangeboden aan diensten van het Rijk, de provincie Drenthe en het waterschap Hunze en Aa's. Er zijn overlegreacties ontvangen van de provincie en het waterschap. De reactie van het waterschap heeft geleid tot een aanpassing in het ontwerpbestemmingsplan. De provincie heeft in haar overlegreactie aangegeven geen bezwaren te hebben tegen het voorontwerpbestemmingsplan. Een samenvatting van de overlegreacties en de beantwoording op deze overlegreacties is opgenomen in de als bijlage 7 toegevoegde 'reactienota inspraak en overleg'.
Het ontwerp bestemmingsplan “Gieterveen –Boerendijk” heeft vanaf 6 juli 2023 gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegen. Binnen de vorenstaande termijn kon een ieder schriftelijk of mondeling zijn of haar zienswijze op het ontwerp bestemmingsplan naar voren brengen. Gedurende deze termijn zijn er 2 afzonderlijke zienswijzen ontvangen. Een samenvatting van de zienswijzen en de beantwoording op deze zienswijzen is opgenomen in de als bijlage 8 toegevoegde 'reactienota zienswijzen'.
De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning. Het bevoegd gezag dient een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, tenzij:
Over het verhalen van de gemeentelijke kosten worden voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan en exploitatieovereenkomst afgesloten. Daarmee zijn de kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd. Ook is het bepalen van een tijdvak of fasering niet aan de orde en is het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels niet noodzakelijk. De vaststelling van een exploitatieplan is zodoende niet nodig, aangezien het kostenverhaal nu anderszins verzekerd is.