Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Gieterveen – Bonnerveen en Boerendijk
Status: voorontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1680.BUIGTVWON-VO01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Gieterveen – Bonnerveen en Boerendijk' met identificatienummer NL.IMRO.1680.BUIGTVWON-VO01 van de gemeente Aa en Hunze;
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betref;
 
1.5 bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.6 bed en breakfast:
een bedrijfsmatige voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch-recreatieve activiteit, welke bedrijfsmatige voorziening ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;
 
1.7 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale bruto vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, een (dienstverlenend) bedrijf en/of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
 
1.8 beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis:
een beroep of bedrijf aan huis dat op kleine schaal in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse. Onder een aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt in geen geval verstaan het exploiteren van een seksinrichting in welke vorm dan ook;
 
1.9 bestaande:
  1. bij bouwwerken: een legaal bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. bij gebruik: het legaal gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat, tenzij inde regels anders is bepaald; 
1.10 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.11 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.12 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
 
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
 
1.14 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.15 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.16 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
 
1.17 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.18 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.19 dak:
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
 
1.20 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;e-commerce, zonder dat sprake is van een showroom en toonbankfunctie, daaronder niet begrepen;
 
1.21 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder belwinkel en internetverkeer, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
 
1.22 e-commerce
het doen van zakelijke transacties waarbij de interactie tussen de partijen elektronisch plaatsvindt en de daarbij behorende opslag en verzendfaciliteiten;
 
1.23 erf:
het binnen de woonbestemming en tuinbestemming gelegen gedeelte van het perceel;
 
1.24 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.25 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
 
1.26 horecabedrijf:
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaakfunctie, met uitzondering van een seksinrichting;
 
1.27 huishouden:
de samenlevingsvorm van één gezin, waaronder mede wordt begrepen de inwoning, al dan niet bij wijze van mantelzorg, met eigen voorzieningen van verwanten of andere personen en met een gezin gelijk te stellen samenlevingsvormen;
 
1.28 kampeermiddel:
een onderkomen dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf, maar zonder een met de grond verbonden constructie en zonder een plaatsgebonden karakter;
 
1.29 kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
 
1.30 mantelzorg:
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
 
1.31 milieusituatie:
de waarde van een gebied in milieuhygiënische zin door de mate van scheiding tussen milieugevoelige en milieubelastende functies, daarbij in het bijzonder gelet op het voorkomen, dan wel beperken van hinder door geur, stof, geluid, gevaar, (bodem)verontreiniging, licht en/of trilling;
 
1.32 nutsvoorzieningen:
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;
 
1.33 openbare dienstverlening:
de dienstverlening door een (semi-)overheidsinstelling in het kader van de uitoefening van de aan die instelling toegekende publieke taak;
 
1.34 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen bijbehorend bouwwerk zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
 
1.35 overkappping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;
 
1.36 peil:
de hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven. Daarbij wordt een bouwwerk, voor zover dit zich bevindt op een erf- of perceelgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkte terrein het hoogst is;
 
1.37 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.38 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een seksclub of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.39 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel daarvan die door de ligging, de situatie ter plaatse en de indeling van het gebouw het sterkst op de weg is gericht;
 
1.40 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten;
 
1.41 woning:
een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting één afzonderlijk huishouden;
 
1.42 woonsituatie:
de waarde van een gebied voor de woonfunctie, die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkómen of beperken van hinder.
  
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.6 de afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens:
vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, tot de (zijdelingse) perceelgrens.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Wonen - 1
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen, al dan niet in combinatie met de volgende bij het wonen toegestane functies:
    1. bed en breakfast, voor maximaal 4 personen en maximaal 2 kamers;
    2. mantelzorg;
    3. aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zoals genoemd in Bijlage 1;
  2. bijbehorende bouwwerken; 
met ondergeschikt:
  1. tuinen en erven;
  2. verhardingen en paden;
  3. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. sport- en speelvoorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen; 
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels: 
  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
  2. een hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  3. de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens;
  4. het aantal woningen mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het daar aangegeven aantal als maximum per bestemmingsvlak bedragen;
  5. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 9 meter bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
  6. de goothoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 3,5 meter bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze hoger is;
  7. een hoofdgebouw mag uitsluitend zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° mag bedragen;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'nokrichting' wordt het hoofdgebouw voorzien van een kap met een nokrichting haaks aan de voorgevel. 
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken
 
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de bijbehorende bouwwerken mogen minimaal 3 meter achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden opgericht;
  2. De gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 100 meter2 bedragen, met dien verstande dat:
    • de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt, met uitzondering van een vergroting ten behoeve van de huisvesting van mindervaliden en zorgbehoevenden, waarbij op basis van een besluit van de Wet maatschappelijke ondersteuning of een verklaring van de GGD dient te worden aangetoond dat de gewenste uitbreiding noodzakelijk is;
  3. de goothoogte van de bijbehorende bouwwerk zal ten hoogste 3,5 meter bedragen;
  4. de dakhelling van een bijbehorende bouwwerk zal ten minste 25° bedragen, tenzij een bijbehorende bouwwerken wordt voorzien van een plat dak;
  5. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 60° bedragen, tenzij een bijbehorende bouwwerken wordt voorzien van een plat dak;
  6. de maximale afstand van een vrijstaand bijgebouw tot het dichtstbijzijnde punt van een hoofdgebouw zal ten hoogste 25 meter bedragen. 
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de hoogte van erf- of perceelsafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel verlengde daarvan, ten hoogste 2 meter mag bedragen;
  2. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen. 
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. de woonsituatie;
  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de milieusituatie;
  6. de sociale veiligheid;
  7. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding; 
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 3.2.1., sub b. en toestaan dat het hoofgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
  2. lid 3.2.2, sub a. en toestaan dat bijbehorende bouwwerken minder dan 3 m achter c.q. voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  3. lid 3.2.2, sub c. en toestaan dat de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw en een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping wordt verhoogd tot ten hoogste 4,5 m;
  4. lid 3.2.2, sub d. en e. en toestaan dat de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk wordt verlaagd of verhoogd. 
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige (recreatieve) woning;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, zodanig dat:
    1. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan een derde bedraagt van het oppervlakte van de op het perceel aanwezige gebouwen;
    2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 meter2 bedraagt van het oppervlakte van de op het perceel aanwezige gebouwen;
    3. de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis niet worden uitgeoefend door in ieder geval een van de bewoners van de woning;
    4. de woonsituatie en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden onevenredig worden aangetast;
    5. onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
    6. het milieuvergunning- of meldingsplichtige inrichtingen betreft;
    7. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het aanbrengen van reclame-uitingen met een oppervlakte van meer dan 0,5 meter2;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, tenzij het detailhandel betreft bij een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen dat beroep of die activiteit vervaardigd worden;
  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
  6. gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  7. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  8. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken)voer-, vaar- of vliegtuigen;
  9. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  10. het gebruik van gronden ten behoeve van zonne-akkers.  
3.5 Voorwaardelijke verplichting
  1. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 2 van de regels opgenomen erfinrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 2 van de regels opgenomen erfinrichtingsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
  3. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in bijlage 2 van de regels opgenomen erfinrichtingsplan en andere maatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
    • de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in bijlage 2 opgenomen maatregelen;
    • er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
 
 
Artikel 4 Wonen - 2
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen, al dan niet in combinatie met de volgende bij het wonen toegestane functies:
    1. bed en breakfast, voor maximaal 4 personen en maximaal 2 kamers;
    2. mantelzorg;
    3. aan-huis-verbonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, zoals genoemd in Bijlage 1;
  2. bijbehorende bouwwerken; 
met ondergeschikt:
  1. tuinen en erven;
  2. verhardingen en paden;
  3. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. groenvoorzieningen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. sport- en speelvoorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen; 
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend twee onder een kap woningen worden gebouwd;
  2. een hoofdgebouw dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  3. de voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens;
  4. het aantal woningen mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het daar aangegeven aantal als maximum per bestemmingsvlak bedragen;
  5. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse bouwperceelgrens dient ten minste 3 meter te bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt;
  6. de maximale breedte van een woning mag ten hoogte 7 meter bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze breder is;
  7. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 9 meter bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze hoger is;
  8. de goothoogte van een hoofdgebouw mag ten hoogste 4 meter bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze hoger is;
  9. een hoofdgebouw mag uitsluitend zijn voorzien van een kap, waarvan de dakhelling ten minste 30° en ten hoogste 60° mag bedragen.
  10. ter plaatse van de aanduiding 'nokrichting' wordt het hoofdgebouw voorzien van een kap met een nokrichting dwars aan de voorgevel. 
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken
 
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de bijbehorende bouwwerken mogen minimaal 3 meter achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden opgericht;
  2. de bijbehorende bouwwerken mogen minimaal 1 meter vanaf de zijdelingse perceelgrens worden opgericht, dan wel op de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd;
  3. De gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 100 meter2 bedragen, met dien verstande dat:
  4. - de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt, met uitzondering van een vergroting ten behoeve van de huisvesting van mindervaliden en zorgbehoevenden, waarbij op basis van een besluit van de Wet maatschappelijke ondersteuning of een verklaring van de GGD dient te worden aangetoond dat de gewenste uitbreiding noodzakelijk is;
  5. de goothoogte van de bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van vrijstaande bouwwerken, zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,25 meter, met dien verstande dat de goothoogte van het bijbehorende bouwwerk ten hoogste 4 meter zal bedragen;
  6. de goothoogte van vrijstaand bouwwerken zal ten hoogste 3 meter bedragen;
  7. de dakhelling van een bijbehorende bouwwerk zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen, tenzij een bijbehorende bouwwerken wordt voorzien van een plat dak;
  8. de maximale afstand van een vrijstaand bijgebouw tot het dichtstbijzijnde punt van een hoofdgebouw zal ten hoogste 25 meter bedragen. 
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de hoogte van erf- of perceelsafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel verlengde daarvan, ten hoogste 2 meter mag bedragen;
  2. de hoogte van de overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen. 
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  1. de woonsituatie;
  2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de milieusituatie;
  6. de sociale veiligheid;
  7. brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding; 
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 4.2.1., sub b. en toestaan dat het hoofgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
  2. lid 4.2.2, sub a. en toestaan dat bijbehorende bouwwerken minder dan 3 m achter c.q. voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  3. lid 4.2.2, sub f. en toestaan dat de goothoogte van een vrijstaand bouwwerk wordt verhoogd tot ten hoogste 4,5 m;
  4. lid 4.2.2, sub g. en toestaan dat de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk wordt verlaagd of verhoogd. 
4.4 Specifieke gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
  1. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige (recreatieve) woning;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis, zodanig dat:
    1. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan een derde bedraagt van het oppervlakte van de op het perceel aanwezige gebouwen;
    2. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 50 meter2 bedraagt van het oppervlakte van de op het perceel aanwezige gebouwen;
    3. de beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis niet worden uitgeoefend door in ieder geval een van de bewoners van de woning;
    4. de woonsituatie en/of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden onevenredig worden aangetast;
    5. onevenredige parkeerdruk voor de omgeving optreedt;
    6. het milieuvergunning- of meldingsplichtige inrichtingen betreft;
    7. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het aanbrengen van reclame-uitingen met een oppervlakte van meer dan 0,5 meter2;
  3. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden;
  4. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel, tenzij het detailhandel betreft bij een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen dat beroep of die activiteit vervaardigd worden;
  5. het gebruik van gronden en bouwwerken voor seksinrichtingen;
  6. gebruik van gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  7. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan voor de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  8. het gebruik van gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken)voer-, vaar- of vliegtuigen;
  9. het gebruik van gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  10. het gebruik van gronden ten behoeve van zonne-akkers.   
4.5 Voorwaardelijke verplichting
  1. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 2 van de regels opgenomen erfinrichtingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in bijlage 2 van de regels opgenomen erfinrichtingsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
  3. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in bijlage 2 van de regels opgenomen erfinrichtingsplan en andere maatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
  4. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in bijlage 2 opgenomen maatregelen;
  5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
  
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de gebiedsbestemmingen en de overige bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
  
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
 
7.1 Afwijken bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  
Artikel 8 Overige regels
 
8.1 Aanvullende werking welstandscriteria
 
De ter plaatse en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de welstandscriteria.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
 
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
  3. het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 
9.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verbonden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  
Artikel 10 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Gieterveen, Bonnerveen en Boerendijk’.