Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Buitengebied Gasselte, Heetweg 1
Status: voorontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1680.BUIHEETWEG1-VO01

Artikel 4 Waarde - Archeologie

 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud en bescherming van hoge en middelhoge archeologische waarden.
 
4.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 30 cm. beneden het maaiveld wordt geroerd en er sprake is van een bouwvoor, met uitzondering van:
  1. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 500 m² wordt uitgebreid;
  2. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 500 m², ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2, mits:
    1. het een bouwwerk betreft dat volgens de hoofdbestemming vergunningsvrij mag worden gebouwd; of
    2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    3. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
    4. één of meer van de volgende voorschriften in acht wordt genomen:
      • een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • een verplichting tot het (laten) uitvoeren van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
      • een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
Indien het bevoegd gezag voornemens is aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
 
4.4 Specifieke gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik van deze gronden waarbij er in de grond wordt geroerd en er geen sprake is van een bouwvoor.
 
4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. het uitvoeren van grondbewerkingen voor zover er dieper dan 30 cm. beneden het maaiveld wordt geroerd;
    2. het ontgronden, afgraven of egaliseren van gronden voor zover er dieper dan 30 cm. beneden het maaiveld wordt geroerd over een oppervlakte groter dan 500 m²;
    3. het mengen, diepploegen, ontginnen van gronden voor zover er dieper dan 30 cm. beneden het maaiveld wordt geroerd over een oppervlakte groter dan 500 m²;
    4. het verwijderen en/of aanleggen en/of planten van bomen, bos en boomgaard en diepwortelende beplanting;
    5. het graven of dempen van watergangen;
    6. het aanbrengen van systematische drainage in agrarische percelen dieper dan 30 cm;
    7. het graven van sleuven breder dan 50 cm en dieper dan 100 cm ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie en telecommunicatieleidingen, drainage en funderingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    8. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    9. het bouwrijp maken van de grond en het verwijderen / aanbrengen van funderingen.
  2. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien door de aanvrager een rapport is overlegd waarin:
    1. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    2. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;
    3. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd;
    4. één of meer van de volgende voorschriften in acht wordt genomen:
      • een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
      • een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
      • een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg. Indien het bevoegd gezag voornemens is aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
  3. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
    2. het normale onderhoud betreffen;
    3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
  1. de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ wordt verwijderd, indien:
    1. uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    2. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden.