Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen ge-bouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10 m;
- de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen ge-bouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 40 m;
- het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toe-staan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verho-gingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
- de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte die ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.