direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Boerderij Kamps Rolde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1680.BUIKAMPSROLDE-VB01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding voor een nieuw bestemmingsplan

In 2011 is de historische boerderij 'Kamps' door een calamiteit verloren gegaan. De eigenaars en Stichting het Drentse Landschap zijn inmiddels gestart met de herbouw van de boerderij en het initiatief is ontstaan een theater/concertzaal voor maximaal 80 bezoekers met ondergeschikte horeca en een bed & breakfast te realiseren. De bed & breakfast laat zich goed combineren met de huidige vergunde activiteiten zoals het geven van cursussen. Momenteel heeft het perceel een woonbestemming, en is er een vergunning afgegeven voor het geven van cursussen, workshops en persoonlijke coaching. De bed & breakfast zal alleen in combinatie met deze activiteiten gebruikt worden en heeft een ondergeschikt karakter. Er is dus geen sprake van een op zichzelf staande recreatieve verblijfsfunctie.

De voorgestelde functies zijn in strijd met de woonbestemming van het geldende bestemmingsplan. Om de beoogde ontwikkeling juridisch-planologisch toch doorgang te kunnen laten vinden is dit bestemmingsplan opgesteld.

Voor de herbouw van de boerderij is in het verleden een omgevingsvergunning afgeven. De feitelijke herbouw maakt dus geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan, dat zich uitsluitend richt op de beoogde functiewijziging.

1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied

Het plangebied ligt aan de Kamps 1 nabij Rolde, gemeente Aa en Hunze. Zie figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1680.BUIKAMPSROLDE-VB01_0001.png"

Figuur 1.1

De locatie ligt tussen Assen in het westen en Rolde in het oosten. De Kamps is een pad. Het terrein wordt feitelijk ontsloten de Asserstraat die ten zuiden van het plangebied ligt en Rolde met Assen verbindt. De directe omgeving bestaat uit een landgoed met grasland en bossages. Op enige afstand stroomt het Deurzerdiep. Nabij het plangebied komen voornamelijk agrarische functies, bedrijven en woningen voor.

1.3 Geldend planologisch kader

Beheersverordening Buitengebied

Het geldend planologisch kader is de Beheersverordening Buitengebied van de gemeente Aa en Hunze. Binnen het verordeningsgebied gelden een aantal bestemmingsplannen. In artikel 3 van de beheersverordening is bepaald dat de gebruiks- en bouwregels van de 'onderliggende' bestemmingsplannen onverminderd van toepassing zijn. Het plangebied valt in het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de voormalige gemeente Rolde, vastgesteld in 1997. Figuur 1.2 toont een uitsnede van de plankaart van dit bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1680.BUIKAMPSROLDE-VB01_0002.png"

Figuur 1.2

Het plangebied (globaal aangeduid met een rode cirkel) valt in de bestemming 'Bos' met de aanduiding 'wonen'. In de gebruiksregels van de bestemming 'Bos' met de aanduiding 'wonen' is opgenomen dat de gronden bedoelt zijn voor het wonen. De maximale goot- en bouwhoogte van een woning bedraagt respectievelijk 3,5 en 8 m. Aan- en uitbouwen zijn toegestaan en mogen maximaal 6 m hoog worden gebouwd.

De beoogde ontwikkeling is in strijd met de gebruiksregels van de bestemming, (ondergeschikte) horeca, bed & breakfast en cultuur en ontspanning zijn namelijk niet genoemd in de opsomming van gebruiksdoeleinden.

Facetbestemmingsplan Aan- en bijgebouwen Aa en Hunze

Naast de beheersverordening geldt ook het bovengenoemde facetbestemmingsplan. Het facetbestemmingsplan is van toepassing op alle gronden met een woonbestemming binnen de gemeente. Dit bestemmingsplan is na de gemeentelijke herindeling opgesteld met als doel een meer eenduidige en heldere regeling te treffen voor de hele gemeente. Een ander doel van dit bestemmingsplan is het creëren van een uniforme bijgebouwenregeling en een regeling voor aan huis verbonden beroepen. Door dit bestemmingsplan zijn deze bij alle woonbestemmingen binnen de gemeente toegestaan.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de huidige en toekomstige situatie van het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt getoetst aan de relevante beleidskaders. De toetsing aan milieuaspecten is beschreven in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 bevat een toelichting op de juridische regeling en hoofdstuk 6 bevat een beschrijving van de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid. Hoofdstuk 7 tenslotte gaat over de ontvangen inspraak- en overlegreacties.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Dit hoofdstuk bevat een beschrijving van de bestaande situatie van het plangebied. Daarna zal de beoogde ontwikkeling beschreven worden, alsmede de ruimtelijke consequenties die hieruit voortkomen.

2.1 Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit grasland en bossages en is zodoende grotendeels onverhard. De resten van de in 2011 verloren gegane boerderij zijn inmiddels verwijderd en de herbouw is gestart. Het plangebied heeft een oppervlakte van 13.500 m². Het terrein wordt via het pad Kamps ontsloten door de Asserstraat. Zie figuur 2.1 voor een luchtfoto van het plangebied. De verloren gegane boerderij is nog zichtbaar op de luchtfoto.

afbeelding "i_NL.IMRO.1680.BUIKAMPSROLDE-VB01_0003.png"

Figuur 2.1

2.2 Beschrijving initiatief

Momenteel wordt een nieuwe boerderij gebouwd met ruimten voor de beoogde initiatieven. Architecten Meppel heeft een ontwerp opgesteld, waarbij zoveel mogelijk vastgehouden wordt aan de uiterlijke verschijning van de verloren gegane boerderij. Zie figuur 2.2 voor een impressie. Met de klok mee: de westgevel, de noordgevel en de zuidgevel.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.1680.BUIKAMPSROLDE-VB01_0004.png"

Figuur 2.2: impressie toekomstige boerderij

Binnen het plangebied komen de volgende functies:

  • wonen (hoofdgebouw);
  • 50 m² b.v.o. beroep aan huis in de vorm van het geven van cursussen, workshops en persoonlijke coaching (hoofdgebouw);
  • 90 m² b.v.o. cultuur en ontspanning in de vorm van een theater- en concertzaal met ondersteunende horeca (hoofdgebouw);
  • bed and breakfast, zeven kamers, uitsluitend in combinatie met de activiteiten van het beroep aan huis (hoofdgebouw en bijgebouwen).

2.3 Ruimtelijke consequenties

Alle toekomstige functies worden binnen de te herbouwen boerderij en bijgebouwen gerealiseerd, en binnen het bestaande vakantiehuis dat niet door de calamiteit verloren is gegaan. Alle benodigde parkeervoorzieningen zijn op een locatie buiten het plangebied gerealiseerd, ter plaatse van het nabijgelegen café De Aanleg (binnen het plangebied zelf zijn alleen de parkeerplaatsen aanwezig zoals die zijn toegestaan op basis van het huidige bestemmingsplan). Hierdoor is er geen sprake van een verandering van de ruimtelijke uitstraling van het gebied.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Gezien de kleinschaligheid van de voorgestelde ontwikkeling, is rijksbeleid hiertoe niet van belang. Er zijn geen rijksbelangen in het geding. Er wordt daarom alleen ingegaan op het provinciaal en gemeentelijk beleid, dat een relatie heeft met de genoemde ontwikkeling en/of het plangebied.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland.

Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Deze 13 nationale belangen zijn:

1. Rijksvaarwegen;

2. Mainportontwikkeling Rotterdam;

3. Kustfundament;

4. Grote rivieren;

5. Waddenzee en waddengebied;

6. Defensie;

7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;

8. Elektriciteitsvoorziening;

9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;

10. Ecologische hoofdstructuur;

11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;

12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);

13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden en aangevuld op 1 oktober 2012. Het Barro stelt niet alleen regels over de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.

In artikel 2.10 en verder van het Barro is beschreven dat de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) bij provinciale verordening aangewezen en beschreven moet worden. In de provinciale verordening dient ook beschreven te worden hoe de wezenlijke kenmerken en waarden beschermd worden. Het plangebied ligt in een gebied dat is aangewezen als EHS. In paragraaf 2.2 wordt hier op ingegaan.

Verder raakt het bestemmingsplan geen van de rijksbelangen. Er zijn dan ook geen rijksbelangen in het geding.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Drenthe

Provinciale Staten hebben op 2 juni 2010 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. Deze visie is het strategisch kader voor de ruimtelijke en economische ontwikkeling van Drenthe en bevat themagerichte beleidslijnen. De omgevingsvisie vervangt het Provinciaal Omgevingsplan (POPII). De provincie geeft in de Omgevingsvisie Drenthe met betrekking tot dit plan een aantal beleidsregels. Bij de omgevingsvisie hoort een functiekaart.

Functiekaart

Op de functiekaart is het gebied aangeduid als 'natuur'. Deze gronden zijn

overwegend bedoelt voor de ontwikkeling en instandhouding van ecologische waarden. Andere functies kunnen onderdeel blijven uitmaken van deze gebieden, zo zijn in deze gebieden ook aspecten van cultuurhistorie en landschap van belang. Andere ontwikkelingen zijn aanvaardbaar zolang deze verenigbaar zijn met, of ten

dienste staan van, de natuurontwikkeling. Vestiging en uitbreiding van verblijfsrecreatie wordt getoetst aan het beleid voor de EHS. De waterhuishouding wordt afgestemd op de natuur- en bosdoelstellingen en sluit zo dicht mogelijk aan bij een ‘natuurlijke’ waterhuishouding.

De beoogde ontwikkeling betreft de functiewijziging van een door een calamiteit verloren gegane monumentale boerderij, welke momenteel herbouwd wordt. De voormalige boerderij is lang geleden gebouwd en was daardoor op een zekere wijze met de omliggende natuur verweven. De nieuwe boerderij zal op dezelfde locatie herbouwd worden. Hierdoor blijft de verwevenheid met de natuur behouden. De nieuwe functies worden allemaal inpandig gerealiseerd waardoor er geen sprake is van onverenigbaarheid met de omgeving.

Kernkwaliteiten

De structuurvisie kent naast de functiekaart ook een aantal kernkwaliteiten. Voor het plangebied gelden de kernkwaliteiten 'archeologie', 'cultuurhistorie', 'landschap', 'natuur' en 'stilte en duisternis'.

Archeologie

Al het archeologisch erfgoed is aangeduid als deze kernkwaliteit. De voornaamste doelstellingen zijn het in de bodem bewaren van archeologisch waardevolle elementen en het op goede wijze uitvoeren van archeologisch onderzoek. Ten aanzien van archeologie wordt verwezen naar paragraaf 4.9.

Cultuurhistorie

De ambitie is het herkenbaar houden van cultuurhistorie en het versterken van de ruimtelijke identiteit. De voormalige -cultuurhistorisch waardevolle- bebouwing is volledig verloren gegaan door een calamiteit, het instandhouden is hier dus niet van toepassing. De directe omgeving, eveneens van cultuurhistorische waarde, blijft door de beoogde ontwikkeling onveranderd.

Landschap

De ambitie is het behouden en versterken van de verscheidenheid, de kwaliteit, de identiteit en de beleefbaarheid van het landschap. Van provinciaal belang is het behouden van landschapskenmerken en de onderlinge samenhang en het versterken van de verschillende landschapstypen. De toekomstige bebouwing komt op dezelfde plaats als de voormalige boerderij. Alle activiteiten gaan plaatsvinden binnen dit gebouw. Er is zodoende geen sprake van aantasting van de landschappelijke waarden.

Natuur

De kernkwaliteit 'natuur' is gelijk aan de functie 'natuur' op de functiekaart.

Stilte en duisternis

In deze gebieden wordt zo min mogelijk licht- en geluidhinder nagestreefd. De beoogde activiteiten zullen allemaal binnen de bebouwing plaatsvinden. Hierdoor is er geen strijd met deze ambitie.

Provinciale Omgevingsverordening Drenthe

De provinciale belangen zijn vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen in de

Provinciale omgevingsverordening Drenthe.

Ecologische hoofdstructuur

Het plangebied ligt binnen de ecologische hoofdstructuur. In de verordening is beschreven dat eventuele ontwikkelingen binnen dit gebied geen significante nadelige gevolgen mogen hebben voor de aanwezige natuur- en landschapswaarden. Voorbeelden van ontwikkelingen die dergelijke gevolgen kunnen hebben zijn de aanleg en uitbreiding van woningbouw, de aanleg van nieuwe infrastructuur, uitbreiding of aanleg van veehouderijen en opstelling van windturbines. De beoordeling over ‘significantie’ moet van geval tot geval worden gemaakt. Wanneer beoordeling van een voorgenomen ingreep leidt tot de conclusie dat deze significante negatieve effecten heeft, maar toch doorgang moet vinden, is de initiatiefnemer verantwoordelijk voor realisatie van maatregelen om de nadelige effecten weg te nemen of te ondervangen, en waar dit niet volstaat, de dan nog resterende effecten te compenseren. Per saldo moet de EHS er beter van worden. In paragraaf 4.6 wordt dieper ingegaan op de aanwezige natuur- en landschapswaarden.

Nationaal landschap Drentsche Aa

Het plangebied valt binnen de begrenzing van het Nationaal landschap Drentsche Aa. Een ruimtelijk plan binnen dit gebied voorziet alleen in nieuwe ontwikkelingen als is onderbouwd dat die bijdragen aan behoud en versterking van de kenmerken van het Nationaal Landschap Drentsche Aa conform het Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap Drentsche Aa en het Cultuurhistorisch Kompas.

Door middel van dit bestemmingsplan worden een aantal nieuwe functies mogelijk gemaakt. Deze activiteiten gaan echter allemaal plaatsvinden binnen de toekomstige bebouwing en hebben derhalve geen effect op het omliggende nationale landschap. Per saldo treed er dus geen verandering op in de bijdrage en versterking van het nationaal landschap. De beoogde ontwikkeling is daarmee niet in strijd met dit beleid.

Kernkwaliteiten

In de verordening staat verder dat onderbouwd moet worden op welke wijze aan de kernkwaliteiten wordt bijgedragen. Onder het kopje Omgevingsvisie hierboven is aangegeven op welke wijze het plan bijdraagt aan de kernkwaliteiten.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Buitengebied Aa en Hunze

De gemeentelijke structuurvisie voor het buitengebied kan gezien worden als een visie op hoofdlijnen op de toekomst van het buitengebied. Het beleidsdocument is in november 2011 vastgesteld.

Kleinschalige verblijfsrecreatie (bed&breakfast)

De gemeente staat positief tegen kleinschalige vormen van verblijfsrecreatie zoals kamperen bij de boer of bed & breakfast .Initiatieven voor bed & breakfast en andere kleinschalige overnachtingsmogelijkheden in bijvoorbeeld (vrijkomende) boerderijen worden als positief gezien. Kansen liggen er voor koppeling met routestructuren en bezienswaardigheden, bijvoorbeeld op het vlak van cultuurhistorie.

Het realiseren van een bed & breakfast op een cultuurhistorisch waardevolle locatie zoals Boerderij Kamps is in lijn met dit beleid. Bovendien draagt een bed & breakfast bij aan het versterken van de economische vitaliteit van het buitengebied.

Uitvoeringsprogramma

Als het gaat om de beoogde versterking van de ruimtelijke kwaliteit en de economische vitaliteit in het buitengebied dan is een belangrijke rol weggelegd voor particuliere initiatiefnemers, door middel van de realisatie van kleinschalige initiatieven of door gebiedsontwikkeling.

De beoogde ontwikkeling is in lijn met dit uitgangspunt. Het herbouwen van een cultuurhistorisch waardevolle boerderij en het toevoegen van functies als een theater/concertzaal in combinatie met ondergeschikte horeca en bed & breakfast, kan gezien worden als versterking van zowel de ruimtelijke kwaliteit als de economische vitaliteit van het buitengebied.

Nota van uitgangspunten Bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Aa en Hunze

De nota van uitgangspunten bevat de uitwerking van de bestemmingen voor het bestemmingsplan Buitengebied en borduurt feitelijk voort op de structuurvisie, waarin het beleid op hoofdlijnen is geschetst.

Bed & breakfast

Uitgangspunten:

  • bed & breakfastvoorzieningen zijn in principe toegestaan binnen de bestaande bebouwing in het gehele buitengebied;
  • de activiteiten dienen in principe in het hoofdgebouw plaats te vinden. Bijgebouwen kunnen echter in bijzondere gevallen eveneens in aanmerking komen, mits aan een aantal uitgangspunten wordt voldaan;
  • bed & breakfast is mogelijk in ‘burgerwoningen’, agrarische bedrijven en voormalige agrarische bedrijven;
  • voor bed & breakfast faciliteiten tot 4 personen zijn geen planologische maatregelen noodzakelijk;
  • bed & breakfast met een omvang van 4 t/m 10 personen is mogelijk via een afwijking;
  • voor een capaciteit van meer dan 10 personen geldt dat een wijzigingsprocedure moet worden doorlopen;
  • een bed & breakfastvoorziening is gevestigd in het hoofdgebouw, waar tevens gewoond wordt. De hoofdfunctie zal daarbij behouden blijven;
  • de uiterlijke kenmerken van het gebouw mogen niet veranderd worden.

De beoogde ontwikkeling voldoet - wat betreft de toekomstige functie bed & breakfast- aan de bovengenoemde uitgangspunten. De functie wordt deels in het hoofdgebouw gerealiseerd (een 'burgerwoning') en is ondergeschikt aan de woonfunctie. Het uiterlijk van de toekomstige boerderij is niet beïnvloed door de aanwezigheid van een bed & breakfast.

Drie van de bed & breakfast kamers worden in het vakantiehuis gerealiseerd, wat gezien kan worden als een vrijstaand bijgebouw. Dit is toegestaan indien aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Zo moet het bijgebouw direct nabij het hoofdgebouw gelegen zijn, moet het bijgebouw in de omgeving passen, mag er geen hinder voor omwonenden optreden en dient er sprake te zijn van een kleinschalig karakter. Aan alle voorwaarden wordt voldaan.

Horeca

Nieuwe horecavormen worden uitsluitend toegestaan in de volgende twee gevallen:

  • als ondergeschikte vorm bij recreatieve voorzieningen en bij (vrijkomende) agrarische bedrijfsbebouwing, mits sprake is van versterking van de recreatieve structuur;
  • als ondergeschikte vorm bij overige bedrijfsmatige activiteiten, die in overwegende mate een eigen publiek trekken en in economische zin ondersteunend zijn aan de hoofdactiviteit.

De realisatie van ondergeschikte horeca bij de culturele functies valt onder het tweede punt aangezien de culturele functies een eigen publiek trekken en de horeca extra inkomsten genereert. De horeca is uitsluitend ten behoeve van de theatervoorstellingen en concerten. Dat wil zeggen dat er bijvoorbeeld geen sprake is van verstrekking van drank en etenswaren aan passanten of toeristen.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Met het oog op de uitvoerbaarheid van het plan dient te worden onderzocht of in de toekomstige situatie en tijdens de uitvoering van het plan sprake is van een goede omgevingssituatie. Daarbij wordt getoetst aan diverse sectorale wet- en regelgeving op het gebied van milieu, ecologie, archeologie en water.

4.1 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader en beleid

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Wanneer niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Toetsing en conclusie

Dit bestemmingsplan maakt een aantal nieuwe functies mogelijk, te weten een concert/theaterzaal met ondersteunende horeca en een bed & breakfast ten dienste van het beroep aan huis. Geen van de nieuwe functies kan aangemerkt worden als een geluidgevoelige functie. Het is dan ook niet noodzakelijk onderzoek te doen naar wegverkeerslawaai. Bovendien ligt de boerderij in een rustige omgeving op ruime afstand van de doorgaande weg. Ter plaatse is geen sprake van onevenredige geluidhinder door wegverkeer.

4.2 Verkeer en parkeren

Ontsluiting

Het terrein wordt ontsloten door de Asserstraat. Dit is een doorgaande verbinding met een maximum snelheid van 60 km/h. De weg heeft een werkdagetmaalintensiteit van rond de 10.000 motorvoertuigen per etmaal.

Parkeren

Er worden 7 bed & breakfast-vertrekken gerealiseerd, alsmede  ca. 90 m² b.v.o. cultuur en ontspanning, in de vorm van een theater/concertzaal. De bed & breakfast is ondergeschikt aan het beroep aan huis en zal alleen gelijktijdig met deze activiteiten gebruikt worden. Daarom wordt er in deze paragraaf gerekend met de oppervlakte van de activiteiten van het beroep aan huis en niet met die van de bed & breakfast.

De parkeerbehoefte wordt berekend aan de hand van de CROW-publicatie 317 'kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'. Voor de theaterzaal wordt uitgegaan van de kencijfers voor 'theater/schouwburg' in een niet stedelijk buitengebied. Op basis van 90 m² b.v.o. resulteert dit in een parkeerbehoefte van 12 parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen zijn aangelegd bij het nabijgelegen Café de Aanleg, bij de T-splitsing Asserstraat-Deurze. Deze parkeerplaats ligt op ca. 500 m van het plangebied.

Het bedrijf aan huis met de bijbehorende bed & breakfast wordt bij de berekening van de parkeerbehoefte buiten beschouwing gelaten omdat deze activiteiten niet tegelijkertijd met activiteiten van de theater/concertzaal plaatsvinden. De theater/concertzaal heeft een grotere parkeerbehoefte dan het bedrijf aan huis. Daar komt bij dat het bedrijf aan huis reeds vergund is en bij recht is toegestaan binnen de vigerende woonbestemming. Het parkeren ten aanzien van deze activiteiten vindt plaats op de reeds aanwezige parkeerplaatsen op eigen terrein.

Verkeersgeneratie

De verkeersgeneratie van de theater/concertzaal bedraagt ca. 20 motorvoertuigen per weekdag. Het verkeer wordt voor het overgrote deel afgewikkeld via de Asserstraat. Deze weg wordt gekenmerkt door een reeds hoge intensiteit, maar een toename van 20 motorvoertuigen per weekdag zal geen significante effecten op de doorstroming hebben.

4.3 Luchtkwaliteit

Toetsingskader en beleid

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn-stof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging, zijn op grond van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) daarbij vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden.

Op grond van de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • kantoorlocaties met een vloeroppervlak van minder dan 100.000 m2;
  • projecten die minder dan 3% van de (toekomstige) grenswaarde voor stikstofdioxide of fijnstof bijdragen. Dit komt overeen met 1,2 µg/m3.

Toetsing en conclusie

In het plangebied worden aantal nieuwe functies mogelijk gemaakt, die een zeer beperkt effect hebben op de luchtkwaliteit. Hierdoor valt de ontwikkeling onder de Regeling Niet in betekenende mate (luchtkwaliteitseisen). Toetsing aan de grenswaarden is daardoor niet aan de orde. Overigens ligt de achtergrondconcentratie voor de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de gehele provincie Drenthe dusdanig laag, dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Zo is de achtergrondconcentratie NO2 minder dan 10 µg/m3 en de achtergrondconcentratie PM10 minder dan 18 µg/m3 ter plaatse van het plangebied.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader en beleid

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand. Anderzijds moeten beoogde ontwikkelingen met gevoelige functies op voldoende afstand van bestaande hinderveroorzakende functies liggen omdat deze anders in hun bedrijfsvoering gehinderd worden.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan

De theater/concertzaal kan gezien worden als een hinderveroorzakende functie. Deze heeft volgens de VNG-richtlijnen een richtafstand van 30 m tot gevoelige functies. De dichtstbijzijnde gevoelige functie is een bedrijfswoning ten zuiden van de Asserstraat, op ca. 140 m afstand. Aan de richtafstand wordt dus voldaan. De toekomstige nieuwe functies zelf worden niet aangemerkt als hindergevoelig. Er hoeft dus geen rekening gehouden te worden met omliggende hinderveroorzakende bedrijven.

4.5 Externe veiligheid

Toetsingskader en beleid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering.

Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) 1) en het groepsrisico (GR) 2). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Ten aanzien van (beperkt) kwetsbare objecten binnen de GR-contour moet een bestuurlijke verantwoording plaatsvinden.

Toetsing en uitgangspunten bestemmingsplan 

Om te onderzoeken of er in de nabijheid van het plangebied risicovolle objecten zijn toegestaan is de risicokaart gebruikt (www.risicokaart.nl). Er bevinden zich geen risicovolle objecten in de directe omgeving, evenmin is er sprake van transportroutes van gevaarlijke stoffen. Er zijn dan ook geen beperkingen ten aanzien van de externe veiligheid.

4.6 Ecologie

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur de uitvoering van het plan niet in de weg staan.

Huidige situatie

Het plangebied bestaat uit een boerderij, een grasveld en bos.

Beoogde ontwikkelingen

Het bestemmingsplan maakt een functiewijziging van wonen naar gemengd mogelijk. Het initiatief is ontstaan voor een theater/concertzaal voor maximaal 80 bezoekers met ondergeschikte horeca en een bed & breakfast te realiseren. Er is een vergunning afgegeven voor het geven van cursussen, workshops en persoonlijke coaching. De bed & breakfast zal alleen in combinatie met deze activiteiten gebruikt worden en heeft een ondergeschikt karakter. Er is dus geen sprake van een op zichzelf staande recreatieve verblijfsfunctie.

Normstelling

Provinciale Verordening

Het rijksbeleid ten aanzien van de bescherming van soorten (flora en fauna) en de bescherming van de leefgebieden van soorten (habitats) is opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). De uitwerking van dit nationale belang ligt bij de provincies. In de Omgevingsvisie Drenthe (2010) is het uitgangspunt gekozen een robuust Natuurnetwerk Drenthe, waaronder de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), te realiseren. De bescherming van dit netwerk is geregeld in de Provinciale Omgevingsverordening.

Flora- en faunawet

Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:

  • er sprake is van een wettelijk geregeld belang (waaronder het belang van land- en bosbouw, bestendig gebruik en dwingende reden van groot openbaar belang);
  • er geen alternatief is;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.

Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van Economische Zaken de volgende interpretatie van artikel 11:

De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:

Nesten die het hele jaar door zijn beschermd

Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen.

  • 1. Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld: steenuil).
  • 2. Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
  • 3. Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
  • 4. Vogels die jaar in jaar uit gebruikmaken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).

Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd

In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.

  • 5. Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het hele jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen. De soorten uit categorie 5 vragen soms wel om nader onderzoek, ook al zijn hun nesten niet jaarrond beschermd. Categorie 5-soorten zijn namelijk wel jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen.

De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van EZ (voormalig Ministerie van EL&I/LNV) aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de Minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Bureauonderzoek Flora- en faunawet

Onderzoek

Het bosgebied vormt broedgebied voor vogels. Hier kunnen ook vaste nesten van broedvogels en vaste verblijfplaatsen van zwaar beschermde vleermuizen aanwezig zijn. Tevens kan het bosgebied en met name de overgang naar het grasveld foerageergebied bieden aan vleermuizen. Het grasveld maakt ook deel uit van het leefgebied van licht beschermde soorten als konijnen, hazen en reeën. De boerderij is zeer recent herbouwd en heeft nog geen functie voor beschermde soorten.

Toetsing

Het bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging van een zeer recent herbouwde boerderij. Hiervoor hoeven geen (verbouw)werkzaamheden uitgevoerd te worden die kunnen leiden tot aantasting of verstoring van beschermde soorten. Overtreding van de Flora- en faunawet is dan ook uitgesloten.

Voortoets

Onderzoek

Het plangebied is gelegen in het Natura 2000-gebied Drentsche Aa-gebied, tevens EHS. Voor de EHS wordt aangesloten bij de natuurdoelen van het Natura 2000-gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1680.BUIKAMPSROLDE-VB01_0005.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1680.BUIKAMPSROLDE-VB01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1680.BUIKAMPSROLDE-VB01_0007.png"

Figuur 4.1 Ecologische Hoofdstructuur (links) en Natura 2000 (rechts)

Het Drentsche Aa-gebied in het midden en noorden van Drenthe is een van de laatste gave stroomdalen van ons land. Het bestaat uit oud Drents cultuurlandschap met madelanden (graslanden), bosjes, houtwallen, essen (akkers), heide, jeneverbesstruwelen, esdorpen, hunebedden en landgoederen. Door het gebied lopen een groot aantal beken en beekjes, waaronder de Drentsche Aa, Schipborgsche Diep, Zeegser loopje, Anloër diepje, Gasterensche Diep, Deurzerdiep, Andersche Diep en Amerdiep. Het Natura 2000-gebied bestaat, naast de madelanden van de Drentsche Aa, uit de onderdelen Balloërveld, Oudemolen, Gasterse Duinen (in weerwil van de naam vooral een nat gebied), Gasterse Holt, Kampsheide, Eexterveld, De Strubben, De Vijftig Bunder en de omgeving van Zeegse. Ten zuiden van dit gebied liggen nog de afzonderlijke bijbehorende terreinen Geelbroek, omgeving van Amen en Andersche Diep. Het Ballooërveld (Defensie) is een uitgebreid heidegebied met enig naaldbos en archeologisch belangrijke elementen (grafheuvels, celtic fields, hessenwegen). De Gasterse Duinen is een heuvelachtig gebied met stuifzand, heide, gagelstruwelen en bos. Kampsheide omvat droge en vochtige heide, jeneverbesstruwelen, ven, naald- en loofbos, alsmede grafheuvels en celtic fields. De Vijftig Bunder is een heidegebied in het noorden, op de overgang van het stroomdal van de Drentsche Aa.

Het Drentsche Aa-gebied is een Habitatrichtlijngebied en is op 3 september 2013 definitief aangewezen.

Tabel 4.1 Instandhoudingsdoelen Drentsche Aa-gebied

    SVI Landelijk   Doelst. Opp.vl.   Doelst. Kwal.   Doelst. Pop.  
Habitattypen          
H2310   Stuifzandheiden met struikhei   --   =   >    
H2320   Binnenlandse kraaiheibegroeiingen   -   =   >    
H3160   Zure vennen   -   =   >    
H3260A   Beken en rivieren met waterplanten (waterranonkels)   -   >   >    
H4010A   Vochtige heiden (hogere zandgronden)   -   >   >    
H4030   Droge heiden   --   =   =    
H5130   Jeneverbesstruwelen   -   =   >    
H6230   *Heischrale graslanden   --   >   >    
H6410   Blauwgraslanden   --   >   >    
H6430A   Ruigten en zomen (moerasspirea)     =   =    
H7110B   *Actieve hoogvenen (heideveentjes)   --   =   >    
H7140A   Overgangs- en trilvenen (trilvenen)   --   >   >    
H7140B   Overgangs- en trilvenen (veenmosrietlanden)   -   >   >    
H7150   Pioniervegetaties met snavelbiezen   -   =   =    
H9160A   Eiken-haagbeukenbossen (hogere zandgronden)   --   >   >    
H9190   Oude eikenbossen   -   =   =    
H91D0   *Hoogveenbossen   -   >   >    
H91E0C   *Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen)   -   >   >    
Habitatsoorten          
H1099   Rivierprik   -   =   =   >  
H1145   Grote modderkruiper   -   =   =   =  
H1149   Kleine modderkruiper   +   =   =   =  
H1163   Rivierdonderpad     =   =   =  
H1166   Kamsalamander   -   >   >   >  

* prioritaire soort

Legenda    
SVI landelijk   Landelijke Staat van Instandhouding (-- zeer ongunstig; - matig ongunstig, + gunstig)  
=   Behoudsdoelstelling  
>   Verbeter- of uitbreidingsdoelstelling  
=(<)   Ontwerp-aanwijzingsbesluit heeft 'ten gunste van' formulering  

In figuur 4.2 is de ligging van de habitattypen in de omgeving van het plangebied weergegeven. Ten westen van het plangebied liggen trilvenen. De achtergronddepositie van stikstof is hier circa 300 mol hoger dan de kritische depositie waarde van dit habitattype.

afbeelding "i_NL.IMRO.1680.BUIKAMPSROLDE-VB01_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1680.BUIKAMPSROLDE-VB01_0009.png"

Figuur 4.2 Ligging habitattypen (uitsnede ontwerpkaart Habitattypen actueel, september 2012. Bron: www.drentscheaa.nl)

Toetsing

Het bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging van een bestaande boerderij. Directe effecten als areaalverlies, versnippering en verandering van de waterhuishouding kunnen dan ook op voorhand worden uitgesloten. Door de toename van de verkeersintensiteiten zou er wel verstoring of een vermesting/verzuring als gevolg van stikstofdepositie op kunnen treden.

Het plangebied heeft geen functie voor de aangewezen vissen. Het plangebied vormt vanwege het relatief droge karakter ook geen leefgebied voor de kamsalamander. Verstoring van habitatsoorten wordt daarom uitgesloten.

De verkeersgeneratie bedraagt slechts ca. 20 motorvoertuigen per weekdag. Dit verkeer wikkelt zich hoofdzakelijk af via de Asserstraat, zowel in westelijke als in oostelijke richting. De Asserstraat kent reeds een hoge verkeersbelasting. De toename van 20 motorvoertuigen leidt hier niet tot een waarneembare toename van de stikstofdepositie. Negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie wordt dan ook uitgesloten.

Conclusie

In het plangebied komen mogelijk beschermde soorten voor. De functiewijziging leidt echter niet tot overtreding van de Flora- en faunawet.

Het plangebied is gelegen in het Natura 2000-gebied Drentsche Aa-gebied, tevens EHS. De functiewijziging leidt niet tot areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding of verstoring. Doordat de verkeergeneratie zeer gering is, treedt vermesting/verzuring als gevolg van stikstofdepositie ook niet op. Significant negatieve effecten worden uitgesloten.

Het aspect ecologie staat de functiewijziging niet in de weg.

4.7 Water

Toetsingskader en beleid

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Hunze en Aa's.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

De plannen zijn aan het waterschap kenbaar gemaakt via de digitale watertoets (www.watertoets.nl). Uit de watertoets blijkt dat dit bestemmingsplan -dat een functiewijziging zonder fysieke aanpassingen betreft- geen belangen van het waterschap raakt. Het plan heeft geen nieuwe invloeden op het watersysteem en geeft daarmee geen aanleiding tot aanvullende wateradviezen. Bij het niet wijzigen van het plangebied en de oorspronkelijke uitgangspunten voor de inrichting van het plan, kan het waterschap instemmen met het voorgenomen plan.

4.8 Bodem

Toetsingskader en beleid

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik.

Toetsing en uitgangspunten voor het bestemmingsplan

Het bestemmingsplan maakt een aantal nieuwe functies mogelijk. Deze functies worden niet aangemerkt als gevoelige functies. Nader onderzoek naar de bodemkwaliteit kan dan ook achterwege blijven.

4.9 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Ten aanzien van archeologische resten in de bodem is de Monumentenwet van toepassing. Deze wet regelt onder andere dat er in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening gehouden wordt met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

De gemeente Aa en Hunze heeft een eigen archeologisch beleid. Het belangrijkste instrument hierbij is de archeologische verwachtings- en beleidskaart. Zie onderstaande figuur 4.1, de blauwe cirkel duidt het plangebied aan.

De boerderij zelf is vrijgegeven van archeologische verwachtingswaarden. Het omliggende landgoed kent zowel een middelhoge als een hoge verwachtingswaarde. Bij gronden met een middelhoge verwachtingswaarde is een verkennend booronderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen groter dan 1000 m² en dieper dan 30 cm. Voor gronden met een hoge verwachtingswaarde is dit respectievelijk 500 m² en dieper dan 30 cm.

De gronden worden zijn op de verbeelding voorzien van een dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1' (middelhoge verwachtingswaarde) en 'Waarde - Archeologie 2' (hoge verwachtingswaarde), voor zover er sprake is van archeologische verwachtingswaarden.

Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Hoewel de historische boerderij Kamps (daterende uit 1588 en voormalig rijksmonument) volledig verloren is gegaan door een calamiteit, is het omliggende landgoed nog volledig intact. Dit landgoed kenmerkt zich, evenals de voormalige boerderij, door een hoge cultuurhistorische waarde en een lange geschiedenis.

De nieuwe functies die de beoogde ontwikkeling vormen zullen allen binnen de herbouwde boerderij gerealiseerd worden. Het parkeren zal plaatsvinden buiten het plangebied. Zodoende is er geen sprake van een verandering of aantasting van het landgoed Kamps. De cultuurhistorische waarden worden derhalve niet verstoord. Overigens heeft de gemeente (nog) geen gemeentelijk cultuurhistorisch beleid vastgesteld.

Hoofdstuk 5 Juridische planbeschrijving

5.1 Toelichting op het juridisch systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

Gemengd

Het gehele perceel heeft de bestemming 'Gemengd'. Binnen deze bestemming zijn de volgende functies toegestaan: wonen, een bedrijf aan huis in combinatie met dienstverlening (de cursussen, workshops en persoonlijke coaching), cultuur en ontspanning (de theaterzaal), ondergeschikte horeca en bed and breakfast.

Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen een bouwvlak. De maximum goot- en bouwhoogte zijn op de plankaart aangegeven door middel van een maatvoeringsaanduiding.

Waarde - Archeologie 1 en 2

De binnen het plangebied aanwezige archeologische verwachtingswaarden zijn vertaald in twee dubbelbestemmingen. In de voorschriften is bepaald dat bij bepaalde bodemverstorende ingrepen archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op basis van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is ten aanzien van een bestemmingsplanprocedure vroegtijdig overleg geweest met de betrokken overlegpartners. Daarnaast is, overeenkomstig de gemeentelijke inspraakverordening, het voorontwerpbestemmingsplan voor eenieder ter inzage gelegd. De uitkomsten hiervan zijn in hoofdstuk 7 verwoord.

Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende 6 weken ter inzage gelegd, waarbij eenieder in de gelegenheid wordt gebracht zienswijzen in te dienen. Het plan wordt ten slotte door de gemeenteraad al dan niet gewijzigd vastgesteld (zie hoofdstuk 8).

6.2 Grondexploitatie en economische uitvoerbaarheid

Normstelling en beleid

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. Hierbij valt te denken aan kosten voor het bouw- en woonrijp maken, planschade en kosten voor het opstellen van een bestemmingsplan.

Als sprake is van bepaalde bouwplannen, moet de gemeente hiervoor in beginsel een exploitatieplan vaststellen. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien als voornoemde kosten "anderszins verzekerd" zijn en het stellen van eisen met betrekking tot kwaliteit en fasering niet noodzakelijk is. Anderszins verzekeren kan bijvoorbeeld via het afsluiten van een (privaatrechtelijke) overeenkomst.

Toetsing en conclusie

In het voorliggende bestemmingsplan worden een aantal nieuwe functies ten opzichte van de bestaande functie mogelijk gemaakt. Omdat het alleen een functiewijziging betreft is er geen sprake van een bouwplan in de zin van het Bro. Zodoende is de afdeling grondexploitatie uit de Wro niet van toepassing en kan afgezien worden van het opstellen van een exploitatieplan.

Kosten voor het opstellen van het plan en leges zijn voor rekening van de initiatiefnemer. Tussen de initiatiefnemers en de gemeente wordt een overeenkomst gesloten waarin het verhaal van overige kosten, zoals eventuele planschade, privaatrechtelijk geregeld is.

Hoofdstuk 7 Vooroverleg en inspraak

7.1 Vooroverleg

Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg toegezonden aan de door het Rijk aangewezen overlegpartners, de Provincie Drenthe en het Waterschap Hunze en Aa's. Alleen de provincie Drenthe heeft een reactie ingediend, waarin zij aangeeft dat er geen provinciaal belang in het plan is opgenomen. De overlegreactie is opgenomen in Bijlage 1.

7.2 Inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 9 januari t/m 19 februari 2014 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn kon een ieder schriftelijk of mondeling zijn of haar inspraakreactie op het voorontwerpbestemmingsplan naar voren brengen.

Er zijn geen inspraakreacties ontvangen.

7.3 Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 27 maart 2014 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze kenbaar te maken. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

7.4 Vaststelling bestemmingsplan

De gemeenteraad van de gemeente Aa en Hunze heeft het bestemmingsplan op 25 juni 2014 vastgesteld. Tijdens de raadsvergadering is een amendement ingediend om het aantal kamers voor Bed & Breakfast te beperken. Dit amendement is aangenomen. Het bestemmingsplan is dus gewijzigd vastgesteld, in die zin dat in artikel 3, lid 3.3 onder e is opgenomen dat het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan bed & breakfast in het hoofdgebouw met een maximum van 4 kamers en een maximum van 10 personen in strijd is met de bestemming.

Tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan bestaat de mogelijkheid tot het indienen van beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.