direct naar inhoud van REGELS
Plan: Buitengebied
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1680.BUITENGEBIED-ON01

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied' als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1680.BUITENGEBIED-ON01 van de gemeente Aa en Hunze;

1.2 het bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan-huis-verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, al dan niet in combinatie met volledig bedrijfseigen mestbewerking/-verwerking en mestraffinage;

1.7 agrarische bedrijfskavel:

een op de verbeelding weergegeven aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing ten behoeve van een agrarisch bedrijf is toegelaten;

1.8 agrarisch loonbedrijf:

een bedrijf waarbinnen uitsluitend of overwegend arbeid wordt verricht ter productie of levering van goederen of diensten ten behoeve van agrarische bedrijven, al dan niet in combinatie met grondverzetwerkzaamheden;

1.9 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.10 archeologisch monument:

terreinen welke van algemeen belang zijn wegens daar aanwezige zaken als hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde en die daarom op grond van de Monumentenwet worden beschermd;

1.11 archeologisch onderzoek:

het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, en/of aan de hand van veldonderzoek;

1.12 archeologische verwachting:

het vermoeden over het voorkomen van archeologische waarden in een gebied;

1.13 archeologische waarden:

waarden die aan een terrein en/of gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.14 bassin:

een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water ten behoeve van agrarische en glastuinbouwactiviteiten;

1.15 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.16 bedrijf:

het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen en/of het leveren van diensten;

1.17 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.18 bedrijfsmatige exploitatie:

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig complexmatig beheer/exploitatie, dat in de logiesverblijven recreatieve (nacht-) verblijfsmogelijkheden geboden worden;

1.19 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, inclusief opslag- en administratieruimten;

1.20 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

  • agrarische bedrijfswoning: een bedrijfswoning waarin tevens (naast de agrariër) de rustende boer en familieleden tot de tweede graad woonachtig mogen zijn;
1.21 bestaand:

ten aanzien van de legaal aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  • bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.22 bestaande ammoniakemissie:

ammoniakemissie als gevolg van de feitelijk en legaal aanwezige veestapel op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan;

1.23 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.24 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.25 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of overkapping;

1.26 blaastunnel:

een luchtzak gevuld met lucht en warmte, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.27 boerderijpand:

het gebouw behorende tot het voormalige agrarische bedrijf, waarin oorspronkelijk het woongedeelte en het bedrijfsgedeelte was ondergebracht en dat oorspronkelijk als het hoofdgebouw van het agrarisch bedrijf is gebouwd;

1.28 boomteelt:

de teelt van boomkwekerijgewassen;

1.29 boomkwekerijbedrijf:

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die specifiek is gericht op het telen van bomen, struiken en aanverwante gewassen;

1.30 bosbouw:

het geheel van bedrijfsmatig handelen en van activiteiten gericht op de instandhouding en ontwikkeling van bestaande respectievelijk nieuwe bossen ten behoeve van (de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu en recreatie;

1.31 bouwblok:

een aaneengesloten gebied binnen een agrarische bedrijfskavel waarbinnen bouwwerken ten behoeve van een agrarisch bedrijf geconcentreerd worden opgericht;

1.32 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.33 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.34 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.35 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.36 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten;

1.37 bouwvoor:

de bovenste, veel bewerkte en vaak met humus materiaal verrijkte laag van de grond;

1.38 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.39 cultuurhistorische waarden:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.40 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten behoeve van verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.41 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaats vinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.42 evenement:

elke voor publiek buiten de daartoe ingerichte inrichtingen toegankelijke festiviteit, grootschalige sportwedstrijd, auto- of motorcrosswedstrijd, optocht, georganiseerd vuurwerk en alle overige tot vermaak en recreatie bedoelde activiteiten, met uitzondering van markten als bedoeld in de Gemeentewet, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen en betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

1.43 (extensief) dagrecreatief medegebruik:

een (extensief) dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, het gebruik van een vissteiger of een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.44 fruitteelt:

de teelt of het kweken van fruit aan houtige gewassen;

1.45 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.46 gebruiksgerichte paardenhouderij:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.47 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.48 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.49 geluidsgevoelige functies:

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt;

1.50 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.51 gemengd agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf waar twee verschillende vormen van landbouw worden uitgeoefend, te weten een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

1.52 geomorfologische waarden:

de waarden van de gronden vanwege de ontstaansgeschiedenis van de vormen van het aardoppervlak, welke waarden worden bepaald door de herkenbaarheid van de vormen;

1.53 glastuinbouwbedrijf:

een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat is gericht op het telen van gewassen, waarbij de productie in kassen plaatsvindt;

1.54 groepsaccommodatie:

een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde een vast of mobiel kampeermiddel, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort verblijf, inclusief ondergeschikte lichte horeca;

1.55 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, op de wijze van een melkrundveehouderijbedrijf, een melkgeitenhouderijbedrijf, een schapenhouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een vollegronds tuinbouwbedrijf, een productiegericht paardenhouderijbedrijf, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;

1.56 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.57 hoofdgebouw:

een gebouw, dat gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.58 horecabedrijf en/of -instelling:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.59 houtteelt:

de bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe ontheffing is verleend van de meldings- en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet, zoals die gold op het moment van onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan;

1.60 huishouden:

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen die binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.61 inpassingsplan:

een plan waarin inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze een ontwikkeling wordt ingepast op het betreffende perceel en in relatie tot de omgeving. Bij het opstellen en beoordelen van inpassingsplannen zal de bijlage 'Landschappelijke kernkwaliteiten en inrichtingsprincipes buitengebied Aa en Hunze' van de toelichting uitgangspunt zijn;

1.62 intensief kwekerijbedrijf:

een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, zoals een paddenstoelenkwekerij, een wormen- en/of madenkwekerij, een viskwekerij, een witlofkwekerij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen gebruik van daglicht;

1.63 intensief veehouderijbedrijf:

een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het houden van dieren, zoals een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), een varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen weidegang;

1.64 kampeermiddel:

een mobiel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.65 kampeerterrein:

terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.66 kampwinkel:

een winkel op een recreatieterrein, waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op detailhandel in hoofdzaak ten dienste van dat recreatieterrein;

1.67 kantine:

een ruimte waarin de bedrijfsuitoefening is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken;

1.68 kap:

een dak met een zekere helling;

1.69 kas:

een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen, bomen, struiken of planten;

1.70 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geen detailhandel zijnde en prostitutie, zoals genoemd in bijlage 3 bij deze regels;

1.71 kleinschalige duurzame energiewinning:

energie die gewonnen wordt uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, niet zijnde windturbines of zonnepaneelvelden, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en die in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar is, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte;

1.72 kunstveld:

locatie waar kunstobjecten worden geschapen en geëxposeerd;

1.73 kwekerijbedrijf:

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die specifiek is gericht op het telen van bomen, struiken, (tuin)planten en aanverwante gewassen, zoals een boomkwekerijbedrijf, een sierteeltbedrijf, een fruitteeltbedrijf en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven;

1.74 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.75 landgoed:

geheel of gedeeltelijk met bossen of andere houtopstanden bezette onroerende zaak - daaronder begrepen die waarop een buitenplaats of andere, bij het karakter van het landgoed passende opstallen voorkomen - voorzover het blijven voortbestaan van die onroerende zaak in zijn karakteristieke verschijningsvorm voor het behoud van het natuurschoon wenselijk is;

1.76 landschappelijke waarden:

de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap. Bij de afweging van het begrip landschappelijke waarden zal bijlage 'Landschappelijke kernkwaliteiten en inrichtingsprincipes buitengebied Aa en Hunze' van de toelichting steeds onderdeel van het toetsingskader zijn;

1.77 lawaaisporten:

schietsporten, auto- en motorcross, modelvliegen, en naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen sporten;

1.78 logies en ontbijt:

een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, (veelal) kortdurende, toeristische verblijfsvoorziening, voor uitsluitend logies en ontbijt, die deel uitmaakt van het hoofdgebouw/bedrijfswoning (inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken) en of is gevestigd in een (van de) vrijstaand(e) bijbehorende bouwwerk(en) en wordt gerund door de bewoner van het betreffende perceel;

1.79 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, religieuze, sociaal-culturele, medische en sociaal-medische voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van opvang van mensen en dieren én voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

1.80 manege-activiteiten:

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);

1.81 mantelzorg:

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.82 mest- en/of organische (bij)productvergisting:

het onder gecontroleerde omstandigheden (volledig afgesloten van lucht) afbreken van organische verbindingen door bacteriën waarbij methaangas vrijkomt;

1.83 mestbewerking:

de behandeling van dierlijke mest zonder noemenswaardige veranderingen aan het product, zoals mengen, roeren, homogeniseren en verwijderen van vreemde objecten zoals plastic folie en hoeven;

1.84 mestopslag:

een werk of een bouwwerk ten behoeve van de opslag van mest;

1.85 mestverwerking:

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals scheiding, bezinking, toevoeging van additieven, vergisting, beluchting, droging, compostering indamping, vergassing en verbranding;

1.86 mobiel kampeermiddel:

een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onderkomen op een kampeerterrein;

1.87 molenbeschermingszone:

aangewezen gebied waarbinnen het zicht op de molen en de vrije windtoetreding beschermd worden;

1.88 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zullen de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);

1.89 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering op de wijze van een intensief veehouderijbedrijf of een intensief kwekerijbedrijf;

1.90 normaal agrarisch gebruik:

het regulier gebruik, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor het agrarisch gebruik van de gronden, waartoe in ieder geval wordt gerekend grondbewerkingen tot een diepte van 30 cm onder maaiveld en niet bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van de verdichte bodemstructuur (woelen) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor;

1.91 normaal bosbeheer:

het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van de bosgebieden;

1.92 normaal natuurbeheer:

het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de natuurgebieden;

1.93 normaal onderhoud:

het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.94 ondergeschikte lichte horeca:

horeca die ondergeschikt en in hoofdzaak ten dienste staat van en gerelateerd is aan de bestemming en tot doel heeft het verstrekken van kleine etenswaren en dranken. Tot ondergeschikte horeca worden mede gerekend mobiele horecastands, drankautomaten, en dergelijke;

1.95 opgaande meerjarige teelt:

de meerjarige teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken, het kweken van fruit aan houtige gewassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen vormen van opgaande teelt van meerjarige gewassen;

1.96 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.97 paardrijbak:

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;

1.98 peil:
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld;
  • c. indien in, op of over het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.99 permanente bewoning:

de bewoning van een recreatiewoning als hoofdverblijf;

1.100 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie al dan niet in combinatie met de verkoop van streekeigen goederen;

1.101 productiegerichte paardenhouderij:

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, waarbij al dan niet in ondergeschikte mate het africhten en de handel van paarden plaatsvindt;

1.102 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.103 prostitutiebedrijf:

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie;

1.104 recreatieappartement:

het geheel van bijbehorende vertrekken als afzonderlijk gemeubileerde woongelegenheid, bedoeld voor verblijfsrecreatie, als onderdeel van een (andere) hoofdfunctie;

1.105 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

1.106 recreatiewoning:

een gebouw, geen woonkeet en geen caravan zijnde, bestemd om uitsluitend door een persoon, een gezin of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat/die zijn hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond;

1.107 relatie:

een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven delen van een agrarische bedrijfskavel of een bestemmingsvlak met elkaar verbindt, zodanig dat voor toepassing van de regels sprake is van één agrarische bedrijfskavel of bestemmingsvlak;

1.108 risicogevoelig bouwwerk cq. object

een bouwwerk c.q. object, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;

1.109 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.110 schuilstal:

een vrij in het open veld staande stalling, die wordt gebruikt voor het bieden van schuilgelegenheid voor vee, waarbij in geringe mate opslag van agrarische producten plaatsvindt;

1.111 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.112 sierteelt:

de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;

1.113 silo:

een ander bouwwerk ten behoeve van opslagdoeleinden;

1.114 tunnelkas:

elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten;

1.115 vast kampeermiddel:

een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verblijfsmiddel ten behoeve van recreatief nachtverblijf op een kampeerterrein, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond (plaatsgebonden) en daardoor als bouwwerk is aan te merken;

1.116 vollegronds tuinbouwbedrijf:

een grondgebonden agrarisch bedrijf dat overwegend of uitsluitend is gericht op het telen van tuinbouwgewassen in de volle grond;

1.117 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.118 voorkeurgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;

1.119 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op de vervaardiging of assemblage of de handel in vuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.120 windmolen:

een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie;

1.121 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.122 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.123 zorgboerderij:

een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, een bijbehorend bouwwerk of een overkapping, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bouwonderdelen zoals goten, dakoverstekken en in dakoverstekken geïntegreerde goten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen met een minimale oversteek van 75 cm worden in de oppervlakte meeberekend;

2.6 de bouwhoogte van een molen/windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de molen/windturbine;

2.7 bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven, met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen, trappenhuizen, gangen en overige dienstruimten;

2.8 de onderlinge afstand

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot enig punt van een ander gebouw;

2.9 bouwen op de erf- of perceelgrens

bij bouwen op de erf- of perceelgrens wordt een bouwwerk gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogste is.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch - Esdorpenlandschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Esdorpenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het (bedrijfsmatig) agrarisch grondgebruik;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding ' specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf';
  • c. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf' in combinatie met:
    • 1. de verkoop van productiegebonden en niet-productiegebonden producten in vorm van bij andere kwekerijen en bedrijven aangekochte tuinplanten, producten voor grondverbetering en verkoop van strooizout, in combinatie met loonwerk en af en toe loonwerkactiviteiten voor ander agrarisch bedrijven en gladheidsbestrijding, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    • 2. een paardenhouderij, ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij';
    • 3. een dierenartspraktijk, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenartspraktijk';
  • d. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden en/of een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf';
  • e. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering op de wijze van een kwekerijbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf' in combinatie met:
    • 1. de verkoop van productiegebonden en aan de fruitteelt aanverwante producten in combinatie met het nuttigen van niet-alcoholische dranken, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel 1';
  • f. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse van een agrarische bedrijfskavel;
  • g. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden;
  • h. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
  • i. extensief dagrecreatief medegebruik van bestaande infrastructuur en voorzieningen;
  • j. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine natuur- en landschapselementen;
  • k. bosgebieden tot een aaneengesloten omvang van 1 hectare;
  • l. bestaande schuilstallen;
  • m. fruitteelt, ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt';
  • n. een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
  • o. een paardenrenbaan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenrenbaan';
  • p. opslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • q. kuilplaten, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kuilplaten';
  • r. verkoop van motorvoertuigen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - verkoop motorvoertuigen';

met daaraan ondergeschikt:

  • s. nutsvoorzieningen;
  • t. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • u. wegen, paden en overige oppervlakteverhardingen;
  • v. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen al dan niet mede bestemd voor waterberging;
  • w. een kleinschalige camping, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen';

met de daarbijbehorende:

  • x. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  • y. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, logies en ontbijt en/of mantelzorg;
  • z. tuinen, erven en terreinen ter plaatse van een bedrijfskavel;
  • aa. gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van sanitaire voorzieningen voor de eigen gasten van een kleinschalig kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen';
  • ab. andere bouwwerken;

waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

3.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde agrarische bedrijvigheid en/of andere in lid 3.1 toegelaten functies worden gebouwd, tenzij de gronden zijn voorzien van:
    • 1. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen', in welk geval geen gebouwen en overkappingen gebouwd zullen worden;
    • 2. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - vast kampeermiddel', in welk geval geen vaste kampeermiddelen zullen worden gebouwd;
  • b. er mogen geen kassen, tunnelkassen, blaastunnels, torensilo's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken worden gebouwd;
  • c. de gebouwen en overkappingen, met uitzondering van bestaande schuilstallen, zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd op de gronden die ter plaatse zijn voorzien van een agrarische bedrijfskavel;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van de niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, zal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf' ten hoogste 1,50 hectare bedragen;
  • e. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per agrarische bedrijfskavel bedragen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding:
    • 1. “specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning', in welk geval het aantal bedrijfswoningen ten hoogste twee per agrarische bedrijfskavel zal bedragen;
    • 2. “bedrijfswoning uitgesloten', in welk geval er geen bedrijfswoning zal worden gebouwd;
  • f. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • g. de bedrijfsgebouwen en overkappingen en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij:
    • 1. de bestaande afstand minder bedraagt dan wel de gebouwen vóór de voorgevel van een bedrijfswoning zijn gebouwd, in welk geval de bestaande afstand dan wel de bestaande situering ten opzichte van de voorgevel van de bedrijfswoning geldt;
    • 2. geen bedrijfswoning aanwezig is, in welk geval deze regel niet van toepassing is;
  • h. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale
oppervlakte  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per
gebouw of overkapping  
gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of een overkapping   500 m²*   -   5,50   20   60   12,00  
Bedrijfswoning   150 m²*   -   3,50   25   60   8,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100 m²   3,50   -   60   -**  
Schuilstal   bestaand   -   bestaand   -   -   bestaand  
Gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van sanitaire voorzieningen voor de eigen gasten per kleinschalig kampeerterrein   -   50 m²   -   -   -   3,50  

* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de (gezamenlijke) oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen of een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande (gezamenlijke) oppervlakte zal bedragen

** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend andere bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijven met de daarbijbehorende bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • b. mest-, voeder- en sleufsilo's, platen en mestbassins zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd op de gronden die ter plaatse zijn voorzien van een agrarische bedrijfskavel:
    • 1. tenzij mestsilo's en mestbassins buiten een bouwvlak zijn gebouwd, in welk geval de bestaande bouwwerken op de bestaande locatie buiten het bouwvlak zullen worden gebouwd;
    • 2. tenzij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kuilplaten', in welk geval kuilplaten buiten een bouwvlak zullen worden gebouwd;
    • 3. waarbij voor mestopslag een situering aangehouden wordt op minimaal 300 m vanaf een woonhuis in een dorpskern en op minimaal 200 m vanaf een verspreid liggende woonbestemming;
  • c. de bouwhoogte van een mestsilo of een mestbassin bedraagt ten hoogste 5,00 m, exclusief afdekking;
  • d. de doorsnede van mestsilo's bedraagt ten hoogste 20,00 m;
  • e. de bouwhoogte van sleufsilo's zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • f. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • g. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en/of bedrijfsgebouw(en) binnen de bouwblokken ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • h. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal binnen het bouwblok ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • i. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal buiten het bouwblok ten hoogste 2,00 m bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt', in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 10,00 m zal bedragen.
3.3 Nadere eisen

Er kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering van de gebouwen binnen het bouwvlak en de landschappelijke inpassing daarvan ten behoeve van een goede aansluiting bij het landschappelijk karakteristiek, een evenwichtig bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de natuurwaarden.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Mestvergistingsinstallatie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van een mestvergistingsinstallatie bij een agrarisch bedrijf worden toegestaan of de bestaande oppervlakte en/of bouwhoogte van bouwwerken worden vergroot, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt verleend ten behoeve van mestvergisting en de verhandeling van de daarbij vrijkomende energie als ondergeschikte tak bij een agrarisch bedrijf;
  • b. de bouwwerken worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van een mestvergistingsinstallatie ten hoogste 2500 m² zal bedragen, exclusief de oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van de opslag van mest, co-substraten of digestaat;
  • d. de bouwhoogte van platen en bassins voor mestopslag ten behoeve van een mestvergistingsinstallatie ten hoogste 2,50 m zal bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van een mestvergistingsinstallatie ten hoogste 15,00 m zal bedragen;
  • f. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • g. tevens de in 3.6.1 genoemde vergunning wordt verleend.
3.4.2 Ondergeschikte tweede tak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a in die zin dat bouwwerken ten behoeve van een ondergeschikte tweede tak worden gebouwd, mits:

  • a. de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de ondergeschikte tweede takken per agrarisch bedrijf ten hoogste 500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. tevens de in 3.6.2 genoemde vergunning wordt verleend.
3.4.3 Bouw van kassen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b in die zin dat er kassen worden gebouwd, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de kassen per bouwvlak ten hoogste 1000 m² zal bedragen, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf', in welk geval de gezamenlijke oppervlakte van de kassen per bouwvlak ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4.4 Nieuwe schuilstallen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder c en h in die zin dat nieuwe schuilstallen buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt verleend indien de schuilstal noodzakelijk is vanuit het oogpunt van dierenwelzijn;
  • b. er ten hoogste één schuilstal per gebruiker wordt gebouwd;
  • c. de gebruiker beschikt over ten minste 5000 m² aan agrarische gronden;
  • d. de bouwhoogte van een schuilstal ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
  • e. de oppervlakte van een schuilstal ten hoogste 50 m² zal bedragen;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4.5 Afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder f in die zin dat de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg wordt verkleind, mits:

  • a. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4.6 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouw of overkapping

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder h in die zin dat een bedrijfsgebouw of een overkapping wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:

  • a. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
3.4.7 Vergroten bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder h in die zin dat de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 14,00 m, mits:

  • a. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend als gevolg van milieumaatregelen en/of ten behoeve van het verbeteren van het dierenwelzijn;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
3.4.8 Afwijkende bouwvormen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder h in die zin dat bedrijfsgebouwen worden gebouwd in de vorm van serrestallen of naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
3.4.9 Opslag mest buiten bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a in die zin dat mestsilo's, -bassins of platen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. deze afwijking niet wordt toegepast ter plaatse van de bestemming 'Natuur', Waarde - Cultuurhistorie' en 'Waarde - Landschap';
  • b. binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte is voor de mestopslag of de afwijking noodzakelijk is vanuit milieuwetgeving;
  • c. de diameter van een mestsilo ten hoogste 25,00 m zal bedragen;
  • d. de oppervlakte van een mestbassin of plaat, inclusief opstaande randen, ten hoogste 750 m² zal bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een mestsilo ten hoogste 4,00 m, exclusief afdekking, zal bedragen;
  • f. de bouwhoogte van de opstaande randen van een mestbassin of plaat ten hoogste 1,50 m zal bedragen;
  • g. de omvang van de agrarische bedrijfskavel van het agrarisch bedrijf ten hoogste 1,50 hectare zal bedragen;
  • h. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • i. tevens de in lid 3.6.3 genoemde vergunning is verleend;
  • j. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4.10 Sleufsilo's

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a in die zin dat sleufsilo's buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. de silo's worden gebouwd binnen een afstand van ten hoogste 25 m gerekend vanuit de bouwgrens van het bijbehorende bouwvlak;
  • b. de voor de agrarische bebouwing, opslag en verharding aan te wenden oppervlakte van de gronden binnen en buiten het bouwvlak ten hoogste 1,50 hectare zal bedragen;
  • c. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4.11 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder f in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 3.6.8 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid anders dan bij het wonen toegestane beroepen en bedrijven en de specifiek daarvoor aangeduide bedrijven dan wel waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar), tenzij in de bestaande situatie opslag buiten een bouwvlak is gesitueerd, in welk geval de opslag van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten op de bestaande locatie is toegestaan;
  • d. het opslaan van agrarische producten binnen de agrarische bedrijfskavel voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen bedrijfsgebouw, tenzij in de bestaande situatie opslag voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw is gesitueerd, in welk geval de opslag op de bestaande locatie is toegestaan;
  • e. het opslaan van niet-agrarische producten, auto's, caravans en boten anders dan in gebouwen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - verkoop motorvoertuigen', in welk geval 8 motorvoertuigen tegelijk mogen worden gestald;
  • f. het gebruik van spoelplaatsen ten behoeve van de bollenteelt buiten de bouwvlakken;
  • g. het plaatsen van tunnelkassen, blaastunnels, en naar de aard daarmee gelijk te stellen objecten anders dan bedoeld in lid 3.2.1 onder b;
  • h. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik (buiten het bouwblok) of de bereikbaarheid van bebouwde percelen;
  • i. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf';
  • j. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één bedrijfswoning ontstaat, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning' in welk geval twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • k. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan:
    • 1. waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
    • 2. genoemd in 3.1, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' de verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m² en waarbij uitsluitend in de decembermaand van ieder jaar de verkoop van kerstbomen is toegestaan;
    • 3. de verkoop van motorvoertuigen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - verkoop motorvoertuigen', in welk geval 8 motorvoertuigen tegelijk mogen worden gestald ter verkoop;
  • l. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan:
    • 1. waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
    • 2. een kleinschalige camping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen';
    • 3. logies en ontbijt, waarbij ten hoogste twee kamers voor ten hoogste vier personen worden ingericht in de bedrijfswoning en/of de aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m²;
  • m. het gebruik van gronden voor het kamperen buiten de periode van 15 maart tot 1 november  van ieder kalenderjaar, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen';
  • n. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning, een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • o. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • p. het gebruik van gronden ten behoeve van de sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt, of overige opgaande meerjarige teeltvormen hoger dan 1,50 m, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'fruitteelt', in welk geval de gronden mogen worden gebruikt voor fruitteelt, of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - opgaande meerjarige teeltvormen';
  • q. het diepploegen, mengwoelen of anderszins onomkeerbaar wijzigen van de bodemstructuur, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' en 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4';
  • r. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • s. het gebruik van de gronden ten behoeve van containerteelt anders dan bij een boomteeltbedrijf, voorzover:
    • 1. de gronden niet aansluitend zijn gelegen aan het bouwvlak van het betreffende boomteeltbedrijf met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf';
    • 2. de oppervlakte van de gronden ten behoeve van de containerteelt per boomkwekerijbedrijf meer bedraagt dan 1.5 hectare;
  • t. het gebruik van een tweede bouwlaag of meer voor het houden van dieren, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • u. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een hoveniersbedrijf, een vakantiewoning, dagrecreatie, vergaderingen en seminars, logies en ontbijt met een gezamenlijke oppervlakte die meer bedraagt dan de bestaande gezamenlijke oppervlakte.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Mestvergistingsinstallatie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 onder a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in samenhang met bouwactiviteiten, wordt gecombineerd met het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, indien sprake is van één van de volgende wijzen van mestvergisting:

  • a. het bedrijf maakt voor minimaal 60% gebruik van mest afkomstig van het eigen bedrijf en/of co-onderstraten;
  • b. het bedrijf gebruikt minimaal 60% van het restproduct op het eigen bedrijf,

mits:

    • 1. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 3. de capaciteit van de vergisting ten hoogste 100 ton per dag bedraagt;
    • 4. er sprake is van een agrarische bedrijfskavel, gelegen aan een weg, die berekend is op zwaar verkeer;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bodemarchief, de natuurlijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.6.2 Ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 onder b en m in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 1 opgenomen bedrijvigheid, mits:

  • a. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie ten hoogste 350 m² bedraagt, tenzij er sprake is van een paardenhouderij in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 500 m² zal bedragen;
  • d. er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.6.3 Opslaan van mest buiten bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 onder c in die zin dat gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits:

  • a. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
  • b. de opslag van mest wordt gesitueerd op minimaal 300 m vanaf een woonhuis in een dorpskern en op minimaal 200 m vanaf een verspreid liggende woonbestemming;
  • c. de omvang van de agrarische bedrijfskavel van het agrarisch bedrijf bij situering direct aansluitend op de agrarische bedrijfskavel ten hoogste 1,50 hectare zal bedragen;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.6.4 Spoelplaatsen bollenteelt

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 onder f in die zin dat spoelplaatsen ten behoeve van de bollenteelt buiten een bouwvlak worden aangelegd, mits:

  • a. deze vergunning niet wordt verleend op gronden die zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie', 'Waarde - Beschermwaardig houtopstand' en 'Waarde - Landschap';
  • b. er sprake is van een goede en veilige verkeersontsluiting van het perceel;
  • c. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.6.5 Inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 onder j in die zin dat een bestaande bedrijfswoning, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
  • b. er ter plaatse geen sprake is van een tweede bedrijfswoning;
  • c. de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon noodzakelijk is voor het constante toezicht op het agrarisch bedrijf dan wel de huisvesting noodzakelijk is in verband met de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
  • d. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er geen sprake is van woningsplitsing;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.6.6 Logies en ontbijt

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 onder l sub 3 en o in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van logies en ontbijt, mits:

  • a. ten hoogste twee kamers voor ten hoogste vier personen worden ingericht in het (de) vrijstaande bijbehorende bouwwerk(en) tot een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m²;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. er voldoende parkeervoorzieningen op het eigen erf aanwezig zijn;
  • d. voorts voldaan wordt aan de uitgangspunten van de beleidsnotitie Bed & Breakfast-accommodaties in Aa en Hunze, 23 april 2015;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.6.7 Opgaande meerjarige teeltvormen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 onder p in die zin dat de gronden ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering worden gebruikt voor sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen al dan niet ten behoeve van de productie van bio-energie voor energieproductiedoeleinden, mits:

  • a. deze vergunning uitsluitend wordt verleend indien de gronden aansluiten op bestaande opgaande landschapselementen;
  • b. deze vergunning niet wordt verleend op gronden die ter plaatse zijn voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie', 'Waarde - Beschermwaardig houtopstand' en 'Waarde - Landschap';
  • c. een minimale afstand van 10,00 m wordt aangehouden tot aangrenzende agrarische productiegronden en woonbestemmingsgrenzen in verband met schaduwwerking;
  • d. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
3.6.8 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 onder r in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. het uitsluitend gaat om een hobbymatige functie bij het wonen;
  • b. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • c. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • d. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • e. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • f. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • g. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van bosaanplant tot een aaneengesloten oppervlakte van ten hoogste 1,00 hectare;
  • b. het dempen en/of graven van sloten, poelen (diameter > 10 m) en/of andere watergangen en/of -partijen;
  • c. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  • d. het aanleggen en/of verharden van paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van het aanleggen en/of verharden van wegen ter ontsluiting van agrarische percelen, kuilvoerplaten en sleufsilo's;
  • e. het aanleggen van ondergrondse, bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen;
  • f. het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke bouwwerken, voor zover voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
3.7.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 3.7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.7.3 Toetsingscriteria a t/m e

De omgevingsvergunning in lid 3.7.1 kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijk waarden en de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden. De in lid 3.7.1 onder b, voorzover het betreft het dempen, genoemde vergunning, kan voorts slechts worden verleend indien er zodanige compensatie plaatsvindt dat de landschappelijke structuur niet onevenredig wordt geschaad.

3.7.4 Toetsingscriteria f

De omgevingsvergunning in lid 3.7.1 kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Vergroten agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf tot 1,5 hectare

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aan een agrarische bedrijfskavel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf' of 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf

, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 1,5 hectare;
  • b. er binnen de bestaande agrarische bedrijfskavel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • c. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
3.8.2 Vergroten agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf tot 2 hectare

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aan een agrarische bedrijfskavel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf' of 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 2 hectare;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast binnen de veenontginningsgebieden, niet zijnde de multifunctionele gebieden, en de gebieden met de hoofdfunctie landbouw in het esdorpenlandschap, zoals weergegeven op figuur 'Fragment visiekaart omgevingsvisie 2014' in paragraaf 2.4.4. van de toelichting;
  • c. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
  • d. er binnen de bestaande agrarische bedrijfskavel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • e. de uitbreiding van een agrarische bedrijfskavel met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf boven een omvang van 1,50 hectare uitsluitend ten behoeve van de grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten wordt toegestaan;
  • f. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
3.8.3 Vergroten agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een agrarische bedrijfskavel voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf' met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak wordt vergroot, mits:

  • a. de oppervlakte van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 1,50 hectare;
  • b. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
  • c. er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • d. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
3.8.4 Vergroten agrarische bedrijfskavel gemengd agrarische bedrijfsvoering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een agrarische bedrijfskavel voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf', al dan niet met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak, wordt vergroot ten behoeve van het realiseren van extra staloppervlakte of de extensivering/verbreding van de niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, mits:

  • a. de oppervlakte van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 125% van de omvang van het bouwvlak bij een gelijk blijvend aantal dieren, waarbij de omvang van de agrarische bedrijfskavel en het bouwvlak ten hoogste 2 hectare mag bedragen;
  • b. de noodzaak tot vergroting voor de bedrijfsgebouwen voortvloeit uit gewijzigde wet- en regelgeving op het gebied van het dierenwelzijn of de extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten;
  • c. er binnen de bestaande agrarische bedrijfskavel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • d. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
3.8.5 Nieuw agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf' ter plaatse wordt aangebracht, mits:

  • a. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf' of 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf' ter plaatse wordt verwijderd, indien de bedrijfsactiviteiten van het betreffende bedrijf op de bestaande agrarische bedrijfskavel zijn beëindigd, dan wel vestiging op een bestaande agrarische bedrijfskavel niet mogelijk is, in welk geval een nieuwe aanduiding wordt gelegd;
  • b. deze wijziging in geval van het leggen van een nieuwe aanduiding niet wordt toegepast op gronden ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie' en 'Waarde - Landschap';
  • c. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • d. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
  • e. de omvang van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak maximaal 2 hectare zal bedragen;
  • f. de mest-, natuur- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • g. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • i. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
3.8.6 Aanbrengen aanduiding plattelandswoning

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' binnen een bouwvlak wordt aangebracht, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een bedrijfswoning wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, niet noodzakelijk is;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.8.7 Verwijderen aanduiding plattelandswoning

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' wordt verwijderd, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien de naastgelegen agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd en de aanduiding voor het bouwvlak ter plaatse is verwijderd dan wel de plattelandswoning opnieuw als agrarische bedrijfswoning in gebruik wordt genomen;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.8.8 Locatiegebonden wijziging naar natuur (Natura-2000)

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Esdorpenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 48 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3';
  • c. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven of aangewezen;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de wijziging uitsluitend wordt toegepast op basis van een inrichtingsplan dat in elk geval inzicht geeft in de bodemingrepen, de gevolgen voor de waterhuishouding en het toekomstig landschapsbeeld. De omzetting en inrichting van de in het wijzigingsplan begrepen gronden moet in overeenstemming met het bij het wijzigingsplan behorende en gewaarmerkte inrichtingsplan plaats vinden;
  • f. er voor het toepassing geven aan de wijzigingsbevoegdheid een planschade overeenkomst is gesloten.
3.8.9 Algemene wijziging naar natuur

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Esdorpenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 48 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. de wijziging past binnen het beleid met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur dan wel betrekking heeft op particulier natuurbeheer;
  • d. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden in zijn geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven of aangewezen;
  • e. rekening wordt gehouden met voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en (uitbreiding van) bedrijventerreinen;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de wijziging uitsluitend wordt toegepast op basis van een inrichtingsplan dat in elk geval inzicht geeft in de bodemingrepen, de gevolgen voor de waterhuishouding en het toekomstig landschapsbeeld. De omzetting en inrichting van de in het wijzigingsplan begrepen gronden moet in overeenstemming met het bij het wijzigingsplan behorende en gewaarmerkte inrichtingsplan plaats vinden;
  • h. er voor het toepassing geven aan de wijzigingsbevoegdheid een planschade overeenkomst is gesloten.
3.8.10 Functiewijziging agrarische bedrijfskavel naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Esdorpenlandschap', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalig boerderijpand' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 69 of 71 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de voormalige bedrijfsgebouwen, die landschapsontsierend zijn, worden gesaneerd ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • g. de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van het wonen ten hoogste 2.000 m² zal bedragen;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.8.11 Wijziging Ruimte-voor-Ruimte-Regeling bedrijfsverplaatsing

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Esdorpenlandschap', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' en waarbij elders de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf' wordt aangebracht als gevolg van bedrijfsverplaatsing van het agrarisch bedrijf, mits:

  • a. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf' , “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf' ter plaatse wordt verwijderd, indien de bedrijfsactiviteiten van het betreffende bedrijf op de bestaande agrarische bedrijfskavel zijn beëindigd, dan wel vestiging op een bestaande agrarische bedrijfskavel niet mogelijk is, in welk geval een nieuwe aanduiding wordt gelegd;
  • b. deze wijziging in geval van het leggen van een nieuwe aanduiding niet wordt toegepast op gronden ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie' en 'Waarde - Beschermwaardig houtopstand';
  • c. de aanduiding van de voormalige agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
  • d. de verplaatsing van het agrarisch bedrijf noodzakelijk is vanwege een uitplaatsing uit een natuurgebied, de Ecologische Hoofdstructuur of een dorpskern waarbij een knelpunt wordt opgelost;
  • e. er bij het leggen van de nieuwe aanduiding geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. op de voormalige agrarische bedrijfskavel alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke gebouwen, met een minimum oppervlakte van:
    • 1. 750 m² wordt gesloopt, ten behoeve van de bouw van maximaal één woonhuis;
    • 2. 2.000 m² wordt gesloopt, ten behoeve van de bouw van maximaal twee woonhuizen;
  • g. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • h. het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis direct achter of naast het voormalig boerderijpand wordt gebouwd en dat wordt voorzien van een eigen bestemmingsvlak 'Wonen';
  • i. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
  • j. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.8.12 Wijziging Ruimte-voor-Ruimte-Regeling functiewijziging

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Esdorpenlandschap', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalig boerderijpand' ten behoeve van compensatie, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 69 of 71 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de agrarische bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd en de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. op de betreffende voormalige agrarische bedrijfskavel ten minste 750 m² of 2.000 m² dan wel op meerdere voormalige agrarische bedrijfskavels gezamenlijk ten minste 750 m² of 2.000 m² met een minimum van 250 m² per agrarische bedrijfskavel aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke gebouwen, wordt (worden) gesloopt, ten behoeve van de bouw van maximaal één woonhuis respectievelijk twee woonhuizen;
  • e. bij toepassing van de sloop alle bouwwerken, niet zijnde de cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke gebouwen, van het perceel worden verwijderd, zodanig dat volledige sloop plaatsvindt en met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • f. het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis direct achter of naast het voormalig boerderijpand wordt gebouwd;
  • g. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
3.8.13 Vergroten bestemmingsvlakken wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Esdorpenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalig boerderijpand' ten behoeve van het vergroten van bestemmingsvlakken, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 69 of 71 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak voor het wonen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ten hoogste 2.000 m² zal bedragen;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • e. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
3.8.14 Verplaatsen bestemmingsvlakken wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Esdorpenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalig boerderijpand' ten behoeve van het verplaatsen van bestemmingsvlakken, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 69 of 71 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het voormalige bestemmingsvlak ter plaatse wordt verwijderd en de betreffende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - Esdorpenlandschap';
  • c. de huidige ligging van het bestemmingsvlak belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering kan worden bewerkstelligd;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • f. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
3.8.15 Functieverandering agrarische bedrijfskavel naar niet-agrarische bedrijvigheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Esdorpenlandschap' uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf', 'Agrarisch - Paardenhouderij' of 'Horeca' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van de artikelen 10, 11, 6 of 38 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalig agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van het agrarisch gebruik in gebruik zijn geweest;
  • e. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Agrarisch - Paardenhouderij' uitsluitend wordt toegepast, indien de vestiging plaatsvindt aansluitend aan de kernen en het perceel op een goede wijze landschappelijk kan worden ingepast;
  • f. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Horeca' uitsluitend wordt toegepast, indien sprake van een versterking van de recreatieve structuur;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de externe veiligheid. Voor het beoordelen van de externe veiligheid wordt de regionale brandweer om advies gevraagd, in geval de functiewijziging betrekking heeft op een agrarische bedrijfskavel of een deel daarvan dat zich binnen 200 m van een risicobron bevindt;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
3.8.16 Uitbreiding van bestaande kampeerterreinen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Esdorpenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming 'Recreatie - 1' of 'Recreatie - 2' ten behoeve van de uitbreiding van een bestaand kampeerterrein, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 52 of 53 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast vanuit een bedrijfseconomische noodzaak die voortvloeit uit de wens naar kwaliteitsverbetering, innovatie en het realiseren van ruimte voor experimenteel kamperen;
  • c. bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van het compensatiebeginsel de spelregels EHS worden toegepast;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. rekening wordt gehouden met voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en (uitbreiding van) bedrijventerreinen;
  • f. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • g. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.8.17 Wijziging naar kleinschalige bedrijvigheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Esdorpenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf - Kleinschalig bedrijf' ten behoeve van de vestiging van een kleinschalig bedrijf, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid regels voor de bestemming 'Bedrijf - Kleinschalig bedrijf' worden opgesteld conform de uitgangspunten van de beleidsnotitie Kleinschalige bedrijvigheid, zoals opgenomen in 6;
  • b. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast, ter plaatse van de aanduiding wetgevingzone - wijzigingsgebied 5';
  • c. wordt voldaan aan de uitgangspunten van de beleidsnotitie Kleinschalige bedrijvigheid, zoals opgenomen in Bijlage 6;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • f. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de externe veiligheid. Voor het beoordelen van de externe veiligheid wordt de regionale brandweer om advies gevraagd, in geval de functiewijziging betrekking heeft op een agrarische bedrijfskavel of een deel daarvan dat zich binnen 200 m van een risicobron bevindt;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Agrarisch - Imkerij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Imkerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een imkerij al dan niet in combinatie met ondergeschikte en productiegebonden detailhandel en educatieve voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. terreinen;
  • f. andere bouwwerken;
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde bedrijfsactiviteiten worden gebouwd;
  • b. er zullen geen bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • c. het bebouwingspercentage zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 70% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
4.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

Artikel 5 Agrarisch - Opslag

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Opslag' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het opslaan van agrarisch materieel;

met de daarbijbehorende:

  • b. gebouwen en overkappingen;
  • c. terreinen;
  • d. andere bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van agrarische opslag worden gebouwd;
  • b. er zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "bouwvlak";
  • c. er zullen geen bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • d. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • e. de gootho ogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 5,50 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 12,00 m bedragen.
5.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • c. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd.

Artikel 6 Agrarisch - Paardenhouderij

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van gebruiksgerichte paardenhouderijen, al dan niet in ondergeschikte mate en in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering of ondergeschikte manegeactiviteiten;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;
  • e. een recreatieappartement, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement';
  • f. een theeschenkerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theeschenkerij';

met de daarbijbehorende:

  • g. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, logies en ontbijt en/of mantelzorg;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. andere bouwwerken waaronder paardrijbakken, tredmolens en naar de aard daarmee gelijk te stellen andere bouwwerken.

waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

6.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 6.1 onder a en g genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde paardenhouderij worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de bedrijfsgebouwen en overkappingen en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale
oppervlakte  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per
gebouw of overkapping  
gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
bedrijfsgebouw of een overkapping   500 m²*   2500 m²*   5,50   20   60   12,00  
bedrijfswoning   150 m²*   -   3,50   25   60   8,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100 m²   3,50   -   60   -**  

* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de (gezamenlijke) oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen of een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande (gezamenlijke) oppervlakte zal bedragen

** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning

6.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning(en) of bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Vergroten gezamenlijke oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast.
6.3.2 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouw of overkapping

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder f in die zin dat een bedrijfsgebouw of een overkapping wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast.
6.3.3 Vergroten bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.1 onder f in die zin dat de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 14,00 m, mits:

  • a. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van ondergeschikte manegeactiviteiten, indien gedurende de paardrijlessen gebruik wordt gemaakt van meer dan vijf paarden of pony's;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan:
    • 1. waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
    • 2. logies en ontbijt, waarbij ten hoogste twee kamers voor ten hoogste vier personen worden ingericht in de bedrijfswoning en/of de aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement', in welk geval ten hoogste 1 recreatieappartement is toegestaan;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel.
6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4 onder b in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
6.5.2 Logies en ontbijt

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4 onder b en e punt 2 in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van logies en ontbijt, mits:

  • a. ten hoogste twee kamers voor ten hoogste vier personen worden ingericht in het (de) vrijstaande bijbehorende bouwwerk(en) tot een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m²;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. er voldoende parkeervoorzieningen op het eigen erf aanwezig zijn;
  • d. voorts voldaan wordt aan de uitgangspunten van de beleidsnotitie Bed & Breakfast-accommodaties in Aa en Hunze, 23 april 2015;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.6.1 Vergunningplicht

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden een omgevingsvergunning vereist:

  • het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke bouwwerken.
6.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 6.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
6.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Wijziging naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' of 'Agrarisch - Esdorpenlandschap', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 69 en/of artikel 9 of 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de feitelijke situatie en eventueel buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' liggende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' of 'Agrarisch - Esdorpenlandschap';
  • c. de bedrijfsactiviteiten van de paardenhouderij ter plaatse zijn beëindigd;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
6.7.2 Wijziging naar agrarisch

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' of 'Agrarisch - Esdorpenlandschap', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikel 9 of 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf' ter plaatse wordt aangebracht;
  • c. vestiging op een bestaande agrarische bedrijfskavel niet mogelijk is;
  • d. deze wijziging niet wordt toegepast op gronden ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie', 'Waarde - Beschermwaardig houtopstand' en 'Waarde - Landschap';
  • e. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • f. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf, een en ander aangetoond met een bedrijfsplan;
  • g. de omvang van de agrarische bedrijfskavel maximaal 3,00 hectare zal bedragen;
  • h. de mest-, natuur- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • j. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.

Artikel 7 Agrarisch - Paardenhouderij 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een paardenhouderij (zowel productiegericht als gebruiksgericht) met in hoofdzaak trainings- en verblijfsaccommodatie voor het mennen van paarden, met de daarbij behorende bebouwing, alsmede:
  • b. een bedrijfswoning;
  • c. recreatiewoningen, ondergeschikt en uitsluitend ten dienste van de paardenhouderij;
  • d. horeca, ondergeschikt en uitsluitend ten dienste van de paardenhouderij;
  • e. verblijfsrecreatie, ondergeschikt en uitsluitend ten dienste van de paardenhouderij;

met de/het daarbij behorende:

  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. paardrijbakken, tredmolens en naar de aard daarmee gelijk te stellen andere bouwwerken;
  • j. water.

 

Ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' dient, met uitsluiting van andere locaties, de toegang naar respectievelijk de paardenhouderij en de bedrijfswoning te worden gesitueerd.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen algemeen

Voor het bouwen van gebouwen geldt dat ze uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd.

7.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. er mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de bedrijfswoning wordt gebouwd met de nokrichting evenwijdig aan de Eexterweg;
  • c. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;
  • d. de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m.
7.2.3 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van de recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. er mogen maximaal drie recreatiewoningen worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 10 m;
  • c. de goothoogte bedraagt niet meer dan 6 m.
7.2.4 Overige gebouwen

Voor het bouwen van de overige gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte bedraagt niet meer dan 4,5 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 12 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.
7.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van in het bouwvlak gelegen andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 10 m;
  • b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken mag buiten het bouwvlak niet meer dan 4,5 m bedragen, met uitzondering van lichtmasten, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 6 m mag bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van bouwwerken ten behoeve van:

  • een goede landschappelijke inpassing;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de recreatiewoningen voor permanente bewoning.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' de bouw van nog eens drie recreatiewoningen wordt toegestaan met in totaal een oppervlakte van maximaal 250 m² en met toepassing van de bouwregels als genoemd in lid 7.2.3 met dien verstande dat de behoefte aan de recreatiewoningen vanuit de bedrijfsvoering kan worden aangetoond, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 8 Agrarisch - Radiotelescoop

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Radiotelescoop' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een LOFAR-radiotelescoop;
  • b. het behoud en het herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden;
  • c. het agrarisch grondgebruik;
  • d. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • e. het behoud en de bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden.

met de daarbijbehorende:

  • f. andere bouwwerken.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

8.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van het landschapsbeeld nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken met een grotere verticaal oppervlak van 4 m2 en een bouwhoogte hoger dan 1,5 m of de vormgeving van erfafscheidingen (open hekwerken).

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist :

  • a. het aanleggen en/of verharden van wegen, voet-, fiets- en ruiterpaden en dagrecreatieve voorzieningen, zoals picknickplaatsen, parkeervoorzieningen en de inrichting van visoevers;
  • b. seismisch onderzoek en exploratieboringen;
  • c. het ophogen, afgraven, ontgronden, ontginnen, egaliseren en diepploegen;
  • d. het beplanten en of bebossen van gronden met houtopstanden;
  • e. het aanbrengen van lijnvormige beplanting;
  • f. het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen.
8.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 8.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. ten behoeve van het LOFAR-station worden uitgevoerd.
8.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 8.4.1 kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden en het functioneren van het LOFAR-station.

Artikel 9 Agrarisch - Veenontginningenlandschap

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf';
  • c. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf' in combinatie met:
    • 1. een manege, ter plaatse van de aanduiding 'manege';
    • 2. een hoveniersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'hovenier';
    • 3. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    • 4. een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie';
    • 5. een hoveniersbedrijf, een vakantiewoning, dagrecreatie, vergaderingen en seminars, logies en ontbijt, ter plaatse van de aanduiding 'gemengd';
    • 6. loonwerkzaamheden, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf';
    • 7. logies en ontbijt, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logies en ontbijt';
  • d. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden en/of een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf';
  • e. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse van een agrarische bedrijfskavel;
  • f. bestaande schuilstallen;
  • g. een veldschuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur';
  • h. opslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • i. een activiteitenterrein ten behoeve van dagrecreatieve doeleinden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - activiteitenterrein';

met daaraan ondergeschikt:

  • j. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden van het veenontginningenlandschap;
  • k. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine natuur- en landschapselementen;
  • l. doeleinden van natuurontwikkeling en agrarisch natuurbeheer;
  • m. een mestvergistingsinstallatie in combinatie met kantoorruimte, een weegbrug en bijbehorende silo's, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestvergister';
  • n. een recreatiewoning, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • o. cultuurgrond;
  • p. nutsvoorzieningen;
  • q. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • r. extensief dagrecreatief medegebruik van bestaande infrastructuur en voorzieningen;
  • s. wegen, paden en overige oppervlakteverhardingen;
  • t. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen al dan niet mede bestemd voor waterberging;

met de daarbijbehorende:

  • u. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  • v. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, logies en ontbijt en/of mantelzorg;
  • w. bedrijfswoningen ten behoeve van de huisvesting van derden en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of bed and breakfast, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning';
  • x. tuinen, erven en terreinen ter plaatse van een bedrijfskavel;
  • y. een schuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - schuur';
  • z. andere bouwwerken.

waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

9.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

9.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde agrarische bedrijvigheid worden gebouwd, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen', in welk geval geen gebouwen en overkappingen gebouwd zullen worden;
  • b. er mogen geen kassen, torensilo's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken worden gebouwd;
  • c. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd op de gronden die ter plaatse zijn voorzien van een agrarische bedrijfskavel, tenzij:
    • 1. het bestaande schuilstallen betreft;
    • 2. ter plaatse de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' van toepassing is, in welk geval een gebouw mag worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4,00 m;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van de niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, zal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf ten hoogste 1,50 hectare bedragen;
  • e. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per agrarische bedrijfskavel bedragen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding:
    • 1. “specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning', in welk geval het aantal bedrijfswoningen ten hoogste twee per agrarische bedrijfskavel zal bedragen;
    • 2. “bedrijfswoning uitgesloten', in welk geval er geen bedrijfswoning zal worden gebouwd;
  • f. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • g. de bedrijfsgebouwen en overkappingen en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt dan wel de gebouwen vóór de voorgevel van een bedrijfswoning zijn gebouwd, in welk geval de bestaande afstand dan wel de bestaande situering ten opzichte van de voorgevel van de bedrijfswoning geldt;
  • h. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale oppervlakte   Goothoog- te in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per gebouw of overkapping   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of een overkapping   500 m²*   -   5,50   20   60   12,00  
Bedrijfswoning   150 m²*   -   3,50   25   60   8,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100 m²   3,50   -   60   -**  
Tunnelkassen en blaastunnels   -   -   -   -   -   1,50  
Mestvergistingsinstallatie met bijbehorende voorzieningen+   -   2.500 m²   -   -   -   12,00  
Schuilstal   bestaand   -   bestaand   -   60   bestaand  
Schuur, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - schuur'   bestaand   -   bestaand   -   -   bestaand  

* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de (gezamenlijke) oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen of een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande (gezamenlijke) oppervlakte zal bedragen

** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning

+ uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestvergister'

9.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een manege

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een manege gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een manege zullen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'manege' worden gebouwd;
  • b. de afstand van bedrijfsgebouwen en overkappingen tot woningen van derden zal minimaal 50 meter bedragen;
  • c. de goothoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 9,00 m bedragen;
  • e. de dakhelling van bedrijfsgebouwen en overkappingen zal ten minste 15º bedragen;
  • f. er zal geen bedrijfswoning ten behoeve van een manege worden gebouwd.
9.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. mest-, voeder- en sleufsilo's, platen en mestbassins zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd op de gronden die ter plaatse zijn voorzien van een agrarische bedrijfskavel, tenzij mestsilo's en mestbassins buiten een bouwvlak zijn gebouwd, in welk geval de bestaande bouwwerken op de bestaande locatie buiten het bouwvlak zullen worden gebouwd, waarbij voor mestopslag een situering aangehouden wordt op minimaal 300 m vanaf een woonhuis in een dorpskern en op minimaal 200 m vanaf een verspreid liggende woonbestemming;
  • b. de bouwhoogte van een mestsilo of een mestbassin bedraagt ten hoogste 5,00 m, exclusief afdekking;
  • c. de doorsnede van mestsilo's bedraagt ten hoogste 20,00 m;
  • d. de bouwhoogte van sleufsilo's zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • e. er zullen geen paardrijbakken, tenzij ten behoeve van een manege, en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • f. andere bouwwerken ten behoeve van een manege zullen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'manege';
  • g. de bouwhoogte van andere bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'manege' zal ten behoeve van een paardenbak ten hoogste 1,50 m bedragen en ten behoeve van een stapmolen ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • h. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en/of bedrijfsgebouwen binnen de bouwblokken ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • i. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal binnen het bouwblok ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • j. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal buiten het bouwblok ten hoogste 2,00 m bedragen.
9.3 Nadere eisen

Er kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering van de gebouwen binnen het bouwvlak en de landschappelijke inpassing daarvan ten behoeve van een goede aansluiting bij het landschappelijk karakteristiek, een evenwichtig bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de natuurwaarden.

9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Mestvergistingsinstallatie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder a en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van een mestvergistingsinstallatie bij een agrarisch bedrijf worden toegestaan of de bestaande oppervlakte en/of bouwhoogte van bouwwerken worden vergroot, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt verleend ten behoeve van mestvergisting en de verhandeling van de daarbij vrijkomende energie als ondergeschikte tak bij een agrarisch bedrijf;
  • b. de bouwwerken worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van een mestvergistingsinstallatie ten hoogste 2500 m² zal bedragen, exclusief de oppervlakte van bouwwerken ten behoeve van de opslag van mest, co-substraten of digestaat;
  • d. de bouwhoogte van platen en bassins voor mestopslag ten behoeve van een mestvergistingsinstallatie ten hoogste 2,50 m zal bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van een mestvergistingsinstallatie ten hoogste 15,00 m zal bedragen;
  • f. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • g. tevens de in 9.6.1 genoemde vergunning wordt verleend.
9.4.2 Ondergeschikte tweede tak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder a in die zin dat bouwwerken ten behoeve van een ondergeschikte tweede tak worden gebouwd, mits:

  • a. de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de ondergeschikte tweede takken per agrarisch bedrijf ten hoogste 500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. tevens de in 9.6.2 genoemde vergunning wordt verleend.
9.4.3 Bouw van kassen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder b in die zin dat er kassen worden gebouwd, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de kassen per bouwvlak ten hoogste 1000 m² zal bedragen, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf', in welk geval de gezamenlijke oppervlakte van de kassen per bouwvlak ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
9.4.4 Nieuwe schuilstallen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder c en h in die zin dat nieuwe schuilstallen buiten een bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt verleend indien de schuilstal noodzakelijk is vanuit het oogpunt van dierenwelzijn;
  • b. er ten hoogste één schuilstal per gebruiker wordt gebouwd;
  • c. de gebruiker beschikt over ten minste 5000 m² aan agrarische gronden;
  • d. de bouwhoogte van een schuilstal ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
  • e. de oppervlakte van een schuilstal ten hoogste 50 m² zal bedragen;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4.5 Afstand bedrijfswoning tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder f in die zin dat de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg wordt verkleind, mits:

  • a. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4.6 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouw of overkapping

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder h in die zin dat een bedrijfsgebouw of een overkapping wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:

  • a. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
9.4.7 Vergroten bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder h in die zin dat de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 14,00 m, mits:

  • a. deze omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend als gevolg van milieumaatregelen en/of ten behoeve van het verbeteren van het dierenwelzijn;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
9.4.8 Afwijkende bouwvormen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder h in die zin dat bedrijfsgebouwen worden gebouwd in de vorm van serrestallen of naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
9.4.9 Opslag mest buiten bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.3 onder a in die zin dat mestsilo's, -bassins of platen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. deze afwijking niet wordt toegepast ter plaatse van de bestemming 'Natuur', Waarde - Cultuurhistorie' en 'Waarde - Landschap';
  • b. binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte is voor de mestopslag of de afwijking noodzakelijk is vanuit milieuwetgeving;
  • c. de diameter van een mestsilo ten hoogste 25,00 m zal bedragen;
  • d. de oppervlakte van een mestbassin of plaat, inclusief opstaande randen, ten hoogste 750 m² zal bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een mestsilo ten hoogste 4,00 m, exclusief afdekking, zal bedragen;
  • f. de bouwhoogte van de opstaande randen van een mestbassin of plaat ten hoogste 1,50 m zal bedragen;
  • g. de omvang van de agrarische bedrijfskavel van het agrarisch bedrijf ten hoogste 1,50 hectare zal bedragen;
  • h. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • i. tevens de in lid 9.6.3 genoemde vergunning is verleend;
  • j. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4.10 Sleufsilo's

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.3 onder a in die zin dat sleufsilo's buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. de silo's worden gebouwd binnen een afstand van ten hoogste 25 m gerekend vanuit de bouwgrens van het bijbehorende bouwvlak;
  • b. de voor de agrarische bebouwing, opslag en verharding aan te wenden oppervlakte van de gronden binnen en buiten het bouwvlak ten hoogste 1,50 hectare zal bedragen;
  • c. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.4.11 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.2.3 onder e in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 9.6.8 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van mestvergisting en naar de aard daarmee gelijk te stellen activiteiten anders dan:
    • 1. waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestvergister';
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid anders dan bij het wonen toegestane beroepen en bedrijven en de specifiek daarvoor aangeduide bedrijven dan wel waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag van landbouwproducten (maximaal zes maanden per jaar), tenzij in de bestaande situatie opslag buiten een bouwvlak is gesitueerd, in welk geval de opslag van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten op de bestaande locatie is toegestaan;
  • d. het opslaan van agrarische producten binnen de agrarische bedrijfskavel voor zover het gronden betreft die gelegen zijn voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw, tenzij in de bestaande situatie opslag voor (het verlengde van) de naar de weg gekeerde gevel(s) van het dichtst bij de weg gelegen gebouw is gesitueerd, in welk geval de opslag op de bestaande locatie is toegestaan;
  • e. het opslaan van niet-agrarische producten, auto's, caravans en boten anders dan in gebouwen;
  • f. het gebruik van spoelplaatsen ten behoeve van de bollenteelt buiten de bouwvlakken;
  • g. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en/of de aanleg van wegen en paden anders dan ten behoeve van het agrarisch gebruik (buiten het bouwvlak) of de bereikbaarheid van bebouwde percelen;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van niet-grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf';
  • i. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één bedrijfswoning ontstaat;
  • j. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan:
    • 1. waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • k. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan:
    • 1. waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
    • 2. een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie';
    • 3. een recreatiewoning, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
    • 4. logies en ontbijt, waarbij ten hoogste twee kamers voor ten hoogste vier personen worden ingericht in de bedrijfswoning en/of de aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m²;
  • l. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • m. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • n. het gebruik van gronden ten behoeve van de sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt, of overige opgaande meerjarige teeltvormen hoger dan 1,50 m, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend of ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - opgaande meerjarige teeltvormen';
  • o. het diepploegen, mengwoelen of anderszins onomkeerbaar wijzigen van de bodemstructuur, ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' en 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4';
  • p. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • q. het gebruik van de gronden ten behoeve van containerteelt;
  • r. het gebruik van een tweede bouwlaag of meer voor het houden van dieren, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
9.5.2 Landschappelijke inpassing

Het gebruik van de gronden voor een manege, ter plaatse van de aanduiding 'manege' is uitsluitend toegestaan als wordt voorzien in een landschappelijke inpassing en de instandhouding van deze landschappelijke inpassing. Deze landschappelijke inpassing moet worden gerealiseerd conform Bijlage 7.

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing conform het als Bijlage 8 of Bijlage 10 van de regels opgenomen Landschappelijk Inpassingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing. In afwijking hiervan mogen gronden en bouwwerken worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het als Bijlage 8 of Bijlage 10 van de regels opgenomen Landschappelijk Inpassingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.6.1 Mestvergistingsinstallatie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.5.1 onder a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in samenhang met bouwactiviteiten, wordt gecombineerd met het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, indien sprake is van één van de volgende wijzen van mestvergisting:

  • a. het bedrijf maakt voor minimaal 60% gebruik van mest afkomstig van het eigen bedrijf en/of co-onderstraten;
  • b. het bedrijf gebruikt minimaal 60% van het restproduct op het eigen bedrijf,

mits:

    • 1. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
    • 2. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 3. de capaciteit van de vergisting ten hoogste 100 ton per dag bedraagt;
    • 4. er sprake is van een agrarische bedrijfskavel, gelegen aan een weg, die berekend is op zwaar verkeer;
    • 5. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bodemarchief, de natuurlijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
9.6.2 Ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.5.1 onder b en m in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in bijlage 1 opgenomen bedrijvigheid, mits:

  • a. de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding voor een agrarische bedrijfskavel;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte die wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of de deeltijdfunctie ten hoogste 350 m² bedraagt, tenzij er sprake is van een paardenhouderij in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 500 m² zal bedragen;
  • d. er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
9.6.3 Opslaan van mest buiten bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.5.1 onder c in die zin dat gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits;

  • a. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
  • b. de opslag van mest wordt gesitueerd op minimaal 300 m vanaf een woonhuis in een dorpskern en op minimaal 200 m vanaf een verspreid liggende woonbestemming;
  • c. de omvang van de agrarische bedrijfskavel van het agrarisch bedrijf bij situering direct aansluitend op de agrarische bedrijfskavel ten hoogste 1,50 hectare zal bedragen;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk en natuurlijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.6.4 Spoelplaatsen bollenteelt

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.5.1 onder f in die zin dat spoelplaatsen ten behoeve van de bollenteelt buiten een bouwvlak worden aangelegd, mits:

  • a. deze vergunning niet wordt verleend op gronden die zijn voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie', 'Waarde - Beschermwaardig houtopstand' en 'Waarde - Landschap';
  • b. er sprake is van een goede en veilige verkeersontsluiting van het perceel;
  • c. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
9.6.5 Inwoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.5.1 onder j in die zin dat een bestaande bedrijfswoning, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor de huisvesting van meer dan één huishouden, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon;
  • b. er geen sprake is van een tweede bedrijfswoning;
  • c. de huisvesting van een tweede (huishouden van een) persoon noodzakelijk is voor het constante toezicht op het agrarisch bedrijf dan wel de huisvesting noodzakelijk is in verband met de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
  • d. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot;
  • e. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.6.6 Logies en ontbijt

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.5.1 onder k sub 3 en m in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van logies en ontbijt, mits:

  • a. ten hoogste twee kamers voor ten hoogste vier personen worden ingericht in het (de) vrijstaande bijbehorende bouwwerk(en) tot een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m²;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. er voldoende parkeervoorzieningen op het eigen erf aanwezig zijn;
  • d. voorts voldaan wordt aan de uitgangspunten van de beleidsnotitie Bed & Breakfast-accommodaties in Aa en Hunze, 23 april 2015;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.6.7 Opgaande meerjarige teeltvormen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.5.1 onder n in die zin dat de gronden ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering worden gebruikt voor sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen al dan niet ten behoeve van de productie van bio-energie voor energieproductiedoeleinden, mits:

  • a. deze vergunning uitsluitend wordt verleend indien de gronden aansluiten op bestaande opgaande landschapselementen;
  • b. deze vergunning niet wordt verleend op gronden die ter plaatse zijn voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie', 'Waarde - Beschermwaardig houtopstand' en 'Waarde - Landschap';
  • c. een minimale afstand van 10,00 m wordt aangehouden tot aangrenzende agrarische productiegronden en woonbestemmingsgrenzen in verband met schaduwwerking;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan landschappelijke, natuurlijke, geomorfologische en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
9.6.8 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.5.1 onder p in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. het uitsluitend gaat om een hobbymatige functie bij het wonen;
  • b. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • c. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • d. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • e. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • f. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • g. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).
9.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.7.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanplanten van bomen en/of houtgewas ten behoeve van bosaanplant tot een aaneengesloten oppervlakte van ten hoogste 1,00 hectare;
  • b. het afgraven en/of ophogen van gronden;
  • c. het dempen en/of graven van sloten, poelen (diameter > 10 m) en/of andere watergangen en/of -partijen;
  • d. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  • e. het aanleggen en/of verharden van paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van het aanleggen en/of verharden van wegen ter ontsluiting van agrarische percelen, kuilvoerplaten en sleufsilo's;
  • f. het aanleggen van ondergrondse, bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen;
  • g. het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, voor zover voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
9.7.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 9.7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. worden uitgevoerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boezemkade'.
9.7.3 Toetsingscriteria a t/m f

De omgevingsvergunning in lid 9.7.1 kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden. De in lid 9.7.1 onder c, voorzover het betreft het dempen, genoemde vergunning, kan voorts slechts worden verleend indien er zodanige compensatie plaatsvindt dat de landschappelijke structuur niet onevenredig wordt geschaad.

9.7.4 Toetsingscriteria g

De omgevingsvergunning kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
9.8 Wijzigingsbevoegdheid
9.8.1 Vergroten agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf tot 1,5 hectare

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aan een agrarische bedrijfskavel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf' of “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 1,5 hectare;
  • b. er binnen de bestaande agrarische bedrijfskavel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • c. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
9.8.2 Vergroten agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf tot 2 hectare

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aan een agrarische bedrijfskavel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf' of “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 2 hectare;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast binnen de veenontginningsgebieden, niet zijnde de multifunctionele gebieden, en de gebieden met de hoofdfunctie landbouw in het esdorpenlandschap, zoals weergegeven op figuur 'Fragment visiekaart omgevingsvisie 2014' in de toelichting;
  • c. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
  • d. er binnen de bestaande agrarische bedrijfskavel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • e. bij de uitbreiding van een agrarische bedrijfskavel met de aanduiding“specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf' de omvang van de niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering beperkt blijft tot ten hoogste 1,50 hectare;
  • f. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
9.8.3 Vergroten agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een agrarische bedrijfskavel voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf' met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak wordt vergroot, mits:

  • a. de oppervlakte van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 1,5 hectare;
  • b. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering/verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
  • c. er binnen de bestaande agrarische bedrijfskavel geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • d. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
9.8.4 Nieuw agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf' ter plaatse wordt aangebracht, mits:

  • a. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf' of “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf' ter plaatse wordt verwijderd, indien de bedrijfsactiviteiten van het betreffende bedrijf op de bestaande agrarische bedrijfskavel zijn beëindigd, dan wel vestiging op een bestaande agrarische bedrijfskavel niet mogelijk is, in welk geval een nieuwe aanduiding wordt gelegd;
  • b. deze wijziging in geval van het leggen van een nieuwe aanduiding niet wordt toegepast op gronden ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie' en 'Waarde - Landschap';
  • c. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • d. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
  • e. de omvang van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak maximaal 2 hectare zal bedragen;
  • f. de mest-, natuur- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • g. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • i. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
9.8.5 Nieuw agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf' ter plaatse wordt aangebracht, mits:

  • a. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf', “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf' of “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf met ondergeschikte intensieve tak' ter plaatse wordt verwijderd, indien de bedrijfsactiviteiten van het betreffende bedrijf op de bestaande agrarische bedrijfskavel zijn beëindigd;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
  • d. de omvang van de agrarische bedrijfskavel met inbegrip van het daarbinnen gelegen bouwvlak maximaal 1,5 hectare zal bedragen;
  • e. de mest-, natuur- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • f. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
9.8.6 Aanbrengen aanduiding plattelandswoning

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' binnen een bouwvlak wordt aangebracht, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een bedrijfswoning wordt bewoond door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, niet noodzakelijk is;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.8.7 Verwijderen aanduiding plattelandswoning

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning' wordt verwijderd, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien de naastgelegen agrarische bedrijfsactiviteiten zijn beëindigd en de aanduiding voor het bouwvlak ter plaatse is verwijderd dan wel de plattelandswoning opnieuw als agrarische bedrijfswoning in gebruik wordt genomen;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.8.8 Locatiegebonden wijziging naar bos of natuur

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 48 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4';
  • c. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven of aangewezen;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de wijziging uitsluitend wordt toegepast op basis van een inrichtingsplan dat in elk geval inzicht geeft in de bodemingrepen, de gevolgen voor de waterhuishouding en het toekomstig landschapsbeeld. De omzetting en inrichting van de in het wijzigingsplan begrepen gronden moet in overeenstemming met het bij het wijzigingsplan behorende en gewaarmerkte inrichtingsplan plaats vinden;
  • f. er voor het toepassing geven aan de wijzigingsbevoegdheid een planschade overeenkomst is gesloten.
9.8.9 Algemene wijziging naar bos of natuur

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 48 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. de wijziging past binnen het beleid met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur dan wel betrekking heeft op particulier natuurbeheer;
  • d. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden in zijn geheel voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven of aangewezen;
  • e. rekening wordt gehouden met voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en (uitbreiding van) bedrijventerreinen;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de wijziging uitsluitend wordt toegepast op basis van een inrichtingsplan dat in elk geval inzicht geeft in de bodemingrepen, de gevolgen voor de waterhuishouding en het toekomstig landschapsbeeld. De omzetting en inrichting van de in het wijzigingsplan begrepen gronden moet in overeenstemming met het bij het wijzigingsplan behorende en gewaarmerkte inrichtingsplan plaats vinden;
  • h. er voor het toepassing geven aan de wijzigingsbevoegdheid een planschade overeenkomst is gesloten.
9.8.10 Functiewijziging agrarische bedrijfskavel naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalig boerderijpand' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 69 of 71 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de voormalige bedrijfsgebouwen, die landschapsontsierend zijn, worden gesaneerd ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • g. de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van het wonen ten hoogste 2.000 m² zal bedragen;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.8.11 Wijziging Ruimte-voor-Ruimte-Regeling bedrijfsverplaatsing

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' en waarbij elders de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf' wordt aangebracht als gevolg van bedrijfsverplaatsing van het agrarisch bedrijf, mits:

  • a. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel gemengd agrarisch bedrijf' of “specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel kwekerijbedrijf' ter plaatse wordt verwijderd, indien de bedrijfsactiviteiten van het betreffende bedrijf op de bestaande agrarische bedrijfskavel zijn beëindigd, dan wel vestiging op een bestaande agrarische bedrijfskavel niet mogelijk is, in welk geval een nieuwe aanduiding wordt gelegd;
  • b. deze wijziging in geval van het leggen van een nieuwe aanduiding niet wordt toegepast op gronden ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie' en 'Waarde - Beschermwaardig houtopstand';
  • c. de aanduiding van de voormalige agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
  • d. de verplaatsing van het agrarisch bedrijf noodzakelijk is vanwege een uitplaatsing uit een natuurgebied, de Ecologische Hoofdstructuur of een dorpskern waarbij een knelpunt wordt opgelost;
  • e. er bij het leggen van de nieuwe aanduiding geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. op de voormalige agrarische bedrijfskavel alle voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke gebouwen, met een minimum oppervlakte van:
    • 1. 750 m² wordt gesloopt, ten behoeve van de bouw van maximaal één woonhuis;
    • 2. 2.000 m² wordt gesloopt, ten behoeve van de bouw van maximaal twee woonhuizen;
  • g. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • h. het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis direct achter of naast het voormalig boerderijpand wordt gebouwd en dat wordt voorzien van een eigen bestemmingsvlak 'Wonen';
  • i. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
  • j. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.8.12 Wijziging Ruimte-voor-Ruimte-Regeling functiewijziging

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalig boerderijpand' ten behoeve van compensatie, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 69 of 71 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de agrarische bedrijfsfunctie ter plaatse is beëindigd en de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. op de betreffende voormalige agrarische bedrijfskavel ten minste 750 m² of 2.000 m² dan wel op meerdere voormalige agrarische bedrijfskavels gezamenlijk ten minste 750 m² of 2.000 m² met een minimum van 250 m² per agrarische bedrijfskavel aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke gebouwen, wordt (worden) gesloopt, ten behoeve van de bouw van maximaal één woonhuis respectievelijk twee woonhuizen;
  • e. bij toepassing van de sloop alle bouwwerken, niet zijnde de cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke gebouwen, van het perceel worden verwijderd, zodanig dat volledige sloop plaatsvindt en met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • f. het ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis direct achter of naast het voormalig boerderijpand wordt gebouwd en dat wordt voorzien van een eigen bestemmingsvlak 'Wonen';
  • g. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.8.13 Vergroten bestemmingsvlakken wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalig boerderijpand' ten behoeve van het vergroten van bestemmingsvlakken, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 69 of 71 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak voor het wonen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid ten hoogste 2.000 m² zal bedragen;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • e. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden, de archeologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.8.14 Verplaatsen bestemmingsvlakken wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalig boerderijpand' ten behoeve van het verplaatsen van bestemmingsvlakken, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 69 of 71 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het voormalige (deel van het) bestemmingsvlak ter plaatse wordt verwijderd en de betreffende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap';
  • c. de huidige ligging van het bestemmingsvlak belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering kan worden bewerkstelligd;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • f. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.8.15 Functieverandering agrarische bedrijfskavel naar niet-agrarische bedrijvigheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf', 'Agrarisch - Paardenhouderij' of 'Horeca' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van de artikelen 10, 11, 6 of 38 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalig agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van het agrarisch gebruik in gebruik zijn geweest;
  • e. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Agrarisch - Paardenhouderij' uitsluitend wordt toegepast, indien de vestiging plaatsvindt aansluitend aan de kleine kernen en het perceel op een goede wijze landschappelijk kan worden ingepast;
  • f. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Horeca' uitsluitend wordt toegepast, indien sprake van een versterking van de recreatieve structuur;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de externe veiligheid. Voor het beoordelen van de externe veiligheid wordt de regionale brandweer om advies gevraagd, in geval de functiewijziging betrekking heeft op een agrarische bedrijfskavel of een deel daarvan dat zich binnen 200 m van een risicobron bevindt;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.8.16 Locatiegebonden wijziging naar bedrijf

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1', wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf', mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1';
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 10 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de afstand van de bestemmingsgrens van de bestemming '10 Bedrijf' tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 7,50 m bedraagt;
  • e. de bestemming ruimte biedt voor de aanleg van een agrarisch toegangspad;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de externe veiligheid. Voor het beoordelen van de externe veiligheid wordt de regionale brandweer om advies gevraagd, in geval de functiewijziging betrekking heeft op een agrarische bedrijfskavel of een deel daarvan dat zich binnen 200 m van een risicobron bevindt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.8.17 Uitbreiding van bestaande kampeerterreinen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming 'Recreatie - 1' of 'Recreatie - 2' ten behoeve van de uitbreiding van een bestaand kampeerterrein, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 52 of 53 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast vanuit een bedrijfseconomische noodzaak die voortvloeit uit de wens naar kwaliteitsverbetering, innovatie en het realiseren van ruimte voor experimenteel kamperen;
  • c. bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van het compensatiebeginsel de spelregels EHS worden toegepast;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. rekening wordt gehouden met voorzienbare nieuwe infrastructuur, dorpsuitbreidingen en (uitbreiding van) bedrijventerreinen;
  • f. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • g. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de externe veiligheid. Voor het beoordelen van de externe veiligheid wordt de regionale brandweer om advies gevraagd, in geval de functiewijziging betrekking heeft op een agrarische bedrijfskavel of een deel daarvan dat zich binnen 200 m van een risicobron bevindt;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarden, de geomorfologische, de archeologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Bedrijf

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven, welke zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven, welke zijn genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, in combinatie met:
    • 1. een houthandel, niet zijnde geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - houthandel';
    • 2. detailhandel in bloemen en bijbehorende accessoires, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. andere bouwwerken;

waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

10.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

10.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 10.1 onder a, b en f genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf worden gebouwd, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen' in welk geval geen gebouwen en overkappingen zullen worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', in welk geval geen bedrijfswoning zal worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, exclusief de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen', tenzij de bestaande gezamenlijke oppervlakte meer dan 50% bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte bedraagt;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de bedrijfsgebouwen en overkappingen en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het bedrijfsgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale
oppervlakte  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per
gebouw of overkapping  
gezamenlijk   max.   min.   max.   max.+  
bedrijfsgebouw of een overkapping   500 m²*   2500 m²*   5,50   20   60   12,00  
bedrijfswoning   150 m²* / ***   -   3,50 ***   25 ***   60 ***   8,00 ***  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100 m²   3,50   -   60   -**  

* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de (gezamenlijke) oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen of een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande (gezamenlijke) oppervlakte zal bedragen

** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning

*** tenzij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 8' geldt, in welk geval de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een bedrijfswoning voldoen aan de afmetingen voor een boerderij, een woonhuis in het lint met dicht op elkaar staande bebouwing of een woonhuis in een lint op een ruim perceel.

10.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Vergroten gezamenlijke oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
10.3.2 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouw of overkapping

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.1 onder f in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
10.3.3 Vergroten bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.1 onder f in die zin dat de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 14,00 m, mits:

  • a. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.3.4 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.2.2 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 10.5.3 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan genoemd in lid 10.1;
  • b. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • d. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één bedrijfswoning ontstaat, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - twee woningen' in welk geval twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;
  • e. het opslaan van producten, materialen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen zaken en/of het stallen van auto's, caravans en boten anders dan in gebouwen;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel dan wel detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - houthandel' en 'detailhandel';
  • h. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
10.5.1 Gelijkwaardige bedrijvigheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.4 onder a in die zin dat de gronden en bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bedrijven, welke naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de in lid 10.1 onder a genoemde bedrijven, mits:

  • a. het niet betreft detailhandelsbedrijven, geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. zwaar verkeer of veel verkeer aantrekkende bedrijvigheid uitsluitend aan wegen, die daarop zijn berekend, gevestigd wordt;
  • c. de aanwezige woonfunctie bij het bedrijf wordt gehandhaafd, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • d. de bedrijfsvestiging plaatsvindt binnen de bestaande oppervlakte aan gebouwen en overkappingen, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen';
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.5.2 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.4 onder c in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
10.5.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.4 onder h in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. het uitsluitend gaat om een hobbymatige functie bij het wonen;
  • b. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • c. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • d. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • e. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • f. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • g. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).
10.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, voor zover voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
10.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 10.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
10.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 10.6.1 kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
10.7 Wijzigingsbevoegdheid
10.7.1 Wijziging naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf', behoudens de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' of 'Agrarisch - Esdorpenlandschap', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 69 en/of artikel 9 of 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de feitelijke situatie en eventueel buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' liggende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' of 'Agrarisch - Esdorpenlandschap';
  • c. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzen de (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 11 Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een agrarisch loonbedrijf, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken;

waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

11.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

11.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 11.1 onder a en e genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarisch loonbedrijf worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, tenzij de bestaande gezamenlijke oppervlakte meer dan 50% bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte bedraagt;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de bedrijfsgebouwen en overkappingen en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per gebouw of overkapping   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
bedrijfsgebouw of een overkapping   500 m²*   2500 m²*   5,50   20   60   12,00  
bedrijfswoning   150 m²*   -   3,50   25   60   8,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100 m²   3,50   -   60   -**  

* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de (gezamenlijke) oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen of een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande (gezamenlijke) oppervlakte zal bedragen

** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning

11.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning(en) of bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouw of overkapping

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.1 onder f in die zin dat een bedrijfsgebouw of een overkapping wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast.
11.3.2 Vergroten bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.1 onder f in die zin dat de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 14,00 m, mits:

  • a. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
11.3.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.2.2 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 11.5.2 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel.
11.5 Afwijken van de gebruiksregels
11.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.4 onder b in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
11.5.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 11.4 onder e in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. het uitsluitend gaat om een hobbymatige functie bij het wonen;
  • b. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • c. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • d. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • e. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • f. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • g. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).
11.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke bouwwerken, voor zover voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
11.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 11.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
11.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 11.6.1 kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
11.7 Wijzigingsbevoegdheid
11.7.1 Wijziging naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' of 'Agrarisch - Esdorpenlandschap', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 69 en/of artikel 9 of 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de feitelijke situatie en eventueel buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' liggende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' of 'Agrarisch - Esdorpenlandschap';
  • c. de agrarische loonbedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 12 Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf 1

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een loonwerkbedrijf;


met de daarbij behorende:

  • b. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  • c. (ontsluitings)wegen en paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen en water;
  • f. tuinen, erven en terreinen;


met dien verstande dat:

ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', uitsluitend een toegangsweg met bijbehorende voorzieningen, zoals bermen en beplanting, ten dienste van het loonwerkbedrijf is toegestaan.

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

12.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regel:

  • ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' is geen bebouwing toegestaan.
12.2.2 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 4,50 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en overkappingen zal ten hoogste 12,00 m bedragen.
12.2.3 Bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning zal uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' worden gebouwd;
  • b. er zal ten hoogste 1 bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 3,50 m bedragen, of niet meer dan de bestaande goothoogte indien die meer bedraagt;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 8,00 m bedragen, of niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien die meer bedraagt;
  • e. bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • f. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • h. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zal ten hoogste 200 m² bedragen, met dien verstande dat indien de oppervlakte van de bestaande bedrijfswoning meer bedraagt dan 150 m² maximaal 50 m² aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan;
  • i. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken tot de bedrijfswoning zal ten hoogste 25 m bedragen.
12.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. voor overkappingen bij de bedrijfswoning gelden de regels die zijn opgenomen in lid 12.2.3;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning(en) of bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.3.1 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.4 onder c in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 12.5.1 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een risicovolle inrichting;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijven die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  • i. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
12.4.2 Landschappelijke inpassing


Het gebruik van de gronden voor een loonwerkbedrijf is uitsluitend toegestaan als wordt voorzien in een landschappelijke inpassing en de instandhouding van deze landschappelijke inpassing. Deze landschappelijke inpassing moet worden gerealiseerd conform de notitie 'Landschappelijke inpassing t.b.v. uitbreiding loonwerkbedrijf te Eldersloo', die als Bijlage 5 is opgenomen, een en ander ter beoordeling van het bevoegd gezag.

12.5 Afwijken van de gebruiksregels
12.5.1 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.4.1 onder i in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
  • b. het uitsluitend gaat om een hobbymatige functie bij het wonen;
  • c. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • d. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • e. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • f. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • g. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • h. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).

Artikel 13 Bedrijf - Autohandel

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bedrijf - Autohandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van de handel in auto-onderdelen en -accessoires, verhuur-, bouwnijverheid- en installatiebedrijven welke wat betreft geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld in, dan wel vergelijkbaar zijn met bedrijven genoemd in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 2 ;


met daarbij behorende:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. terreinen;
  • f. water;
  • g. andere bouwwerken.


In lid 13.1 onder a is (detail)handel uitsluitend begrepen voorzover deze is aan te merken als rechtstreeks voortvloeiend uit de bedrijfsactiviteiten van het bedrijf.


In de bestemming zijn inrichtingen als bedoeld in artikel 40 juncto artikel 1 van de Wet geluidhinder en risicovolle inrichtingen niet begrepen.


De toelaatbaarheid van de in lid 13.1 onder a bedoelde bedrijven met het oog op het woon- en leefklimaat wordt bepaald aan de hand van de bij de regels behorende Bijlage 2.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. er zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd tenzij ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • c. de bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 10 m en de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning respectievelijk ten hoogste 3,50 m en 8,50 m;
  • d. de dakhelling van de bedrijfsgebouwen bedraagt ten minste 15° en de dakhelling van de bedrijfswoning bedraagt ten minste 30° en ten hoogste 60°.
13.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken bedraagt ten hoogste 3,00 m.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:

  • een goede landschappelijke inpassing;
  • de milieusituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
13.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan genoemd in lid 13.1.
13.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid, worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.4 voor de vestiging van bedrijven genoemd in een hogere categorie en bedrijven die wat betreft geur, stof, geluid en gevaar daarmee kunnen worden gelijkgesteld.


Bij een verzoek om afwijking wordt nagegaan of het betreffende bedrijf naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woningen, al dan niet onder te stellen voorwaarden wat betreft geur, stof, geluid en gevaar kan worden gelijkgesteld met bedrijven welke wel zijn genoemd in de betreffende categorieën uit Bijlage 2.

Artikel 14 Bedrijf - Composteerinrichting

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Composteerinrichting' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een composteerinrichting voor de verwerking van groenafval;
  • b. containeropslag ter plaatse van de aanduiding 'opslag';

met de daarbij behorende:

  • c. gebouwen en terreinen;
  • d. andere bouwwerken;
  • e. andere werken;
  • f. ontsluiting;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • i. nutsvoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Bebouwing

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 20 m²;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen bedraagt ten hoogste 3,00 m, dan wel de bestaande bouwhoogte;
  • c. de afstand tot de perceelgrens bedraagt ten minste 5,00 m.
14.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen niet meer dan 2,00 m zal bedragen.

Artikel 15 Bedrijf - Delfstof-/energiewinning

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Delfstof-/energiewinning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen ten behoeve van delfstoffenonderzoek, -winning en behandeling, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen en/of risicovolle inrichtingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. ontsluitingswegen en verhardingen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. gebouwen en overkappingen;
  • f. terreinen;
  • g. andere bouwwerken.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan 10% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
15.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,50 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van affakkelpijpen zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • c. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

Artikel 16 Bedrijf - Gasdrukmeet- en regelstation

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gasdrukmeet- en regelstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een gasdrukmeet- en regelstation;
  • b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, erf- en terreinafscheidingen en groen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen


Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste van de bestemming staan.

16.2.2 Gebouwen


Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter.
16.2.3 Andere bouwwerken


Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 3,5 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10 meter bedragen.

Artikel 17 Bedrijf - Graanoverslagstation

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Graanoverslagstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van de op- en overslag van graanproducten en bedrijfsactiviteiten ten behoeve van de landbouwmechanisatie en de reparatie van tractors en tuinmachines, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energieopwekking;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken.
17.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

17.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 17.1 onder a en e genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde graanoverslagbedrijf worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de bedrijfsgebouwen en overkappingen en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per gebouw of overkapping   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
bedrijfsgebouw of een overkapping   500 m²*   2500 m²*   5,50   20   60   12,00  
bedrijfswoning   150 m²*   -   3,50   25   60   8,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100 m²   3,50   -   60   -**  

* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de (gezamenlijke) oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen of een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande (gezamenlijke) oppervlakte zal bedragen

** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning

17.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning(en) of bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouw of overkapping

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2.1 onder f in die zin dat een bedrijfsgebouw of een overkapping wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast.
17.3.2 Vergroten bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2.1 onder f in die zin dat de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 14,00 m, mits:

  • a. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
17.3.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.2.2 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 17.5.2 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel.
17.4.2 Landschappelijke inpassing


Het gebruik van de gronden en bouwwerken is uitsluitend toegestaan als wordt voorzien in een landschappelijke inpassing en de instandhouding van deze landschappelijke inpassing. Deze landschappelijke inpassing moet worden gerealiseerd conform Bijlage 8.

17.5 Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.4.1 onder b in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
17.5.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.4.1 onder e in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. het uitsluitend gaat om een hobbymatige functie bij het wonen;
  • b. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • c. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • d. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • e. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • f. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • g. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).

Artikel 18 Bedrijf - Milieustation

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Milieustation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen ten behoeve van een milieustation, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • c. gebouwen en overkappingen;
  • d. wegen en paden;
  • e. beplanting en bebossing;
  • f. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • g. andere bouwwerken.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen of de overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
18.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 19 Bedrijf - Nutsvoorziening

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen ten behoeve van de energievoorziening, waterregulering, en naar de aard daarmee gelijk te stellen nutsvoorzieningen, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • c. gebouwen en overkappingen;
  • d. wegen en paden;
  • e. beplanting en bebossing;
  • f. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • g. andere bouwwerken waaronder sluizen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen of de overkappingen zal ten hoogste 4,00 m bedragen.
19.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 20 Bedrijf - Rioolwaterzuivering

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Rioolwaterzuivering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. terreinen ten behoeve van een rioolwaterzuiveringsinstallatie, niet zijnde een geluidzoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • c. gebouwen en overkappingen;
  • d. wegen en paden;
  • e. beplanting en bebossing;
  • f. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • g. andere bouwwerken.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 300 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
20.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd.
20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Vergroten bouwhoogte

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 20.2.1 onder b in die zin dat de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping wordt vergroot tot ten hoogste 12,00 m, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 21 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkooppunten van motorbrandstoffen, met de daarbij behorende gebouwen en overkappingen ten behoeve van autoreparatie, autoverhuur, autowasplaats en detailhandel in de bij een verkooppunt behorende accessoires en benodigdheden voor motorvoertuigen, alsmede de bij een verkooppunt gebruikelijke voedings- en genotmiddelen, kranten, tijdschriften, snijbloemen, en dergelijke;
  • b. een vulpunt lpg, ter plaatse van de aanduiding 'vulpunt lpg';

met de daarbijbehorende:

  • c. terreinen;
  • d. wegen en paden;
  • e. andere bouwwerken.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 850 m² bedragen;
  • b. er zullen geen bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 6,50 m bedragen.
21.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

Artikel 22 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verkooppunten van motorbrandstoffen zonder lpg, met de daarbij behorende gebouwen en overkappingen ten behoeve van detailhandel in de bij een verkooppunt behorende accessoires en benodigdheden voor motorvoertuigen, alsmede de bij een verkooppunt gebruikelijke voedings- en genotmiddelen, kranten, tijdschriften, snijbloemen, en dergelijke;

met de daarbijbehorende:

  • b. terreinen;
  • c. wegen en paden;
  • d. andere bouwwerken.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 850 m² bedragen;
  • b. er zullen geen bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 6,50 m bedragen.
22.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.

Artikel 23 Bedrijf - Zandwinning

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Zandwinning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de winning en de opslag van zand, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. water;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • d. voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief medegebruik;

met de daarbijbehorende:

  • e. taluds;
  • f. wegen en paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. sloten, plassen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen en -partijen;
  • i. beplanting en bebossing;
  • j. andere bouwwerken.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

23.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van zandwinningsinstallaties zal ten hoogste 25,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • c. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd.
23.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden ten behoeve van de opslag van baggerspecie en puin.

Artikel 24 Bos - Compensatiegronden

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos - Compensatiegronden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en het behoud van bos;
  • b. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden;
  • c. behoud, herstel en bescherming van houtopstanden;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden.
24.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd.

24.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
  • b. het aanplanten of verwijderen van bomen en/of houtgewassen over een oppervlakte van meer dan 100 m2;
  • c. het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport -, energie - en/of communicatieleidingen;
  • e. het dempen en/of graven van watergangen.
24.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 24.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
24.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 24.3.1 kan slechts worden verleend, indien de plaats waar werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende en aantoonbaar archeologisch en ecologisch is onderzocht, vaststaat dat er geen onevenredige afbreuk aan de archeologische en/of natuurlijke en landschappelijke waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of bescherming van die waarden.

Artikel 25 Bos - Landgoed

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos - Landgoed’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van het bos voor natuur, landschap en houtteelt;
  • b. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende, dan wel daaraan eigen natuurwaarden, ecologische waarden, landschappelijke waarden en cultuurhistorische waarden (lanen);
  • c. on- en halfverharde paden en watergangen en -plassen;
  • d. een hoogzit en overige voorzieningen ten behoeve van de faunaobservatie en –beheer;
  • e. dagrecreatie; Het doel 'dagrecreatie' is beperkt tot het gebruik van de bestaande dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van voet-, fiets- en ruiterpaden, picknickplaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen en de inrichting van voet- en fietspaden;
  • f. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. opslag, beheer en onderhoud, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos - opslag 1' en 'specifieke vorm van bos - opslag 2’;
    • 2. landgoedwoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - landgoedwoning’;
    • 3. recreatieve overnachtingen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - logiesverstrekking’;
  • g. waterlopen en waterpartijen;
  • h. natuurbegraafplaats, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos - natuurbegraafplaats’
  • i. parkeervoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘parkeerterrein’;
  • j. belvedère, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos - belvedère';

met de daarbij behorende:

  • k. groenvoorzieningen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. tuinen, erven en terreinen;
  • n. andere bouwwerken.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Bedrijfsgebouwen ten behoeve van opslag, beheer en onderhoud

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen ten behoeve van opslag, beheer en onderhoud gelden de volgende regels:

  • a. de bedrijfsgebouwen dienen binnen een bouwvlak, met aanduiding ‘specifieke vorm van bos - opslag 1’ te worden gebouwd;
  • b. de goot- en nokhoogte alsmede de dakhelling mogen niet meer bedragen dan de bestaande afmetingen;
  • c. er mogen maximaal 3 vrijstaande bedrijfsgebouwen worden opgericht;
  • d. het oppervlak per bedrijfsgebouw mag maximaal de bestaande oppervlakte bedragen.
25.2.2 Gebouwen ten behoeve van opslag, beheer en onderhoud

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van opslag, beheer en onderhoud gelden de volgende regels:

  • a. het gebouw dient binnen een bouwvlak, met aanduiding ‘specifieke vorm van bos - opslag 2’ te worden gebouwd;
  • b. de goot- en nokhoogte alsmede de dakhelling mag niet meer bedragen dan de bestaande afmetingen;
  • c. er mag maximaal 1 vrijstaand gebouw worden opgericht.
25.2.3 Gebouwen ten dienste van een landgoedwoning

Voor het bouwen van gebouwen ten dienste van een landgoedwoning gelden de volgende regels:

  • a. de landgoedwoning dient binnen een bouwvlak, met aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - landgoedwoning’ te worden gebouwd;
  • b. binnen het bouwvlak met aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - landgoedwoning’ mag ten hoogste één landgoedwoning worden gebouwd;
  • c. de totale oppervlakte aan hoofd- en bijgebouwen van een landgoedwoning mag maximaal 300 m² bedragen;
  • d. de goot- en nokhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 en 9 meter.
25.2.4 Gebouwen ten behoeve van recreatieve overnachtingen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van recreatieve overnachtingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen een bouwvlak, met de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - logiesverstrekking‘ te worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte, goot- en nokhoogte alsmede de dakhelling mogen niet meer bedragen dan de bestaande afmetingen;
  • c. er mag maximaal 1 vrijstaand bedrijfsgebouw worden opgericht.
25.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de andere bouwwerken dienen binnen de aanduiding ‘specifieke vorm van bos - belvedère‘ te worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van de andere bouwwerken zal ten hoogste 5 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 2,5 m. bedragen;
  • d. andere bouwwerken in de vorm van vlaggenmasten zijn toegestaan tot een hoogte van 10 m.
25.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 25.2 voor zover het betreft de maximum bouwhoogte en de maximum goothoogte, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10%.

25.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gebouwen voor (recreatieve) bewoning, met uitzondering van:
    • 1. gebouwen met de aanduiding ‘specifieke vorm van recreatie - logiesverstrekking‘;
    • 2. gebouwen met de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - landgoedwoning’.
25.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het ophogen, egaliseren, ontginnen of afgraven van gronden;
  • e. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
  • f. het aanleggen en dempen van waterlopen en waterpartijen.
25.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 25.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het delven en sluiten van graven betreffen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - natuurbegraafplaats';
  • b. het normale onderhoud betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
25.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 25.5.1 kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurwaarden, ecologische waarden, landschappelijke waarden en cultuurhistorische waarden (lanen), dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of bescherming van die waarden.

Artikel 26 Bos - Natuurbegraafplaats urnenveld

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Bos - Natuurbegraafplaats urnenveld’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en bebossing;
  • b. een natuurbegraafplaats in de vorm van een urnenveld ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bos – natuurbegraafplaats-urnenbegraafplaats’ voor maximaal 1000 urnengraven;
  • c. dagrecreatief medegebruik;
  • d. voet- en rijwielpaden;
  • e. waterlopen;

waarbij het behoud, het herstel en de instandhouding van de landschappelijke en natuurlijke waarden wordt nagestreefd.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Bouwwerken

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd.

26.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het begraven door middel van kistbegravingen en andersoortige vormen van begraven, anders dan het begraven in door middel van urn(en).
26.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het aanleggen van ondergrondse, bovengrondse transport-, energie- en/of telecommunicatiekabels en/of -leidingen.
26.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 26.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
26.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 26.4.1 kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden.

Artikel 27 Cultuur en ontspanning - Historie

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - Historie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. hunebedden;
  • b. het behoud van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de hunebedden.

met de daarbijbehorende:

  • c. terreinen;
  • d. andere bouwwerken.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

27.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • c. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd.

Artikel 28 Cultuur en ontspanning - Sauna

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - Sauna' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een sauna al dan niet in combinatie met persoonlijke verzorging en ondergeschikte lichte horeca;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken;

waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

28.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

28.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 28.1 onder a en e genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde sauna worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, tenzij de bestaande gezamenlijke oppervlakte meer dan 50% bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte bedraagt;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de gebouwen en overkappingen en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale
oppervlakte  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per
gebouw of overkapping  
gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
gebouw, waaronder een overkapping   500 m²*   2500 m²*   5,50   20   60   12,00  
bedrijfswoning   150 m²*   -   3,50   25   60   8,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100 m²   3,50   -   60   -**  

* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de (gezamenlijke) oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen of een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande (gezamenlijke) oppervlakte zal bedragen

** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning

28.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning(en) of gebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
28.3 Afwijken van de bouwregels
28.3.1 Vergroten gezamenlijke oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 28.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
28.3.2 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouw of overkapping

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 28.2.1 onder f in die zin dat een bedrijfsgebouw of een overkapping wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
28.3.3 Vergroten goothoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 28.2.1 onder f in die zin dat de goothoogte van gebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 6,50 m, mits:

  • a. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
28.3.4 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 28.2.2 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 28.5.2 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
28.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden anders dan ondergeschikte lichte horeca;
  • g. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
28.5 Afwijken van de gebruiksregels
28.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 28.4 onder c in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
28.5.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 28.4 onder g in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
  • b. het uitsluitend gaat om een hobbymatige functie bij het wonen;
  • c. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • d. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • e. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • f. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • g. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • h. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).
28.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke bouwwerken, voor zover voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
28.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 28.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
28.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 28.6.1 kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
28.7 Wijzigingsbevoegdheid
28.7.1 Wijziging naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Cultuur en ontspanning - Sauna' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', ten behoeve van een functieverandering, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikel 69 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. de functie ondergebracht wordt in de bestaande gebouwen, zoals die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 29 Cultuur en ontspanning - Seksinrichting

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning - Seksinrichting' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een seksinrichting annex nachtclub in combinatie met horeca ten dienste van de seksinrichting annex nachtclub;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  • f. tuinen, erven en terreinen:
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. andere bouwwerken.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 28.1 onder a en e genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde seksinrichting worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, tenzij de bestaande gezamenlijke oppervlakte meer dan 50% bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte bedraagt;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de gebouwen en overkappingen en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale
oppervlakte  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per
gebouw of overkapping  
gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
gebouw, waaronder een overkapping   500 m²*   2500 m²*   5,50   20   60   12,00  
bedrijfswoning   150 m²*   -   3,50   25   60   8,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100 m²   3,50   -   60   -**  

* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de (gezamenlijke) oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen of een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande (gezamenlijke) oppervlakte zal bedragen

** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning

29.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning(en) of gebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

29.3 Afwijken van de bouwregels
29.3.1 Vergroten gezamenlijke oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
29.3.2 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouw of overkapping

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.2.1 onder f in die zin dat een bedrijfsgebouw wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
29.3.3 Vergroten bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.2.1 onder f in die zin dat de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 14,00 m, mits:

  • a. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
29.3.4 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.2.2 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 29.5.2 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
29.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • f. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
29.5 Afwijken van de gebruiksregels
29.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.4 onder b in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
29.5.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 29.4 onder f in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. het uitsluitend gaat om een hobbymatige functie bij het wonen;
  • b. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • c. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • d. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • e. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • f. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • g. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).
29.6 Wijzigingsbevoegdheid
29.6.1 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Cultuur en ontspanning - Seksinrichting' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 69 van toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 30 Detailhandel

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van detailhandelsbedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken;

waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

30.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

30.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 30.1 onder a en e genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde detailhandelsbedrijf worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, tenzij de bestaande gezamenlijke oppervlakte meer dan 50% bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte bedraagt;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de bedrijfsgebouwen en overkappingen en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale
oppervlakte  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per
gebouw of overkapping  
gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
bedrijfsgebouw of een overkapping   500 m²   2500 m²*   5,50   20   60   12,00  
bedrijfswoning   150 m²*   -   3,50   25   60   8,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100 m²   3,50   -   60   -**  

* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de (gezamenlijke) oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen of een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande (gezamenlijke) oppervlakte zal bedragen

** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning

30.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning(en) of bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
30.3 Afwijken van de bouwregels
30.3.1 Vergroten gezamenlijke oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 30.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
30.3.2 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouw of overkapping

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 30.2.1 onder f in die zin dat een bedrijfsgebouw of een overkapping wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
30.3.3 Vergroten goothoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 30.2.1 onder f in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 6,50 m, mits:

  • a. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
30.3.4 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 30.2.2 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 30.5.2 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
30.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
30.5 Afwijken van de gebruiksregels
30.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 30.4 onder b in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
30.5.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 30.4 onder e in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
  • b. het uitsluitend gaat om een hobbymatige functie bij het wonen;
  • c. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • d. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • e. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • f. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • g. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • h. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).
30.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke bouwwerken, voor zover voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
30.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 30.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
30.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 30.6.1 kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
30.7 Wijzigingsbevoegdheid
30.7.1 Wijzigen naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Detailhandel' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' of 'Agrarisch - Esdorpenlandschap', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 69 en/of artikel 9 of 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de feitelijke situatie en eventueel buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' liggende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' of 'Agrarisch - Esdorpenlandschap';
  • c. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 31 Gemengd - 1

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • b. cultuur en ontspanning in de vorm van een theater/concertzaal;
  • c. ondergeschikte horeca;
  • d. bed & breakfast;
  • e. dienstverlening;
  • f. het behoud, herstel en de ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. wegen en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. water;

met de daarbijbehorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. andere bouwwerken.
31.2 Bouwregels
31.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de maximum goot- en bouwhoogte zal niet meer bedragen dan is aangegeven met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'.
31.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijbehorende bouwwerken';
  • b. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
31.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van het hoofdgebouw ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
31.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de gebouwen binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, anders dan ondergeschikte horeca;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • d. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan bed & breakfast in de bedrijfswoning met een maximum van 4 kamers en een maximum van 10 personen;
  • f. het gebruik van gronden ten behoeve van het parkeren, indien het meer dan 10 parkeerplaatsen betreft;
  • g. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van zaalverhuur.
31.4 Afwijken van de gebruiksregels
31.4.1 Aan-huis-verbonden beroep

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 31.3 onder a in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruik voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit anders dan genoemd in lid 31.3 onder a, mits:

  • a. het gebruik ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
  • b. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en in verband met de aan-huis-verbonden activiteiten;
  • c. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit ten hoogste een derde deel van het gebruiksvloeroppervlak van de gebouwen op een bouwperceel bedraagt;
  • d. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep op kleinschalige bedrijfsmatige activiteit ten hoogste 100 m² bedraagt.
31.4.2 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 31.3 onder c in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
31.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.5.1 Vergunningplicht

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • d. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.
31.5.2 Uitzonderingen

Het verbod van lid 31.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
31.5.3 Toetsingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 31.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in lid 31.1 onder f bedoeld, niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 32 Gemengd - 2

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf, logiesverstrekking en/of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. ondersteunende horeca;
  • c. kleinschalige museale activiteiten;
  • d. kleinschalige bedrijfsruimten voor opleidingen/trainingen;
  • e. ondergeschikte en productiegebonden detailhandel;
  • f. bedrijfsgerelateerde evenementen;
  • g. bijbehorende bouwwerken;

waarbij ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;


met daaraan ondergeschikt:

  • h. nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding ‘nutsvoorziening’;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. speelvoorzieningen;
  • l. paden;
  • m. water;


met daarbij behorende:

  • n. tuinen en erven;
  • o. andere bouwwerken.


De hoofdontsluiting van het terrein bevindt zich ter plaatse van de aanduiding ‘ontsluiting’.

In de bestemming is een ‘sier- en/of showtuin’ begrepen.

32.2 Bouwregels
32.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw zullen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. de hoofdgebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. per bouwvlak zal maximaal één hoofdgebouw worden gebouwd;
  • d. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3 m bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 4 m bedragen, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van een gebouw indien deze meer bedraagt;
  • f. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 8 m bedragen, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte van een gebouw indien deze meer bedraagt;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;
  • h. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
32.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken zullen vrijstaand worden gebouwd;
  • b. de bijbehorende bouwwerken zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd. In afwijking hiervan zijn tot een hoogte van 2 m buiten het bouwvlak tunnelkassen toegestaan ter plaatse van de aanduiding ‘kas’;
  • c. de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 150 m² bedragen; de gezamenlijke oppervlakte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt 300 m²;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3 m bedragen;
  • e. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 30° bedragen;
  • f. de bouwhoogte van de vrijstaande bijbehorende bouwwerken dient minimaal 1 m lager te zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • g. de dakhelling voor de vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedragen ten minste 40° en ten hoogste 50°.
32.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel ten hoogste 1 m en achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt;
  • b. de oppervlakte van andere bouwwerken zal ten hoogste 1 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
32.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

32.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;


worden afgeweken van het bepaalde in 32.2.2 onder g in die zin dat de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk wordt verlaagd of verhoogd.

32.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor (recreatieve) bewoning;
  • b. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • c. het gebruik van woonhuizen in combinatie met een bedrijf anders dan een aan huis verbonden beroep of bedrijf of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zodanig dat:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak meer bedraagt dan 70% van het gebruiksvloeroppervlak van de gebouwen op een bouwperceel;
    • 2. degene die het beroep of bedrijf uitoefent geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 3. er detailhandel plaatsvindt anders dan de verkoop van producten die een relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit worden vervaardigd en/of waarbij de verkoopvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40 m²;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan logiesverstrekking waarbij de bed and breakfastaccommodatie geen grotere capaciteit heeft dan voor tien personen;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een evenement, zodanig dat:
    • 1. het aantal evenementen per jaar meer dan vijf bedraagt;
    • 2. er meerdaagse evenementen plaatsvinden.
32.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
32.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geheel of gedeeltelijk te slopen.

32.6.2 Uitzonderingen

Het verbod van 32.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
32.6.3 Toetsingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 32.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld;
  • c. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid niet te handhaven is;
  • d. het delen van een gebouw of bijbehorende bouwwerken betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 33 Gemengd - 3

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een woonhuis ten behoeve van het wonen, de zorg, een paardenhouderij, een theeschenkerij, kleinschalige overnachtingen, toeristisch recreatieve voorzieningen en maatschappelijke voorzieningen, met bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, logies en ontbijt en/of mantelzorg;


met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;


met de daarbijbehorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. andere bouwwerken.
33.2 Bouwregels
33.2.1 Hoofdgebouw


Voor het bouwen van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mag uitsluitend een woonhuis worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. per bestemmingsvlak zal ten hoogste één woonhuis worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,00 m bedragen, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 8,20 m bedragen, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • f. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 40° en ten hoogste 75° bedragen.
33.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning(en) of bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
33.3 Afwijken van de bouwregels
33.3.1 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.2.2 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 33.5.5 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
33.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de gebouwen binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in het hoofdgebouw uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan logies en ontbijt, waarbij ten hoogste twee kamers voor ten hoogste vier personen worden ingericht in de bedrijfswoning en/of de aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m²;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  • f. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
33.5 Afwijken van de gebruiksregels
33.5.1 Aan-huis-verbonden beroep

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.4 onder a in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruik voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit anders dan genoemd in lid 33.4 onder a, mits:

  • a. het gebruik ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
  • b. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en in verband met de aan-huis-verbonden activiteiten;
  • c. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit ten hoogste een derde deel van het gebruiksvloeroppervlak van de gebouwen op een bouwperceel bedraagt;
  • d. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep op kleinschalige bedrijfsmatige activiteit ten hoogste 100 m² bedraagt.
33.5.2 Bedrijven

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.4 onder a in die zin dat gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor de uitoefening van dienstverlenende bedrijven, detailhandel, maatschappelijke voorzieningen of bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven, mits:

  • het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van de genoemde functies ten hoogste een derde deel van het oppervlakte van het hoofdgebouw op het bouwperceel bedraagt.
33.5.3 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.4 onder b in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
33.5.4 Logiesverstrekking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.4 onder c en d in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van logies en ontbijt, mits:

  • a. ten hoogste twee kamers voor ten hoogste vier personen worden ingericht in het (de) vrijstaande bijbehorende bouwwerk(en) tot een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m²;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. er voldoende parkeervoorzieningen op het eigen erf aanwezig zijn;
  • d. voorts voldaan wordt aan de uitgangspunten van de beleidsnotitie Bed & Breakfast-accommodaties in Aa en Hunze, 23 april 2015;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
33.5.5 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 33.4 onder f in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
  • b. het uitsluitend gaat om een hobbymatige functie bij het wonen;
  • c. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • d. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • e. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • f. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • g. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • h. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).

Artikel 34 Gemengd - 4

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf;
  • b. cultuur en ontspanning in de vorm van een theater/concertzaal en het geven of laten geven van cursussen en lezingen;
  • c. ondergeschikte lichte horeca;
  • d. bed & breakfast;
  • e. dienstverlening;
  • f. het behoud, herstel en de ontwikkeling van landschappelijke en natuurlijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • g. wegen en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. water;

met de daarbijbehorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. andere bouwwerken.
34.2 Bouwregels
34.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte zal ten hoogste 8,00 m bedragen.
34.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 195 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
34.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van het hoofdgebouw ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
34.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zodanig dat:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de gebouwen binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, anders dan ondergeschikte lichte horeca;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • d. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan bed & breakfast in de bedrijfswoning met een maximum van 4 kamers en een maximum van 10 personen;
  • f. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van zaalverhuur.
34.4 Afwijken van de gebruiksregels
34.4.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.3 onder c in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 35 Gemengd - 5

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in combinatie met verblijfsrecreatieve voorzieningen, sociaal - culturele doeleinden, dagrecreatieve voorzieningen en ondergeschikte lichte horeca;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;
  • e. een kleinschalige camping met ten hoogste twee trekkershutten;
  • f. een paardrijbak;

met de daarbijbehorende:

  • g. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van sanitaire voorzieningen voor de eigen gasten van een kleinschalig kampeerterrein;
  • j. parkeervoorziening;
  • k. andere bouwwerken;
35.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

35.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 35.1 onder a, e, g en i genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde gemengde voorziening en bijbehorende toegelaten functies worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, tenzij de bestaande gezamenlijke oppervlakte meer dan 50% bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte bedraagt;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de bedrijfsgebouwen en overkappingen en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale
oppervlakte  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per
gebouw of overkapping  
gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
bedrijfsgebouw of een overkapping   -   500 m²*   9,00   20   60   15,00  
bedrijfswoning   150 m²*   -   3,50   25   60   8,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100 m²   3,50   -   60   -**  
gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van sanitaire voorzieningen voor de eigen gasten per kleinschalig kampeerterrein   -   50 m²   -   -   -   3,50  
trekkershutten   40 m²   -   -   -   -   3,50 m  

* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de (gezamenlijke) oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen of een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande (gezamenlijke) oppervlakte zal bedragen

** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning

35.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning(en) of bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
35.3 Afwijken van de bouwregels
35.3.1 Vergroten gezamenlijke oppervlakte gebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 35.2.1 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
35.3.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 35.2.2 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 35.5.2 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
35.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het kamperen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, indien de gezamenlijke horecavloeroppervlakte groter is dan 100 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte maximaal is toegestaan;
  • g. het gebruik van gronden voor het kamperen buiten de periode van 15 maart tot 1 november  van ieder kalenderjaar;
  • h. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
35.5 Afwijken van de gebruiksregels
35.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 35.4 onder b in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
35.5.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 35.4 onder h in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • b. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • c. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • d. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • e. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • f. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).
35.6 Wijzigingsbevoegdheid
35.6.1 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Gemengd - 5' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalig boerderijpand', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 69 of 71 van toepassing zijn;
  • b. de recreatieve bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 36 Groen

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dorpsvelden, structuurbepalende groenstroken, en naar de aard daarmee gelijk te stellen groenvoorzieningen;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van de groengebieden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. het extensief agrarisch medegebruik;
  • d. dagrecreatieve voorzieningen;
  • e. sport- en speelvoorzieningen;
  • f. waterlopen;
  • g. paden;
  • h. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. andere bouwwerken.
36.2 Bouwregels
36.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

36.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken en paardrijbakken worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 2,50 m bedragen.
36.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • b. het dempen van waterlopen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken.
36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanleggen van paden;
  • b. het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
36.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 36.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
36.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 36.4.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden.

 

Artikel 37 Groen - Afschermende beplanting

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Afschermende beplanting' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. afschermende erfbeplanting;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de afschermende erfbeplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. paden;
  • e. tuinen en erven;
  • f. waterlopen;

met de daarbijbehorende:

  • g. andere bouwwerken.
37.2 Bouwregels
37.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

37.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken en paardrijbakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
37.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het verwijderen, vernielen en/of aantasten van de afschermende erfbeplanting anders dan ten behoeve van het normale onderhoud.

37.4 Wijzigingsbevoegdheid
37.4.1 Wijzigen verwijderen afschermende erfbeplanting

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Groen - Afschermende beplanting' al dan niet deels wordt verwijderd, mits vanwege noodzakelijke ontwikkelingen en/of uit een erfinrichtingsplan blijkt dat de afschermende functie van de erfbeplanting niet langer gehandhaafd kan blijven.

 

Artikel 38 Horeca

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van horecabedrijven, in de vorm van cafés, restaurants, hotels en/of pensions, dan wel een combinatie daarvan;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. een parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. andere bouwwerken;

waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

38.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

38.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 38.1 onder a en e genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde horecabedrijf worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', in welk geval geen bedrijfswoning zal worden gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, tenzij de bestaande gezamenlijke oppervlakte meer dan 50% bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte bedraagt;
  • e. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • f. de bedrijfsgebouwen en overkappingen en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • g. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale
oppervlakte  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per gebouw of overkapping   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
bedrijfsgebouw of een overkapping   500 m²   2500 m²*   5,50   20   60   12,00  
bedrijfswoning   150 m²*   -   3,50   25   60   8,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100 m²   3,50   -   60   -**  

* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de (gezamenlijke) oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen of een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande (gezamenlijke) oppervlakte zal bedragen

** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning

38.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning(en) of bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
38.3 Afwijken van de bouwregels
38.3.1 Vergroten gezamenlijke oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 38.2.1 onder d in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast.
38.3.2 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouw of overkapping

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 38.2.1 onder g in die zin dat een bedrijfsgebouw of een overkapping wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast.
38.3.3 Vergroten goothoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 38.2.1 onder g in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 6,50 m, mits:

  • a. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
38.3.4 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 38.2.2 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 38.5.2 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
38.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van een bedrijfswoning ten behoeve van recreatieappartementen of een groepsaccommodatie;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken als zelfstandig partycentrum, zalencentrum en/of een naar de aard daarmee gelijk te stellen horeca-activiteit;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een kampeerterrein;
  • g. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  • i. het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' anders dan als parkeerterrein.
38.5 Afwijken van de gebruiksregels
38.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 38.4 onder b in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
38.5.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 38.4 onder g in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
  • b. het uitsluitend gaat om een hobbymatige functie bij het wonen;
  • c. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • d. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • e. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • f. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • g. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • h. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).
38.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke bouwwerken, voor zover voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
38.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 38.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
38.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 38.6.1 kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
38.7 Wijzigingsbevoegdheid
38.7.1 Wijziging naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Horeca' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' of 'Agrarisch - Esdorpenlandschap', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 69 en/of artikel 9 of 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de feitelijke situatie en eventueel buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' liggende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' of 'Agrarisch - Esdorpenlandschap';
  • c. de horeca-activiteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 39 Maatschappelijk

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een maatschappelijke voorziening;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. agrarische opslagdoeleinden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - agrarische opslag';
  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  • g. tuinen, erven en terreinen:
  • h. andere bouwwerken.

waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

39.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

39.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde maatschappelijke voorziening worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, tenzij de bestaande gezamenlijke oppervlakte meer dan 50% bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte bedraagt;
  • d. de bedrijfsgebouwen en overkappingen en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • e. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per gebouw of overkapping   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
bedrijfsgebouw of een overkapping   500 m²   500 m²*   5,50   20   60   12,00  
bedrijfswoning   150 m²*   -   3,50   25   60   8,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100 m²   3,50   -   60   -**  

* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de (gezamenlijke) oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen of een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande (gezamenlijke) oppervlakte zal bedragen

** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning

39.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning(en) of bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
39.3 Afwijken van de bouwregels
39.3.1 Vergroten gezamenlijke oppervlakte gebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast.
39.3.2 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouw of overkapping

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.2.1 onder e in die zin dat een gebouw of een overkapping wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast.
39.3.3 Vergroten goothoogte gebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.2.1 onder e in die zin dat de goothoogte van gebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 6,50 m, mits:

  • a. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
39.3.4 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.2.2 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 39.5.2 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
39.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en horeca;
  • c. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • e. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • f. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
39.5 Afwijken van de gebruiksregels
39.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.4 onder d in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
39.5.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 39.4 onder f in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. het uitsluitend gaat om een hobbymatige functie bij het wonen;
  • b. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • c. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • d. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • e. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • f. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • g. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).
39.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, voor zover voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
39.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 39.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
39.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 39.6.1 kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 40 Maatschappelijk - Begraafplaats

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van stalling en onderhoud;
  • d. wegen en paden;
  • e. beplanting en bebossing;
  • f. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • g. andere bouwwerken;

waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

40.2 Bouwregels
40.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal per bestemmingsvlak ten hoogste 50 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen of de overkappingen zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
40.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
40.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke bouwwerken, voor zover voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
40.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 40.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
40.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 40.3.1 kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 41 Maatschappelijk - Dierenpension

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Dierenpension' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een dierenpension, al dan niet in combinatie met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken;

waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

41.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

41.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 41.1 onder a en e genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde dierenpension worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, tenzij de bestaande gezamenlijke oppervlakte meer dan 50% bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte bedraagt;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de bedrijfsgebouwen en overkappingen en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per gebouw of overkapping   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
bedrijfsgebouw of een overkapping   500 m²   500 m²*   5,50   20   60   12,00  
bedrijfswoning   150 m²*   -   3,50   25   60   8,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100 m²   3,50   -   60   -**  

* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de (gezamenlijke) oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen of een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande (gezamenlijke) oppervlakte zal bedragen

** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning

41.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning(en) of bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
41.3 Afwijken van de bouwregels
41.3.1 Vergroten gezamenlijke oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 41.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
41.3.2 Vergroten goothoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 41.2.1 onder f in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 6,50 m, mits:

  • a. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
41.3.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 41.2.2 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 41.5.2 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
41.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel.
41.5 Afwijken van de gebruiksregels
41.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 41.4 onder b in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
41.5.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 41.4 onder e in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. het uitsluitend gaat om een hobbymatige functie bij het wonen;
  • b. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • c. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • d. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • e. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • f. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • g. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).
41.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
41.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke bouwwerken, voor zover voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
41.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 41.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
41.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 41.6.1 kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
41.7 Wijzigingsbevoegdheid
41.7.1 Wijziging naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Maatschappelijk - Dierenpension' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' of 'Agrarisch - Esdorpenlandschap', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 69 en/of artikel 9 of 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de feitelijke situatie en eventueel buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' liggende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' of 'Agrarisch - Esdorpenlandschap';
  • c. de pensionactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Artikel 42 Maatschappelijk - Jeugdopvang 1

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Jeugdopvang 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van de opvang van jeugd;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken.
42.2 Bouwregels
42.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde jeugdopvang worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, tenzij de bestaande gezamenlijke oppervlakte meer dan 50% bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte bedraagt;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de bedrijfsgebouwen en overkappingen en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per gebouw of overkapping   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
bedrijfsgebouw of een overkapping   500 m²   500 m²*   5,50   20   60   12,00  
bedrijfswoning   150 m²*   -   3,50   25   60   8,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100 m²   3,50   -   60   -**  

* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de (gezamenlijke) oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen of een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande (gezamenlijke) oppervlakte zal bedragen

** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning

42.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning(en) of bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
42.3 Afwijken van de bouwregels
42.3.1 Vergroten gezamenlijke oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 42.2.1 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
42.3.2 Vergroten goothoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 42.2.1 onder f in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 6,50 m, mits:

  • a. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
42.3.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 42.2.1 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 42.5.2 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
42.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel.
42.5 Afwijken van de gebruiksregels
42.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 42.4 onder b in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
42.5.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 42.4 onder e in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
  • b. het uitsluitend gaat om een hobbymatige functie bij het wonen;
  • c. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • d. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • e. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • f. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • g. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • h. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).
42.6 Wijzigingsbevoegdheid
42.6.1 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Maatschappelijk - Jeugdopvang 1' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 69 van toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en natuurlijke waarden van de gronden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 43 Maatschappelijk - Jeugdopvang 2

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Jeugdopvang 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. medische en sociale instellingen;

alsmede voor:

  • b. wonen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbij behorende:

  • d. wegen en paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen en water;
  • g. sport- en recreatievoorzieningen;
  • h. tuinen en erven;

waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

43.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

43.2.1 Ter plaatse van de aanduiding 'wonen'

Voor het bouwen op gronden die voorzien zijn van de aanduiding 'wonen' gelden de volgende regels:

Algemeen

  • a. er is maximaal 1 woning toegestaan;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 200 m², met dien verstande dat indien de oppervlakte van het bestaande hoofdgebouw meer bedraagt dan 150 m² maximaal 50 m² aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan;

Hoofdgebouwen

  • c. het hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 meter, of niet meer dan de bestaande goothoogte indien die meer bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 8 meter, of niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien die meer bedraagt;

Bijbehorende bouwwerken

  • f. bijbehorende bouwwerken dienen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • g. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • h. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • i. de afstand van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overkappingen tot het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 25 meter.

Andere bouwwerken

  • j. voor het bouwen van overkappingen gelden de onder f t/m i opgenomen bouwregels;
  • k. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw niet meer dan 1 meter bedragen en achter deze voorgevellijn niet meer dan 2 meter;
  • l. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter.

(Mede)gebruik medische en sociale instellingen

  • m. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' gelden bij aanwending van deze gronden ten behoeve van (mede)gebruik voor medische en sociale instellingen de bouwregels zoals opgenomen onder a t/m l van dit lid.
43.2.2 Niet ter plaatse van de aanduiding 'wonen'

Voor het bouwen op gronden die niet voorzien zijn van de aanduiding 'wonen' gelden de volgende regels:

Gebouwen

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 10%;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 10 meter;
  • d. de afstand tussen niet aaneengebouwde gebouwen mag niet minder bedragen dan 5 meter;
  • e. een dienstwoning is niet toegestaan.

Andere bouwwerken

  • f. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning(en) of bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • g. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • h. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
43.3 Afwijken van de bouwregels
43.3.1 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 43.2.2 onder g in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 43.5.1 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
43.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het verharden van meer dan 7000 m² van de onbebouwde gronden;
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
43.5 Afwijken van de gebruiksregels
43.5.1 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 43.4 onder b in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
  • b. het uitsluitend gaat om een hobbymatige functie bij het wonen;
  • c. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • d. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • e. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • f. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • g. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • h. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).
43.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
43.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke bouwwerken, voor zover voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
43.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 43.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
43.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 43.6.1 kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 44 Maatschappelijk - Landgoed

44.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Maatschappelijk - Landgoed’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen ten behoeve van:
    • 1. levensbeschouwelijke doeleinden;
    • 2. uitvaartcentra;
    • 3. sociaal-culturele doeleinden;
    • 4. educatieve en informatieve doeleinden;
    • 5. religieuze doeleinden;
    • 6. museale doeleinden;
    • 7. recreatieve overnachtingsdoeleinden, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logiesverstrekking';
    • 8. landgoedwoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - landgoedwoning’;

met de daarbij behorende:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. on- en halfverharde wegen en paden;
  • e. water;
  • f. terreinen, tuinen en erven;
  • g. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • h. andere bouwwerken.


4.2 Bouwregels

44.2 Bouwregels
44.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de gebouwen uitsluitend vrijstaand mogen worden gebouwd;
  • c. per bouwvlak mag maximaal 1 gebouw worden gebouwd;
  • d. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,5 m bedragen, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van een gebouw indien deze meer bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 6 m bedragen, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte van een gebouw indien deze meer bedraagt.
44.2.2 Gebouwen ten dienste van een landgoedwoning

Voor het bouwen van gebouwen ten dienste van een landgoedwoning gelden de volgende regels:

  • a. de landgoedwoning dient binnen een bouwvlak, met aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - landgoedwoning’ te worden gebouwd;
  • b. binnen het bouwvlak met aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - landgoedwoning’ mag ten hoogste één landgoedwoning worden gebouwd;
  • c. de totale oppervlakte aan hoofd- en bijgebouwen van een landgoedwoning mag maximaal 300 m² bedragen;
  • d. de goot- en nokhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 3 en 9 meter;
  • e. ter plaatse van de aanduiding ‘nokrichting’, de nokrichting aangehouden moet worden, zoals opgenomen op de verbeelding.
44.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 3 m bedragen
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten zal ten hoogste 10 m bedragen.
44.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 44.2.1 onder d en e voor zover het betreft de maximum bouwhoogte en de maximum goothoogte, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10%.

44.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen voor (recreatieve) bewoning, met uitzondering van gebouwen met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logiesverstrekking', mits:
    • 1. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van logiesverstrekking niet meer bedraagt dan 50 m²;
    • 2. er maximaal twee kamers ten behoeve van logiesverstrekking zijn;
    • 3. de kamers voor maximaal vier personen tegelijk ten behoeve van logiesverstrekking zijn.

Artikel 45 Maatschappelijk - Paardenkliniek

45.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Paardenkliniek' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een paardenkliniek;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. evenementen binnen de bedrijfsgebouwen;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. andere bouwwerken;

waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

45.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

45.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 45.1 onder a en f genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde paardenkliniek worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de bedrijfsgebouwen en overkappingen en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale
oppervlakte  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per
gebouw of overkapping  
gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
bedrijfsgebouw of een overkapping   500 m²   2500 m²*   5,50   20   60   12,00  
bedrijfswoning   150 m²*   -   3,50   25   60   8,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100 m²   3,50   -   60   -**  

* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de (gezamenlijke) oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen of een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande (gezamenlijke) oppervlakte zal bedragen

** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning

45.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning(en) of bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
45.3 Afwijken van de bouwregels
45.3.1 Vergroten gezamenlijke oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 45.2.1 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
45.3.2 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouw of overkapping

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 45.2.1 onder f in die zin dat een bedrijfsgebouw of een overkapping wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
45.3.3 Vergroten goothoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 45.2.1 onder f in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 6,50 m, mits:

  • a. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
45.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, indien de gezamenlijke horecavloeroppervlakte groter is dan 100 m²;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid anders dan maneges en bij het wonen toegestane beroepen en bedrijven en waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
45.5 Afwijken van de gebruiksregels
45.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 45.4 onder b in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
45.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
45.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke bouwwerken, voor zover voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
45.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 45.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
45.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 45.6.1 kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
45.7 Wijzigingsbevoegdheid
45.7.1 Wijziging naar wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Maatschappelijk - Paardenkliniek' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Esdorpenlandschap' of 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 69 en/of artikel 3 of 9 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het bestemmingsvlak 'Wonen' wordt afgestemd op de feitelijke situatie en eventueel buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' liggende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - Esdorpenlandschap' of 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap';
  • c. de manegeactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 46 Maatschappelijk - Schaapskooi

46.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Schaapskooi' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een schaapskooi met bijbehorende activiteitenruimte, zoals een wolatelier, en informatiecentrum, al dan niet in combinatie met educatieve doeleinden, ondergeschikte daghoreca en ondergeschikte detailhandel;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;
  • e. parkeervoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • f. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. andere bouwwerken.

46.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

46.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 46.1 onder a en f genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde schaapskooi worden gebouwd;
  • b. de bedrijfsgebouwen en overkappingen, de bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken, zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • d. een bedrijfswoning zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • e. de bedrijfsgebouwen en overkappingen en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale
oppervlakte in m²  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per
gebouw of overkapping  
gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
gebouw of overkapping   -   850 m²   4,50   20   60   9,50  
bedrijfswoning   150 m²*   -   3,50   25   60   8,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100   3,50   -   60   -**  

* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de (gezamenlijke) oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen of een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande (gezamenlijke) oppervlakte zal bedragen

** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning

46.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
46.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
        • a. het gebruik van bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
        • b. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
        • a. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en horeca anders dan genoemd in 46.1.
46.4 Afwijken van de gebruiksregels
46.4.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 46.3 onder b in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 47 Maatschappelijk - Zorgboerderij

47.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een zorgboerderij, al dan niet in combinatie met wooneenheden en/of een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. wegen en paden;
  • d. water;

met de daarbijbehorende:

  • e. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken.
47.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

47.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 47.1 onder a en e genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde zorgboerderij worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de bedrijfsgebouwen en overkappingen en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale
oppervlakte in m²  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per
gebouw of overkapping  
gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
gebouw of overkapping   500 m²   2500 m²*   5,50   20   60   12,00  
bedrijfswoning   150*   -   3,50   25   60   8,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100   3,50   -   60   -**  

* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de (gezamenlijke) oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen of een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande (gezamenlijke) oppervlakte zal bedragen

** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning

47.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
47.3 Afwijken van de bouwregels
47.3.1 Vergroten gezamenlijke oppervlakte bedrijfsgebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 47.2.1 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
47.3.2 Vergroten oppervlakte bedrijfsgebouw of overkapping

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 47.2.1 onder f in die zin dat een bedrijfsgebouw of een overkapping wordt gebouwd met een oppervlakte groter dan 500 m², mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 2.500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
47.3.3 Vergroten goothoogte bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 47.2.1 onder f in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 6,50 m, mits:

  • a. de vergroting noodzakelijk is voor een goede bedrijfsvoering;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
47.3.4 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 47.2.2 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 47.5.2 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
47.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
        • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
        • b. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
        • a. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel.
47.5 Afwijken van de gebruiksregels
47.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 47.4 onder b in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
47.5.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 47.4 onder e in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
  • b. het uitsluitend gaat om een hobbymatige functie bij het wonen;
  • c. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • d. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • e. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • f. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • g. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • h. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).
47.6 Wijzigingsbevoegdheid
47.6.1 Wijziging naar agrarisch

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' of 'Agrarisch - Esdorpenlandschap' met inbegrip van het aanbrengen van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf', inclusief het daarbinnen gelegen bouwblok, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikel 9 of 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf' ter plaatse wordt aangebracht;
  • c. vestiging op een bestaande agrarische bedrijfskavel niet mogelijk is;
  • d. deze wijziging niet wordt toegepast op gronden ter plaatse van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Cultuurhistorie', 'Waarde - Beschermwaardig houtopstand' en 'Waarde - Landschap';
  • e. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • f. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf, een en ander aangetoond met een bedrijfsplan;
  • g. de omvang van de agrarische bedrijfskavel maximaal 3,00 hectare zal bedragen;
  • h. de mest-, natuur- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • j. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
47.6.2 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Maatschappelijk - Zorgboerderij' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalig boerderijpand' al dan niet in combinatie met een gedeeltelijke wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' of 'Agrarisch - Esdorpenlandschap', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 69 of 71 en/of artikel 9 of 3 van toepassing zijn;
  • b. het bestemmingsvlak 'Wonen' of 'Wonen - Voormalig boerderijpand' wordt afgestemd op de feitelijke situatie en eventueel buiten het bestemmingsvlak 'Wonen' of 'Wonen - Voormalig boerderijpand' liggende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' of 'Agrarisch - Esdorpenlandschap';
  • c. de zorgactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 48 Natuur

48.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden van de natuurgebieden;
  • b. beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen al dan niet mede bestemd voor waterberging;
  • c. de winning van organisch materiaal ten behoeve van biobrandstof en/of compostering;
  • d. kaden met een waterkerende functie;
  • e. schuren, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schuur';
  • f. bosbeheer en houtproductie;
  • g. een boezemkade ten behoeve van de waterkering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boezemkade';
  • h. natuurkampeerterreinen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein';

met daaraan ondergeschikt:

  • i. het extensief agrarisch medegebruik;
  • j. het extensief dagrecreatief medegebruik en educatief medegebruik van bestaande infrastructuur en voorzieningen;
  • k. wegen en paden;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. nutsvoorzieningen;
  • n. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • o. andere bouwwerken.
48.2 Bouwregels
48.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van schuren ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schuur'.

48.2.2 Schuren

Voor het bouwen van schuren gelden de volgende regels:

  • a. de schuren zullen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - schuur';
  • b. de goothoogte van een schuur zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een schuur zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
48.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
48.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten;
  • b. het scheuren, het omzetten en/of anderszins ingrijpend wijzigen van gronden ten behoeve van een permanent ander gebruik;
  • c. het gebruik van gronden ten behoeve van een natuurkampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein' voor:
    • 1. het plaatsen en geplaatst houden van vaste kampeermiddelen;
    • 2. het verwijderen van afschermende beplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud;
    • 3. het plaatsen van auto's bij de kampeermiddelen;
    • 4. het per kampeermiddel gedurende een langere periode overnachten dan 28 nachten;
    • 5. het plaatsen van meer dan 30 kampeermiddelen per hectare;
    • 6. het plaatsen van meer dan 90 kampeermiddelen per natuurkampeerterrein .
  • d. het bebossen van de gronden;
  • e. het dempen van beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
  • f. het geheel of gedeeltelijk verharden van zandwegen en/of zandpaden;
  • g. het inrichten van gronden ten behoeve van de uitoefening van lawaaisporten;
  • h. het inrichten van gronden zodanig dat de bestaande landschappelijke kenmerken wezenlijk worden veranderd en/of de waterhuishouding buiten de betreffende natuurgronden onevenredig wordt geschaad.
48.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
48.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het af- en/of vergraven, egaliseren en/of ophogen van gronden, alsmede het wijzigen van het bodemprofiel;
  • b. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodem- en oevervegetaties;
  • c. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
  • d. het graven, baggeren en/of verbreden van beken, plassen, poelen, vennen, sloten en/of andere watergangen en/of -partijen;
  • e. het wijzigen en/of aanbrengen van kunstwerken, zoals stuwen, dammen en/of duikers;
  • f. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen al dan niet ten behoeve van parkeervoorzieningen;
  • g. het verwijderen en/of verleggen van bestaande zand-, fiets- en voetpaden ten behoeve van de verbetering van de natuurwaarden vanuit beheerinrichting;
  • h. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik en/of het educatief medegebruik;
  • i. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
48.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 48.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud en/of het normale natuurbeheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. worden uitgevoerd in overeenstemming met het beheer- en inrichtingsplan, mits dit plan door middel van een openbare planologische procedure als een algemeen verbindend voorschrift is vastgelegd.
48.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 48.4.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, met dien verstande dat geen omgevingsvergunning wordt verleend voor inrichtingsmaatregelen die de landschappelijke kenmerken wezenlijk doen veranderen of die gevolgen hebben voor de waterhuishouding buiten het natuurgebied.

Artikel 49 Natuur - Compensatiegronden

49.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Compensatiegronden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden.
49.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd.

49.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
49.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
  • b. het aanplanten of verwijderen van bomen en/of houtgewassen over een oppervlakte van meer dan 100 m2;
  • c. het aanbrengen van drainage;
  • d. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport -, energie - en/of communicatieleidingen;
  • e. het dempen en/of graven van watergangen.
49.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 49.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
49.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 49.3.1 kan slechts worden verleend, indien de plaats waar werken en/of werkzaamheden zullen worden uitgevoerd voldoende en aantoonbaar archeologisch en ecologisch is onderzocht, vaststaat dat er geen onevenredige afbreuk aan de archeologische en/of natuurlijke en landschappelijke waarden wordt gedaan, dan wel dat afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud of bescherming van die waarden.

Artikel 50 Natuur - Doeleinden van landschaps- en natuurbouw

50.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - Doeleinden van landschaps- en natuurbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de opbouw, het behoud en/of het herstel van de aan de gronden eigen landschappelijke en natuurlijke waarden;

met de daarbij benodigde:

  • b. andere bouwwerken en andere werken.
50.2 Bouwregels

45.2.1 Gebouwen en overkappingen

50.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

50.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
50.3 Specifieke gebruiksregels
50.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. opslag van afval;
  • c. het diepploegen, meng-en diepwoelen van de gronden;
  • d. het afschuiven en ontgronden van de gronden;
  • e. het aanleggen van kavelontsluitingswegen en landbouwontsluitingswegen;
  • f. het verharden van zandwegen;
  • g. het graven, dempen en verbreden van sloten;
  • h. het opsporen en winnen van delfstoffen en andere bodemschatten;
  • i. het aanleggen van onder- en bovengrondse hoofdtransportleidingen;
  • j. het egaliseren van de gronden;
  • k. het rooien en vellen van houtopstanden onverminderd het ter zake bepaalde in de Boswet of de daarop steunende voorschriften;
  • l. het aanleggen van fiets-, voet-en ruiterpaden en dagrecreatieve voorzieningen;
  • m. het aanbrengen van snelgroeiende beplantingen van tijdelijke aard, als bedoeld in de beschikking 'Regeling bijdragenaanleg snelgroeiendbos' (Staatscourant nr. 207 d.d. 25oktober 1988).
50.3.2 Uitzonderingen op het strijdig gebruik

Het in 50.3.1 vermelde verbod is niet van toepassing indien het gebruik:

  • a. het normale onderhoud betreft;
  • b. reeds in uitvoering is op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. werkzaamheden betreft welke voortkomen uit de beheersdoelstellingen van een goedgekeurd beheersplan.
50.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
50.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het beplanten met houtopstanden.
50.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 50.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. uitgevoerd worden in een beschermd natuurmonument in de zin van Natuurbeschermingswet en handelingen opleveren, waarvoor ingevolge artikel 12 van die wet een vergunning is vereist, dan wel handelingen welke zijn voorzien in een beheersplan, zoals bedoeld in artikel 14 van die wet.
50.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 50.4.1 kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van de bestemming.

50.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in die zin dat fiets-, voet- en ruiterpaden en eenvoudige dagrecreatieve voorzieningen met een maximum oppervlakte van 250 m² worden aangelegd.

Artikel 51 Natuur - Landgoed

51.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Natuur - Landgoed’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende landschappelijke, ecologische en natuurwaarden;
  • b. het herstel of behoud van de op de gronden voorkomende terreintypen, zoals heide, heideschraalgrasland en bloemrijkgrasland
  • c. on- en halfverharde paden;
  • d. dagrecreatie; Het doel 'dagrecreatie' is beperkt tot het gebruik van de bestaande dagrecreatieve voorzieningen in de vorm van voet-, fiets-, en ruiterpaden, picknickplaatsen en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen en de inrichting van voet- en fietspaden;
  • e. een natuurbegraafplaats, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bos - natuurbegraafplaats'.
51.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mag niet worden gebouwd.

51.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
51.3.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het vellen, rooien of beschadigen van houtgewas;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • d. het ophogen, egaliseren, ontginnen of afgraven van gronden;
  • e. het aanplanten van bomen en/of houtgewas;
  • f. het aanleggen en dempen van waterlopen en waterpartijen.
51.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 51.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
51.3.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 51.3.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, ecologische en natuurwaarden.

Artikel 52 Recreatie - 1

52.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. standplaatsen voor mobiele en vaste kampeermiddelen;
  • b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van onderhoud, beheer, dagverblijf, een kampwinkel, ondergeschikte lichte horeca en sanitaire voorzieningen;
  • c. bergingen bij vaste kampeermiddelen;
  • d. het behoud van de natuurlijke waarden van de gronden;
  • e. het behoud en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden, waaronder de terreinafschermende beplanting;
  • f. een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding 'ijsbaan';
  • g. parkeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';

met daaraan ondergeschikt:

  • h. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • i. kinderopvang, ter plaatse van de aanduiding 'kinderdagverblijf';
  • j. horeca, ter plaatse van de aanduiding 'horeca';

met de daarbijbehorende:

  • k. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  • l. bedrijfsgebouwen en overkappingen, alsmede gebouwen ten behoeve van onderhoud en sanitaire voorzieningen, ten behoeve van de verblijfsrecreatie in de vorm van groepsaccommodaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen verblijfsrecreatieve voorzieningen al dan niet in combinatie met sociaal - culturele doeleinden, dagrecreatieve voorzieningen en ondergeschikte horeca , ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie';
  • m. tuinen, erven en terreinen;
  • n. sport- en speelterreinen;
  • o. parkeervoorzieningen;
  • p. beplanting en bebossing;
  • q. wegen en paden;
  • r. water;
  • s. andere bouwwerken;

waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

52.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

52.2.1 Bouwwerken in lid 50.1 onder b

Voor het bouwen van de in lid 52.1 onder b genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste bedragen:
    • 1. bij een bestemmingsvlak kleiner dan 5 hectare: 5% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
    • 2. bij een bestemmingsvlak van 5 hectare of groter: 5% vermeerderd met 1% aan bebouwing per hectare met een maximum van 10%;
  • b. de goothoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 9,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 60° bedragen.
52.2.2 Bouwwerken in lid 50.1 onder k

Voor het bouwen van de in lid 52.1 onder k genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak met een omvang kleiner dan of gelijk aan 5 hectare ten hoogste één bedragen;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak met een omvang groter dan 5 hectare ten hoogste twee bedragen;
  • c. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • d. de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 1,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • e. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per gebouw   gezamen- lijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfswoning   150 m²#   -   4,00   25   60   8,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100 m²   3,00#   -   60   -**  

# tenzij de bestaande oppervlakte of goothoogte meer bedraagt, in welk geval de maximale oppervlakte of goothoogte ten hoogste de bestaande oppervlakte of goothoogte zal bedragen

** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning

52.2.3 Vaste kampeermiddelen

Voor het plaatsen van vaste kampeermiddelen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een vast kampeermiddel zal ten hoogste 70 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een vast kampeermiddel zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • c. de onderlinge afstand tussen vaste kampeermiddelen zal ten minste 5,00 m bedragen.
52.2.4 Bergingen bij vaste kampeermiddelen

Voor het bouwen van bergingen bij vaste kampeermiddelen gelden de volgende regels:

  • a. per vast kampeermiddel zal ten hoogste één berging worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een berging zal ten hoogste 6,00 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een berging zal ten hoogste 2,50 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een berging zal ten hoogste 25° bedragen.
52.2.5 Groepsaccommodaties

Voor het bouwen van de in lid 52.1 onder l genoemde bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde groepsaccommodatie of naar de aard daarmee gelijk te stellen voorziening en bijbehorende toegelaten functies worden gebouwd;
  • b. de bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen uitsluitend worden gebouwd, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie';
  • c. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale
oppervlakte  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per
gebouw of overkapping  
gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
bedrijfsgebouw of een overkapping   -   500 m²*   9,00   20   60   15,00  

* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de (gezamenlijke) oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen of een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande (gezamenlijke) oppervlakte zal bedragen

52.2.6 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 15,00 m bedragen.
52.3 Specifieke nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken ten behoeve van een concentratie en bundeling van bouwwerken genoemd in lid 52.1 onder b en k.

52.4 Afwijken van de bouwregels
52.4.1 Tweede bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 52.2.2 onder a in die zin dat een tweede bedrijfswoning op een verblijfsrecreatief terrein met een omvang kleiner dan of gelijk aan 5 hectare wordt gebouwd, mits:

  • a. de extra bedrijfswoning noodzakelijk is voor een goede beheerskwaliteit van het terrein;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
52.4.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 52.2.6 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 52.6.3 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
52.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van kampeermiddelen en bouwwerken, met uitzondering van de bedrijfswoning en aan- en uitbouwen bij de bedrijfswoning, voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • e. het gebruik van een bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, ten behoeve van recreatieappartementen of een groepsaccommodatie, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie', in welk geval een groepsaccommodatie is toegelaten;
  • f. het gebruik van bouwwerken voor ondergeschikte lichte horeca indien de oppervlakte meer bedraagt dat 1% van het bestemmingsvlak, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte maximaal is toegestaan;
  • g. het verwijderen van terrein afschermende beplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een kampwinkel indien de brutovloeroppervlakte per kampwinkel meer bedraagt dan 500 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte maximaal is toegestaan;
  • i. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het plaatsen van bouwwerken en kampeermiddelen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bouwwerken en kampeermiddelen';
  • j. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • k. het gebruik van gronden ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' voor een ander gebruik dan parkeren.
52.6 Afwijken van de gebruiksregels
52.6.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 52.5 onder d in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
52.6.2 Verwijderen afschermende beplanting

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 52.5 onder g in die zin dat terrein afschermende beplanting wordt verwijderd, mits:

  • a. de verwijdering uitsluitend noodzakelijk is ten behoeve van de realisatie van een goede ontsluiting van het recreatieterrein, dan wel noodzakelijk is als gevolg van een herinrichting van de plaatsing van de kampeermiddelen;
  • b. de verwijdering incidenteel plaatsheeft en geen onevenredige afbreuk doet aan de afschermende werking van de beplanting van het recreatieterrein ten opzichte van het omringende landschap;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
52.6.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 52.5 onder j in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • b. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • c. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • d. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • e. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • f. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).
52.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
52.7.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke bouwwerken, voor zover voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
52.7.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 52.7.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
52.7.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 52.7.1 kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
52.8 Wijzigingsbevoegdheid
52.8.1 Wijziging naar recreatiewoningen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Recreatie - 1' geheel of gedeeltelijk wordt gewijzigd in de bestemming 'Recreatie - 3', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 54 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de economische uitvoerbaarheid van de omschakeling wordt aangetoond;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. het nieuwe terrein complexmatig wordt beheerd en geëxploiteerd;
  • e. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 53 Recreatie - 2

53.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. mobiele kampeermiddelen;
  • b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van onderhoud, beheer en dienstverlening en sanitaire voorzieningen;
  • c. het behoud van de natuurlijke waarden van de gronden;
  • d. het behoud en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden, waaronder de terreinafschermende beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • f. een groepsaccommodatie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie';

met de daarbijbehorende:

  • g. terreinen;
  • h. beplanting en bebossing;
  • i. wegen en paden;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. water;
  • l. andere bouwwerken;

waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

53.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

53.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 53.1 onder b genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak zal ten hoogste één gebouw of overkapping worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 50 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
53.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
53.3 Afwijken van de bouwregels
53.3.1 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 53.2.2 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 53.5.2 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
53.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor vaste kampeermiddelen;
  • b. het gebruik van gebouwen ten behoeve van onderhoud, beheer en dienstverlening en sanitaire voorzieningen voor (recreatieve) bewoning;
  • c. het gebruik van gebouwen ten behoeve van een groepsaccommodatie, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie';
  • d. het verwijderen van terrein afschermende beplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud;
  • e. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
53.5 Afwijken van de gebruiksregels
53.5.1 Verwijderen afschermende beplanting

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 53.4 onder d in die zin dat terrein afschermende beplanting wordt verwijderd, mits:

  • a. de verwijdering uitsluitend noodzakelijk is ten behoeve van de realisatie van een goede ontsluiting van het recreatieterrein, dan wel noodzakelijk is als gevolg van een herinrichting van de plaatsing van de kampeermiddelen;
  • b. de verwijdering incidenteel plaatsheeft en geen onevenredige afbreuk doet aan de afschermende werking van de beplanting van het recreatieterrein ten opzichte van het omringende landschap;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
53.5.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 53.4 onder e in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • b. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • c. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • d. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • e. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • f. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).
53.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
53.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontgronden, egaliseren en/of afgraven van gronden;
  • c. het aanplanten, kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;
  • d. het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, voor zover voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
53.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 53.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
53.6.3 Toetsingscriteria a t/m c

De omgevingsvergunning in lid 53.6.1 kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden.

53.6.4 Toetsingscriteria d

De omgevingsvergunning in lid 53.6.1 kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 54 Recreatie - 3

54.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, voor de bedrijfsmatige exploitatie;
  • b. vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen;
  • c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van onderhoud, beheer, dagverblijf, een kampwinkel, ondergeschikte lichte horeca en sanitaire voorzieningen;
  • d. standplaatsen voor vaste en mobiele kampeermiddelen;
  • e. bergingen bij vaste kampeermiddelen;
  • f. het behoud van de natuurlijke waarden van de gronden;
  • g. het behoud en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden, waaronder de terreinafschermende beplanting;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • i. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. sport- en speelterreinen;
  • l. parkeervoorzieningen;
  • m. beplanting en bebossing;
  • n. wegen en paden;
  • o. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • p. andere bouwwerken.

54.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

54.2.1 Bouwwerken in lid 52.1 onder a

Voor het bouwen van de in lid 54.1 onder a genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de recreatiewoningen, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zal per bestemmingsvlak ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m²)' aangegeven gezamenlijke oppervlakte bedragen;
  • b. de goothoogte van een recreatiewoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • c. de dakhelling van een recreatiewoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zal ten hoogste 60° bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een recreatiewoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een aangebouwde overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • f. het aantal aaneen te bouwen recreatiewoningen zal ten hoogste 2 bedragen;
  • g. tussen recreatiewoningen, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, tenzij aaneengebouwd, zal een onderlinge afstand van ten minste 5,00 m worden aangehouden. Van deze afstand mag worden afgeweken mits voldaan kan worden aan de brandwerendheidseisen zoals opgenomen in het Bouwbesluit.
54.2.2 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. per recreatiewoning zal ten hoogste één vrijstaand bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 10,00 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
54.2.3 Bouwwerken in lid 52.1 onder c

Voor het bouwen van de in lid 54.1 onder c genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste bedragen:
    • 1. bij een bestemmingsvlak kleiner dan 5 hectare: 5% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
    • 2. bij een bestemmingsvlak van 5 hectare of groter: 5% vermeerderd met 1% aan bebouwing per hectare met een maximum van 10%;
  • b. de goothoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 9,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 60° bedragen.
54.2.4 Bouwwerken in lid 52.1 onder i

Voor het bouwen van de in lid 54.1 onder i genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak met een omvang kleiner dan of gelijk aan 5 hectare ten hoogste één bedragen;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak met een omvang groter dan 5 hectare ten hoogste twee bedragen;
  • c. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • d. de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 1,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • e. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfswoning   150 m²#   -   4,00   25   60   8,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100 m²   3,00#   -   60   -**  

# tenzij de bestaande oppervlakte of goothoogte meer bedraagt, in welk geval de maximale oppervlakte of goothoogte ten hoogste de bestaande oppervlakte of goothoogte zal bedragen

** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning

54.2.5 Vaste kampeermiddelen

Voor het plaatsen van vaste kampeermiddelen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een vast kampeermiddel zal ten hoogste 70 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een vast kampeermiddel zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • c. de onderlinge afstand tussen vaste kampeermiddelen zal ten minste 5,00 m bedragen.
54.2.6 Bergingen bij vaste kampeermiddelen

Voor het bouwen van bergingen bij vaste kampeermiddelen gelden de volgende regels:

  • a. per vast kampeermiddel zal ten hoogste één berging worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een berging zal ten hoogste 6,00 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een berging zal ten hoogste 2,50 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een berging zal ten hoogste 25° bedragen.
54.2.7 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
54.3 Afwijken van de bouwregels
54.3.1 Schakelen recreatiewoningen ten behoeve van groepsonderkomens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 54.2.1 onder f in die zin dat recreatiewoningen geschakeld worden gebouwd ten behoeve van de bouw van een groepsonderkomen, mits:

  • a. er ten hoogste vijf recreatiewoningen aaneen worden gebouwd;
  • b. het recreatiewoningenterrein in overwegende mate ingericht blijft met vrijstaande, individuele recreatiewoningen;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
54.3.2 Tweede bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 54.2.4 onder a in die zin dat een tweede bedrijfswoning op een verblijfsrecreatief terrein met een omvang kleiner dan of gelijk aan 5 hectare wordt gebouwd, mits:

  • a. de extra bedrijfswoning noodzakelijk is voor een goede beheerskwaliteit van het terrein;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
54.3.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 54.2.7 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 54.5.3 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
54.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen en kampeermiddelen, met uitzondering van bedrijfswoningen voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • e. het gebruik van een bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, ten behoeve van een groepsaccommodatie;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken anders dan ten behoeve van een bedrijfsmatige exploitatie;
  • g. het gebruik van bouwwerken voor ondergeschikte lichte horeca indien de oppervlakte meer bedraagt dat 1% van het bestemmingsvlak, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte maximaal is toegestaan;
  • h. het verwijderen van terrein afschermende beplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud;
  • i. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een kampwinkel indien de brutovloeroppervlakte per kampwinkel meer bedraagt dan 500 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte maximaal is toegestaan;
  • j. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
54.5 Afwijken van de gebruiksregels
54.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 54.4 onder d in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
54.5.2 Verwijderen afschermende beplanting

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 54.4 onder h in die zin dat terrein afschermende beplanting wordt verwijderd, mits:

  • a. de verwijdering uitsluitend noodzakelijk is ten behoeve van de realisatie van een goede ontsluiting van het recreatiewoningenterrein;
  • b. de verwijdering incidenteel plaatsheeft en geen onevenredige afbreuk doet aan de afschermende werking van de beplanting van het recreatiewoningenterrein ten opzichte van het omringende landschap;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
54.5.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 54.4 onder j in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • b. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • c. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • d. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • e. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • f. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).

Artikel 55 Recreatie - 4

55.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • b. recreatiewoningen, inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, al dan niet in gebruik voor permanente bewoning, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - permanente bewoning toegestaan';
  • c. vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen;
  • d. gebouwen en overkappingen ten behoeve van onderhoud, beheer, dagverblijf, een kampwinkel, ondergeschikte lichte horeca en sanitaire voorzieningen;
  • e. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het landschappelijk waardevolle karakter van het recreatieterrein;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • g. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. beplanting en bebossing;
  • k. wegen en paden;
  • l. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • m. andere bouwwerken.

55.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

55.2.1 Bouwwerken in lid 53.1 onder a en b

Voor het bouwen van de in lid 55.1 onder a en b genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het aantal recreatiewoningen, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zal per bestemmingsvlak ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'aantal recreatiewoningen' aangegeven aantal bedragen;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zal ten hoogste 100 m² bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende oppervlakte' in welk geval de gezamenlijke oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, ten hoogste 66 m² zal bedragen;
  • c. de goothoogte van een recreatiewoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een recreatiewoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zal ten hoogste 60° bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een recreatiewoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • f. het aantal aaneen te bouwen recreatiewoningen zal ten hoogste 2 bedragen;
  • g. tussen recreatiewoningen, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, tenzij aaneengebouwd, zal een onderlinge afstand van ten minste 5,00 m worden aangehouden. Van deze afstand mag worden afgeweken mits voldaan kan worden aan de brandwerendheidseisen zoals opgenomen in het Bouwbesluit.
55.2.2 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. per recreatiewoning zal ten hoogste één vrijstaand bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 10,00 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
55.2.3 Bouwwerken in lid 53.1 onder d

Voor het bouwen van de in lid 55.1 onder d genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste bedragen:
    • 1. bij een bestemmingsvlak kleiner dan 5 hectare: 5% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak;
    • 2. bij een bestemmingsvlak van 5 hectare of groter: 5% vermeerderd met 1% aan bebouwing per hectare met een maximum van 10%;
  • b. de goothoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 9,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van de gebouwen of overkappingen zal ten hoogste 60° bedragen.
55.2.4 Bouwwerken in lid 53.1 onder g

Voor het bouwen van de in lid 55.1 onder g genoemde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak met een omvang kleiner dan of gelijk aan 5 hectare ten hoogste één bedragen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', in welk geval geen bedrijfswoning zal worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak met een omvang groter dan 5 hectare ten hoogste twee bedragen, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', in welk geval geen bedrijfswoning zal worden gebouwd;
  • c. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • d. de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 1,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • e. de maatvoering van een bouwwerk zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfswoning   150 m²#   -   4,00   25   60   8,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100 m²   3,00#   -   60   -**  

# tenzij de bestaande oppervlakte of goothoogte meer bedraagt, in welk geval de maximale oppervlakte of goothoogte ten hoogste de bestaande oppervlakte of goothoogte zal bedragen

** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning

55.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
55.3 Afwijken van de bouwregels
55.3.1 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 55.2.5 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 55.5.3 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
55.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen, met uitzondering van recreatiewoningen genoemd in lid 55.1 onder b en bedrijfswoningen, voor permanente bewoning, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – permanente bewoning toegestaan' dat gebruik na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, het verboden is op het betreffende adres dat gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • b. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • e. het gebruik van een bedrijfswoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, ten behoeve van een groepsaccommodatie;
  • f. het gebruik van bouwwerken voor ondergeschikte lichte horeca indien de oppervlakte meer bedraagt dat 1% van het bestemmingsvlak, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte maximaal is toegestaan;
  • g. het verwijderen van terrein afschermende beplanting, anders dan in de vorm van normaal onderhoud;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor een kampwinkel indien de brutovloeroppervlakte per kampwinkel meer bedraagt dan 500 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte maximaal is toegestaan.
  • i. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • j. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
55.5 Afwijken van de gebruiksregels
55.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 55.4 onder d in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
55.5.2 Verwijderen afschermende beplanting

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 55.4 onder g in die zin dat terrein afschermende beplanting wordt verwijderd, mits:

  • a. de verwijdering uitsluitend noodzakelijk is ten behoeve van de realisatie van een goede ontsluiting van het recreatiewoningenterrein;
  • b. de verwijdering incidenteel plaatsheeft en geen onevenredige afbreuk doet aan de afschermende werking van de beplanting van het recreatiewoningenterrein ten opzichte van het omringende landschap;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
55.5.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 55.4 onder j in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • b. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • c. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • d. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • e. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • f. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).
55.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
55.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het ontgronden, egaliseren en/of afgraven van gronden;
  • c. het aanplanten, kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas.
55.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 55.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
55.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 55.6.1 kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het landschappelijk waardevolle karakter van het recreatieterrein en de landschappelijke inpassing van de recreatiewoningen.

55.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - permanente bewoning toegestaan' wordt verwijderd, indien vast is komen te staan dat het gebruik voor permanente bewoning van de recreatiewoning op dat adres na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar onderbroken is of is geweest.

Artikel 56 Recreatie - 5

56.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen, alsmede gebouwen ten behoeve van onderhoud en sanitaire voorzieningen, ten behoeve van de verblijfsrecreatie in de vorm van groepsaccommodaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen verblijfsrecreatieve voorzieningen al dan niet in combinatie met sociaal - culturele doeleinden, dagrecreatieve voorzieningen en ondergeschikte lichte horeca;
  • b. het agrarisch grondgebruik, ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch';

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;
  • f. een kleinschalige camping, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen';

met de daarbijbehorende:

  • g. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van sanitaire voorzieningen voor de eigen gasten van een kleinschalig kampeerterrein, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen';
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. andere bouwwerken;

waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting', uitsluitend een toegangsweg met bijbehorende voorzieningen, zoals bermen en beplanting, ten dienste van het recreatieterrein is toegestaan

56.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

56.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 56.1 onder a, g en i genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde groepsaccommodatie of naar de aard daarmee gelijk te stellen voorziening en bijbehorende toegelaten functies worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal niet meer bedragen dan 50% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak, tenzij de bestaande gezamenlijke oppervlakte meer dan 50% bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte bedraagt;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de bedrijfsgebouwen en overkappingen en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • f. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale
oppervlakte  
Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per
gebouw of overkapping  
gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
bedrijfsgebouw of een overkapping   -   500 m²*   9,00   20   60   15,00  
bedrijfswoning   150 m²*   -   3,50   25   60   8,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100 m²   3,50   -   60   -**  
gebouwen en/of overkappingen ten behoeve van sanitaire voorzieningen voor de eigen gasten per kleinschalig kampeerterrein   -   50 m²   -   -   -   3,50  

* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de (gezamenlijke) oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen of een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande (gezamenlijke) oppervlakte zal bedragen

** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning

56.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning(en) of bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
56.3 Afwijken van de bouwregels
56.3.1 Vergroten gezamenlijke oppervlakte gebouwen en overkappingen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 56.2.1 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 75% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak zal bedragen, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen ten hoogste 500 m² zal bedragen;
  • b. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
56.3.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 56.2.2 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 56.5.3 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
56.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het kamperen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kleinschalig kamperen', in welk geval in de periode van 15 maart tot 1 november van ieder kalenderjaar mag worden gekampeerd;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, indien de gezamenlijke horecavloeroppervlakte groter is dan 100 m², tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande oppervlakte maximaal is toegestaan;
  • g. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
56.5 Afwijken van de gebruiksregels
56.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 56.4 onder b in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
56.5.2 Kleinschalig kamperen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 56.4 onder d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het kleinschalig kamperen worden gebruikt, mits:

  • a. het kampeerterrein binnen het bestemmingsvlak wordt gevestigd (het kampeerterrein mag ook direct aansluitend aan het bestemmingsvlak worden gerealiseerd, maar dan is de afwijking op grond van artikel 9, lid 9.6.2 of 3 lid 3.6.2 van toepassing);
  • b. de omvang van het kampeerterrein ten hoogste 0,5 hectare zal bedragen;
  • c. de afstand van het kampeerterrein tot de erfgrens van een naastgelegen woonhuis of agrarisch bedrijf minimaal 50 m zal bedragen;
  • d. het kampeerterrein binnen een afstand van 50 meter van het gebouw van de groepsaccommodatie gelegen is;
  • e. de kampeermiddelen worden geplaatst in de periode van 15 maart tot 1 november van elk jaar;
  • f. vaste kampeermiddelen niet zijn toegestaan;
  • g. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • h. bij beëindiging van de bedrijfsactiviteiten het klein kamperen binnen vijf jaar wordt beëindigd.
56.5.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 56.4 onder g in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • b. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • c. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • d. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • e. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • f. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).
56.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
56.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, voor zover voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
56.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 56.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
56.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 56.6.1 kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
56.7 Wijzigingsbevoegdheid
56.7.1 Wijziging naar wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Recreatie - 5' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' of 'Wonen - Voormalig boerderijpand', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 69 of 71 van toepassing zijn;
  • b. de recreatieve bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 57 Recreatie - Dagrecreatie outdoor

57.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie outdoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. outdoor gerelateerde activiteiten, zoals een klimpark;
  • b. het behoud en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de gronden;
  • c. een zwem- annex recreatieplas met bijbehorende oevers;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • e. paden;
  • f. water;

met de daarbijbehorende:

  • g. gebouwen en overkappingen ten behoeve van horeca, detailhandel en sanitaire voorzieningen uitsluitend ten dienste van de dagrecreatie;
  • h. andere bouwwerken.
57.2 Bouwregels
57.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde dagrecreatieve activiteiten worden gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de overkappingen zal ten hoogste 150 m² bedragen;
  • d. de goothoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • f. de dakhelling van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.
57.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 15,00 m bedragen.
57.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca en detailhandel, anders dan op een wijze uitsluitend ten behoeve van de ter plaatse uitgeoefende dagrecreatieve activiteiten;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden.

Artikel 58 Recreatie - Dagrecreatie themapark

58.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie themapark' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van verblijfsrecreatie en dagrecreatie, waaronder recreatiewoningen, inclusief bijbehorende bouwwerken, dierenverblijven voor vogels en kleinvee, een restaurant en een winkel;
  • b. het behoud van bomen ter plaatse van de aanduiding 'bos';

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of mantelzorg;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. andere bouwwerken.
58.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

58.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het themapark worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van de dierenverblijven;
  • d. de dierenverblijven zullen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierenverblijven';
  • e. de recreatiewoningen zullen uitsluitend binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' worden gebouwd;
  • f. het aantal recreatiewoningen zal per bestemmingsvlak ten hoogste 4 bedragen;
  • g. de bedrijfsgebouwen en overkappingen en de bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • h. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een bouwwerk   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Hoogte in m  
  per gebouw of overkapping   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
bedrijfsgebouw of een overkapping   -   -   4,00   20   60   10,00  
bedrijfswoning   150 m²*   -   4,00   25   60   10,00  
bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   100 m²   3,50   -   60   -**  
recreatiewoningen, inclusief bijbehorende bouwwerken   60 m²   -   3,00   -   -   8,00  
dierenverblijven   -   50 m²   -   -   -   3,50  

* tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de (gezamenlijke) oppervlakte van de bedrijfsgebouwen en overkappingen of een bedrijfswoning ten hoogste de bestaande (gezamenlijke) oppervlakte zal bedragen

** de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning

58.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning(en) of bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
58.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan genoemd in lid 58.1;
  • b. het gebruik van gebouwen voor een restaurant en een winkel met een gezamenlijk vloeroppervlak van meer dan 100 m²;
  • c. het gebruik van gedeelten van een bedrijfswoning en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van de bedrijfswoning, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in de bedrijfswoning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • e. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • f. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken;
  • g. het verharden van gronden ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'.
58.4 Afwijken van de gebruiksregels
58.4.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 58.3 onder d in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
58.4.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 58.3 onder f in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • b. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • c. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • d. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • e. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • f. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).

Artikel 59 Recreatie - Dagrecreatie visvijver

59.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie visvijver' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een visvijver;
  • b. het behoud en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden van de gronden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • d. paden;

met de daarbijbehorende:

  • e. andere bouwwerken.
59.2 Bouwregels
59.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

59.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
59.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden en detailhandel;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden.

Artikel 60 Recreatie - Recreatiewoningen

60.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • b. recreatiewoningen, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, al dan niet in gebruik voor permanente bewoning, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - permanente bewoning toegestaan'
  • c. vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een recreatiewoning;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • e. wegen en paden;
  • f. water;

met de daarbijbehorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. andere bouwwerken;

waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

60.2 Bouwregels
60.2.1 Recreatiewoningen, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van recreatiewoningen, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak zal ten hoogste één recreatiewoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van een recreatiewoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zal ten hoogste 100 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een recreatiewoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een recreatiewoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zal ten hoogste 60° bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een recreatiewoning, inclusief de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, zal ten hoogste 8,00 m bedragen.
60.2.2 Vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een recreatiewoning

Voor het bouwen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een recreatiewoning gelden de volgende regels:

  • a. bij een recreatiewoning zal ten hoogste één vrijstaand bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 10,00 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
60.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de recreatiewoningen ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
60.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor permanente bewoning, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - permanente bewoning toegestaan';
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning.
60.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
60.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke bouwwerken, voor zover voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
60.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 60.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
60.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 60.4.1 kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 61 Recreatie - Volkstuin

61.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • c. gebouwen en overkappingen;
  • d. parkeerterrein;
  • e. terreinen;
  • f. paden;
  • g. water;
  • h. andere bouwwerken.
61.2 Bouwregels
61.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt:

  • a. per volkstuin wordt ten hoogste één gebouw of één overkapping gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping bedraagt ten hoogste 6,00 m²;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping bedraagt ten hoogste 3,00 m.
61.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
61.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van bouwwerken ten behoeve van bewoning.

Artikel 62 Sport - Golfbaan

62.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Golfbaan' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een golfbaan;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • d. gebouwen en overkappingen ten behoeve van de golfbaan;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. beplanting en bebossing;
  • g. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • h. andere bouwwerken.

62.2 Bouwregels
62.2.1 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van de golfbaan

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de golfbaan gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de ter plaatse gevestigde golfbaan worden gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen';
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de overkappingen zal ten hoogste 2.500 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • e. de dakhelling van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.
62.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
62.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, anders dan in de vorm van een kantine ten behoeve van de ter plaatse uitgeoefende sportactiviteiten.
62.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
62.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het graven en dempen van sloten;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het ontgronden, egaliseren en/of afgraven van gronden;
  • d. het aanplanten, kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas.
62.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 62.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
62.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 62.4.1 kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan natuurlijke en landschappelijke waarden.

 

Artikel 63 Sport - Sportvelden

63.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Sportvelden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportvelden ten behoeve van doeleinden van sport, spel en ontspanning en scouting;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • d. gebouwen, waaronder overkappingen;
  • e. terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. beplanting en bebossing;
  • h. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • i. andere bouwwerken.
63.2 Bouwregels
63.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde sportveld worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'gebouwen uitgesloten', in welk geval geen gebouwen en overkappingen zullen worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de overkappingen zal ten hoogste 2500 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.
63.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • d. er zullen geen windmolens en naar de aard daarmee gelijk te stellen andere bouwwerken worden gebouwd.
63.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca, anders dan in de vorm van een kantine ten behoeve van de ter plaatse uitgeoefende sportactiviteiten.
63.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
63.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het graven en dempen van sloten;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het ontgronden, egaliseren en/of afgraven van gronden;
  • d. het aanplanten, kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas.
63.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 63.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
63.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 63.4.1 kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan natuurlijke en landschappelijke waarden.

Artikel 64 Sport - Zwembad

64.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Zwembad' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een zwembad;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • d. gebouwen en overkappingen;
  • e. terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. beplanting en bebossing;
  • h. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • i. andere bouwwerken.
64.2 Bouwregels
64.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde zwembad worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de overkappingen zal per bestemmingsvlak ten hoogste 1.000 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 12,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.
64.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen en overkappingen ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
64.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horeca anders dan in ondergeschikte mate ten dienste van het zwembad.
64.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
64.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het graven en dempen van sloten;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het ontgronden, egaliseren en/of afgraven van gronden;
  • d. het aanplanten, kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas.
64.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 64.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
64.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 64.4.1 kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan natuurlijke en landschappelijke waarden.

Artikel 65 Verkeer

65.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (ontsluitings)wegen;
  • b. voet-, fiets- en zandpaden;
  • c. bruggen, viaducten, dammen, faunapassages en/of duikers;
  • d. sloten, bermen en beplanting;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. dagrecreatief medegebruik;
  • g. de winning van organisch materiaal ten behoeve van biobrandstof en/of compostering;

met daaraan ondergeschikt:

  • h. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende;

  • i. andere bouwwerken;

waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

met dien verstande dat:

    • 1. behoudens verbeteringen met het oog op de verkeersveiligheid en/of vermindering van geluidsoverlast het wegprofiel wat betreft de ligging, de breedte van rijbanen en het aantal rijstroken gehandhaafd blijft;
    • 2. in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen zoals bermbeplanting, bushaltes en dergelijke zijn begrepen.
65.2 Bouwregels
65.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

65.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
65.3 Afwijken van de bouwregels
65.3.1 Vergroten bouwhoogte overige andere bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 65.2.2 in die zin dat de bouwhoogte van overige andere bouwwerken wordt vergroot tot 12,00 m, mits:

  • geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de verkeersveiligheid, de landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen gronden.
65.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
65.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke bouwwerken, voor zover voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
65.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 65.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
65.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 65.4.1 kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 66 Verkeer - Fietspaden

66.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Fietspaden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. fiets- en voetpaden;
  • b. kaden en dijken;
  • c. bruggen, dammen, faunapassages en/of duikers;
  • d. sloten, bermen en beplanting;
  • e. dagrecreatief medegebruik;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbijbehorende:

  • g. andere bouwwerken.
66.2 Bouwregels
66.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

66.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 67 Verkeer - Parkeerterrein

67.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een parkeerterrein;
  • b. een transferium, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - transferium';

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • d. paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. andere bouwwerken.
67.2 Bouwregels
67.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

67.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
67.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden en detailhandel, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - transferium', in welk geval horecadoeleinden en detailhandel gerelateerd aan de bestemming verkeer is toegestaan;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden.

Artikel 68 Water

68.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kanalen, beken, sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging, de beroeps- en recreatievaart en het behoud van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurlijke en de landschappelijke waarden;

met de daarbijbehorende:

  • c. kaden, dijken en oeverstroken;
  • d. bruggen, dammen en duikers;
  • e. sluizen en stuwen;
  • f. paden;
  • g. dagrecreatief medegebruik;
  • h. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • i. andere bouwwerken;

waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

68.2 Bouwregels
68.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

68.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen nieuwe bruggen, dammen en duikers worden gebouwd ten behoeve van een landbouwkundig gebruik;
  • b. de bouwhoogte van bruggen, niet zijnde bruggen ten behoeve van de ontsluiting van erven, en/of viaducten zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • c. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, waaronder bruggen ten behoeve van de ontsluiting van erven, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
68.3 Afwijken van de bouwregels
68.3.1 Nieuwe bruggen, dammen en/of duikers

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 68.2.2 onder a in die zin dat tevens nieuwe bruggen, dammen en/of duikers worden gebouwd ten behoeve van een landbouwkundig gebruik, mits:

  • a. de bruggen, dammen of duikers noodzakelijk zijn voor een goed landbouwkundig gebruik van de gronden;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
68.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden als ligplaats of aanleggelegenheid voor vaartuigen en/of woonschepen, woonarken of casco's (caissons) die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.
68.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
68.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen of aanlegplaatsen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
  • b. het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, voor zover voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
68.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 68.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
68.5.3 Toetsingscriteria a

De omgevingsvergunning in lid 68.5.1 kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

68.5.4 Toetsingscriteria b

De omgevingsvergunning in lid 68.5.1 kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 69 Wonen

69.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen en bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimten voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals genoemd in bijlage 6, logies en ontbijt en/of mantelzorg;
    • 2. een kwekerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij';
    • 3. een tennisbaan, ter plaatse van de aanduiding 'tennisbaan';
    • 4. een theeschenkerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theeschenkerij';
  • b. woonhuizen op de wijze van plattelandswoningen en bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit zoals genoemd in bijlage 6, logies en ontbijt en/of mantelzorg, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning';

waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken.
69.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

69.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt de volgende regel:

  • de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 250 m² bedragen, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bestaande oppervlakte gebouwen' in wel geval de bestaande oppervlakte als maximum geldt.
69.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak zal ten hoogste één woonhuis worden gebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - gebouwen', in welk geval geen woonhuis zal worden gebouwd;
  • c. indien en voorzover een bestemmingsvlak is voorzien van de aanduiding 'bouwvlak' zal een hoofdgebouw binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de afstand van een hoofdgebouw ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 150 m² bedragen, tenzij:
    • 1. de bestaande oppervlakte van een hoofdgebouw meer bedraagt dan 150 m², in welk geval de bestaande oppervlakte van het hoofdgebouw als maximum geldt;
    • 2. ter plaatse de aanduiding 'bouwvlak' geldt, in welk geval de oppervlakte van een hoofdgebouw in afwijking van het bepaalde in lid 69.2.1 300 m² mag bedragen, tenzij ter plaatse de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende oppervlakteregeling, in welk geval voor de oppervlakte alleen de bepaling van lid 69.2.1 van toepassing is;
  • f. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • h. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 25° bedragen;
  • i. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
69.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zullen de bijbehorende bouwwerken binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3,00 m achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 75% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen, tenzij en voor zover de oppervlakte van het hoofdgebouw de bijbehorende bouwwerken gezamenlijk niet groter wordt dan 250 m2;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 100 m² bedragen, tenzij en voor zover de oppervlakte van het hoofdgebouw de bijbehorende bouwwerken gezamenlijk niet groter wordt dan 250 m2;
  • e. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 1,00 m lager zijn dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • g. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk zal ten minste 25° bedragen.
  • h. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 60° bedragen.
69.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van het hoofdgebouw ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
69.3 Afwijken van de bouwregels
69.3.1 Vergroten gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 69.2.3 onder c en d in die zin dat vervangende herbouw van bijbehorende bouwwerken plaatsvindt indien op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan sprake is van meer dan 100 m² aan bijbehorende bouwwerken, mits:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 200 m², mits de bestaande oppervlakte, zoals deze bestond op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpplan, meer bedraagt dan 100 m², maar minder dan 200 m², in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • b. indien reeds 200 m² of meer aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is, op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpplan, maar minder dan 500 m², per bouwperceel vervangende bouw en/of verbouw van bijbehorende bouwwerken mag plaatsvinden tot een maximum oppervlak van 50% van het oppervlak aan bijbehorende bouwwerken boven de 200 m², met dien verstande dat op de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geen reductie van toepassing is;
  • c. indien reeds meer dan 500 m² aan bijbehorende bouwwerken aanwezig is op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpplan, per bouwperceel vervangende bouw en/of verbouw van bijbehorende bouwwerken mag plaatsvinden tot een maximum oppervlak van 20% van het oppervlak aan bijbehorende bouwwerken boven de 500 m², met dien verstande dat op de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geen reductie van toepassing is;
  • d. de vervanging bijdraagt aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
69.3.2 Vergroten bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 69.2.3 onder f in die zin dat de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk minder dan 1,00 m lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast, indien dit vanuit de cultuurhistorische waarden van de bebouwing wenselijk is;
  • b. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk ten hoogste de bouwhoogte van het hoofdgebouw zal bedragen;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
69.3.3 Verkleinen dakhelling aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 69.2.3 onder g in die zin dat aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot ten hoogste 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw worden voorzien van een dakhelling van 0º, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en het straat- en bebouwingsbeeld;
69.3.4 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 69.2.4 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 69.5.3 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
69.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een hoofdgebouw en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in het hoofdgebouw uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan:
    • 1. waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
    • 2. logies en ontbijt, waarbij ten hoogste twee kamers voor ten hoogste vier personen worden ingericht in de hoofdgebouw en/of de aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m²;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  • g. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • i. het gebruik van gronden en bouwwerken voor de in lid 69.1 onder a specifieke aangeduide bedrijvigheid indien de gezamenlijke vloeroppervlakte meer dan 100 m² bedraagt, tenzij de bestaande gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt, in welk geval de bestaande gezamenlijke oppervlakte geldt.
69.5 Afwijken van de gebruiksregels
69.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 69.4 onder b in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
69.5.2 Logies en ontbijt

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 69.4 onder b en d punt 2 in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van logies en ontbijt, mits:

  • a. ten hoogste twee kamers voor ten hoogste vier personen worden ingericht in het (de) vrijstaande bijbehorende bouwwerk(en) tot een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m²;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. er voldoende parkeervoorzieningen op het eigen erf aanwezig zijn;
  • d. voorts voldaan wordt aan de uitgangspunten van de beleidsnotitie Bed & Breakfast-accommodaties in Aa en Hunze, 23 april 2015;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
69.5.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 69.4 onder g in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. het uitsluitend gaat om een hobbymatige functie bij het wonen;
  • b. een paardrijbak achter het woonhuis wordt gesitueerd;
  • c. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • d. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • e. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • f. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • g. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).
69.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
69.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, voor zover voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
69.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 69.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
69.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 69.6.1 kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een pand betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

Artikel 70 Wonen - Landgoed

70.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Landgoed' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een woonhuis met allure en bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het woonhuis, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, logies en ontbijt, mantelzorg, sociaal-culturele doeleinden, hoveniersactiviteiten en/of grondgebonden agrarisch grondgebruik;
  • b. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische en natuurlijke waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • d. agrarisch medegebruik;
  • e. dagrecreatief medegebruik;

met de daarbijbehorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. wegen en paden;
  • h. parkeervoorzieningen
  • i. beplanting en bebossing;
  • j. sloten en naar de aard daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • k. andere bouwwerken;

waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd.

70.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

70.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van de in lid 70.1 onder a genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1', 'specifieke bouwaanduiding - 2', 'specifieke bouwaanduiding - 3', 'specifieke bouwaanduiding - 4', 'specifieke bouwaanduiding - 5', 'specifieke bouwaanduiding - 6' of 'specifieke bouwaanduiding - 7' ;
  • b. de maatvoering van de gebouwen een gebouw zal per op de verbeelding aangegeven aanduidingsvlak voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

aanduiding   Functie van een gebouw   aantal   gezamenlijk
oppervlakte
in m² of m³  
Goothoogte in m   bouwhoogte in m   dakhelling in °  
    max.   maximaal   maximaal   maximaal   min.   max.  
sba-1   Woonhuis   1     7,00   9,00   30   60  
  Bijbehorend bouwwerk   2   100 m²   3,00   7,00   -   60  
sba-2   Woonhuis   1   woonhuis +   7,00   9,00   30   60  
  Bijbehorend bouwwerk   -   bijbehorende bouwwerken gezamenlijk 4500 m³   3,00   7,00   -   60  
sba-3   Woonhuis   2   350 m² per
woonhuis,  
4,50   10,00   30   60  
  Bijbehorend bouwwerk   -   inclusief bijbehorende bouwwerken   3,50   8,00   -   60  
sba-4   Woonhuis 1   1   1.200 m³   4,50   10,00   15   60  
  Woonhuis 2   1   800 m³ / 325 m²   4,50   10,00   15   60  
  Bijbehorend bouwwerk bij
woning 1  
-   1250 m³   3,00   7,00   -   60  
  Bijbehorend bouwwerk bij
woning 2  
-   900 m³   3,00   7,00   -   60  
sba-5   Woonhuis 1   1   1.200 m³   4,50   10,00   15   60  
  Woonhuis 2   1   800 m³ / 325 m²   4,50   10,00   15   60  
  Bijbehorend bouwwerk bij
woning 1  
-   1250 m³   3,00   7,00   -   60  
  Bijbehorend bouwwerk bij
woning 2  
-   900 m³   3,00   7,00   -   60  
sba-6   Woonhuis   1   2000 m²   7,00   10,00   30   60  
  Bijbehorend bouwwerk   -   1100 m²   3,00   7,00   -   60  
sba-7   Woonhuis   2   bestaand   bestaand   bestaand   bestaand   bestaand  
  Bijbehorend bouwwerk   -   bestaand   bestaand   bestaand      
70.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van het hoofdgebouw ten hoogste 2,00 m zal bedragen, waarbij de bouwhoogte van incidentele verhogingen ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
70.3 Afwijken van de bouwregels
70.3.1 Vergroten gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken ten behoeve van woningsplitsing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 71.2.1 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken wordt vergroot, mits:

  • a. deze vergunning uitsluitend wordt verleend, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - twee woningen';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per woning ten hoogste 100 m² zal bedragen;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
70.3.2 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 70.2.2 onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 70.5.3 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
70.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een hoofdgebouw en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in het hoofdgebouw uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan:
    • 1. waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
    • 2. logies en ontbijt, waarbij ten hoogste twee kamers voor ten hoogste vier personen worden ingericht in de hoofdgebouw en/of de aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m²;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • g. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
70.5 Afwijken van de gebruiksregels
70.5.1 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 70.4 onder b in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
70.5.2 Logies en ontbijt

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 70.4 onder b en d punt 2 in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van logies en ontbijt, mits:

  • a. ten hoogste twee kamers voor ten hoogste vier personen worden ingericht in het (de) vrijstaande bijbehorende bouwwerk(en) tot een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m²;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. er voldoende parkeervoorzieningen op het eigen erf aanwezig zijn;
  • d. voorts voldaan wordt aan de uitgangspunten van de beleidsnotitie Bed & Breakfast-accommodaties in Aa en Hunze, 23 april 2015;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
70.5.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 70.4 onder g in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
  • b. het uitsluitend gaat om een hobbymatige functie bij het wonen;
  • c. een paardrijbak achter de voorgevel en/of het verlengde daarvan van de bedrijfswoning wordt gesitueerd;
  • d. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • e. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • f. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • g. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • h. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).
70.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
70.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanleggen van verharde kavel- en perceelontsluitingswegen;
  • b. het aanleggen van verharde en halfverharde parkeervoorzieningen;
  • c. het aanleggen van fiets-, voet- en ruiterpaden;
  • d. het graven en dempen van sloten en andere watergangen;
  • e. het aanleggen van recreatieve voorzieningen;
  • f. het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- en telecommunicatieleidingen;
  • g. het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke gebouwen, voor zover voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
70.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 70.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
70.6.3 Toetsingscriteria a t/m f

De omgevingsvergunning in lid 70.6.1 kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden en de cultuurhistorische en archeologische waarden.

70.6.4 Toetsingscriteria g

De omgevingsvergunning in lid 70.6.1 kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
70.7 Wijzigingsbevoegdheid
70.7.1 Woningsplitsing

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een woonhuis, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:

  • a. de gronden worden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - twee woningen';
  • b. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan twee woningen worden gevestigd;
  • c. bij splitsing dient het woonhuis minimaal 200 m² te bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken wordt vergroot, waarbij tevens de vergunning van lid 70.3.1 wordt verleend;
  • e. de wijzigingsbevoegdheid passend is in het geldende Woonplan;
  • f. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 71 Wonen - Voormalig boerderijpand

71.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Voormalig boerderijpand' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen in de vorm van voormalige boerderijpanden en bijbehorende bouwwerken, al dan niet in combinatie met ruimten voor:
    • 1. een aan-huis-verbonden beroep en/of een bedrijfsmatige activiteit zoals die is genoemd in bijlage 2 onder de categorieën 1 en 2, niet zijnde geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 2. begeleid wonen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - zorgwonen';
    • 3. logies en ontbijt;
    • 4. mantelzorg;
    • 5. opslag, ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
    • 6. een transportbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf';
    • 7. een groepsaccommodatie met camping, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie en camping';
    • 8. een kleinschalig dierenpension, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenpension';
    • 9. een rietdekkersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rietdekkersbedrijf';
    • 10. ondergeschikte lichte horeca in de vorm van een theetuin, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - theeschenkerij';
    • 11. ondergeschikte lichte horeca in de vorm van verkoop van ijs en koffie, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - ijs- en koffieverkooppunt';
    • 12. recreatieappartementen, ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement', 'specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement 2' en 'specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement 3';
  • b. het behoud en het herstel van de waardevolle hoofdvormen van de voormalige boerderijpanden, waarbij, indien de gronden op de verbeelding zijn voorzien van de aanduiding 'karakteristiek', de instandhouding van de bestaande karakteristieke hoofdvorm wordt nagestreefd;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;
  • f. een paardrijbak, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak';

met de daarbijbehorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. andere bouwwerken.
71.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels binnen de bestemming zijn toegevoegd.

71.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak zal ten hoogste één woonhuis worden gebouwd;
  • c. een woonhuis zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een woonhuis zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.
71.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het woonhuis dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een woonhuis zal ten hoogste 150 m² bedragen, tenzij:
    • 1. de bestaande oppervlakte meer dan 150 m² maar minder dan 250 m² bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 250 m² zal bedragen;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rietdekkersbedrijf' in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 550 m² zal bedragen;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 60° bedragen.
71.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het woonhuis en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. er zullen geen paardrijbakken, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak, en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
71.3 Afwijken van de bouwregels
71.3.1 Bouwen hoofdgebouw buiten bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 71.2.1 onder c in die zin dat een woonhuis gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:

  • a. het bouwen buiten het bouwvlak uitsluitend plaatsvindt door middel van een geringe uitbreiding van het woonhuis tot een oppervlakte van het woonhuis van ten hoogste 100 m²;
  • b. de uitbreiding op ten minste 5,00 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het woonhuis wordt gerealiseerd met doortrekking van de bestaande dakvorm;
  • c. de breedte van de uitbreiding ten hoogste 3,00 m bedraagt;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bebouwingskarakteristiek van het woonhuis en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
71.3.2 Afwijken bestaande maatvoeringen hoofdgebouw 1

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 71.2.1 onder c en d in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een voormalig boerderijpand, mits:

  • a. er geen sprake is van een voormalig boerderijpand met een karakteristieke hoofdvorm, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • b. er vanuit architectonisch oogpunt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld wordt bewerkstelligd;
  • c. de bouwhoogte van het woonhuis ten hoogste 12,00 m zal bedragen en het woonhuis zal worden voorzien van een kap;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
71.3.3 Afwijken bestaande maatvoeringen hoofdgebouw 2

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 71.2.1 onder d in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een voormalig boerderijpand, mits:

  • a. dit vanwege bouwtechnische vereisten noodzakelijk is;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van het voormalige boerderijpand.
71.3.4 Vergroten gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken ten behoeve van woningsplitsing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 71.2.2 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken wordt vergroot, mits:

  • a. deze vergunning uitsluitend wordt verleend, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - twee woningen';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per woning ten hoogste 100 m² zal bedragen;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
71.3.5 Vergroten gezamenlijke oppervlakte bijbehorende bouwwerken ten behoeve van het houden van dieren

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 71.2.2 onder b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een woonhuis ten behoeve van het houden van dieren wordt vergroot tot ten hoogste 500 m², mits:

  • a. de omvang van de agrarische activiteiten ten hoogste 10 NGE bedraagt;
  • b. het bestemmingsvlak voor ten hoogste 50% wordt bebouwd;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
71.3.6 Saneringsregeling bijbehorende bouwwerken 1

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 71.2.2 onder b in die zin dat, indien reeds 250 m² of meer aan bijbehorende bouwwerken bij een woonhuis aanwezig is, maar minder dan 500 m², een per bestemmingsvlak eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van bijbehorende bouwwerken plaats mag vinden tot een maximumoppervlak van 50% van het oppervlak aan bijbehorende bouwwerken boven de 150 m², mits:

  • a. het verlenen van deze vergunning tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing bij woonhuizen plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
71.3.7 Saneringsregeling bijbehorende bouwwerken 2

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 71.2.2 onder b in die zin dat, indien reeds meer dan 500 m² aan bijbehorende bouwwerken bij een woonhuis aanwezig is, een per bestemmingsvlak eenmalige vervangende bouw en/of verbouw van bijbehorende bouwwerken plaats mag vinden tot een maximumoppervlak van 20% van het oppervlak aan bijbehorende bouwwerken boven de 500 m², mits:

  • a. het verlenen van deze vergunning tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing bij woonhuizen plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
71.3.8 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 71.2.3. onder b in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 6,00 m bedraagt;
  • b. tevens de in lid 71.5 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
71.4 Specifieke gebruiksregels
71.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijvigheid anders dan genoemd in lid 71.1;
  • b. het gebruik van gedeelten van een hoofdgebouw en/of een bijbehorend bouwwerk voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan één derde deel van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief de bijbehorende bouwwerken binnen het bestemmingsvlak;
    • 2. het beroeps-/bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of de kleinschalige bedrijfsmatige activiteit meer bedraagt dan 50 m²;
    • 3. degene die de activiteiten in het hoofdgebouw uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    • 4. er detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • c. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning, tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - twee woningen', in welk geval een woonhuis voor ten hoogste twee woningen mag worden gebruikt;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan:
    • 1. waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
    • 2. logies en ontbijt, waarbij ten hoogste twee kamers voor ten hoogste vier personen worden ingericht in de hoofdgebouw en/of de aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m²;
    • 3. een camping, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie en camping';
    • 4. voor recreatieappartementen, ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement', 'specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement 2' en 'specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement 3', in welk geval:
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement', ten hoogste 1 recreatieappartement is toegestaan;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement 2' ten hoogste 2 recreatieappartementen zijn toegestaan;
      • ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieappartement 3' ten hoogste 3 recreatieappartementen zijn toegestaan;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel anders dan productiegebonden detailhandel;
  • g. het gebruik van bouwwerken ten behoeve van een groepsaccommodatie of recreatieappartementen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie en camping', indien de gezamenlijke vloeroppervlakte groter is dan 250 m²;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dierenpension' voor de opvang van meer dan zes honden;
  • i. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
71.4.2 Landschappelijke inpassing

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken zonder de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing conform het als Bijlage 9 van de regels opgenomen Landschappelijk Inpassingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing. In afwijking hiervan mogen gronden en bouwwerken worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het als Bijlage 9 van de regels opgenomen Landschappelijk Inpassingsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

71.5 Afwijken van de gebruiksregels
71.5.1 Gelijkwaardige bedrijvigheid

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 71.4.1 onder a in die zin dat de gronden en bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bedrijven, welke naar de aard en de invloed op de omgeving vergelijkbaar zijn met de in lid 71.1 onder a genoemde bedrijven, mits:

  • a. het niet betreft detailhandelsbedrijven, geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
71.5.2 Mantelzorg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 71.4.1 onder d in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken, al dan niet gepaard gaande met interne bouwactiviteiten, worden gebruikt voor bewoning in het kader van de mantelzorg, mits:

  • a. de bewoning van een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw uitsluitend plaatsvindt vanuit een oogpunt van mantelzorg voor personen;
  • b. de oppervlakte van de voor mantelzorg te gebruiken woonruimte in een vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw per bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan 100 m²;
  • c. de inrichting van het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw ten behoeve van de mantelzorg ongedaan wordt gemaakt na beëindiging van de mantelzorg zodanig dat het vrijstaand ruimtelijk ondergeschikt gebouw weer functioneel ondergeschikt is aan de bedrijfswoning;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
71.5.3 Logies en ontbijt

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 71.4.1 onder d en d punt 2 in die zin dat vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van logies en ontbijt, mits:

  • a. ten hoogste twee kamers voor ten hoogste vier personen worden ingericht in het (de) vrijstaande bijbehorende bouwwerk(en) tot een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 50 m²;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. er voldoende parkeervoorzieningen op het eigen erf aanwezig zijn;
  • d. voorts voldaan wordt aan de uitgangspunten van de beleidsnotitie Bed & Breakfast-accommodaties in Aa en Hunze, 23 april 2015;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
71.5.4 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 71.4.1 onder i in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak al dan niet met de daarbijbehorende andere bouwwerken mits:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van een paardrijbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
  • b. het uitsluitend gaat om een hobbymatige functie bij het wonen;
  • c. een paardrijbak achter het woonhuis wordt gesitueerd;
  • d. de afstand van een paardrijbak tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • e. er een minimale afstand van 50 meter tussen de paardrijbak en woningen van derden wordt aangehouden;
  • f. bij toepassing van verlichting er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;
  • g. de oppervlakte van een paardrijbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
  • h. de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een inrichtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting).
71.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
71.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • het gedeeltelijk verwijderen van karakteristieke bouwwerken, voor zover voorzien van de aanduiding 'karakteristiek'.
71.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 71.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
71.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 71.6.1 kan worden verleend, mits:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • b. het delen van een bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
71.7 Wijzigingsbevoegdheid
71.7.1 Woningsplitsing

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een woonhuis, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:

  • a. de gronden worden voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - twee woningen';
  • b. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan twee woningen worden gevestigd;
  • c. bij splitsing dient het woonhuis minimaal 200 m² te bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte voor bijbehorende bouwwerken wordt vergroot, waarbij tevens de vergunning van lid 71.3.4 wordt verleend;
  • e. de wijzigingsbevoegdheid passend is in het geldende Woonplan;
  • f. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
71.7.2 Vergroten woonhuis

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat in geval een op de verbeelding aangeduid bouwvlak kleiner is dan 150 m² het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 150 m², mits:

  • a. er geen sprake is van een voormalig boerderijpand met een karakteristieke hoofdvorm, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • b. de bestaande hoofdvorm van het voormalige boerderijpand behouden blijft;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
71.7.3 Wijzigen vorm en/of situering bouwvlak

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een op de verbeelding aangeduid bouwvlak binnen het bestemmingsvlak met gelijkblijvende omvang qua vorm en/of situering wordt gewijzigd, mits:

  • a. er geen sprake is van een voormalig boerderijpand met een karakteristieke hoofdvorm, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • b. er vanuit architectonisch oogpunt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld kan worden bewerkstelligd;
  • c. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
71.7.4 Wijzigen naar bestemming agrarisch

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Wonen - Voormalig boerderijpand' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' of 'Agrarisch - Esdorpenlandschap', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikel 9 of 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden bedrijf' ter plaatse wordt aangebracht;
  • c. vestiging op een bestaand agrarisch bouwblok niet mogelijk is;
  • d. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • e. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf, een en ander aangetoond met een bedrijfsplan;
  • f. de omvang van de agrarische bedrijfskavel maximaal 2,00 hectare zal bedragen;
  • g. de mest-, natuur- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • i. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm;
71.7.5 Wijzigen naar bestemming paardenhouderij

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Wonen - Voormalig boerderijpand' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van de artikel 6 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de nieuwe functie wordt ondergebracht in de bestaande bebouwing zoals die aanwezig is op het moment van toepassing van de wijzigingsbevoegdheid;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
71.7.6 Wijzigen naar bestemming wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Wonen - Voormalig boerderijpand' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 69 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het voormalig boerderijpand niet langer in stand kan worden gehouden en moet worden gesloopt, waarbij de nieuwbouw niet op de wijze van een voormalig boerderijpand wordt uitgevoerd;
  • c. voor zover aanwezig de aanduiding 'karakteristiek' wordt verwijderd;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 72 Wonen - Woonleefgemeenschap

72.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woonleefgemeenschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een woonleefgemeenschap, het houden van sociaal, maatschappelijke, educatieve, levensbeschouwelijke (groeps)activiteiten met bijbehorende groepsaccommodatie/ gemeenschapsruimte, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit en/of zorg;
  • b. cultuurgrond;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken.
72.2 Bouwregels
72.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. als gebouw mogen uitsluitend een woonhuis worden gebouwd met een bijbehorende groepsaccommodatie/gemeenschapsruimte;
  • b. er zullen uitsluitend gebouwen worden gebouwd ten behoeve van de ter plaatse gevestigde woongemeenschap;
  • c. er zal ten hoogste één woonhuis ten behoeve van de woongemeenschap worden gebouwd met een bijbehorende gemeenschapsruimte;
  • d. de oppervlakte van een woonhuis zal ten hoogste 250 m² bedragen;
  • e. de oppervlakte van een groepsaccommodatie/gemeenschapsruimte zal ten hoogste 600 m² bedragen;
  • f. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een gebouw zal ten hoogste 9,00 m bedragen;
  • h. de dakhelling van een gebouw zal ten minste 25° en ten hoogste 60° bedragen.
72.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het woonhuis dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een woonhuis zal ten hoogste 150 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer dan 150 m² maar minder dan 250 m² bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 250 m² zal bedragen;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 60° bedragen.
72.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • c. er zullen geen windmolens en naar de aard daarmee gelijk te stellen andere bouwwerken worden gebouwd.
72.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gedeelten van een gebouw voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, indien:
    • 1. het beroep of het bedrijf niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, met een maximum van 100 m²;
    • 3. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • b. het gebruik van een woonhuis voor meer dan twee woningen;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • f. het gebruik van de groepsaccommodatie/gemeenschapsruimte voor meer dan 25 slaapplaatsen.

Artikel 73 Leiding - Gas

73.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. hoofdgastransportleidingen en NAM-leidingen en afsluiterschema's;

met de daarbijbehorende:

  • b. veiligheidszone;
  • c. andere bouwwerken.
73.2 Regels vanwege samenvallende bestemmingen

Al hetgeen in deze regels omtrent de andere daar voorkomende bestemming(en) binnen het gebied met de bestemming 'Leiding – Gas' is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien en het voor zover zulks, gehoord de beheerder van de leiding(en), verenigbaar is met het belang van de leiding(en).

73.3 Bouwregels
73.3.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van een hoofdgastransportleiding.

73.3.2 Bouwwerken

Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

73.4 Afwijken van de bouwregels
73.4.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 73.3.1 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. de veiligheid van de gasleiding mag niet worden geschaad;
  • b. vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  • c. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
73.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het permanent opslaan van goederen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object binnen een ter plaatse aangegeven veiligheidszone.
73.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
73.6.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het in de grond brengen van voorwerpen;
  • d. het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen;
  • f. het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • g. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • h. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
73.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 73.6.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
73.6.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 73.6.1 kan slechts worden verleend indien vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van (bovengrondse) nutsleidingen.

Artikel 74 Leiding - Hoogspanningsverbinding

74.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een bovengrondse hoogspanningsleiding;

met de daarbijbehorende:

  • b. veiligheidszones;
  • c. andere bouwwerken.
74.2 Bouwregels
74.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

74.2.2 Geen gebouwen en overkappingen

Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

74.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 40,00 m bedragen.
74.3 Afwijken van de bouwregels
74.3.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Mits de veiligheid met betrekking tot de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten, kan met een vergunning worden afgeweken van het bepaalde in 74.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. met een vooraf ingewonnen advies van de betreffende leidingbeheerder wordt aangetoond dat de bouw mogelijk is;
  • b. een positief advies van de brandweer is verkregen.
74.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicogevoelig object binnen een ter plaatse aangegeven veiligheidszone.
74.5 Wijzigingsbevoegdheid
74.5.1 Verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' wordt verwijderd, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast, indien er sprake is van het verwijderen dan wel verplaatsen van een bestaande leiding;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de bodemkundige, de cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 75 Leiding - Water

75.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. hoofdwaterleidingen;

met de daarbijbehorende:

  • b. andere bouwwerken.
75.2 Bouwregels
75.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van een watertransportleiding.

75.2.2 Gebouwen en overkappingen

Ten behoeve van deze dubbelbestemming mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

75.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
75.3 Afwijken van de bouwregels
75.3.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 75.2.1 in die zin dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder;
  • b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van (bovengrondse) nutsleidingen.
75.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
75.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm;
  • c. het in de grond brengen van voorwerpen dieper dan 30 cm;
  • d. het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen die dieper wortelen of kunnen wortelen dan 30 cm.
75.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 75.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
75.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 75.4.1 kan slechts worden verleend indien vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder en er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van (bovengrondse) nutsleidingen.

Artikel 76 Waarde - Archeologie 2

76.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden, AMK-terreinen, overige terreinen: celtic fields en offervennen, met uitzondering van de AMK-terreinen die vallen onder de benaming 'historische kernen', zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden.

76.2 Bouwregels
76.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken, met uitzondering van bouwwerken waarbij de bodem niet dieper dan 30 cm wordt geroerd ter plaatse van een bouwvoor, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

Bij aanvraag voor een vergunning in een terrein dat op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart als provinciaal archeologisch belang is aangemerkt, voeren burgemeester en wethouders in een zo vroeg mogelijk stadium overleg met de provinciaal archeoloog.

76.2.2 Voorschriften omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 76.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
76.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen, behalve:
      • indien deze werkzaamheden in het kader van onderzoek naar mogelijke (pre)historische vindplaatsen wordt uitgevoerd;
      • voor werkzaamheden waarbij de bodem niet dieper dan 30 cm wordt geroerd ter plaatse van een bestaande bouwvoor;
      • voor werkzaamheden waarbij de bodem niet dieper dan 30 cm wordt geroerd op gronden gelegen binnen de artikelen 3 en 9;
      • voor niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor;
    • 2. bodem verlagen of afgraven (ook voor het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
    • 3. het graven en/of baggeren van sloten, vaarten en andere watergangen;
    • 4. het aanbrengen van drainage;
    • 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 6. het grootschalig dan wel langdurig verlagen van het grondwaterpeil;
    • 7. het aanplanten dan wel verwijderen van bomen of een houtig gewas.
  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. het normale agrarische gebruik betreffen;
    • 3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 4. waardoor de bodem niet wordt geroerd;
  • c. De in sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden wat moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in sub d moet overleggen, met dien verstande dat het overleggen van een rapport niet nodig is als naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
  • d. Bij aanvraag voor een vergunning in terrein dat op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart als provinciaal archeologisch belang is aangemerkt, voeren burgemeester en wethouders in een zo vroeg mogelijk stadium overleg met de provinciaal archeoloog.
  • e. De in sub a genoemde vergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke zijde de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • f. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, moet het bevoegd gezag ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies inwinnen bij een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • g. Indien uit het in sub c genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
    • 3. een verplichting het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

Artikel 77 Waarde - Archeologie 3

77.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden, terreinen van hoge archeologische waarde, zijnde: historische kernen en verwachtingszones met hoge verwachting: aanwezigheid vindplaats, zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden.

77.2 Algemene regel

Indien er sprake is van de activiteit bouwen waarbij de bodem wordt geroerd over een oppervlakte kleiner dan de in lid 77.3.1 genoemde uitzondering en er tevens sprake is van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de bodem wordt geroerd over een oppervlakte kleiner dan de in lid 77.4 sub b genoemde uitzondering, maar waarbij de bodem voor de activiteiten gezamenlijk wordt geroerd over een oppervlakte groter dan de genoemde uitzondering, dan geldt alsnog dat alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport dient te worden overgelegd, zoals genoemd in lid 77.3.1 en 77.4 sub d.

77.3 Bouwregels
77.3.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken waarbij de bodem niet dieper dan 30 cm wordt geroerd ter plaatse van een bouwvoor; en/of:
  • b. bouwwerken waarbij ten behoeve van de activiteit bouwen de bodem over een oppervlakte van minder dan 100 m² wordt geroerd;

moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

Bij aanvraag voor een vergunning in een terrein dat op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart als provinciaal archeologisch belang is aangemerkt, voeren burgemeester en wethouders in een zo vroeg mogelijk stadium overleg met de provinciaal archeoloog.

77.3.2 Voorschriften omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 77.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
77.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen, behalve:
      • indien deze werkzaamheden in het kader van onderzoek naar mogelijke (pre)historische vindplaatsen wordt uitgevoerd;
      • voor werkzaamheden waarbij de bodem niet dieper dan 30 cm wordt geroerd ter plaatse van een bestaande bouwvoor;
      • voor werkzaamheden waarbij de bodem niet dieper dan 30 cm wordt geroerd op gronden gelegen binnen de artikel 3 en 9;
      • voor niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor;
    • 2. bodem verlagen of afgraven (ook voor het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
    • 3. het graven en/of baggeren van sloten, vaarten en andere watergangen;
    • 4. het aanbrengen van drainage;
    • 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 6. het grootschalig dan wel langdurig verlagen van het grondwaterpeil;
    • 7. het aanplanten dan wel verwijderen van bomen of een houtig gewas.
  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. waarbij de bodem over een oppervlakte van minder dan 100 m² wordt geroerd;
    • 2. die het normale onderhoud betreffen;
    • 3. die het normale agrarische gebruik betreffen;
    • 4. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. De in sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden wat moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in sub a moet overleggen, met dien verstande dat het overleggen van een rapport niet nodig is als naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
  • d. Bij aanvraag voor een vergunning in terrein dat op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart als provinciaal archeologisch belang is aangemerkt, voeren burgemeester en wethouders in een zo vroeg mogelijk stadium overleg met de provinciaal archeoloog.
  • e. De in sub a genoemde vergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke zijde de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • f. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, moet het bevoegd gezag ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies inwinnen bij een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • g. Indien uit het in sub d genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
    • 3. een verplichting het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

Artikel 78 Waarde - Archeologie 4

78.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden, verwachtingszones met hoge verwachting: natuurlijke laagten o.a. pingo's, dekzandkop in beekdal, aanwezigheid voorden of historisch element, bufferzone rond AMK terrein, zijn bestemd voor het behoud en de bescherming van de gronden met een archeologische verwachtingswaarde.

78.2 Bouwregels
78.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken, met uitzondering van bouwwerken waarbij de bodem niet dieper dan 30 cm wordt geroerd ter plaatse van een bouwvoor, moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

Bij aanvraag voor een vergunning in een terrein dat op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart als provinciaal archeologisch belang is aangemerkt, voeren burgemeester en wethouders in een zo vroeg mogelijk stadium overleg met de provinciaal archeoloog.

78.2.2 Voorschriften omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 78.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
78.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen, behalve:
      • indien deze werkzaamheden in het kader van onderzoek naar mogelijke (pre)historische vindplaatsen wordt uitgevoerd;
      • voor werkzaamheden waarbij de bodem niet dieper dan 30 cm wordt geroerd ter plaatse van een bestaande bouwvoor;
      • voor werkzaamheden waarbij de bodem niet dieper dan 30 cm wordt geroerd op gronden gelegen binnen de artikel 3 en 9;
      • voor niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor;
      • het aanbrengen van drainage;
    • 2. bodem verlagen of afgraven (ook voor het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
    • 3. het aanbrengen van drainage;
    • 4. het graven en/of baggeren van sloten, vaarten en andere watergangen;
    • 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 6. het grootschalig dan wel langdurig verlagen van het grondwaterpeil;
    • 7. het aanplanten dan wel verwijderen van bomen of een houtig gewas.
  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. die het normale onderhoud betreffen;
    • 2. het normale agrarische gebruik betreffen;
    • 3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
    • 4. waarbij de bodem niet wordt geroerd.
  • c. De in sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden wat moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in sub d moet overleggen, met dien verstande dat het overleggen van een rapport niet nodig is als naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
  • d. Bij aanvraag voor een vergunning in terrein dat op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart als provinciaal archeologisch belang is aangemerkt, voeren burgemeester en wethouders in een zo vroeg mogelijk stadium overleg met de provinciaal archeoloog.
  • e. De in sub a genoemde vergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke zijde de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • f. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, moet het bevoegd gezag ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies inwinnen bij een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • g. Indien uit het in sub d genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
    • 3. een verplichting het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

Artikel 79 Waarde - Archeologie 5

79.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden, verwachtingszones met hoge verwachting: beekdal, hoge verwachting algemeen, waardevolle essen, zijn bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden en de bescherming van waardevolle essen.

79.2 Algemene regel

Indien er sprake is van de activiteit bouwen waarbij de bodem wordt geroerd over een oppervlakte kleiner dan de in lid 79.3.1 genoemde uitzondering en er tevens sprake is van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de bodem wordt geroerd over een oppervlakte kleiner dan de in lid 79.4 sub c genoemde uitzondering, maar waarbij de bodem voor de activiteiten gezamenlijk wordt geroerd over een oppervlakte groter dan de genoemde uitzondering, dan geldt alsnog dat alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport dient te worden overgelegd, zoals genoemd in lid 79.3.1 en 79.4 sub d.

79.3 Bouwregels
79.3.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken waarbij de bodem niet dieper dan 30 cm wordt geroerd ter plaatse van een bouwvoor; en/of:
  • b. bouwwerken waarbij ten behoeve van de activiteit bouwen de bodem over een oppervlakte van minder dan 500 m² wordt geroerd;

moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

Bij aanvraag voor een vergunning in een terrein dat op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart als provinciaal archeologisch belang is aangemerkt, voeren burgemeester en wethouders in een zo vroeg mogelijk stadium overleg met de provinciaal archeoloog.

79.3.2 Voorschriften omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 79.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
79.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen, behalve:
      • indien deze werkzaamheden in het kader van onderzoek naar mogelijke (pre)historische vindplaatsen wordt uitgevoerd;
      • voor werkzaamheden waarbij de bodem niet dieper dan 30 cm wordt geroerd ter plaatse van een bestaande bouwvoor;
      • voor werkzaamheden waarbij de bodem niet dieper dan 30 cm wordt geroerd op gronden gelegen binnen de artikel 3 en 9;
      • voor niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor;
      • het aanbrengen van drainage, waarbij deze uitzondering niet geldt voor essen, zoals aangegeven op de in bijlage Bijlage 11 opgenomen beleidsadvieskaart;
    • 2. bodem verlagen of afgraven (ook voor het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
    • 3. het aanbrengen van drainage op essen;
    • 4. het graven en/of baggeren van sloten, vaarten en andere watergangen;
    • 5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 6. het grootschalig dan wel langdurig verlagen van het grondwaterpeil;
    • 7. het aanplanten dan wel verwijderen van bomen of een houtig gewas.
  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. waarbij de bodem over een oppervlakte van minder dan 500 m² wordt geroerd, waarbij in geval van aanleggen van drainage het niet gaat om de direct te verstoren m² maar om de oppervlakte van het te draineren gebied;
    • 2. die het normale onderhoud betreffen;
    • 3. die het normale agrarische gebruik betreffen;
    • 4. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. De in sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden wat moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in sub d moet overleggen, met dien verstande dat het overleggen van een rapport niet nodig is als naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
  • d. Bij aanvraag voor een vergunning in terrein dat op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart als provinciaal archeologisch belang is aangemerkt, voeren burgemeester en wethouders in een zo vroeg mogelijk stadium overleg met de provinciaal archeoloog.
  • e. De in sub a genoemde vergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke zijde de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • f. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, moet het bevoegd gezag ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies inwinnen bij een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • g. Indien uit het in sub d genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
    • 3. een verplichting het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

Artikel 80 Waarde - Archeologie 6

80.1 Omschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden, verwachtingszones met hoge verwachting op aanwezigheid celtic fields, en voor verwachtingszones met middelhoge verwachting: beekdal, middelhoge verwachting algemeen, zijn bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden.

61.8.2 Algemene regel

80.2 Algemene regel

Indien er sprake is van de activiteit bouwen waarbij de bodem wordt geroerd over een oppervlakte kleiner dan de in lid 80.3.1 genoemde uitzondering en er tevens sprake is van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de bodem wordt geroerd over een oppervlakte kleiner dan de in lid 80.4 sub c genoemde uitzondering, maar waarbij de bodem voor de activiteiten gezamenlijk wordt geroerd over een oppervlakte groter dan de genoemde uitzondering, dan geldt alsnog dat alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport dient te worden overgelegd, zoals genoemd in lid 80.3.1 en 80.4 sub d.

80.3 Bouwregels
80.3.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken waarbij de bodem niet dieper dan 30 cm wordt geroerd ter plaatse van een bouwvoor; en/of:
  • b. bouwwerken waarbij ten behoeve van de activiteit bouwen de bodem over een oppervlakte van minder dan 1.000 m² wordt geroerd;

moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

Bij aanvraag voor een vergunning in een terrein dat op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart als provinciaal archeologisch belang is aangemerkt, voeren burgemeester en wethouders in een zo vroeg mogelijk stadium overleg met de provinciaal archeoloog.

80.3.2 Voorschriften omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 80.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
80.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen, behalve:
      • indien deze werkzaamheden in het kader van onderzoek naar mogelijke (pre)historische vindplaatsen wordt uitgevoerd;
      • voor werkzaamheden waarbij de bodem niet dieper dan 30 cm wordt geroerd ter plaatse van een bestaande bouwvoor;
      • voor werkzaamheden waarbij de bodem niet dieper dan 30 cm wordt geroerd op gronden gelegen binnen de artikel 3 en 9;
      • voor niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor;
      • het aanbrengen van drainage;
    • 2. bodem verlagen of afgraven (ook voor het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
    • 3. het graven en/of baggeren van sloten, vaarten en andere watergangen;
    • 4. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 5. het grootschalig dan wel langdurig verlagen van het grondwaterpeil;
    • 6. het aanplanten dan wel verwijderen van bomen of een houtig gewas.
  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    • 1. waarbij de bodem over een oppervlakte van minder dan 1000 m² wordt geroerd;
    • 2. die het normale onderhoud betreffen;
    • 3. die het normale agrarische gebruik betreffen;
    • 4. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. De in sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden wat moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in sub d moet overleggen, met dien verstande dat het overleggen van een rapport niet nodig is als naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
  • d. Bij aanvraag voor een vergunning in terrein dat op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart als provinciaal archeologisch belang is aangemerkt, voeren burgemeester en wethouders in een zo vroeg mogelijk stadium overleg met de provinciaal archeoloog.
  • e. De in sub a genoemde vergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
    • 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    • 2. in voldoende mate is aangegeven op welke zijde de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  • f. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, moet het bevoegd gezag ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies inwinnen bij een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • g. Indien uit het in sub d genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
    • 3. een verplichting het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

Artikel 81 Waarde - Archeologie 7

81.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden
81.2 Algemene regel

Indien er sprake is van de activiteit bouwen waarbij de bodem wordt geroerd over een oppervlakte kleiner dan de in lid 81.3.1 genoemde uitzondering en er tevens sprake is van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de bodem wordt geroerd over een oppervlakte kleiner dan de in lid 81.4.2 genoemde uitzondering, maar waarbij de bodem voor de activiteiten gezamenlijk wordt geroerd over een oppervlakte groter dan de genoemde uitzondering, dan geldt alsnog dat alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport dient te worden overgelegd, zoals genoemd in lid 81.3.1 en 81.4.3.

81.3 Bouwregels
81.3.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken waarbij de bodem niet dieper dan 40 cm wordt geroerd ter plaatse van een bouwvoor;
  • b. bouwwerken waarbij ten behoeve van de activiteit bouwen de bodem over een oppervlakte van minder dan 500 m² wordt geroerd;

moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:

  • c. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • d. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

Bij aanvraag voor een vergunning in een terrein dat op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart als provinciaal archeologisch belang is aangemerkt, voeren burgemeester en wethouders in een zo vroeg mogelijk stadium overleg met de provinciaal archeoloog.

81.3.2 Voorschriften omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 81.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.
81.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
81.4.1 Vergunningsplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen, behalve:
    • 1. indien deze werkzaamheden in het kader van onderzoek naar mogelijke (pre)historische vindplaatsen wordt uitgevoerd;
    • 2. voor werkzaamheden waarbij de bodem niet dieper dan 40 cm wordt geroerd ter plaatse van een bestaande bouwvoor;
    • 3. voor werkzaamheden waarbij de bodem niet dieper dan 40 cm wordt geroerd op gronden met de bestemming Natuur;
    • 4. voor niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot ten hoogste 10 cm onder de bouwvoor;
    • 5. het aanbrengen van drainage;
  • b. bodem verlagen of afgraven (ook voor het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • c. het graven en/of baggeren van sloten, vaarten en andere watergangen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het grootschalig dan wel langdurig verlagen van het grondwaterpeil;
  • f. het aanplanten dan wel verwijderen van bomen of een houtig gewas.
81.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 81.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. waarbij de bodem over een oppervlakte van minder dan 500 m² wordt geroerd, waarbij in geval van aanleggen van drainage het niet gaat om de direct te verstoren m² maar om de oppervlakte van het te draineren gebied;
  • b. die het normale onderhoud betreffen;
  • c. die het normale agrarische gebruik betreffen;
  • d. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
81.4.3 Toetsingscriteria

De in lid 81.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden wat moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in 4.4.1 moet overleggen, met dien verstande dat het overleggen van een rapport niet nodig is als naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.

81.4.4 Onderzoeksplicht

De in lid 81.4.1 genoemde vergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:

  • a. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  • b. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.

Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, moet het bevoegd gezag ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies inwinnen bij een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Bij aanvraag voor een vergunning in terrein dat op de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart als provinciaal archeologisch belang is aangemerkt, voeren burgemeester en wethouders in een zo vroeg mogelijk stadium overleg met de provinciaal archeoloog.

81.4.5 Voorschriften omgevingsvergunning

Indien uit het in lid 81.4.3 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

Artikel 82 Waarde - Beschermwaardig houtopstand

82.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermwaardig houtopstand' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijk, natuurlijke en/of cultuurhistorisch waardevolle landschapselementen, waaronder de beschermenswaardige houtopstanden.
82.2 Bouwregels
82.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • een op grond van de basisbestemming toelaatbaar gebouw of ander bouwwerk of de uitbreiding of vergroting daarvan, mag slechts worden gebouwd c.q. worden toegestaan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden van de waardevolle landschapselementen.
82.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de waarden van de waardevolle landschapselementen, tenzij:
    • 1. voortvloeiend uit een aangetoonde verkeerskundig onveilige situatie; er is sprake van ernstige ongevallen die primair te wijten zijn aan de locatie;
    • 2. voortvloeiend uit belangrijke infrastructurele werken van maatschappelijk belang; werken die aantoonbaar positief van invloed zijn op de economie.

Artikel 83 Waarde - Cultuurhistorie

83.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud en de bescherming van de archeologisch en cultuurhistorisch waardevolle essen.
83.2 Bouwregels
83.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • een op grond van de basisbestemming toelaatbaar gebouw of ander bouwwerk of de uitbreiding of vergroting daarvan, mag slechts worden gebouwd c.q. worden toegestaan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden.
83.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de hoogte van een es, zoals die bestond ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan, als gevolg van het gebruik van de gronden.
83.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
83.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het afgraven, mengwoelen, diepploegen of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking dieper dan 0,3 m;
  • b. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen), dieper dan 10 cm onder de bouwvoor;
  • c. het graven of vergraven van waterlopen;
  • d. het aanbrengen van drainage;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 30 cm zal worden geroerd.
83.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 83.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
83.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid 83.4.1 kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden.

 

Artikel 84 Waarde - Landschap

84.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Landschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijk en waterhuishoudkundig waardevolle beekdalen.
84.2 Bouwregels
84.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen en andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • een op grond van de basisbestemming toelaatbaar gebouw of ander bouwwerk of de uitbreiding of vergroting daarvan, mag slechts worden gebouwd c.q. worden toegestaan, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en waterhuishoudkundige waarden van de beekdalgronden.
84.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de laagtes van een beekdal, zoals die bestonden ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan, als gevolg van het gebruik van de gronden.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 85 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Een eenmaal als bedrijfswoning gerealiseerd bouwwerk blijft bij de toepassing van deze regels aangemerkt als bedrijfswoning.

Artikel 86 Algemene bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de gebiedsbestemmingen en de overige bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 87 Algemene gebruiksregels

87.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, tenzij het gronden betreft waar een kampeerterrein voor klein kamperen is toegestaan, dan wel de gronden zijn voorzien van een specifieke aanduiding gericht op het toestaan van kampeermiddelen, dan wel de gronden zijn voorzien van de bestemming 'Recreatie - 1', 'Recreatie - 2', 'Recreatie - 3' of 'Recreatie - 4'
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de bestemming 'Cultuur en ontspanning - Seksinrichting';
  • c. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • d. het storten van puin en afvalstoffen;
  • e. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • f. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen;
  • g. het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de huisvesting van vee indien en voor zover de bestaande ammoniakemissie toeneemt.
87.2 Afwijking van de gebruiksregels
87.2.1 Toename ammoniakemissie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 87.1 onder g in die zin dat een toename van de bestaande ammoniakemissie wordt toegestaan, mits:

  • a. deze afwijking uitsluitend wordt toegepast om, in geval op vergunningenniveau toename van de bestaande ammoniakemissie is toegestaan, de strijdigheid tussen de vergunning en de planregels op te heffen;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke waarde, de woonsituatie, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 88 Algemene aanduidingsregels

88.1 geluidzone - industrie
88.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'geluidzone - industrie' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting van geluidgevoelige objecten vanwege geluidzoneringsplichtige inrichtingen op de bedrijventerreinen.

88.1.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege de gaswinlocatie of het industrieterrein van de gevel van dit geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
88.1.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van niet-geluidsgevoelige gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object.
88.2 milieuzone - waterwingebied en grondwaterbeschermingsgebied
88.2.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'milieuzone - waterwingebied en grondwaterbeschermingsgebied' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het beschermen van de drinkwaterwinning, de drinkwaterproductie, de drinkwaterdistributie en de grondwaterkwaliteit van een grondwaterbeschermingsgebied.

88.2.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het oprichten van inrichtingen die staan vermeld in bijlage 1 van de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe 2014;
  • b. nieuwe woonhuizen, niet zijnde het vervangen van bestaande woonhuizen;
  • c. nieuwe infrastructurele werken (wegen, parkeerplaatsen, spoorwegen, buisleidingen en dergelijke), tenzij bedoeld voor ontsluiting van woningbouw;
  • d. ondergrondse opslag van vloeistoffen, anders dan voor schoon water;
  • e. opslag van afvalstoffen op of in de bodem;
  • f. lozing van huishoudelijk afvalwater in de bodem daar waar aansluiting is op riolering;
  • g. nieuwe begraafplaatsen of terreinen waar verstrooiing plaatsvindt;
  • h. industriële en grootschalige recreatieve ontwikkelingen;
  • i. het gebruik van zwarte lijst bestrijdingsmiddelen, compost, zwarte grond, zuiveringsslib, reststoffen als meststoffen en bouwstoffen die vallen onder de reikwijdte van het Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming;
  • j. nieuwe (grootschalige) ontgrondingen;
  • k. nieuwe delfstoffenwinning;
  • l. het roeren van de grond dieper dan 2,00 m;
  • m. duurzame energiebronnen die negatieve invloed hebben op of gevaar opleveren voor de kwaliteit van het grondwater;
  • n. nieuwe militaire activiteiten;
  • o. verkeersaantrekkende voorzieningen.
88.3 veiligheidszone - bedrijf / gasbehandelingsinstallatie
88.3.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'veiligheidszone - bedrijf / gasbehandelingsinstallatie' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van het bouwen en/of gebruiken van gebouwen als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object vanwege locaties voor risicovolle inrichtingen.

88.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

88.3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 88.3.2 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
88.3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
88.3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 88.3.4 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbare object, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
88.4 veiligheidszone - bedrijven beperkt kwetsbare objecten
88.4.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'veiligheidszone - bedrijven beperkt kwetsbare objecten' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van het bouwen en/of gebruiken van gebouwen als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object vanwege locaties voor risicovolle inrichtingen.

88.4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

88.4.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 88.4.2 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
88.4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
88.4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 88.4.4 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbare object, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
88.5 veiligheidszone - bedrijven kwetsbare objecten
88.5.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'veiligheidszone - bedrijven kwetsbare objecten' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van het bouwen en/of gebruiken van gebouwen als kwetsbaar object vanwege locaties voor risicovolle inrichtingen.

88.5.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen kwetsbare objecten worden gebouwd.

88.5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar object.
88.6 veiligheidszone - Bevi
88.6.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'veiligheidszone - Bevi' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een risicovolle inrichting.

88.6.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

88.6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 88.6.2 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
88.6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
88.6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 88.6.4 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbare object, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
88.6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

  • a. de aanduiding 'veiligheidszone - Bevi' wordt ter plaatse verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;

  • b. de aanduiding 'veiligheidszone - Bevi' voor een risicovolle inrichting ter plaatse wordt gewijzigd (verkleind), mits:
    • 1. voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd;
    • 2. de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
    • 3. zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten bevinden.
88.7 veiligheidszone - hoogspanningsleiding
88.7.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'veiligheidszone - hoogspanningsleiding' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van het bouwen en/of gebruiken van gebouwen als risicogevoelig object.

88.7.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen risicovolle objecten worden gebouwd.

88.7.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 88.7.2 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
88.7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als risicovol object.
88.7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 88.7.4 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als risicovol object, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
88.8 veiligheidszone - lpg
88.8.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'veiligheidszone - lpg' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een LPG-installatie.

88.8.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

88.8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 88.8.2 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
88.8.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
88.8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 88.8.4 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbare object, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
88.8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in dié zin dat:

  • a. de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' wordt ter plaatse verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;

  • b. de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' voor een risicovolle inrichting ter plaatse wordt gewijzigd (verkleind), mits:
    • 1. voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd;
    • 2. de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
    • 3. zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten bevinden.
88.9 veiligheidszone - weg
88.9.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'veiligheidszone - weg' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede aangewezen voor het tegengaan van de vestiging van objecten voor langdurig verblijf van groepen verminderd zelfredzame personen.

88.9.2 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden gebouwen en/of terreinen te gebruiken als:

  • a. kwetsbaar object binnen een afstand van 20 m uit het hart van de N33;
  • b. een object voor langdurig verblijf van verminderd zelfredzame personen.

In afwijking van het bepaalde onder a mag bestaand gebruik worden voortgezet.

88.9.3 Bouwregels
  • a. Binnen een afstand van 20 m uit het hart van de N33 mogen geen kwetsbare objecten worden gebouwd;
  • b. Binnen een afstand van 20 m uit het hart van de N33 is de bouw van beperkt kwetsbare objecten toegestaan, mits:
    • 1. sprake is van zwaarwegende maatschappelijke, economische en/of planologische redenen;
    • 2. is aangetoond dat er hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen;
  • c. de bouw van objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen is niet toegestaan.
88.10 vrijwaringszone - molenbiotoop
88.10.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

88.10.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mag, in afwijking van het bepaalde bij de ter plaatse voorkomende bestemmingen, niet hoger worden gebouwd dan per molen genoemd in Bijlage 4.

88.10.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 88.10.2 onder b in die zin dat de in de ter plaatse voorkomende bestemming genoemde gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.
88.10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in lid 88.10.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • b. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in lid 88.10.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in lid 88.10.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken.
88.10.5 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
88.10.6 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning in lid a kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. Voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.

88.11 vrijwaringszone - radiotelescoop 1 en 2
88.11.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - radiotelescoop 1 en 2' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van bouwwerken en andere werken die mogelijk storingsgevolgen voor de radiotelescoop kunnen veroorzaken.

88.11.2 Bouwregels

Voorzover bouwwerken en andere werken, die zijn toegestaan op grond van de ter plaatse voorkomende bestemmingen en die mogelijke storingsgevolgen voor de radiotelescoop kunnen veroorzaken, zijn gelegen ter plaatse van de vrijwaringszone - radiotelescoop 1 en/of vrijwaringszone - radiotelescoop 2, zal rekening worden gehouden met de storingsvrijheid van de observatieposten. Omtrent de mogelijke storingsgevolgen zal bij het vergunningverlenen dan wel het toestemming verlenen vooraf overleg worden gepleegd met de Stichting ASTRON teneinde een zoveel mogelijk ongestoord functioneren van de observatieposten te kunnen bewerkstelligen.

Artikel 89 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;

Artikel 90 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding 'antennemast' wordt aangebracht ten behoeve van de plaatsing van zend-, ontvangst- en antennemasten, mits:
    • 1. de gronden ter plaatse worden voorzien van de aanduiding 'antennemast';
    • 2. de antenne niet geplaatst kan worden op een bestaand hoog bouwwerk, zoals een hoogspanningsmast, een reclamemast, een torensilo, of een daarmee gelijk te stellen hoog bouwwerk;
    • 3. de antenne niet geplaatst kan worden op een bedrijventerrein;
    • 4. de antenne vervolgens geplaatst moet worden in aansluiting op grote infrastructuurlijnen;
    • 5. de mast radiografisch noodzakelijk is;
    • 6. de bouwhoogte van een mast ten hoogste 45,00 m zal bedragen;
    • 7. het aantal masten binnen de gemeente niet meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk is voor de realisatie van een adequaat dekkend netwerk van voldoende capaciteit;
    • 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

  • b. de aanduiding 'parkeerterrein' wordt aangebracht en/of verwijderd, mits:
    • 1. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast om het verkeer uit de natuurgebieden te weren en op te vangen aan de randen van de natuurgebieden al dan niet in combinatie met het verwijderen van de aanduiding, indien een bestaand parkeerterrein aan het gebruik als parkeerterrein wordt onttrokken;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden;

  • c. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer' dan wel de bestemming 'Verkeer' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    • 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van wegen en paden;
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 65 dan wel de bestemming waarin wordt gewijzigd van overeenkomstige toepassing zijn;

  • d. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Verkeer - Fietspaden' dan wel de bestemming 'Verkeer - Fietspaden' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    • 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor het verwijderen en/of verleggen van bestaande fietspaden ten behoeve van de verbetering van natuurwaarden vanuit beheerinrichting, incidentele verbredingen, bochtafsnijdingen, e.d. van paden;
    • 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 66 dan wel de bestemming waarin wordt gewijzigd van overeenkomstige toepassing zijn;

  • e. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Water' dan wel de bestemming 'Water' wordt gewijzigd in enige bestemming, mits:
    • 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast voor de incidentele aanleg van opvaarten, verbredingen van waterlopen ten behoeve van waterberging en/of de aanleg van natuurvriendelijke oevers, bochtafsnijdingen, kleine verleggingen, e.d. van vaarwegen c.a.;
    • 2. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
    • 3. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 68 dan wel de bestemming waarin wordt gewijzigd van overeenkomstige toepassing zijn;

  • f. enige bestemming wordt gewijzigd in de bestemming 'Water', mits:
    • 1. deze wijziging uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de realisatie van natuurvriendelijke oevers;
    • 2. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
    • 3. met de inrichting wordt voldaan aan het maatregelenpakket dat op basis van de Kaderrichtlijn Water is opgesteld ter verbetering van de waterkwaliteit;
    • 4. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 68 van overeenkomstige toepassing zijn;

  • g. de bestemming 'Agrarisch - Esdorpenlandschap' en/of de bestemming 'Agrarisch - Veenontginningenlandschap' wordt gewijzigd in de bestemming 'Natuur', mits:
    • 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 48 van overeenkomstige toepassing zijn;
    • 2. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4';
    • 3. de wijzigingsbevoegdheid niet eerder wordt toegepast dan nadat de betreffende gronden voor de daadwerkelijke natuurontwikkeling zijn verworven of aangewezen;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische en cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de wijziging uitsluitend wordt toegepast op basis van een inrichtingsplan dat in elk geval inzicht geeft in de bodemingrepen, de gevolgen voor de waterhuishouding en het toekomstig landschapsbeeld. De omzetting en inrichting van de in het wijzigingsplan begrepen gronden moet in overeenstemming met het bij het wijzigingsplan behorende en gewaarmerkte inrichtingsplan plaats vinden;
    • 6. er voor het toepassing geven aan de wijzigingsbevoegdheid een planschade overeenkomst is gesloten.

Artikel 91 Overige regels

91.1 Aanvullende werking welstandscriteria

De ter plaatse en in de regels geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken kan nader worden ingevuld door de welstandscriteria.

91.2 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 92 Overgangsrecht

92.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

92.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
92.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

In afwijking van lid 92.2 sub a en b mag het bestaande gebruik van recreatiewoningen ten behoeve van permanente bewoning worden voorgezet door personen die beschikken over een persoonsgebonden beschikking, tenzij de betreffende personen de recreatiewoning niet meer voor permanente bewoning gebruiken en zich laten uitschrijven uit de gemeentelijk basisadministratie.

Artikel 93 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

Bestemmingsplan 'Buitengebied '

van de gemeente Aa en Hunze ,

Behorend bij het besluit van ............................

===