direct naar inhoud van Artikel 20 Algemene ontheffingsregels
Plan: Gasteren dorp
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1680.GST-OB01

Artikel 20 Algemene ontheffingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeers­veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, ontheffing verlenen van:

 

a.    de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen wor­den overschreden, indien een meetverschil daartoe aan­leiding geeft;

b.    het bepaalde in de artikelen 3, 4, 12 en 13 ten aanzien van het toelaten van bouwwerken, geen gebou­wen zijnde, en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten be­hoeve van paardrijdbakken worden gebouwd, mits:

-       de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten be­hoeve van paardrijdbakken ten hoogste 1,50 m zal bedragen, indien:

1.    het uitsluitend gaat om een hobbymatige functie bij het wonen;

2.    een paardrijdbak achter de (bedrijfs-/dienst)woning wordt gesitueerd;

3.    de afstand van een paardrijdbak tot de zijdelingse per­ceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;

4.    er een minimale afstand van 50 meter tussen de paard­rijdbak en woningen van derden wordt aange­houden;

5.    wanneer er verlichting wordt gebruikt, er sprake dient te zijn van objectgerichte verlichting, die niet tot buiten de paardrijdbak reikt. Dit dient te worden aangetoond door middel van een verlichtingsrapport;

6.    de oppervlakte van een paardrijdbak maximaal 1.000 m² bedraagt, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 40% van het bouwper­ceel dat tot de (bedrijfs-/dienst)woning moet worden gerekend;

7.    de landschappelijke inpassing gestalte krijgt in een in­richtingsplan (uitgaande van inheemse beplanting);

c.    de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;

d.    de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten be­hoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 40,00 m;

 

e.    het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:

1.    de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;

2.    de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoog­ste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betref­fende gebouw zal bedragen.