1.1 Aanleiding en doel
Op 25 juni 2015 is het bestemmingsplan 'Nooitgedacht - Hof van Saksen' vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Aa en Hunze. Dit bestemmingsplan vormt de juridische basis voor het recreatiepark Hof van Saksen. In het westelijke deel van het plangebied is langs de Veldweg een deel van het plangebied bestemd als 'Wonen'. Aan deze bestemming is bij de ontwikkeling van het recreatiepark geen invulling gegeven. De exploitant van de Hof van Saksen beoogt de locatie ter plekke van de bestemming 'Wonen' te betrekken bij het recreatiepark Hof van Saksen en daar recreatiewoningen te realiseren.
Deze ontwikkeling past niet in de bestemming 'Wonen' uit het bestemmingsplan 'Nooitgedacht - Hof van Saksen'. Om de voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken dient de bestemming 'Wonen' omgezet te worden in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', die aansluit bij de regels van de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' uit het bestemmingsplan 'Nooitgedacht - Hof van Saksen'. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in deze wijziging.
1.2 Ligging en begrenzing plangebied
Het recreatiepark Hof van Saksen ligt in het buitengebied van de gemeente Aa en Hunze, ten zuiden van Rolde. Het plangebied ligt in het westelijke deel van het recreatiepark aan de Veldweg, ten zuidwesten van het perceel aan de Veldweg 17. Aan de oost-, zuidzijde grenst het plangebied aan het recreatiepark. Ten westen van het plangebied ligt één van de parkeerterreinen van het recreatiepark. Aan de noordzijde grenst het plangebied aan de Veldweg.
Ligging van het plangebied als onderdeel van het recreatiepark Hof van Saksen aangegeven op de topografische kaart (bron:www.opentopo.nl)
Het plangebied bestaat uit het noordelijke deel van het kadastrale perceel RDE00X 00077G000 en heeft een oppervlakte van circa 3.000 m².
1.3 Geldend bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Nooitgedacht - Hof van Saksen' van de gemeente Aa en Hunze, zoals vastgesteld op 15 juni 2015. Op grond van dit bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Wonen'. Deze bestemming staat de bouw van één woning binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak toe. In de regels van het bestemmingsplan is opgenomen dat de woning een oppervlakte heeft van maximaal 150 m² en een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 en 8 meter.
Verder is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' van toepassing. Het doel van deze bestemming is het beschermen van eventueel in de bodem aanwezige archeologische resten. Bij het aanvragen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk dieper dan 0,3 meter onder maaiveld en/of groter dan 500 m² dient aangetoond te worden dat er geen archeologische resten worden verstoord.
Uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Nooitgedacht - Hof van Saksen
' met daarop het plangebied en het kadastrale perceel aangeduid (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
1.4 Opbouw toelichting
Het tweede hoofdstuk van deze toelichting wordt de bestaande- en toekomstige situatie beschreven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een beknopte beschrijving van de strijdigheden met het geldende bestemmingsplan. In het derde en vierde hoofdstuk wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan respectievelijk het relevante ruimtelijke beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk vijf bevat een toelichting op de regels. In hoofdstuk zes komen achtereenvolgens de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan de orde.
2 Bestaande en toekomstige situatie
2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie, de voorgenomen ontwikkeling en de strijdigheden van deze ontwikkeling met geldende bestemmingsplan beschreven.
2.2 Bestaande situatie
Het plangebied is onderdeel van het kadastrale perceel RDE00X 00077G000. Dit perceel is gedurende de ontwikkeling van het recreatiepark Hof van Saksen gebruikt ten behoeve van de bouwwerkzaamheden. In de huidige situatie is het perceel rechtstreeks ontsloten op de Veldweg. Onder meer het bouwverkeer maakte gebruik van deze toegang. Het plangebied is ten behoeve van dit gebruik grotendeels verhard. Om het terrein aan het oog van de recreanten te onttrekken is het grotendeels omgeven door een groensingel.
2.3 Voorgenomen ontwikkeling
De exploitant van het recreatiepark beoogt op het perceel RDE00X 00077G000 recreatiewoningen met bijbehorende wegen, parkeer-, groen- en waterhuishoudkundige voorzieningen te realiseren. Maximaal vijf recreatiewoningen vallen geheel of gedeeltelijk binnen het als 'Wonen' bestemde deel van het perceel. Van deze recreatiewoningen zal maximaal één recreatiewoning gebruikt worden als bedrijfswoning, ten behoeve van de huisvesting van op het recreatiepark werkzaam zijnde personeel.
De recreatiewoningen worden onderdeel van de exploitatie van de Hof van Saksen. Het nu nog onbebouwde perceel wordt hiermee onderdeel van het gehele recreatiepark en zal als zodanig functioneren. De recreatiewoningen worden ontsloten via de centrale hoofdingang van het recreatiepark aan de Veldweg. Auto's worden geparkeerd op één van de parkeerterreinen van het recreatiepark. Gebruikers van de recreatiewoningen kunnen gebruik maken van alle op het park aanwezige voorzieningen.
Overzicht van de ontsluiting en parkeerterreinen van de Hof van Saksen
Voor de bouw van het de nieuwe recreatiewoningen is nog geen definitief inrichtingsplan. Daarmee is de exacte locatie van de recreatiewoningen, de ontsluitingswegen en andere bij de recreatiewoningen behorende voorzieningen nog niet bekend.
2.4 Strijdigheden geldend bestemmingsplan
Het plangebied kent de bestemming 'Wonen'. De bouw van maximaal vijf recreatiewoningen is in strijd met de bestemmingsomschrijving van deze bestemming. Daarnaast is in de bouwregels van de geldende bestemming opgenomen dat gebouwen binnen het bouwvlak gerealiseerd moeten worden. Voor de beoogde recreatiewoningen is nog geen definitief inrichtingsplan opgesteld. Om deze reden zal de bestemmingsplan 'Wonen' gewijzigd moeten worden in 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'.
3 Relevant ruimtelijk beleid
3.1 Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het relevante ruimtelijke beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en doorvertaald op de verbeelding en in de regels.
3.2.1 Kaderrichtlijn luchtkwaliteit
In de Europese Kaderrichtlijn Luchtkwaliteit worden de grondbeginselen van het Europese luchtkwaliteitsbeleid gegeven. De doelstellingen van dit beleid zijn het omschrijven en vastleggen van de luchtkwaliteit om de schade voor mens en milieu te voorkomen, verhinderen of te verminderen, de luchtkwaliteit te kunnen beoordelen, de bevolking te kunnen informeren over de kwaliteit van de lucht en het in stand houden van of verbeteren van de kwaliteit. In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) van 15 november 2007 is de Europese kaderrichtlijn opgenomen in Nederlandse wetgeving. In
paragraaf 4.6 worden de gevolgen voor de luchtkwaliteit beschreven als gevolg van het realiseren van het plan.
3.2.2 Kaderrichtlijn water
De Europese Kaderrichtlijn Water (2000/60/EG) is op 22 december 2000 in werking getreden en is bedoeld om een gecoördineerd beheer in alle Europese stroomgebieden te realiseren, de waterkwaliteit verder te verbeteren en het publiek sterker bij het waterbeheer te betrekken. De Kaderrichtlijn Water omvat regelgeving ter bescherming van het binnenlandse oppervlaktewater, overgangswateren (waaronder estuaria worden verstaan), kustwateren en grondwater. De gevolgen voor de realisatie van het plan worden beschreven in
paragraaf 4.7.
3.2.3 Natura 2000
Om de natuur in Europa te beschermen en te ontwikkelen, werken de lidstaten van de Europese Unie (EU) samen aan Natura 2000: een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden in alle lidstaten. Dit netwerk vormt de hoeksteen van het EU-beleid voor behoud en herstel van biodiversiteit. De Nederlandse bijdrage hieraan bestaat uit 162 gebieden.
Natura-2000 omvat alle gebieden die zijn beschermd op grond van de Vogelrichtlijn (1979) en Habitatrichtlijn (1992), die zijn opgenomen in de Wet natuurbescherming. In beide richtlijnen staan ook maatregelen voor soortenbescherming. In
paragraaf 4.8 wordt besproken in hoeverre de bestemmingswijziging de aanwezige natuurwaarden raakt.
3.2.4 Verdrag van Malta
Het Europese Verdrag van Malta uit 1992 regelt de bescherming van archeologisch erfgoed, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Nederland heeft dit verdrag ondertekend en goedgekeurd. Invoering ervan gebeurt onder meer door de Erfgoedwet. In
paragraaf 4.9 wordt beschreven op welke manier wordt omgegaan met archeologische en cultuurhistorische waarden.
3.3.1 Nationale Omgevingsvisie
Per januari 2021 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht. De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.
Met de NOVI benoemt het Rijk nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal. Deze visie is ontwikkeld in nauwe samenwerking met provincies, gemeenten, waterschappen, maatschappelijke instellingen en burgers.
De NOVI is vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.
Met de komst van de NOVI komen meerdere nationale beleidsstukken te vervallen, waaronder de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Strategisch relevante delen van de SVIR en het Barro worden echter opgenomen in de NOVI en blijven daarmee ook na inwerkingtreding van de NOVI gelden. Dit bestemmingsplan zal daarom ook aan dit beleid worden getoetst.
Gebiedsgericht
De NOVI benoemt een aantal aspecten van nationaal ruimtelijk belang. Het betreft de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de ecologische hoofdstructuur), de elektriciteitsvoorziening, de toekomstige uitbreiding van het hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen.
In het Barro waren regels opgesteld waarmee deze gebiedsbescherming juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend vastgelegd.
3.3.2 Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verlangt niet alleen dat verantwoordelijkheden en belangen worden benoemd, maar ook dat inzichtelijk is hoe deze belangen zullen worden verwezenlijkt. Het Rijk heeft de nationale ruimtelijke belangen opgenomen in de zogenaamde 'Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid'. Nationale ruimtelijke belangen zijn zaken waarvoor de rijksoverheid een specifieke verantwoordelijkheid neemt, hetgeen blijkt uit de inzet van diverse bevoegdheden en instrumenten om deze belangen te behartigen en te realiseren. Het overzicht van nationale belangen in de Realisatieparagraaf is gebaseerd op een zorgvuldige analyse van de Planologische Kernbeslissingen (PKB's) van het Rijk. De uitspraken in deze PKB's zijn op een beleidsneutrale wijze, dat wil zeggen inhoudelijk ongewijzigd, verwerkt in het overzicht van nationale ruimtelijke belangen, aangevuld en waar aan de orde geactualiseerd. Een beperkt aantal belangen zal worden geborgd met de (toekomstige) AMvB Ruimte.
Het Rijk geeft met deze werkwijze een transparante en scherp geselecteerde invulling aan de sturingsfilosofie 'decentraal wat kan, centraal wat moet'. Het resultaat hiervan is een heldere en scherpe markering van datgene wat centraal moet. Hierdoor wordt niet alleen voor medeoverheden duidelijk wanneer afstemming moet worden gezocht met het Rijk, maar wordt ook voor burgers, maatschappelijke en andere private organisaties duidelijk waar het Rijk voor staat. De Realisatieparagraaf heeft de status van structuurvisie.
3.3.3 Ladder voor duurzame verstedelijking
Wettelijk kader
Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Het Rijk wil met de introductie van de ladder vraaggerichte programmering bevorderen. De ladder beoogt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle stedelijke ontwikkelingen.
De definitie van een stedelijke ontwikkeling is opgenomen in artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro en luidt als volgt: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. In de handreiking staat dat er geen ondergrens is bepaald voor wat een ‘stedelijke ontwikkeling’ is.
In een uitspraak van 28 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1724) geeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een overzicht van gevallen waarbij sprake is van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in in artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro. Ten aanzien van recreatie heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bepaald dat wanneer een bestemmingsplan voorziet in een recreatie er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Bro (definitie van een stedelijke ontwikkeling).
De gronden met de bestemming 'Wonen' maken fysiek en functioneel deel uit van het recreatiepark. Wanneer er nieuwe recreatiewoningen worden gerealiseerd in dit gebied, maken zij fysiek en functioneel onderdeel uit van het recreatiepark. De recreatiewoningen worden ontsloten via de centrale hoofdingang van het recreatiepark aan de Veldweg. Auto's worden geparkeerd op één van de parkeerterreinen van het recreatiepark. Gebruikers van de recreatiewoningen kunnen gebruik maken van alle op het park aanwezige voorzieningen. De wijziging van de bestemming 'Wonen' in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' leidt dan ook niet tot een nieuw op zichzelf staand recreatiepark. De ontwikkeling is dan ook niet aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Bro.
Onderzoek
De voorgenomen ontwikkeling is niet aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Bro. Conform de uitspraak van 28 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1724) geeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is in dergelijke gevallen een onderzoek naar de behoefte aan deze ontwikkeling niet noodzakelijk.
Conclusie
De Ladder voor duurzame verstedelijking vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
3.3.4 Conclusie
Het Rijksbeleid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
3.4.1 Omgevingsvisie Drenthe
De Omgevingsvisie Drenthe, vastgesteld door Provinciale Staten op 28 september 2022, is een strategisch plan: het geeft de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing weer voor de provincie Drenthe. Het geeft het wenselijke beeld van hoe de provincie er in 2030 uit moet zien.
In de Omgevingsvisie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen, te weten:
- de provinciale structuurvisie op grond van de Wro;
- het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);
- het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
- het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.
De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode erna.
Missie
De missie van de omgevingsvisie is de volgende: “Het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kernkwaliteiten”. De kernkwaliteiten zijn:
- rust, ruimte, natuur en landschap;
- oorspronkelijkheid;
- naoberschap;
- menselijke maat;
- veiligheid;
- kleinschaligheid (Drentse schaal).
Ruimtelijke ontwikkelingen
De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.
Hieronder volgen de relevante delen uit de Omgevingsvisie die relevant zijn voor het voorliggende ruimtelijk initiatief op het gebied van het 'Nationaal Park Drentsche Aa', 'Cultuurhistorie', Archeologie' en 'Vrijetijdseconomie'.
Nationaal Park Drentsche Aa
Het plangebied ligt binnen de de grenzen van het Nationaal Park Drentsche Aa. Het Drentsche Aa gebied kent een zogenaamde verbrede doelstelling; er is ook ruimte voor landbouw. Er liggen 21 dorpen en gehuchten in het gebied. De inzet is gericht op het totale stroomgebied van de Drentsche Aa (circa 33.000 ha): van brongebieden tot benedenloop, inclusief het Hart van Drenthe. Het Nationaal Park kent een grote ecologische kwaliteit in een samenhangend landschap, waarbinnen meerdere internationaal aantrekkelijke natuurgebieden liggen. Deze natuurgebieden onderscheiden zich binnen Nederland én internationaal in kwaliteit (diversiteit aan soorten binnen één samenhangend ecosysteem), aanwezigheid van natuurlijke processen en schaalgrootte. Het Nationaal Park is gericht op een duurzaam functionerend beek- en esdorpenlandschap, dat wil zeggen ecologisch vitaal, sociaal aanvaardbaar en economisch (vol)houdbaar . Naast de zorg voor natuur en landschap dient het Drentsche Aa-gebied een leefbaar platteland en ook een toekomstbestendige grondgebonden economie te houden.
Het plangebied ligt binnen planologische en fysieke grenzen van het recreatiepark Hof van Saksen en bestaat grotendeels uit een verhard opslagterrein en heeft daarmee geen verbinding met de waarden van het Nationaal Park. Gezien de ligging van het plangebied heeft het voorgenomen plan ook geen gevolgen voor de waarden van het Nationaal Park.
Cultuurhistorie
Het plangebied ligt in de cultuurhistorische hoofdstuctuur van Drenthe. Twee doelstellingen staan hierin centraal:
- ten eerste dient cultuurhistorie herkenbaar te blijven. Het provinciaal belang Cultuurhistorie is vastgelegd in de Cultuurhistorische Hoofdstructuur.
- ten tweede dient de ruimtelijke identiteit versterkt te worden. Ruimtelijke ontwikkelingen worden gestuurd vanuit samenhangende cultuurhistorische kwaliteiten, met respect en durf. Daarin is ruimte voor inspiratie en eigen afwegingen van onze partners.
De Cultuurhistorische Hoofdstructuur verbindt alle elementen, structuren en gebieden die in hun onderlinge samenhang van provinciaal belang worden geacht. Voor het bepalen welke onderdelen van provinciaal belang zijn, zijn de volgende criteria toegepast:
- de onderlinge, samenhangende relatie van elementen, structuren en gebieden;
- de bovenlokale betekenis van de elementen, structuren en gebieden;
- de mate waarin de elementen, structuren en gebieden nu ruimtelijk dominant zijn;
- de mate waarin zij karakteristiek zijn voor de provincie Drenthe en voor het deelgebied.
Het veiligstellen van cultuurhistorische waarden en tegelijkertijd het bieden van ruimte voor ontwikkelingen, vraagt om een heldere wijze van sturing. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie sturingsniveaus: respecteren, voorwaarden stellen en eisen stellen. Deze drie sturingsniveaus zijn conform de Omgevingswet beleidsneutraal vertaald naar de sturingsniveau's 'Betrekken bij' en 'Rekening houden met':
- Betrekken bij geldt in gebieden waar de cultuurhistorische samenhang als randvoorwaarde dient voor ontwikkelingen. Initiatiefnemers wordt gevraagt vroeg in het planproces inzichtelijk te maken en zetten zelf in op begeleiding van dat proces.
- Rekening houden met in deze gebieden wordt van initiatiefnemers verwacht dat de cultuurhistorische samenhang als dé drager voor nieuwe plannen gebruiken en bedingen hiervoor vanaf het begin een plek in het planproces.
Het plangebied ligt binnen planologische en fysieke grenzen van het recreatiepark Hof van Saksen en bestaat grotendeels uit een verhard opslagterrein en heeft daarmee geen verbinding met de cultuurhistorische waarden van de omgeving. Gezien de ligging van het plangebied heeft het voorgenomen plan ook geen gevolgen voor de cultuurhistorische waarden die in de omgeving aanwezig zijn.
Archeologie
Er rust een provinciaal belang archeologie op deze locatie, namelijk Drentse Aa-gebied,werkingsgebied waarde archeologie 3. In het plangebied zullen recreatiewoningen worden gebouwd met bijbehorende inrichting van het terrein en de aanleg van nutsvoorzieningen. De totale omvang van de bodemverstoring is nog niet bekend. Indien de bodemingrepen 500 m² overschrijden, dan dient het inrichtingsplan voorgelegd te worden aan de archeologisch adviseur van de gemeente en aan de provinciaal archeologen vanwege het provinciale belang. Om deze reden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' opgenomen.
Vrijetijdseconomie
De vrijetijdssector is een belangrijke pijler voor de Drentse economie. Drenthe heeft de bezoeker veel te bieden. Drenthe is dé fiets- en vrijetijdsprovincie van Nederland. De kwaliteiten van Drenthe voor de vrijetijdseconomie liggen in een combinatie van natuur, landschap, erfgoed en cultuur. Dat willen we zo houden en verder uitbouwen.
3.4.2 Omgevingsverordening
In de Provinciale Omgevingsverordening heeft de provincie Drenthe onder meer zijn Omgevingsvisie (deels) vertaald, voor zover het planologisch relevante aspecten betreft. De verordening is op 10 juli 2018 vastgesteld en sindsdien op onderdelen geactualiseerd. In de omgevingsverordening zijn regels opgenomen voor het realiseren van nieuwe verblijfsrecreatie en de uitbreiding van bestaande verblijfsrecreatie.
Artikel 2.21 Nieuwe verblijfsrecreatie en uitbreiding verblijfsrecreatie
Een ruimtelijk plan kan alleen voorzien in een nieuw park of uitbreiding van een bestaand park indien het ruimtelijk plan regels stelt ter waarborging van levensvatbare langjarige bedrijfsmatige exploitatie van het park, zodat permanente bewoning van recreatiewoningen wordt voorkomen.
In de regels van dit bestemmingsplan is een bepaling opgenomen dat permanente bewoning in strijd is met het bestemmingsplan. Nieuwe recreatiewoningen zijn fysiek en functioneel onderdeel van het recreatiepark en maken deel uit van de exploitatie van de Hof van Saksen.
3.4.3 Conclusie
Het provinciaal beleid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
3.5.1 Herijking Strategische Toekomstvisie 2025
In 2009 heeft de gemeente Aa en Hunze de Strategische Toekomstvisie 2020 vastgesteld. De visie is een
handig kompas gebleken bij beleidsbepaling en besluitvorming. De herijking bouwt voort op de visie uit 2009. Er lijkt geen noodzaak tot een compleet nieuwe koers. In de gemeente Aa en Hunze is het onverminderd goed leven, recreëren, wonen en werken. De nieuwe horizon ligt bij het jaar 2025. De insteek is gericht op:
- een visie op de toekomst (perspectief en strategie),
- nieuwe (in)formele netwerken (samenwerking en slagkracht),
- maatschappelijk draagvlak en partners (participatie en uitvoeringskracht).
Zo wordt de focus voor zowel de korte als de lange termijn scherp en wordt tegelijkertijd sterker dan
voorheen ingezet op uitvoeringskracht in een breder maatschappelijk verband. Het is geen blauwdruk met antwoord op alle vragen, maar wel een strategisch hulpmiddel bij het maken van richtinggevende keuzes.
Ten aanzien van verblijfsrecreatie blijft de inzet op het ontwikkelen van Aa en Hunze als een recreatiegemeente onverkort van kracht. In de herijking is een ambitie ten aanzien van economie, werk en recreatie geformuleerd waarin de nadruk ligt op het inspelen op nieuwe economische kansen, naast versterking van de kernsectoren landbouw, recreatie en zorg. De omgevingskwaliteiten staan daarbij hoog in het vaandel, daarom is het hier goed wonen en recreëren. De insteek is dan ook: ruimte voor ontwikkeling, mits dit past in het landschap.
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in een beperkte uitbreiding van het aantal recreatiewoningen op het recreatiepark Hof van Saksen. Deze uitbreiding vindt plaats binnen de grenzen van het recreatiepark. Hierdoor vindt er geen aantasting van het landschap plaats.
3.5.2 Conclusie
Het gemeentelijke beleid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4 Milieu- en omgevingsaspecten
4.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de relevante milieu- en omgevingsaspecten beschreven.
4.2 Bedrijven en milieuzonering
4.2.1 Beoordelingskader
Het is gebruikelijk om voor ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bedrijvigheid gebruik te maken van de afstanden uit de publicatie Bedrijven en milieuzonering (VNG-uitgeverij, 2009). Andersom is deze publicatie te gebruiken voor het verantwoord inpassen van bedrijvigheid in een woon- of werkomgeving. De publicatie geeft informatie over de milieukenmerken van vrijwel alle voorkomende bedrijfstypen. Het biedt daarmee een hulpmiddel om ruimtelijke ordening en milieu op elkaar af te stemmen.
Uitgangspunt is dat de in de bedrijvenlijst genoemde afstanden gelden tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van de woning. De richtafstanden gelden ten opzichte van rustige woongebieden. Dit kan zowel een rustige woonwijk als een rustig buitengebied zijn.
Het kan zo zijn dat specifieke wet- en regelgeving andere afstanden voorschrijft. Deze gaan dan voor de afstanden uit de VNG-publicatie. Te denken valt aan de Wet geurhinder en veehouderij, het Activiteitenbesluit of het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
4.2.2 Onderzoek
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de wijziging van de bestemming 'Wonen' in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Het plangebied ligt in een gebied dat wordt gekenmerkt door verschillende functies. In de omgeving van het plangebied komen diverse vormen van (agrarische) bedrijvigheid, wonen, verkeer en groen en natuur voor. De omgeving van het plangebied kan daarmee worden getypeerd als een ‘gemengd gebied’. Dit betekent dat bij de beoordeling van het aspect ‘bedrijven en milieuzonering’ de richtafstanden uit de VNG-procedure met één afstandsstap kunnen worden verlaagd.
De agrarische bedrijven in de omgeving van het plangebied vormen mogelijk een bron van hinder voor de beoogde recreatiewoningen binnen de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Het meest nabij gelegen agrarisch bedrijf is gevestigd op het perceel aan de Veldweg 17. In het bestemmingsplan Buitengebied is het perceel aangeduid als 'specifieke vorm van agrarisch - agrarische bedrijfskavel grondgebonden agrarisch bedrijf'. Voor dit bedrijf geldt een richtafstand van 100 meter als gevolg van de geurhinder. Deze afstand kan met één stap worden verminderd tot 50 meter. De feitelijke afstand, gemeten vanaf het bouwvlak tot de grens van de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' bedraagt 32 meter.
De feitelijke afstand is aanzienlijk kleiner dan de richtafstand van 50 meter. Het agrarisch bedrijf wordt momenteel al gehinderd door de mogelijkheden die de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' uit het bestemmingsplan 'Nooitgedacht - Hof van Saksen' biedt. De afstand tussen het bouwvlak van het agrarisch bedrijf en de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' uit het bestemmingsplan 'Nooitgedacht - Hof van Saksen' bedraagt eveneens 32 meter. Overigens vinden op het perceel aan de Veldweg 17 in de huidige situatie geen agrarische bedrijfsactiviteiten plaats.
De Hof van Saksen valt onder de SBI-2008 nummer 553 Kampeerterreinen, vakantieparken, e.d. (met keuken). Voor de categorie geldt een minimale afstand tot een gevoelige functie van 50 meter als gevolg van geluid. Deze afstand kan met één stap worden verminderd tot 30 meter. De meest nabijgelegen (bedrijfs)woning staat op het perceel aan de Veldweg 17. De feitelijke afstand tussen het bouwvlak van de (bedrijfs)woning tot de grens van de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' bedraagt 52 meter. Daarmee wordt voldaan aan de richtafstand van 30 meter.
4.2.3 Conclusie
Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.3.1 Beoordelingskader
Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Dit kan worden aangetoond met een actueel bodemonderzoek.
4.3.2 Onderzoek
Met de vaststelling van het bestemmingsplan 'Nooitgedacht - Hof van Saksen' is de bestemming 'Wonen' toegekend aan het plangebied. Hiermee is de kwaliteit van de bodem geschikt geacht voor het beoogde gebruik. De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de wijziging van de bestemming 'Wonen' in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. De nieuwe bestemming stelt geen nieuwe eisen de kwaliteit van de bodem. In het kader van het dit bestemmingsplan is om die reden geen verkennend bodemonderzoek uitgevoerd.
4.3.3 Conclusie
Het aspect 'bodem' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.4.1.1 Onderzoek
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de wijziging van de bestemming 'Wonen' in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Als gevolg van de wijziging van de bestemming wordt het plangebied onderdeel van het recreatiepark Hof van Saksen. Hoewel er feitelijk sprake is van een toename van het verkeer, is deze toename verwaarloosbaar ten opzichte van de bestaande verkeer als gevolg van het recreatiepark. De ontsluiting van het plangebied vindt plaats via het bestaande recreatiepark.
4.4.1.2 Conclusie verkeer
Het aspect 'verkeer' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.4.2.1 Onderzoek
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de wijziging van de bestemming 'Wonen' in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Als gevolg van de wijziging van de bestemming wordt het plangebied onderdeel van het recreatiepark Hof van Saksen. Op diverse locatie binnen het recreatiepark is voorzien in de parkeervoorzieningen. Deze parkeervoorzieningen voorzien in de huidige ruimschoots in de behoefte aan parkeerplaatsen. De voorgenomen wijziging van de bestemming leidt tot een toename van de parkeerbehoefte, maar deze toename leidt niet tot een te kort aan parkeerplaatsen op huidige parkeervoorzieningen binnen het recreatiepark.
4.4.2.2 Conclusie parkeren
Het aspect 'parkeren' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.4.3 Conclusie
Het aspect 'verkeer en parkeren' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.5.1 Beoordelingskader
De Wet geluidhinder (Wgh) is een beoordelingskader bij de aanleg en/of wijziging van provinciale en lokale (spoor)wegen en gezoneerde industrieterreinen. De wet is ook van toepassing bij de realisatie van gevoelige bestemmingen en functies in de nabijheid van deze geluidsbronnen. De Wet geluidhinder beschermt de volgende objecten:
- woningen;
- andere geluidsgevoelige gebouwen;
- geluidsgevoelige terreinen.
4.5.2 Onderzoek
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de wijziging van de bestemming 'Wonen' in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Recreatiewoningen zijn in het kader van de Wet geluidhinder niet aangemerkt als geluidsgevoelige objecten. Een onderzoek naar de geluidsbelasting op de gevels van de beoorgde recreatiewoningen is niet noodzakelijk.
4.5.3 Conclusie
Het aspect 'geluid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.6.1 Beoordelingskader
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
- Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' bijdragen (Luchtkwaliteitseisen);
- Besluit gevoelige bestemmingen (Luchtkwaliteitseisen);
- Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.
Besluit en de Regeling 'niet in betekenende mate' bijdragen (luchtkwaliteitseisen)
Het Besluit 'niet in betekenende mate' bijdragen (NIBM) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Toetsing aan andere luchtverontreinigende stoffen uit de Wet luchtkwaliteit vindt niet plaats.
In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Enkele voorbeelden zijn:
- woningen: 1.500 met een enkele ontsluitingsweg;
- woningen: 3.000 met twee ontsluitingswegen;
- kantoren: 100.000 m² bruto vloeroppervlak met een enkele ontsluitingsweg.
Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIMB kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen. De bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden. Met grenswaarden voor beide stoffen van 40 µg/m³ komt dit neer op een bijdrage van 1,2 µg/m³.
Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)
Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen zijn geen gevoelige bestemmingen.
De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerzijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.
Regeling Beoordeling luchtkwaliteit 2007
In deze regeling zijn criteria en eisen vastgelegd waaraan de berekeningen en de rekenmodellen moeten voldoen. Hieronder een overzicht van de rekenmodellen:
- CARII: berekening van emissies voor binnenstedelijk verkeer;
- NIBM-tool: eenvoudige berekening van emissies van verkeer volgens worst case benadering;
- ISL2: berekening van emissies voor buitenstedelijk verkeer;
- ISL3a: berekening van emissies van industrie (onder meer veehouderijen).
4.6.2 Onderzoek
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de wijziging van de bestemming 'Wonen' in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Het plangebied valt niet binnen de categorieen van gevallen uit de Regeling NIBM. De Atlas voor de leefomgeving (zie
www.atlasleefomgeving.nl) geeft voor het plangebied een concentratie fijnstof in de lucht (PM10) van 13 - 15 µg/m³ aan voor stikstofdioxide (NO2) van <8 µg/m³. De grenswaarde van 40 µg/m³ wordt niet overschreden. Als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling mogen de concentraties fijnstof en stikstofdioxide niet toenemen met respectievelijk 0,45 µg/m³ en 0,24 µg/m³. Om te kunnen bepalen wat de bijdrage van het de voorgenomen ontwikkeling is, is de NIBM-rekentool gebruikt.
Op basis van de NIBM-rekentool nemen de concentratie fijnstof en stikstofdioxide met minder dan 3% toe en is de voorgenomen ontwikkeling aan te merken als 'niet in betekenende mate'.
4.6.3 Conclusie
Het aspect 'luchtkwaliteit' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.7.1 Watertoets
Het doel van de watertoets is om in vroeg stadium in overleg te treden met het waterschap over de voorgenomen ontwikkeling. De watertoets is uitgevoerd op www.dewatertoets.nl. Op basis hiervan heeft het waterschap Hunze en Aa's een wateradvies uitgebracht. Voor de voorgenomen ontwikkeling geldt de korte procedure. Een samenvatting van de watertoets en het wateradvies van het waterschap zijn als bijlage 1 opgenomen in de
bijlagen bij toelichting.
4.7.2 Waterparagraaf
Op basis van het de resultaten van de watertoets heeft het waterschap een standaard waterparagraaf afgegeven. De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de wijziging van de bestemming 'Wonen' in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Deze ontwikkeling raakt geen waterschapsbelangen. Om deze reden is de korte procedure van toepassing. De korte procedure houdt in, dat het waterschap in principe geen reactie zal geven op het plan in de verder planprocedure (formele reactie op het ontwerp plan). In uitzonderlijke gevallen kan blijken na controle, dat er toch een water belang ligt. Een aanvullende reactie kan dan nog volgen op het plan.
Compensatie toename verhard oppervlak
In het plan dient alle toename aan verhard oppervlak gecompenseerd te worden volgens de eisen van het waterschap. De compensatie wordt gerealiseerd binnen het plan van Hof van Saksen. Als vuistregel hanteert het waterschap dat per m2 toename aan verhard oppervlak 80 liter extra waterberging gerealiseerd moet worden in het plangebied. In het plangebied bestaat de bodem hoofdzakelijk uit zand met af en toe een leemlaag. Op uitzondering van de leemlagen is de bodem van het plan geschikt voor het infiltreren van hemelwater.
Grenzend aan het plan ligt een watergang van het waterschap. Het hemelwater mag hier niet op worden afgewenteld zonder bovenstaande compensatie. Wanneer wordt voldaan aan bovenstaande compensatie mag het hemelwater vertraagd worden afgevoerd op de watergang van het waterschap. Daarbij moet de lozing van hemelwater passen binnen de te bereiken waterkwaliteitsdoelstellingen voor het oppervlaktewaterlichaam of de functies van het gebied.
Daarnaast dient geborgd te worden dat het hemelwater dat overstort/ vertraagd wordt afgevoerd naar de watergangen van het waterschap de kwaliteit niet negatief mag beïnvloeden. Hof van Saksen ligt in het watersysteem van de Drentsche Aa, dit stroomt door kwetsbare Natura 2000 gebieden en het water wordt gebruikt ten behoeve van drinkwatervoorziening. Het hemelwater dat vertraagt wordt afgevoerd uit het plan betreft ‘schoon’ hemelwater.
Afvalwater en riolering
Het hemelwater wordt gescheiden van het afvalwater opgevangen en afgevoerd, zodat het hemelwater niet vervuild en behouden kan blijven voor het watersysteem. Het vuilwater wordt opgevangen op het rioleringssysteem van Hof van Saksen dat via het gemengde stelsel getransporteerd wordt naar de RWZI, waar het na zuivering geloosd wordt op het oppervlaktewater. De toename van de DWA afvoer is zeer beperkt en kan opgevangen worden in het huidige stelsel.
Grondwater en ontwatering
Ten aanzien van grondwater zijn de taken en verantwoordelijkheden verdeeld tussen burger, gemeente en waterschap. Perceeleigenaren zijn zelf verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen tegen grondwateroverlast op hun eigen perceel, voor zover deze problemen niet aantoonbaar worden veroorzaakt door onrechtmatig handelen of nalaten van de buur (overheid of particulier). Het waterschap is beheerder van het freatisch (ondiep) grondwater. Het beheer bestaat vooral uit toetsing, advies en vergunningverlening voor kleine onttrekkingen.
Een te hoge grondwaterstand kan grondwateroverlast veroorzaken, bijvoorbeeld in de vorm van water in de kruipruimte. Te lage grondwaterstanden daarentegen resulteren in verdroging. Het verlagen van grondwaterstanden in bestaande bebouwde gebieden kan problemen geven wanneer er sprake is van houten funderingen en funderingen op klei op veen. Zijn die aanwezig dan mogen de gemiddeld laagste grondwaterstanden (GLG) niet verder worden overschreden (niet nog lager worden). Tevens kunnen natuurgebieden in en rond het plangebied negatief beïnvloed worden wanneer het hydrologisch systeem veranderd.
Bij een gewenste grondwatersituatie is er geen sprake van overlast en zijn de volgende ontwateringseisen richtinggevend. Voor verschillende typen grondgebruik gelden bij een halve maatgevende afvoer (een afvoer die 10 a 15 keer per jaar wordt overschreden) de volgende ontwateringsadviezen.
Advies ontwateringsdiepte grondgebruik:
- Woningen met kruipruimte: 0,7 meter onder onderkant vloer;
- woning zonder kruipruimte: 0,3 meter onder onderkant vloer;
- gangbare wegen (met grof zand cunet) primair: 1,0 meter onder as van de weg;
- gangbare wegen (met grof zand cunet) secondair: 0,7 meter onder as van de weg;
- gangbare wegen (met grof zand cunet) weg op polystyreen-hardschuim: circa 0,3 meter onder as van de weg;
- gangbare tuin/plantsoen: 0,5 meter onder maaiveld.
In het plangebied wordt de grondwaterstand lokaal beïnvloed door een neerwaartse grondwaterstroming (> 0,75 millimeter). Deze gebieden zijn meestal voldoende diep ontwaterd en bieden mogelijkheden om hemelwater in de bodem te infiltreren, mits er geen sprake is van ondiepe slecht doorlatende lagen.
In het plangebied komen ondiepe slecht doorlatende bodemlagen voor. Dit kan resulteren in een schijngrondwaterspiegels waardoor hoge grondwaterstanden kunnen voorkomen. Door de aanleg van verticale drainage (bijvoorbeeld zand- of grondpalen) door de slecht doorlatende laag kan het overtollige ondiepe grondwater wegstromen naar de diepe ondergrond. Dit zal per situatie onderzocht moeten worden. Wellicht is infiltratie mogelijk door grondverbetering toe te passen en/of de slecht doorlatende laag te doorbreken. Hierbij moet echter wel beoordeeld worden dat deze maatregelen geen nadelige effecten hebben op omliggende terreinen en functies.
4.7.3 Conclusie
Het aspect 'water' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.8.1 Beoordelingskader
Met ingang van 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze wet vervangt de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. De wet regelt soortenbescherming en gebiedsbescherming. Verder zijn in de Omgevingsverordening van de provincie Gelderland regels opgenomen ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland.
Zorgplicht
Het eerste artikel in de Wnb heeft betrekking op de zorgplicht en heeft betrekking op het voorkomen of beperken van schade aan soorten en gebieden, voor zover deze niet middels overige verbodsbepalingen zijn gereguleerd. Het gaat daarbij in de praktijk vooral om minder streng beschermde soorten, waarbij het onnodig doden, verwonden of beschadigen dient te worden vermeden.
4.8.2 Onderzoek
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de wijziging van de bestemming 'Wonen' in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Deze ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor de eventueel in het plangebied voorkomende beschermde plant- en diersoorten. De directe omgeving van het plangebied biedt voldoende uitwijkmogelijkheden.
Het plangebied maakt geen deel uit van een Natura 2000-gebied of het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied is het Drentse Aa gebied, dat ten oosten en westen van het plangebied ligt. De afstand tot dit gebied bedraagt circa 1.000 meter. Gelet op de aard van de werkzaamheden en de afstand tot Natura 2000-gebied kan verstoring van soorten in Natura 2000-gebieden door licht, geluid en optische verstoring op voorhand worden uitgesloten.
Een substantieel, negatief effect van de voorgenomen ontwikkeling op de stikstofemissie en daarmee op Natura 2000-gebieden is mogelijk en dient nader onderzocht te worden middels een AERIUS berekening. Uit deze berekening blijkt dat bij de aanlegfase en de toekomstige gebruiksfase de stikstofdepositie niet hoger is dan 0,00 mol/ha/j op Natura 2000-gebieden in de omgeving van het plangebied. Daarmee kunnen op voorhand negatieve effecten op deze Natura 2000-gebieden vanwege stikstofdepositie uitgesloten worden. De AERIUS-berekening is als bijlage 2 opgenomen in de
bijlagen bij toelichting.
4.8.3 Conclusie
Het aspect 'ecologie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.9 Archeologie en cultuurhistorie
4.9.1.1 Beoordelingskader
Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt onder meer de Monumentenwet 1988. In het kader van een ruimtelijk plan is het noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre de betreffende gronden van archeologische waarde kunnen zijn. De uitkomsten hiervan worden door het bevoegde gezag meegenomen in de belangenafweging.
4.9.1.2 Onderzoek
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de wijziging van de bestemming 'Wonen' in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Het plangebied kent op grond van het geldende bestemmingsplan 'Nooitgedacht - Hof van Saksen' de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5'. Op grond van deze bestemming is voor het roeren van de grond dieper dan 0,3 meter en/of voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte van 500 m² een archeologisch onderzoek noodzakelijk. De dubbelbestemming is in dit bestemmingsplan overgenomen. Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen voor een bouwwerk groter dan 500 m² dient te worden aangetoond dat er geen archeologische waarden worden verstoord.
4.9.1.3 Conclusie archeologie
Op grond van de dubbelbestemming '
Waarde - Archeologie 5' dient bij een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aangetoond te worden dat er geen sprake is van verstoring van archeologische waarden.
4.9.2.1 Beoordelingskader
Volgens artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dat betekent dat een analyse moet worden verrichten van de cultuurhistorische waarden in de ontwikkelingslocatie en moeten aangeven welke conclusies ze daar aan verbinden en op welke wijze ze deze waarden borgen in het bestemmingsplan.
4.9.2.2 Onderzoek
In het plangebied en in de directe omgeving komen geen monumenten en/of cultuurhistorisch waardevolle gebouwen voor. Het plangebied ligt binnen een rationele landbouwverkaveling met een waaiervormige verkavelingsstructuur met de kerk van Rolde als oriëntatiepunt. Deze markante structuur is in de omgeving van de Hof van Saksen op een aantal plekken, ondanks de aanwezige bebouwing, nog goed herkenbaar. In de gemeentelijke waardenkaart is dit fenomeen en de waarden ervan ook opgenomen. Het plangebied zelf heeft in de gemeentelijke waardenkaart een lage waarde toebedeeld gekregen wat betreft cultuurhistorie. De velden rondom het plangebied zijn echter wel aangeduid als van hoge of zeer hoge waarde.
Het plangebied ligt binnen planologische en fysieke grenzen van het recreatiepark Hof van Saksen en bestaat grotendeels uit een verhard opslagterrein en heeft daarmee geen verbinding met de cultuurhistorische waarden van de omgeving. Gezien de ligging van het plangebied heeft het voorgenomen plan ook geen gevolgen voor de cultuurhistorische waarden die in de omgeving aanwezig zijn.
4.9.2.3 Conclusie cultuurhistorie
Het aspect 'cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.9.3 Conclusie
Het aspect 'archeologie en cultuurhistorie' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, met dien verstande dat bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aangetoond moet worden dat geen sprake is van verstoring van archeologische waarden.
4.10.1 Beoordelingskader
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport ervan. Op basis van de criteria zoals onder andere gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden bedrijven en activiteiten geselecteerd die een risico op zware ongevallen met zich mee (kunnen) brengen. Daarbij gaat het vooral om de grote chemische bedrijven, maar ook om kleinere bedrijven als LPG-tankstations en opslagen van bestrijdingsmiddelen. Daarnaast zijn (hoofd)transportassen voor gevaarlijke stoffen, zoals buisleidingen, spoor-, auto-, en waterwegen, ook als potentiële gevarenbron aangemerkt.
Het externe veiligheidsbeleid heeft tot doel zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken zijn gemeenten en provincies verplicht om bij besluitvorming in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de Wet milieubeheer en de Wet op de ruimtelijke ordening de invloed van een risicobron op zijn omgeving te beoordelen. Daartoe wordt binnen het werkveld van de externe veiligheid veelal het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) gehanteerd.
Het plaatsgebonden risico is de kans dat een persoon die zich gedurende een jaar onafgebroken onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Dit risico wordt per bedrijf en transportas vastgelegd in contouren. Er geldt een contour waarbinnen deze kans 1x10-6 (één op de miljoen) bedraagt. Het groepsrisico is een berekening van de kans dat een groep personen binnen een bepaald gebied overlijdt ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. De oriëntatiewaarde geeft hierbij de indicatie van een aanvaardbaar groepsrisico. Indien een ontwikkeling is gepland in de nabijheid van een risicobron geldt afhankelijk van de ontwikkeling een verantwoordingsplicht voor het toelaten van gevoelige functies.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Voor bepaalde risicovolle bedrijven geldt het Besluit externe veiligheid inrichtingen en Regeling externe veiligheid inrichtingen (Bevi en Revi). Hierin zijn de risiconormen voor externe veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd.
Circulaire effectafstanden LPG-tankstations
In de circulaire is de effectbenadering uitgewerkt voor LPG-tankstations. In beginsel zijn geen (beperkt) kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 60 meter en geen zeer kwetsbare objecten binnen een effectafstand van 160 meter toegestaan. Naast de circulaire blijft ook de toetsing aan het Bevi noodzakelijk.
Transport van gevaarlijke stoffen (water, spoor, weg)
Voor de beoordeling van de risico’s vanwege transport van gevaarlijke stoffen geldt het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt en basisnet), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet en de bijbehorende regeling Basisnet.
Transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Voor de beoordeling van de risico’s van transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb en Revb). Naast de toetsing aan het plaatsgebonden risico en het
groepsrisico is hierin vastgelegd dat aan weerszijden van een buisleiding een bebouwingsvrije afstand moet worden aangehouden voor beheer en onderhoud aan de buisleidingen.
4.10.2 Onderzoek
In de omgeving van het plangebied komen geen inrichtingen, transportroutes voor gevaarlijke stoffen en buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen voor.
4.10.3 Conclusie
Het aspect 'externe veiligheid' vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
4.11 Besluit Milieu-effectrapportage
4.11.1 Beoordelingskader
Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Welke activiteiten dat zijn is vastgelegd in het Besluit milieueffectrapportage (verder Besluit m.e.r.). De activiteiten zijn onderverdeeld in:
- activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (onderdeel C van de bijlage bij Besluit m.e.r.);
- activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (onderdeel D van de bijlage bij Besluit m.e.r.).
Aan het merendeel van de activiteiten zijn drempelwaarden gekoppeld. Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. en de activiteit de drempelwaarde overschrijdt, geldt een m.e.r.-plicht.
Wanneer het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt die is opgenomen in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r., geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Een m.e.r.-beoordeling is in ieder geval verplicht als de drempelwaarde wordt overschreden. De verplichting geldt (sinds 1 april 2011) ook als de drempelwaarde niet wordt overschreden, maar toch niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.
Gevolg van dat laatste is dat in een bestemmingsplan voor een activiteit die voorkomt in onderdeel D, maar waarbij de omvang onder de drempelwaarde ligt, gemotiveerd moet worden of een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is. Deze motivering moet zijn gebaseerd op een toets die qua inhoud aansluit bij de verplichte m.e.r.-beoordeling. Voor deze toets gelden geen vormvereisten en daarom wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r. beoordeling dient dan voorafgaand aan de bestemmingsplanprocedure plaats te vinden.
4.11.2 Verantwoording vormvrije m.e.r.-beoordeling
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de wijziging van de bestemming 'Wonen' in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Deze ontwikkeling valt onder categorie D10: de aanleg wijziging of uitbreiding van vakantiedorpen en bijbehorende voorzieningen. Voor deze categorie gelden als relevante drempelwaarden dat de activiteiten betrekking hebben op 250.000 bezoekers of meer per jaar en een oppervlakte beslaan van 25 hectare of meer. De voorgenomen ontwikkeling overschrijdt deze drempelwaarden niet.
Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de locatie die niet in of bij beschermde natuurgebieden ligt en het ontbreken van ongunstige effecten op de leefomgeving, maakt dat er geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van categorie D10 van het Besluit milieueffectrapportage. Zodoende is het niet noodzakelijk een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling uit te voeren.
4.11.3 Conclusie
Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-((vormvrije)beoordeling)plichtig. Het Besluit Milieu-effectrapportage vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
5 Toelichting op de regels
5.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op de bestaande situatie, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. De informatie uit deze hoofdstukken is gebruikt om keuzes te maken bij het opstellen van het bestemmingsplan: de verbeelding (plankaart) en de regels. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de opzet van dit bestemmingsplan. Daarnaast worden de gemaakte keuzes op de verbeelding en in de regels verantwoord. Dat betekent dat er wordt aangegeven waarom bepaalde bestemmingen zijn aangewezen en waarom bepaalde bebouwing acceptabel is.
Het bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan en dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. De toelichting vormt de verantwoording voor de gemaakte keuzen voor de inrichting van het plangebied en de toekenning van de bestemmingen.
Met het bestemmingsplan 'Nooitgedacht - Herziening Hof van Saksen' wordt de huidige bestemming 'Wonen' gewijzigd in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', zodat de bouw van maximaal vijf recreatiewoningen mogelijk wordt gemaakt. Dit bestemmingsplan is mede gebaseerd op het bestemmingsplan 'Nooitgedacht - Hof van Saksen' en opgesteld aan de hand van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen SVBP2012, zoals vastgelegd in de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. De regels zijn voor zover nodig op hun beurt weer aangepast aan specifieke situaties in het plangebied.
5.2 Opzet van de regels
In de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de verplichting opgenomen om ruimtelijke plannen en besluiten digitaal vast te stellen. De Standaard voor vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012) is verplicht.
De Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 maakt het mogelijk bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.
Het juridisch bindend gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit planregels en bijbehorende verbeelding waarop de bestemmingen zijn aangegeven. Deze verbeelding kan zowel digitaal als analoog worden verbeeld. De verbeelding en de planregels dienen in samenhang te worden bekeken.
De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels;
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels;
- Hoofdstuk 3 Algemene regels;
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.
5.2.1 Inleidende regels
Hoofdstuk 1 bevat regels die gelden voor het gehele plangebied en bestaat uit:
- artikel 1 Begrippen: In dit artikel zijn definities van de in de regels gebruikte begrippen opgenomen, voor een eenduidige interpretatie van deze begrippen.
- artikel 2 Wijze van meten: Dit artikel geeft onder meer bepalingen waar mag worden gebouwd en hoe voorkomende eisen betreffende de maatvoering begrepen moeten worden.
Op de verbeelding zijn bouwhoogten en soms bebouwingspercentages aangegeven. Als er geen percentages zijn aangegeven, mag het hele bouwvlak worden bebouwd. De aangegeven bouwhoogte wordt gemeten vanaf peil tot het hoogste punt (exclusief elementen zoals een schoorsteen, liftopbouw en dergelijke). Uitgangspunt is dat alleen gebouwd mag worden binnen de bouwgrenzen.
5.2.2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 bevat de juridische vertaling van de verschillende bestemmingen die voorkomen in het plangebied. Voor ieder gebied op de verbeelding is de bestemming aangegeven.
In de bestemmingen worden in elk geval regels gegeven voor de volgende onderdelen:
- Bestemmingsomschrijving: omschrijving van de activiteiten die zijn toegestaan binnen de bestemming;
- Bouwregels: eisen waaraan de bebouwing moet voldoen (bebouwingshoogte, bebouwingspercentage etc.);
- Specifieke gebruiksregels: nadere omschrijving van het toegestane gebruik van gronden en gebouwen en het gebruik dat in strijd is met de bestemming;
- Afwijken van de bouw- en gebruiksregels: onder welke voorwaarde mag afgeweken worden van de aangegeven bouw- en gebruiksregels;
In
paragraaf 5.3 van de toelichting worden de in de bestemmingsplan voorkomende bestemmingen nader toegelicht.
5.2.3 Algemene regels
Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels. Deze regels gelden voor het gehele plangebied. Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
- artikel 5 Anti-dubbeltelregel: deze regel is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te kunnen voorkomen. Dit kan zich met name voordoen, indien een deel van een bouwperceel, dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken, wederom - nu ten behoeve van de berekening van het maximale bebouwingspercentage van een ander bouwperceel - wordt betrokken;
- artikel 6 Algemene bouwregels: in de algemene bouwregels zijn bepaalde, kleine overschrijdingen van bestemmingsvlakken en bouwregels beschreven die zonder afwijkingsprocedure toegestaan zijn. In het verleden waren voor zulke geringe overschrijdingen wel afwijkingsprocedures nodig. Maar in de praktijk bleken de in dit artikel opgesomde overschrijdingen altijd een omgevingsvergunning te krijgen. Daarom zijn ze in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt 'bij wijze van recht'. Dat komt de helderheid vooraf ten goede en kan de proceduredruk verminderen;
- artikel 7 Algemene gebruiksregels: in de algemene gebruiksregels is aangegeven welke functies in ieder geval in strijd zijn met het bestemmingsplan;
- artikel 8 Algemene afwijkingsregels: op basis van de algemene afwijkingsregels kunnen Burgemeester en wethouders omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van onderdelen van bestemmingsbepalingen, mocht dat in die bepalingen zelf niet geregeld zijn. Bedoeld worden onder meer geringe afwijkingen van bouw- of bestemmingsgrenzen.
5.2.4 Overgangs- en slotregels
In
hoofdstuk 4 staan de overgangs- en slotbepalingen. In
artikel 9 Overgangsrecht is het overgangsrecht beschreven. Hierin wordt aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. De inhoud van deze regels is overgenomen uit de standaardregels uit het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
In
artikel 10 Slotregels is de officiële benaming van dit bestemmingsplan opgenomen en de datum van vaststelling door de gemeenteraad.
5.3 Nadere toelichting op de regels
Kenmerk van de Nederlandse ruimtelijke ordeningsregelgeving is dat er uitgegaan wordt van toelatingsplanologie. Een bestemmingsplan geeft aan welke functies waar zijn toegestaan en welke bebouwing opgericht mag worden. Bij het opstellen van dit bestemmingsplan zijn keuzes gemaakt over welke functies waar mogelijk worden gemaakt en is gekeken welke bebouwing stedenbouwkundig toegestaan kan worden. Het is noodzakelijk dat het bestemmingsplan een compleet inzicht biedt in de bouw- en gebruiksmogelijkheden binnen het betreffende plangebied. Het bestemmingsplan is het juridische toetsingskader dat bindend is voor de burger en overheid en geeft aan wat de gewenste planologische situatie voor het plangebied is.
In deze paragraaf worden de keuzes die zijn gemaakt nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
In dit bestemmingsplan is de bestemming '
Recreatie - Verblijfsrecreatie' opgenomen. De regels voor deze bestemming zijn overgenomen uit het geldende bestemmingsplan 'Nooitgedacht - Hof van Saksen' en voor zover relevant aangepast aan de toekomstige situatie. De bestemming '
Recreatie - Verblijfsrecreatie' is opgenomen ten behoeve van het realiseren van de recreatiewoningen. Omdat het definitieve bouwplan nog niet bekend is, zijn ten behoeve van de recreatiewoningen geen bouwvlakken opgenomen op de verbeelding. In de regels zijn bepalingen opgenomen over de aantallen en maatvoering van de recreatiewoningen.
Om eventueel in de bodem aanwezige archeologische waarden te kunnen beschermen is conform het gemeentelijke beleid de dubbelbestemming '
Waarde - Archeologie 5' opgenomen. Deze bestemming is overgenomen uit het geldende bestemmingsplan 'Nooitgedacht - Hof van Saksen'.
6 Financiele en maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de financiele en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan besproken.
6.2 Financiele uitvoerbaarheid
6.2.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden de exploitatie van het plan en de eventueel daaruit voortvloeiende planschade besproken.
6.2.2 Exploitatie
De Grondexploitatiewet (afdeling 6.4 Wet ruimtelijke ordening) gaat ervan uit dat bij het bestemmingsplan een exploitatieplan wordt vastgesteld tenzij het kostenverhaal anders verzekerd is. De voor dit bestemmingsplan te maken kosten, waaronder eventuele tegemoetkoming in schade, zijn voor rekening van de betrokken initiatiefnemer. Met hem zijn hierover bindende afspraken gemaakt, die zijn vastgelegd in een anterieure overeenkomst. Om die reden maakt een exploitatieplan geen deel uit van dit bestemmingsplan.
6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
6.3.1 Inleiding
De procedure voor vaststelling van een bestemmingsplan is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening. Aangegeven is dat tussen de gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpbestemmingsplan ter visie kan worden gelegd. Bovendien is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing verklaard (zienswijzenprocedure).
6.3.2 Participatie
In het kader van de wijziging van het bestemmingsplan heeft de initiatiefnemer op vrijdag 24 november 2023 een gesprek gehad met de bewoners van Veldweg 17. Tijdens het gesprek zijn de plannen voor de bouw van de recreatiewoningen toegelicht. De bewoners van Veldweg 17 hebben vragen gesteld over hinderafstanden tussen de woning en de nieuwe recreatiebestemming. Tijdens het gesprek is nader toegelicht wat er in
paragraaf 4.2 Bedrijven en milieuzoner is opgenomen. De inhoud van het gesprek is na het gesprek per email bevestigd door de initiatiefnemer. Als bijlage 3 van de
bijlagen bij toelichting is een email aan de bewoners van Veldweg 17 op genomen, waarin de uitkomsten van het gesprek zijn bevestigd.
6.3.3 Overleg
Conform artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening is wordt het ontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan de vaste overlegpartners. De reacties en de beantwoording daarvan zal in deze paragraaf worden opgenomen.
6.3.4 Zienswijzen
Te zijner tijd wordt er een ontwerp van dit bestemmingsplan voor een periode van zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kan éénieder een zienswijze tegen het bestemmingsplan inbrengen. Deze zienswijzen en de beantwoording daarvan worden opgenomen in deze paragraaf.