Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Nooitgedacht - Herziening Hof van Saksen
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1680.HerzieningHvS-VA01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1680.HerzieningHvS-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.2 Plan

Het bestemmingsplan Nooitgedacht - Herziening Hof van Saksen van de Gemeente Aa en Hunze.

1.3 Verbeelding

De analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijk informatie met nummer NL.IMRO.1680.HerzieningHvS-VA01.

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 Afwijking van de bouw- en/of gebruiksregels

Een afwijking zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.7 Ander bouwwerk

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.8 Ander werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.

1.9 Archeologisch deskundige

De regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

1.10 Archeologisch monument

Een terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 is aangewezen als beschermd archeologisch monument.

1.11 Archeologisch onderzoek

Onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en /of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SKIB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.12 Archeologische verwachting

Een gebied met een daaraan toegekende hoge, middelhoge of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.13 Archeologische waarde

Een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.14 Archeologisch waardevol terrein

Een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden.

1.15 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.16 Bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.17 Bestaand

  1. bij gebruik: het gebruik zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. bij bouwwerken: de legaal aanwezige bebouwing die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpplan bestaat of wordt gebouwd.

1.18 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.19 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 Bevoegd gezag

Bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.21 Bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.22 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.23 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.24 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende, bebouwing is toegelaten.

1.25 Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.26 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 Buitenopslag

Het opslaan, of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van de bedrijfspercelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur en dergelijke.

1.28 Coffeeshop

Een horecabedrijf, dat tot doel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met eventueel als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid, en van verdovende en/of hallucinogene stoffen als bedoeld in bijlage II van de Opiumwet.

1.29 Dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw of bouwwerk.

1.30 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.31 Gebruiken

Gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.32 Groenvoorziening

Een voor het publiek toegankelijk park of plantsoen of bij de gemeente in onderhoud zijnde groenstroken, grasperken of bloembakken.

1.33 Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken.

1.34 Maaiveld

Het oppervlak (of de gemiddelde hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.

1.35 Maatvoeringsvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringssymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en/of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.

1.36 Nadere eis

Een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.

1.37 Normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

Werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving van de bestemming.

1.38 Nutsvoorziening

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.39 Omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.40 Parkeervoorziening

Een al dan niet overdekte c.q. ondergrondse stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer:
  1. openbare parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel openbaar toegankelijk zijn;
  2. particuliere parkeerplaatsen: parkeerplaatsen die in beginsel niet openbaar toegankelijk zijn, zoals bijvoorbeeld parkeerplaatsen op eigen terrein.

1.41 Parkeren

Het gedurende een aaneengesloten periode plaatsen van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen.

1.42 Peil

  1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg en voor dijkbebouwing: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. voor andere gevallen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. als in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.

1.43 Permanente bewoning

De bewoning van een recreatiewoning als hoofdverblijf.

1.44 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.45 Prostitutiebedrijf

Een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie.

1.46 Recreatieve bewoning

Niet-permanente bewoning die plaatsvindt in het kader van verblijfsrecreatie.

1.47 Recreatiewoning en/of groepsaccommodatie

Een gebouw, geen woonkeet en geen caravan zijnde, bestemd om uitsluitend door een persoon, een gezin of een daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat/die zijn hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond. Onder recreatiewoning wordt tevens een chalet, niet zijnde een kampeermiddel, begrepen.

1.48 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.49 Slopen

Het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken.

1.50 Sociale veiligheid

Een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is.

1.51 Speelvoorziening

Attributen voor sport en spel, vooral op en rond kinderspeelplaatsen en trapveldjes.

1.52 Verblijfsrecreatieve terreinen

Terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, recreatiewoningen en/of andere recreatieverblijven ten behoeve van recreatieve bewoning.

1.53 Verkeersveiligheid

De veiligheid voor het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragingen van verkeersdeelnemers.

1.54 Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' (R-V) aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. recreatiewoningen;
  2. groepsaccommodaties;
  3. dagrecreatie;
  4. water;
met daarbij behorende:
  1. bedrijfswoning;
  2. (ontsluitings)wegen en paden;
  3. parkeerplaatsen;
  4. groen;
  5. sport- en speelterreinen;
  6. andere recreatieve buitenvoorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen;
  8. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  9. andere bouwwerken.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:
3.2.1 Recreatiewoningen en groepsaccommodaties
Voor het bouwen van recreatiewoningen en/of groepsaccommodaties gelden de volgende regels:
  1. de maximum goothoogte van recreatiewoningen en/of groepsaccommodaties bedraagt niet meer dan 4 meter;
  2. de maximum bouwhoogte van recreatiewoningen en/of groepsaccommodaties bedraagt niet meer dan 8 meter;
  3. het maximum aantal recreatiewoningen en/of groepsaccommodaties bedraagt niet meer dan 5;
  4. het maximum bebouwd oppervlak van een recreatiewoning bedraagt niet meer 250 m²; 
  5. het maximum bebouwd oppervlak van een groepsaccommodatie bedraagt niet meer 450 m²;
  6. het maximum bebouwd oppervlak van alle recreatiewoningen en/of groepsaccommodaties gezamenlijk bedraagt niet meer dan 750 m².
3.2.2 Bedrijfswoningen
Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
  1. er is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  2. het maximum bebouwd oppervlak van een bedrijfswoning bedraagt niet meer 150 m²;
  3. de maximum goothoogte bedraagt niet meer dan 4 meter, of niet meer dan bestaande goothoogte indien die meer bedraagt;
  4. de maximum bouwhoogte bedraagt niet meer dan 8 meter, of niet meer dan bestaande bouwhoogte indien die meer bedraagt.
3.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. de maximum bouwhoogte van speeltoestellen bedraagt niet meer dan 8 meter;
  2. de maximum bouwhoogte voor erfafscheidingen bij recreatiewoningen en groepsaccommodaties bedraagt voor de voorgevel ten hoogste 1 meter en achter de voorgevel ten hoogste 2 meter;
  3. de maximum bouwhoogte voor vlaggenmasten bedraagt niet meer dan 8 meter;
  4. de maximum bouwhoogte voor overige andere bouwwerken bedraagt niet meer dan 3 meter.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing voor:
  1. de woonsituatie van de aangrenzende gronden;
  2. de parkeersituatie;
  3. de milieusituatie;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. de sociale veiligheid;
  7. de externe veiligheid.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van recreatiewoningen en groepsaccommodaties ten behoeve van permanente bewoning, met uitzondering van:
  1. het gebruik van maximaal één recreatiewoning als bedrijfswoning.
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder gebruiken of laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van recreatiewoningen en groepsaccommodaties ten behoeve van permanente bewoning.
3.4.2 Bedrijfswoning
Het bepaalde in artikel 3.4.1 is niet van toepassing op het gebruik van maximaal 1 recreatiewoning ten behoeve van een bedrijfswoning, met dien verstande dat wordt voldaan aan de in artikel 3.2.2 sub b opgenomen bebouwde oppervlak.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 5

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden, verwachtingszones met hoge verwachting: beekdal, hoge verwachting algemeen, waardevolle essen, zijn bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden en de bescherming van waardevolle essen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemene regel
Indien er sprake is van de activiteit bouwen waarbij de bodem wordt geroerd over een oppervlakte kleiner dan de in artikel 4.2.2 genoemde uitzondering en er tevens sprake is van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden waarbij de bodem wordt geroerd over een oppervlakte kleiner dan de in artikel 4.3 sub c genoemde uitzondering, maar waarbij de bodem voor de activiteiten gezamenlijk wordt geroerd over een oppervlakte groter dan de genoemde uitzondering, dan geldt alsnog dat alvorens een omgevingsvergunning wordt verleend, door de aanvrager een rapport dient te worden overgelegd, zoals genoemd in artikel 4.2.2 en artikel 4.3 sub d.
4.2.2 Omgevingsvergunning voor het bouwen
Voor bouwwerken, met uitzondering van:
  1. bouwwerken waarbij de bodem niet dieper dan 0,30 meter wordt geroerd ter plaatse van een bouwvoor; en/of:
  2. bouwwerken waarbij ten behoeve van de activiteit bouwen de bodem over een oppervlakte van minder dan 500 m² wordt geroerd;
moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overgelegd waarin:
  1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
  2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
4.2.3 Voorschriten omgevingvergunning
Indien uit het in artikel 4.2.2 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
  1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:
    1. het uitvoeren van grondbewerkingen, behalve:
      1. indien deze werkzaamheden in het kader van onderzoek naar mogelijke (pre)historische vindplaatsen wordt uitgevoerd;
      2. voor werkzaamheden waarbij de bodem niet dieper dan 0,30 meter wordt geroerd ter plaatse van een bestaande bouwvoor;
      3. voor niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het verbeteren van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot ten hoogste 0,10 meter onder de bouwvoor;
      4. het aanbrengen van drainage;
    2. bodem verlagen of afgraven (ook voor het verwijderen van bestaande funderingen) van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
    3. het aanbrengen van drainage op essen;
    4. het graven en/of baggeren van sloten, vaarten en andere watergangen;
    5. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen, en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    6. het grootschalig dan wel langdurig verlagen van het grondwaterpeil;
    7. het aanplanten dan wel verwijderen van bomen of een houtig gewas.
  2. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
    1. waarbij de bodem over een oppervlakte van minder dan 500 m² wordt geroerd, waarbij in geval van aanleggen van drainage het niet gaat om de direct te verstoren m² maar om de oppervlakte van het te draineren gebied;
    2. die het normale onderhoud betreffen;
    3. die het normale agrarische gebruik betreffen;
    4. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  3. De in sub a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van de gronden wat moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in sub d moet overleggen, met dien verstande dat het overleggen van een rapport niet nodig is als naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie voldoende is vastgesteld.
  4. De in sub a genoemde vergunning kan pas worden verleend nadat door de aanvrager een rapport is overgelegd waarin:
    1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    2. in voldoende mate is aangegeven op welke zijde de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  5. Alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend, moet het bevoegd gezag ten behoeve van de beoordeling van het rapport advies inwinnen bij een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  6. Indien uit het in sub d genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorschriften worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
    1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
    3. een verplichting het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties en op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de gebiedsbestemmingen en de overige bestemmingen in deze regels uitsluitend worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 meter;
  2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 meter.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf en/of een seksinrichting;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een coffeeshop;
  3. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. het storten van puin en afvalstoffen;
  5. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  6. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van nietperceelsgebonden handelsreclame en of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheerverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Nooitgedacht - Herziening Hof van Saksen'.
 
Behoort bij het besluit van de raad van de Gemeente Aa en Hunze van