Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Rolde Kom, Hoofdstraat 23
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1680.ROLDEHOOFDSTR23-VB01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
a.    
plan:
het bestemmingsplan Rolde Kom, Hoofdstraat 23 met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1680.ROLDEHOOFDSTR23-VB01, met de bijbehorende regels van de gemeente Aa en Hunze;
 
b.   
bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
c.    
aanduiding:
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
d.   
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
e.    
ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;
 
f.     
archeologisch onderzoek:
het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, en/of aan de hand van veldonderzoek;
 
g.   
archeologische verwachting:
het vermoeden over het voorkomen van archeologische waarden in een gebied;
 
h.   
archeologische waarden:
waarden die aan een terrein en/of gebied zijn toegekend vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
 
i.     
bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
j.     
bestaand:
ten aanzien van de legaal aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:
- bestaand ten tijde van het inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
 
k.    
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
   
l.     
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
m.  
bijbehorend bouwwerk:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
 
n.   
bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
o.   
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
p.   
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
q.   
bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
 
r.    
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
s.    
bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
t.     
Cultuurhistorische waarden:
De aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
 
u.   
erotisch getinte vermaaksfunctie:
een vermaaksfunctie, die is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische/pornografische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
 
v.    
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
w.   
hoofdgebouw:
een gebouw, dat gelet op de bestemming, als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
    
x.    
kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
 
y.    
landschappelijke waarden:
de cultuurhistorische en de visuele waarden van het landschap;
 
z.    
Natuurlijke waarden:
De aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied (bij de afweging van het begrip natuurlijke waarden zullen de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet steeds onderdeel van het toetsingskader zijn);
 
aa. 
normaal onderhoud:
het onderhoud dat, gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer, behoud en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.
 
bb. 
overig bouwwerk:
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
cc. 
overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;
 
dd. 
peil:
  1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
ee. 
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
ff.   
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
gg. 
weg:
alle voor het openbaar rijverkeer of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende parkeergelegenheden;
  
hh. 
woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk,
een bijbehorend bouwwerk of een overkapping, met uitzondering van ondergeschikte
bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te
stellen bouwonderdelen;
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk. Bouwonderdelen zoals goten, dakoverstekken en in
dakoverstekken geïntegreerde goten en naar de aard daarmee gelijk te stellen
bouwonderdelen met een minimale oversteek van 75 cm worden in de oppervlakte
meeberekend;
 
2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens;
 
2.7 de onderlinge afstand
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot enig punt van een ander gebouw;
 
2.8 bouwen op de erf- of perceelgrens
bij bouwen op de erf- of perceelgrens wordt een bouwwerk gemeten aan de kant waar
het aansluitend afgewerkt terrein het hoogste is.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Horeca
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Horeca´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. gebouwen ten behoeve van:
    1. horecabedrijven;
    2. bedrijfswoningen;
  2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning;
met daaraan ondergeschikt:
  1. nutsvoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. paden;
  4. water;
met de daarbijbehorende:
  1. parkeervoorzieningen;
  2. tuinen, erven en terreinen;
  3. overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 De in lid 3.1. sub a. genoemde gebouwen
Voor het bouwen van de in lid 3.1 sub a. genoemde gebouwen gelden de volgende
regels:
  1. een gebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. het aantal bedrijfswoningen bedraagt maximaal twee;
  3. de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen bedragen maximaal 5,0 meter en 8,0 meter danwel de bestaande maatvoering indien deze meer bedraagt;
  4. de gezamenlijke oppervlakte aan overkappingen ten behoeve van de horeca ter plaatse van d
  5. e aanduiding ‘binnentuin’ zal ten hoogste 350 m2 bedragen;
  6. de maximale bouwhoogte van overkappingen ten behoeve van de horeca ter plaatse van de aanduiding ‘binnentuin’ zal maximaal 4,50 meter bedragen;
  7. de dakhelling van een overkapping ten behoeve van de horeca ter plaatse van de aanduiding ‘binnentuin’ zal ten minste 30° bedragen, tenzij een overkapping wordt voorzien van een plat dak.
3.2.2. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een
bedrijfswoning gelden de volgende regels:
  1. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  2. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1,00 m vanaf de zijdelingse perceelgrens dan wel op de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  4. de goothoogte van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aan de bedrijfswoning gebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning plus 0,25 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aan de bedrijfswoning gebouwde overkapping ten hoogste 4,00 m zal bedragen;
  5. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw of een niet aan de bedrijfswoning gebouwde overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  6. de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal tenminste 30° bedragen, tenzij een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping wordt voorzien van een plat dak.
3.2.3. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde,
gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning(en) en het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.3. Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de
milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden
van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen
van de bebouwing.
 
3.4. Afwijken van de bouwregels
 
Met een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan
het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de
gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, worden afgeweken van:
  1. het bepaalde in lid 3.2.1 sub a. in die zin dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    1. er sprake is van een incidentele uitbreiding;
    2. uitsluitend ondergeschikte gebouwen geheel buiten het bouwvlak worden gebouwd;
    3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  2. het bepaalde in lid 3.2.2 sub e. in die zin dat de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw en een niet aan de bedrijfswoning gebouwde overkapping wordt verhoogd tot ten hoogste 4,50 m;
  3. het bepaalde in lid 3.2.1 sub f. en 3.2.2 sub f. in die zin dat de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping bij een bedrijfswoning of ten dienste van de horeca ter plaatse van de aanduiding ‘binnentuin’  wordt verlaagd of verhoogd.
3.5. Specifieke gebruiksregels
 
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van bijgebouwen bij een bedrijfswoning voor (recreatieve) bewoning;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een bar of bar- /dancing of een coffeeshop;
  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de uitoefening van detailhandel, tenzij het detailhandel betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de in lid 3.1 genoemde doeleinden.
Artikel 4 Wonen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
  2. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. groenvoorzieningen;
  2. speelvoorzieningen;
  3. paden;
  4. water;
met daarbij behorende:
  1. tuinen en erven;
  2. overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde.
4.2 Bouwregels
  1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
    2. de hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
    3. per bouwvlak mag maximaal één hoofdgebouw worden gebouwd;
    4. de hoofdgebouwen worden vrijstaand gebouwd;
    5. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3 m bedragen, tenzij de bestaande afstand kleiner is, in welk geval de bestaande afstand als minimale afstand geldt;
    6. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,5 m bedragen, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van een gebouw indien deze meer bedraagt;
    7. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 9,0 m bedragen, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte van een gebouw indien deze meer bedraagt;
    8. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;
    9. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
  2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
    1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
    2. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen ten minste 1 m vanaf de zijdelingse perceelgrens, dan wel op de zijdelingse perceelgrens worden gebouwd;
    3. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 50 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, zal bedragen;
    4. de goothoogte van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw plus 0,50 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- of uitbouw, een aangebouwd bijgebouw of een aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping ten hoogste 4 m zal bedragen;
    5. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw of een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping zal ten hoogste 3 m bedragen;
    6. de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping zal ten minste 30° bedragen, tenzij een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping wordt voorzien van een plat dak;
    7. de maximale afstand van een vrijstaand bijgebouw tot het dichtstbijzijnde punt van een hoofdgebouw zal ten hoogste 25 m bedragen.
  3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
    1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevel ten hoogste 1 m en achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de woning ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt;
    2. de oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 1 m² bedragen;
    3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.
4.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van:
  • een goede woonsituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
 
4.4 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 4.2, sub a, onder 2: en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    1. een omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend indien uitbreiding van het hoofdgebouw binnen het bouwvlak niet meer mogelijk is;
    2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de, indien aanwezige, karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing;
  2. lid 4.2, sub b, onder 1: en toestaan dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen minder dan 3 m achter c.q. voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd, mits:
    • de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  3. lid 4.2, sub b, onder 3: en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedraagt, met uitzondering van een vergroting ten behoeve van de huisvesting van mindervaliden en zorgbehoevenden, waarbij op basis van een besluit van de Wet maatschappelijke ondersteuning of een verklaring van de GGD dient te worden aangetoond dat de gewenste uitbreiding noodzakelijk is;
  4. lid 4.2, sub b, onder 3: en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 150 m², mits de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de uitoefening een aan huis verbonden beroep, dan wel ten dienste staat van een neven- of hobbybedrijf;
  5. lid 4.2, sub b, onder 5: en toestaan dat de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw en een niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkapping wordt verhoogd tot ten hoogste 4,5 m;
  6. lid 4.2, sub b, onder 6: en toestaan dat de dakhelling van een aan- of uitbouw, een bijgebouw of een overkapping wordt verlaagd of verhoogd.
4.5 Specifieke gebruiksregels
 
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van
de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:
  1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor (recreatieve) bewoning;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf, zodanig dat:
    1. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf meer bedraagt dan een derde deel van het gebruiksvloeroppervlak van de gebouwen op een bouwperceel;
    2. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf meer bedraagt dan 50 m²;
    3. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, geen hoofdbewoner van de woning is;
    4. er detailhandel plaatsvindt;
    5. de activiteiten qua aard, omvang en uitstraling niet passen in een woonomgeving;
    6. de activiteiten meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer;
    7. er meer dan twee kamers ten behoeve van verblijfsrecreatie (logiesverstrekking) zijn;
    8. de kamers voor meer dan vier personen ten behoeve van verblijfsrecreatie (logiesverstrekking) zijn;
  3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsdoeleinden, dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, detailhandel en maatschappelijke voorzieningen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  • de milieusituatie;
  • de woonsituatie;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • de verkeersveiligheid;
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 4.5, sub a: en toestaan dat bijgebouwen worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. een verzoek om toepassing van deze afwijking van de gebruiksregels schriftelijk wordt ingediend en uit de aanvraag de behoefte aan mantelzorg blijkt van de persoon of personen voor wie de afhankelijke woonruimte is bedoeld;
    2. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte ten hoogste 80 m² bedraagt;
    3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
  2. lid 4.5, sub b: en toestaan dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf anders dan genoemd in lid 4.5 sub b, mits:
    1. het gebruik ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
    2. er geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en in verband met de aan huis verbonden activiteiten;
    3. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf ten hoogste een derde deel van het gebruiksvloeroppervlak van de gebouwen op een bouwperceel bedraagt;
    4. het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of bedrijf ten hoogste 100 m² bedraagt;
  3. lid 4.5, sub c: en toestaan dat gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor de uitoefening van:
    1. bedrijven die zijn genoemd in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende bijlage 1 van de regels - Staat van bedrijven, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    2. dienstverlenende bedrijven;
    3. detailhandel;
    4. maatschappelijke voorzieningen;
mits:
  • het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van de onder 1 tot en met 4 genoemde functies ten hoogste een derde deel van de oppervlakte van de gebouwen op het bouwperceel bedraagt;
  • het bedrijfsvloeroppervlak ten behoeve van de onder 1 tot en met 4 genoemde functies ten hoogste 100 m² bedraagt.
3 Algemene regels
 
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan
waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
De bouwgrenzen mogen in afwijking van dit bestemmingsplan uitsluitend worden
overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  2. andere ondergeschikt
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
 
7.1 Strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de
bestemmingsomschrijvingen, waaronder in elk geval wordt begrepen:
  1. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  2. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  3. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  4. het storten van puin en afvalstoffen;
  5. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  6. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van nietperceelsgebonden handelsreclame en of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen;
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
 
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
 
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %;
  3. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het:
 
Bestemmingsplan Rolde Kom, Hoofdstraat 23 ’, van de gemeente Aa en Hunze.
 
Behorend bij het besluit van <<dd.mm.jjjj>>.