Plan: | Eexterveen, nieuwbouw OBS De Kameleon op sportveld te Eexterveen |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1680.SAEOBSKAMELEON-OB01 |
ln 2015 werd fusieschool De Kameleon in Eexterveen geopend. De Kameleon is een fusie van de drie scholen in het noordelijk veengebied van de gemeente Aa en Hunze: OBS Triangel, OBS De Badde en OBS De Springplank. Ten behoeve van deze fusieschool hebben de pleinen rondom het schoolgebouw een andere indeling gekregen en zijn functies van bepaalde onderdelen veranderd. Echter, het gerevitaliseerde schoolgebouw was al snel te klein. Daarnaast dateert het gebouw uit 1956 en voldoet het niet meer aan de huidige eisen. De school ervaart dan ook belemmeringen. In maart 2020 heeft het college van B&W daarom ingestemd met de start van het voorbereidingsproces om te komen tot een afweging tussen renovatie of vervangende nieuwbouw van het schoolgebouw.
Mede vanwege de leeftijd, positie en bouwkundige structuur van het huidige gebouw, is gekozen voor vervangende nieuwbouw. Het krediet is beschikbaar gesteld in november 2021 bij het vaststellen van de begroting van 2022. In juni 2022 heeft de Raad een beslissing genomen over een extra benodigd krediet.
De vervangende nieuwbouw wordt naar het zuiden verplaatst, en komt ter plaatse van het sportterrein. Op basis van het huidige bestemmingsplan is de nieuwbouw op deze locatie niet toegestaan. Om verplaatsing van de school juridisch-planologisch mogelijk te maken, is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Voor het plangebied geldt op dit moment het 'Bestemmingsplan Eexterveen, Spijkerboor, Oud- en Nieuw Annerveen' (vastgesteld op 16 maart 2011).
Het plangebied heeft de bestemming 'Sport'. Een deel van het plangebied, wat nu gebruikt wordt als parkeerterrein voor de school, heeft een agrarische bestemming (Agrarisch - Cultuurgrond). Daarnaast geldt gedeeltelijk de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Op basis van de huidige bestemmingen is de vervangende nieuwbouw met bijbehorende voorzieningen conform de bouw- en gebruiksregels niet toegestaan.
Basisschool De Kameleon ligt aan de Dorpsstraat 54 te Eexterveen. De nieuwe school ligt zoals hierboven aangegeven op het sportterrein aan de zuidzijde van de school. Het parkeerterrein ligt aan de oostkant hiervan. Op de onderstaande kaart is de globale ligging van het plangebied weergegeven. De exacte plangrens is opgenomen op de verbeelding.
Figuur 1.1: Globale ligging plangebied (bron: Google Maps)
Het volgende hoofdstuk geeft een beschrijving van het plangebied in huidige en toekomstige weer. Hoofdstuk 3 bevat het beleidskader op rijks-, provinciaal- en gemeentelijk niveau. Daarbij gaat het hoofdstuk alleen in op beleidsdocumenten die van invloed zijn op het bestemmingsplan. Hoofdstuk 4 betreft de toets aan wet- en regelgeving op het gebied van natuur, milieu, externe veiligheid, archeologie en dergelijke. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische vormgeving. In dit deel van de toelichting worden de regels nader uitgelegd. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid zijn opgenomen in hoofdstuk 6 en hoofdstuk 7.
Eexterveen is een dorp in het oosten van de gemeente Aa en Hunze en is gelegen tussen de Hunze en de provinciegrens met Groningen.
De eerste vermelding van Eexterveen dateert uit 1505. De naam werd gebruikt voor de venen ten oosten van de Hunze die tot de boermarke van Eext behoorden. De eerste bebouwing ontstond op de zandkoppen langs de oever van de Hunze, in de buurt van de huidige Kruisweg.
In de negentiende eeuw verplaatste het dorp zich een stuk naar het oosten. De oude weg langs de Hunze werd vervangen door een rechte weg waaraan het huidige dorp ligt. Ook de boerderijen werden naar het oosten verplaatst. Na de vervening werd het een typisch agrarisch dorp. Met lintbebouwing die in de dorpskern verdicht.
Figuur 2.1: De paarse pijl wijst naar de huidige locatie van het sportveld. (bron: topotijdreis.nl)
Op bovenstaande kaarten is de schaalvergroting door de ruilverkaveling goed te zien. Het aantal boeren is
drastisch afgenomen. Een ander verschil zijn de vele onverharde wegen die er waren en de verspreide bebouwing buiten het dorpslint. Eén van deze onverharde wegen, het Koffielaantje is rond de eeuwwisseling doorgetrokken naar het voormalige ABC laantje. De daardoor beschikbaar gekomen ruimte aan het Koffielaantje is gebruikt voor woningbouw. Langs de Zandvoorterweg staat de meest recente dorps uitbreiding, een nieuwe lintbebouwing langs de oude verbindingsweg tussen het dorp en Eext.
Op topografische kaarten van rond 1900 staat de school al op de kaart.
Figuur 2.2: Landschap (bron: Cultuurhistorische Kompas, provincie Drenthe 2009)
Het aanwezige randveenontginningslandschap kenmerkt zich door de vele rechtlijnige structuren: sloten, wegen, kanalen en wijken zijn in rechte lijnen in het landschap te herkennen. Daarnaast heeft het landschap een weids, open en ruimtelijk karakter. De aanwezige bebouwing staat voornamelijk in de lintbebouwing aan de doorgaande hoofdweg van het randveen. De kern wordt aangemerkt als wegdorp. Het beekdal van de Hunze is onbebouwd.
Direct ten westen van het dorp is de oude loop van de Hunze teruggebracht. Het natuurgebied dat hier ontstaat maakt deel uit van een groter geheel in het gehele stroomgebied van de Hunze. Om het gebied open te houden lopen er grote grazers rond.
Het dorp is goed bereikbaar. Het ligt in de buurt van de autoweg N33 en heeft een eigen afslag. De meeste bebouwing staat in het lint van de Dorpsstraat. Dit is de doorgaande weg van Gieterveen naar Spijkerboor. Verder is er haaks op de Dorpsstraat vanaf de viersprong midden in Eexterveen in noordoostelijke richting de Menweg richting Eexterveenschekanaal. In de andere, zuidwestelijke richting vanaf de viersprong is er de Zandvoorterweg richting Eexterzandvoort en Eext. Daarnaast is er nog de Elzemaat, een ruilverkavelingsweg die zuidelijk op de Dorpsstraat en in de buurt van de Hunze op de Zandvoorterweg aansluit. Niet ver daarvandaan sluit de ruilverkavelingsweg Kruisweg aan op de Zandvoorterweg en eindigt ten noorden van het dorp op de Dorpsstraat.
Basisschool De Kameleon ligt aan de Dorpsstraat 54 te Eexterveen. Zoals gezegd is het een fusie van drie scholen. De basisschool is op dit moment gehuisvest in het schoolgebouw en een noodlokaal, omdat de school al snel te klein was. Het schoolgebouw dateert uit 1956 en voldoet niet meer aan de huidige eisen.
Het schoolplein grenst aan de Dorpsstraat. Het schoolgebouw en schoolplein grenzen aan percelen met woonhuizen.
Direct naast het huidige schoolgebouw staat het Bewegingshuis van Stichting Kardeel en een houten gebouw (eigendom Stichting Kardeel) waarin Kinderopvang De Hasselbraam en Sportvereniging SPES zijn gehuisvest. Kinderopvang De Hasselbraam biedt kinderopvang, peuterspeelzaal en buitenschoolse opvang voor alle kinderen uit de omliggende omgeving (Oud-Annerveen, Spijkerboor, Nieuw Annerveen, Annerveenschekanaal en Eexterveenschekanaal). Het houten gebouw grenst direct aan het door Sportvereniging SPES gebruikte sportveld en tennisbaan. Deze huidige setting is een compacte cluster van maatschappelijke voorzieningen ondergebracht in drie verschillende gebouwen en accommodaties.
Aan de zuidwestkant van het sportveld is de ijsbaan gelegen. Aan de noord westzijde grenzen de sportvelden aan het agrarische gebied. Het meeste noordelijke deel van deze agrarische grond is de huiskavel van de woning aan het Koffielaantje 34. Een deel van deze kavel is in gebruik als paardenbak. Op de meest zuidelijke deel van de agrarische grond die aan het sportveld grenst worden aardappels verbouwd.
Het Bewegingshuis beschikt over een beperkt aantal parkeervakken voor auto’s. Aan de oostzijde van het sportveld, bereikbaar via de Zandvoorterweg, is een ruime parkeerplaats aangelegd voor de school en andere maatschappelijke en sportvoorzieningen. Vanaf het parkeerterrein zijn de voorzieningen te bereiken via de paden op het sportveld.
Ten zuiden van de nieuwe parkeerplaatsen is een bos aangeplant, ten noorden van deze parkeerplaatsen heeft de grond een woonbestemming; een deel als erf en een deel als lintbebouwing aan de Zandvoorterweg.
Rondom de sportvelden is een 10 m brede wind singel aangelegd met bosschages en bomen.
Op onderstaande figuur is de huidige situatie weergegeven.
Figuur 2.3: Weergave huidige situatie (bron: gemeente Aa en Hunze)
De raad heeft op 18 maart 2021 besloten tot vervangende nieuwbouw van de basisschool De Kameleon (fase 1) , de herinrichting van het parkeerterrein en de sportvelden.
In de planvorming moet rekening worden gehouden met een eventuele 2e fase voor het zogenoemde GroeiHuis waarin de kinderopvang De Hasselbraam en sportvereniging SPES in ieder geval onderdak vinden.
Het sportveld is aangewezen als zoekgebied voor de nieuwbouw locatie voor fase 1 en fase 2. De afbakening van dit zoekgebied is met een blauwe contour op onderstaande tekening aangegeven.
Figuur 2.4: Zoekgebied in blauwe contour (bron: gemeente Aa en Hunze)
Locatiekeuze schoolgebouw
In een samenspraak met alle belanghebbenden en de omwonenden zijn er zes varianten voor de situering van de school op het sportveld getekend. Om tot een afweging te kunnen komen welke variant uiteindelijk de beste locatie is zijn vanuit de belangen, meningen en inzichten van zowel belanghebbenden, omwonenden als ook de gemeente 13 criteria geformuleerd .
Het College van B&W heeft aan de hand van het afwegingsmodel zoals beschreven in 'de analyse locatiekeuze nieuwbouw basisschool De Kameleon Eexterveen' op 26 oktober 2021 gekozen voor de situering van de school in de noordwest hoek van het sportterrein.
Eén van de redenen (zie ook hoofdstuk 3.3.1) dat het schoolgebouw zo geplaatst is, is de reductie van het schoolplein geluid voor de omwonenden door deze situering van het gebouw en het schoolplein.
Het overige deel van het sportveld wordt heringericht en verbeterd zodat de sportvereniging SPES de velden intensiever dan nu het geval is kan gebruiken.
Figuur 2.5: Berekende geluidscontouren voor variant 1 fase 2, (bron:NAA, onderzoek geluidsuitstraling nieuwbouwlocatie De Kameleon in Eexterveen 21 september 2021.)
Bereikbaarheid en parkeren
Voor de bereikbaarheid van het schoolgebouw voor voetgangers en fietsers wordt het bestaande pad op het sportveld verlegd. Er komt een nieuw breed voet/fietspad die vanaf het parkeerterrein naar het noorden loopt en via het schoolterrein vervolgens afbuigt naar het Bewegingshuis en aansluit op het bestaande pad.
De toegang voor auto's voor het nieuwe schoolgebouw leidt via de Zandvoorterweg naar het parkeerterrein. Het bestaande parkeerterrein tussen het sportveld en de Zandvoorterweg wordt geschikt gemaakt voor het halen en brengen van kinderen en biedt ruimte voor ca. 20 parkeerplaatsen. Dit wordt de hoofdtoegang naar het nieuwe schoolgebouw. De exacte inrichting en de precieze aansluiting op de Zandvoorterweg van het parkeerterrein wordt in een later stadium uitgewerkt.
Voor fietsers en voetgangers wordt tussen het sportveld en de Zandvoorterweg langs het parkeerterrein een vrijliggend fiets/voetpad aangelegd. Dit is om de verkeersveiligheid voor de schoolgaande fietsende kinderen zo goed als mogelijk te maken. Een andere fietsroute naar het sportveld en de school is via het bestaande weggetje ten noord- en zuidwesten van het Bewegingshuis. De fietsen zullen op het schoolerf gestald worden.
Voetgangers kunnen, net zoals nu ook vanaf het Koffielaantje het sportveld en de school bereiken. Het is nog onzeker of de bestaande looproute vanaf de Dorpsstraat via het oude schoolplein blijft.
Figuur 2.6: Bereikbaarheid school locatie (bron: BügelHajema adviseurs)
Ruimtelijke inpassing
De bestaande wind singel rondom het sportveld wordt gehandhaafd. De school wordt als zelfstandig gebouw geplaatst in de westhoek van het sportveld. Het gebouw sluit niet aan op het bestaande dorpslint, de afstand tot de dorpslintbebouwing, ook tot de gebouwen die in de tweede lijn staan, is hiervoor te groot. De plaatsing is in de context van het bebouwingspatroon van het randveenlandschap te typeren als 'verspreide bebouwing'. Binnen de context van het onderwijs is het een campusachtige opzet door de combinatie van buitensport en onderwijsvoorzieningen.
In het schetsontwerp voor de nieuwe school wordt het sportveld in tweeën gedeeld, in het westelijke deel staat de school, het oostelijke deel blijft een sportterrein.
Het schoolgebouw ligt aan het nieuwe pad wat aansluit op de Zandvoorterweg en op het bestaande pad bij het Bewegingshuis. Vanaf het bestaande aangepaste parkeerterrein kunnen voetgangers doorsteken naar dit nieuwe pad.
In onderstaande situatie tekening is de plattegrond van de eerste fase voor OBS De Kameleon ingetekend. Dit betreft ca 600 m2 schoolgebouw en 300 m2 overkapping. Ten noordoosten van de eerste fase is ruimte gereserveerd voor de tweede fase van ca 150 m2. In deze tweede fase kunnen de Hasselbraam (kinderopvang) en de sportvereniging SPES op termijn een plek krijgen. Een belangrijke eis voor de tweede fase is dat deze direct gelegen is aan het sportterrein.
Figuur 2.7: Nieuwe situatie, indicatief (bron: Team 4 architecten)
Het gedachtegoed van de 'Frisse Scholen' is een belangrijk uitgangspunt voor het ontwerp van het nieuwe schoolgebouw. In het nieuwe schoolgebouw is het straks mogelijk in kleine groepjes buiten onderwijs te krijgen. Rondom het schoolgebouw komt een overkapping waaronder de buitenles plaats kan vinden.
Het schoolgebouw presenteert zich met het front en de topgevel aan het sportveld. In dit front is de entree van de school. Het schoolgebouw wordt afgedekt met een kap met een flauwe helling. Door de lage hoogte van de overkappingen toont de goothoogte van de school lager en de kap groter dan verwacht voor een schoolgebouw. De gebouwvorm sluit daarmee goed aan bij de gebouwvormen in het landelijk gebied.
Figuur 2.8: Vogelvlucht frisse school in Eexterveen, indicatieve schets (bron: Team 4 architecten)
Het schoolgebouw is in vergelijking met de situering van variant 1 uit de 'analyse locatiekeuze nieuwbouw basisschool De Kameleon Eexterveen' meer naar het midden van het sportveld opgeschoven. Dit komt door de grotere afstand tot de noordelijke perceelsgrens in verband met milieutechnische richtlijnen en door de toevoeging van de overkappingen aan de school. Tezamen met de gekozen vorm en richting van de nieuwe school geeft dit een heldere tweedeling van het bestaande sportterrein. Het nieuwe sportveld van ca 55 bij 70 m is van voldoende omvang voor de bewegingsactiviteiten van de sportvereniging. De wens van twee wedstrijd korfbalvelden is door het beëindigen van de korfbal competities komen te vervallen waardoor er meer flexibiliteit voor de indeling en de afmetingen van het sportterrein is ontstaan.
De omvang van het verharde oppervlakte neemt door de bouw van de school en de aanleg van het schoolplein en het nieuwe pad toe. De afvoer van het regenwater zal ook in de nieuwe situatie vertraagd moeten plaats vinden. De aanleg van de groen dak op de school zorgt voor een vertraagde afvoer van het regenwater wat op het dak valt. De resterende vereiste buffering van het regenwater zal gebeuren via de bestaande sloot langs de noordzijde van de erfgrens.
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) van kracht geworden. De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.
De NOVI bevat de hoofdzaken van het beleid voor de fysieke leefomgeving. Uit de Omgevingswet volgt dat al het strategische beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, én het nieuwe strategische beleid op het beleidsterrein van de fysieke leefomgeving worden opgenomen in de NOVI.
Het Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4, 2001) en de Rijksnatuurvisie 2014 gaan op in en worden vervangen door de NOVI en het bijbehorende Nationaal Milieubeleidskader. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervalt geheel, behalve paragraaf 4.9 Caribisch Nederland en Caribische Exclusieve Economische Zone. De NOVI geldt verder als wijziging van enkele onderdelen van het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP) op grond van de Waterwet.
In zijn totaliteit kent de NOVI in totaal 21 nationale belangen en opgaven die het verder uitwerkt. Die opgaven zijn niet meer op zichzelf staand op te lossen, maar grijpen in elkaar. Met de NOVI zoekt het Rijk een perspectief om de grote opgaven aan te pakken, om Nederland mooier en sterker te maken en daarbij voort te bouwen op het bestaande landschap en de (historische) steden. Om die reden worden binnen de NOVI prioriteiten gesteld. De NOVI stelt daarbij een integrale aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Met steeds een zorgvuldige afweging van belangen werkt het Rijk aan de vier prioriteiten:
Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes:
Het Rijk zal bij de uitvoering van de NOVI zichtbaar maken hoe de afwegingsprincipes benut worden.
Met de NOVI presenteert het Rijk een integrale, op samenwerking gerichte aanpak. De NOVI geeft een gebiedsgericht afwegingskader en sturende visie in een, gericht op het realiseren van een gezond, leefbaar, herkenbaar en economische sterk Nederland.
Het initiatief is niet strijdig met de NOVI.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen dat gemeenten en provincies verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling (zie artikel 1.1.1 van het Bro) mogelijk maakt. De Ladder wordt doorlopen in paragraaf 4.11 van deze onderbouwing.
Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. Deze visie is in 2018 nogmaals geactualiseerd en vastgesteld op 3 oktober 2018. De Omgevingsvisie Drenthe een centraal visiedocument. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. In de visie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen:
De Omgevingsvisie is hét kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode erna. Als in de tekst wordt gesproken over ‘lange termijn’, betreft het de periode na 2030. De Omgevingsvisie heeft voor de provincie vooral een interne binding. Dit betekent dat de provincie bij de uitoefening van haar taken aan de Omgevingsvisie gebonden is.
Missie
De volgende missie is geformuleerd: "het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij de kernkwaliteiten die de provincie rijk is." De kernkwaliteiten dragen bij aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het provinciaal belang ligt in het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van deze kernkwaliteiten. Deze missie is ingegeven door wat inwoners, medeoverheden en maatschappelijke partners belangrijk vinden voor de toekomst van Drenthe. De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Samen met vertegenwoordigers van overheden, belangengroepen, marktpartijen en inwoners heeft de provincie de volgende kernkwaliteiten van Drenthe benoemd:
Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteiten. In hoofdstuk 4 van de Omgevingsvisie is voor alle kernkwaliteiten een uitwerking naar meer concrete indicatoren gemaakt, namelijk landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur.
Zorgvuldig Ruimtegebruik
In Drenthe kunnen mensen nog ruimte beleven. Dat wil de provincie bewaken, ook wanneer er nieuwe ontwikkelingen zijn. Zorgvuldig ruimtegebruik is van provinciaal belang.
Milieu- en leefomgevingskwaliteit
De provincie streeft naar een gezonde en veilige leefomgeving voor mens, plant en dier. Het beschermen van de kwaliteit van milieu en leefomgeving is veelal op Europees en nationaal niveau geregeld. Daarbij zijn diverse taken en verantwoordelijkheden bij de provincies neergelegd. Deze taken, gericht op het beschermen van de kwaliteit van lucht, water en bodem en het verbeteren van de verkeersveiligheid, waterveiligheid en externe veiligheid, zijn daarmee van provinciaal belang.
Kaarten en doelstellingen
Op kaarten behorende bij de Omgevingsvisie Drenthe zijn de kernkwaliteiten nader weergegeven. Op een aantal kaarten (wanneer relevant) is het plangebied als volgt aangeduid:
Landschap
De kwaliteit en de diversiteit van het Drentse landschap dragen sterk bij aan een aantrekkelijk milieu om in te wonen, te werken en te recreëren. Landschap is één van de zes kernkwaliteiten van Drenthe. De identiteit van het Drentse landschap wordt bepaald door de ontstaansgeschiedenis en de diversiteit aan landschapstypen. Het plangebied is gelegen binnen de wegdorpen van de randveenontginning
De randveenontginningen vormen binnen Drenthe een bijzonder landschapstype. Ze liggen langs de randen van de Veenkoloniën en zijn ontstaan door het ontginnen van de randen van het toenmalige immense hoogveenpakket. Het kleinschalige, meer onregelmatige beeld van dit landschapstype wordt bepaald door de dorpen: langgerekte bebouwingslinten met dwars daarop een smalle, onregelmatig opstrekkende verkaveling. Van provinciaal belang is de typische langgerekte en slingerende ontsluitingsstructuur. Veelal is deze aan weerszijden beplant. Het is de hierop dwarsliggende, onregelmatige verkavelingsstructuur die de maat en schaal van de omliggende openheid bepaalt. Het provinciaal beleid is gericht op het behouden en versterken van de kavelstructuur met de omringende kenmerkende open ruimtes en de ontsluitingsstructuur. Dit gebeurt mede door het behouden van de wegbeplanting langs de hoofdontsluiting.
De locatie van het plangebied wordt momenteel al gebruikt voor de school en voor de openlucht sport. De directe omgeving van het plangebied is bebouwd. Er worden geen landschappelijke waarden aangetast, danwel de bestaande kwaliteiten van het gebied, zoals de brede windsingel rondom het bestaande sportveld, blijven behouden.
Cultuurhistorie
Het cultuurlandschap, met daarin het gebouwde erfgoed als ankerpunten, is sterk bepalend voor hoe men de leefomgeving ervaart. Het geeft er betekenis aan en is zo direct verbonden met ons beeld van de Drentse identiteit. Daarom heeft de provincie de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS), die het provinciaal belang vastlegt, met daarin drie sturingsniveaus. Het beleid van de provincie Drenthe ten aanzien van cultuurhistorie is beschreven in de beleidsnota Cultuurhistorisch Kompas Drenthe.
Het terrein is gelegen binnen het deelgebied 3: 'Hondsrug en Hunzedal'. Bepalend voor dit deelgebied zijn drie zones, die parallel aan elkaar liggen en die samenvallen met de ondergrond: de hoge Hondsrug, het lage Hunzedal (beiden ontstaan in de voorlaatste ijstijd) en een reeks randveenontginningen.
De hoofdstructuur van de Hondsrug wordt hoofdzakelijk bepaald door een keten van esdorpen en essen van noord naar zuid over de rug, afgewisseld met grote, zich scherp aftekenende bossen. De continue bewoningsgeschiedenis vanaf de prehistorie blijkt uit de grote dichtheid aan hunebedden, grafheuvels en celtic fields, die, net als de esdorpen, zijn verbonden aan doorgaande routes die sinds de prehistorie over de Hondsrug lopen.
Het Hunzedal contrasteert als laaggelegen, open en nagenoeg onbebouwd gebied met de Hondsrug. De wegdorpen van de randveenontginningen vormen een langgerekt bewoningslint, dat de grens markeert tussen het Hunzedal en de grootschalige veenkoloniale ontginningen.
Richtinggevend voor dit deelgebied is het herkenbaar houden van de overgangen en de grenzen tussen de drie parallelle structuren van de Hondsrug, het Hunzedal en het lint van de randveenontginningen.
Het sturingsniveau 'respecteren' is van toepassing. De provincie wil de cultuurhistorische samenhang veilig stellen voor de toekomst. Bij ontwikkelingen ligt de inzet bij het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Initiatiefnemers hebben de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten voor ontwikkelingen.
Paragraaf 4.5 motiveert dat de cultuurhistorische waarden niet worden aangetast door de ontwikkeling.
Archeologie
Het provinciaal beleid voor de Drentse archeologie is gericht op instandhouding, bescherming, beleven en benutten. Het archeologisch erfgoed behoort tot het ruimtelijk erfgoed en is een belangrijke bouwsteen van de ruimtelijke kwaliteit en identiteit van Drenthe (kernkwaliteit archeologie). Het plangebied heeft het beschermingsniveau '1: Generiek'. Het beschermingsniveau Generiek richt zich op het algemene uitgangspunt dat alle behoudenswaardig archeologische vindplaatsen (waarden) die op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van Drenthe staan en de nieuw ontdekte behoudenswaardige vindplaatsen niet ongezien kunnen verdwijnen.
In gebieden of terreinen met een archeologische verwachting op de archeologiekaarten, wordt gestuurd op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek. Niet voor alle bodemingrepen is archeologisch onderzoek vereist. Dit hangt af van de omvang en aard van de ingreep, de waarde/verwachting van de locatie en het vrijstellingenbeleid zoals dat is uitgewerkt in de gemeentelijke archeologiekaarten.
Het plangebied heeft gedeeltelijk een archeologische waarde. Dit wordt nader beschreven in hoofdstuk 4.4.
Aardkundige waarden
Drenthe heeft een eigen karakter, een eigen (ruimtelijke) identiteit, die door inwoners en bezoekers hoog wordt gewaardeerd. Het aardkundige landschap van Drenthe is hiervoor in belangrijke mate bepalend. Aardkundige waarden die bijdragen aan het specifieke Drentse karakter wil de provincie behouden en, waar mogelijk, herstellen. Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteit aardkundige waarden. De provincie wil inhoud geven aan ruimtelijke kwaliteit, om de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe te behouden en te versterken. Het doel is de archiefwaarde van de bodem te behouden en de landvormen, die karakteristiek zijn voor het Drentse landschap, te behouden en te versterken, als onderdeel van de kernkwaliteit oorspronkelijkheid.
Het perceel heeft een Generiek beschermingsniveau. In deze gebieden wil de provincie de lokale, aardkundige kenmerken voor de toekomst bewaren. De provincie verwacht van gemeenten dat zij in deze gebieden nagaan welke kenmerkende aardkundige waarden aanwezig zijn en dat zij hieraan bescherming geven via het gemeentelijk bestemmingsplan en plannen en initiatieven daarop beoordelen. Bij ontwikkelingen kunnen aardkundige kwaliteiten als inspiratiebron worden gebruikt.
Het perceel is op de kaart 'aardkundige waarden' ook aangeduid als 'De Hondsrug UNESCO global geopark'. De Hondsrug is een markant en dominerend onderdeel van het Drents Plateau. Het landschappelijk contrast met het naastgelegen Hunzedal is beeldbepalend. De bijzondere geologie van de Hondsrug is de inspiratie geweest voor het ontwikkelen van een geopark. De Hondsrug is het eerste gebied in Nederland dat is erkend als UNESCO Global Geopark. Dat is een gebied met bijzondere geologische kwaliteiten en, daarmee samenhangende, cultuurhistorische en ecologische waarden. In dit gebied zijn de kernkwaliteiten archeologie, landschap en cultuurhistorie onlosmakelijk gekoppeld aan het (economische) vestigingsklimaat en de vrijetijdseconomie. De provincie zet deze gebiedskwaliteiten in voor een duurzame economische ontwikkeling van het gebied. De Hondsrug UNESCO Global Geopark draagt bij aan bewustwording, kennisverbreding en een inspirerend kader van kernkwaliteiten voor nieuwe initatieven. Gezamenlijk met partners geeft de provincie uitvoering aan het Masterplan Geopark. Via educatie en recreatieve activiteiten versterkt zij de kennis over en de waardering voor de bijzondere kwaliteiten archeologie, cultuurhistorie, landschap en aardkundige waarden. Waar dat kan is met deze beschreven waarden rekening gehouden, zoals hierboven ook is aangegeven.
Overige waarden
Het perceel heeft tot slot nog een specifieke waarde ten aanzien van de milieukwaliteit (externe veiligheid en luchtkwaliteit) en het watersysteem. Deze thema's komen in Hoofdstuk 4 nader en gespecificeerd aan de orde.
In de Provinciale Omgevingsverordening (POV) vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie (deels) door naar concrete regels. Op 3 oktober 2018 is de actualiseerde versie door Provinciale Staten vastgesteld. De POV is in 2021 op enkele onderdelen herzien. Dit heeft geen gevolgen voor onderhavige ontwikkeling, omdat dit andere onderwerpen (waaronder detailhandel, zonne-energie en omzetting van verblijfsrecreatie naar wonen) betreft
In de Omgevingsverordening is opgenomen (artikel 2.6) dat in een ruimtelijk plan uiteen wordt gezet dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten. Het plan maakt daarbij geen activiteiten mogelijk die deze kernkwaliteiten significant aantasten. In de vorige paragraaf is het plan hieraan getoetst.
Artikel 9.5 van de POV stelt met het oog op de bergings- en afvoercapaciteit waarop regionale wateren moeten zijn ingericht, dat een ruimtelijk plan dat is bestemd voor de doeleinden bebouwing, hoofdinfrastructuur en spoorwegen, een gemiddelde overstromingskans van eens in de 100 jaar heeft. Water komt nader aan bod in paragraaf 4.9.
Artikel 4.5 van de POV stelt dat het verboden is een Temperatuur Opslag-systeem voor middelhoge of hoge temperatuur te hebben of te installeren op een zodanige wijze dat de warmte wordt toegevoegd op een diepte die is gelegen boven de zone ‘Formatie van Breda’. Hier is geen sprake van.
De verordening geeft verder geen specifieke bepalingen voor het perceel en de gewenste ontwikkeling. Het initiatief is in lijn met de POV.
In november 2019 heeft de gemeenteraad het Integraal Huisvestingsplan voor onderwijs vastgesteld (IHP). Dit IHP vormt tevens het kader voor de ontwikkeling van kindcentra, spreiding van onderwijsvoorzieningen en krimp, instandhouding van scholen, binnenklimaat en renovatie versus nieuwbouw.
Voor Eexterveen is het volgende in het IHP opgenomen: "Op korte termijn een afweging maken tussen renovatie en nieuwbouw vanwege de staat en functionaliteit van het gebouw en het ruimtegebrek. Bij deze afweging worden de werkgroep en de ideeën die deze werkgroep heeft vastgelegd in het startdocument “Huisvesting Openbare Basisschool De Kameleon, Versterking Kindcentrum Eexterveen” betrokken." Dit startdocument dateert van januari 2019.
In het IHP wordt een kader meegegeven op basis waarvan wordt beoordeeld of (in eerste instantie) renovatie van het schoolgebouw een duurzaam en financieel aantrekkelijk(er) alternatief vormt ten opzichte van vervangende nieuwbouw. Deze afweging wordt op grond van het IHP in goed overleg tussen het schoolbestuur en de gemeente gemaakt, waarbij tevens het ‘Afwegingskader renovatie’ van de PO-raad wordt betrokken.
HAALBAARHEIDSONDERZOEK EN LOCATIEKEUZE
Procesaanpak
In maart 2020 heeft het college van B&W ingestemd met de start van het voorbereidingsproces om te komen tot een afweging tussen renovatie of vervangende nieuwbouw van het schoolgebouw van basisschool De Kameleon. De gemeente is gestart met een interviewronde langs alle betrokken partners, te weten: Stichting PrimAH, Basisschool De Kameleon, Stichting Kardeel, Sportvereniging SPES, Kinderopvang De Hasselbraam en Dorpsbelangen Eexterveen. Op basis van de resultaten uit de interviewronde is met Stichting PrimAH/directie en MR basisschool De Kameleon, Stichting Kardeel en Kinderopvang De Hasselbraam nog een tweede individueel gesprek gevoerd. In vervolg op deze tweede ronde overleggen hebben diverse vervolggesprekken plaatsgevonden welke een constructieve bijdrage aan het haalbaarheidsonderzoek hebben geleverd.
Nadat de gemeenteraad op 18 maart 2021 heeft besloten tot nieuwbouw voor basisschool De Kameleon in Eexterveen is in samenwerking met de belanghebbenden (Stichting PrimAH, directie en MR De Kameleon, Sportvereniging SPES, Kinderopvang De Hasselbraam, Stichting Kardeel en Dorpsbelangen Eexterveen) en omwonenden toegewerkt naar een analyse van de meeste gunstige locatie voor deze nieuwbouw.I
In de periode april, mei en juni 2021 is door alle betrokkenen veel inzet geleverd om de kaders te schetsen, uitgangspunten te bepalen, meerdere varianten uit te werken en criteria op te stellen waarlangs een afweging kan worden gemaakt voor een locatiekeuze. Op 21, 22 en 23 juni 2021 zijn de omwonenden als ook de belanghebbenden hierbij betrokken in plenaire (digitale) bijeenkomsten. In vervolg op dit participatief traject en rekening houdend met de op dat moment naderende Zomervakantie heeft met een deel van de omwonenden op 25 augustus 2021 een volgend (fysiek) overleg plaats gevonden in de raadszaal van het gemeentehuis in Gieten. Hierop volgend heeft op 4 oktober 2021 op dezelfde locatie ook nog een overleg plaatsgevonden met alleen de belanghebbenden.
Nieuwbouw
Mede op basis van het afwegingskader opgesteld met bovenbeschreven partijen, de relatief hoge kosten van renovatie ten opzichte van nieuwbouw (waaronder eenmalige een forse investering in tijdelijke huisvesting), de beperkingen in het oplossen van de functionaliteit van het schoolgebouw alsmede de huidige locatie van de school ten opzichte van de omwonenden heeft renovatie niet de voorkeur.
Met vervangende nieuwbouw op een andere locatie dan het huidige schoolgebouw ontstaat de mogelijkheid om een schoolgebouw te realiseren welke geheel voldoet aan alle (duurzaamheids) eisen, onderwijskundig geheel van deze tijd is en welke beter aansluit op haar directe omgeving in relatie tot optimalere combinatie met parkeren en verkeer.
Uit de gesprekken met alle betrokken partners in Eexterveen bleek dat samenhang en samenwerking tussen basisschool, kinderopvang, sportvereniging(en) en Stichting Kardeel voorop staat. Het liefst zien partijen één nieuw gebouw ter vervanging van zowel het huidige schoolgebouw als ook het bestaande houten gebouw van Kardeel. Maar hier ontbreken op dit moment de financiële middelen voor.
De raad heeft op 18 maart 2021 besloten tot vervangende nieuwbouw van de basisschool De Kameleon (fase 1) en heeft krediet beschikbaar gesteld voor de vervangende nieuwbouw van de school en de herinrichting van het parkeerterrein en de sportvelden.
In de planvorming moet rekening worden gehouden met een eventuele 2e fase voor het zogenoemde GroeiHuis waarin de kinderopvang De Hasselbraam en sportvereniging SPES in ieder geval onderdak vinden.
Het bestaande sportveld is aangewezen als zoekgebied voor de nieuwbouw locatie voor fase 1 en fase 2.
Locatiekeuze
Uitgaande van uiteindelijk zes varianten voor een locatie van de school op het sportveld heeft een uitgebreide analyse plaatsgevonden waarvoor veel meningen en inzichten vanuit belanghebbenden en omwonenden zijn verzameld en binnen de analyse zijn meegenomen. Om al deze meningen en inzichten te verzamelen zijn verschillende (digitale en fysieke) overleggen georganiseerd. Uiteindelijk is binnen de analyse op de varianten binnen het zoekgebied (sportveld) veel onderzoek gedaan naar de relatie tussen de mogelijke nieuwbouwlocatie en geluidsuitstraling richting omliggende woningen en tuinen. Daarvoor is onder andere een geluidsonderzoek uitgevoerd. Ook is het uitzicht op de mogelijke nieuwbouwlocaties ten opzichte van de omliggende woningen in de analyse meegenomen en is per variant gekeken naar de onderlinge verbindingen tussen de belanghebbenden en daarnaast de functionaliteit voor de nieuwe school zelf. Tot slot is vanuit de omgeving bezien binnen de analyse aandacht besteed aan mogelijke invloeden door en voor parkeren en verkeer. De gehele afweging om tot een objectieve voorkeurslocatie voor de nieuwbouw te komen is beoordeeld op basis van 13 criteria welke in vier clusters zijn onderverdeeld. Deze vier groepen vertegenwoordigen de groepen belanghebbenden (cluster verbindingen), school (cluster functionaliteit), omwonenden (cluster omwonenden) en gemeente (cluster stedenbouw). Op basis van alle scores is per cluster een gemiddelde score bepaald. Deze gemiddelden laten uiteindelijk zien dat variant 1 de hoogste gemiddelden scoort binnen drie van de vier clusters. Vanuit dit gegeven wordt dan ook vastgesteld dat variant 1 voor zowel belanghebbenden als school en omwonenden samen de beste variant is. In 'Analyse locatiekeuze nieuwbouw basisschool De Kameleon Eexterveen- 15 oktober 2021' opgenomen in de bijlage bij de toelichting van dit bestemmingsplan staat de volledige analyse, de afweging en onderbouwing tussen de locatie varianten.
In 2009 is de Strategische Toekomstvisie 2020 voor de gemeente Aa en Hunze vastgesteld. De toekomstvisie zet de strategische koers van de gemeente uit. De belangrijkste redenen voor deze strategische toekomstvisie zijn het vormgeven van de identiteit van de gemeente en het versterken van de centrale koers voor de toekomst. Daarbij wil de gemeente Aa en Hunze behouden wat de moeite waard is en streeft ze naar vernieuwing waar dat kansen biedt om de positie van Aa en Hunze te versterken.
De toekomstvisie gaat in op de thema's wonen en werken, zorg en leefbaarheid, landbouw, natuur en recreatie en bestuur en dienstverlening.
De samenleving ontgroent, vergrijst en krimpt, ook in Aa en Hunze. Ook onderhevig aan ontwikkelingen zijn de voorzieningen. Zorg, welzijn en scholen, met minder mensen en meer ouderen staan deze voorzieningen onder druk. Ook verandert de behoefte van mensen en ontstaat er vraag naar andere voorzieningen, bijvoorbeeld brede scholen en kinderopvang.
Bij het thema zorg en leefbaarheid wil de gemeente investeren in een levendige en zorgzame samenleving door ruimte te bieden voor initiatief vanuit de samenleving, door nieuw maatwerk in de kleine dorpen, door te investeren in zorg en in ontmoeting.
Er is een zekere mate van ongelijkheid in welvaartsverdeling zichtbaar binnen de gemeente. In de Veenkoloniën is de sociaal-economische positie minder sterk dan op de Hondsrug en het Drents Plateau. De gemeente wil hier actief op ingrijpen. Het beleid dat afgelopen jaren ingezet is blijkt succesvol en dit krijgt voortgang. Dat betekent dat in dit gebied extra zorgvuldig naar de ontwikkeling van het voorzieningenniveau wordt gekeken, om nog aanwezige achterstandsniveaus weg te nemen. Dit betreft ook het onderwijs(voorzieningen)beleid. Onderhavig bestemmingsplan betreft de herontwikkeling van de basisschool in Eexterveen.
Het schoolgebouw dat er nu staat, is oud. Ondanks revitalisatie (de laatste interne verbouwing was in 2010, in 2015 is er vanwege de fusie een semi-permanent gebouw bij geplaatst), dateert het gebouw uit 1956 en voldoet het niet meer aan de huidige eisen. Met de verdubbeling van circa 60 naar inmiddels circa 115 leerlingen, past het huidige schoolgebouw niet bij de manier van lesgeven van deze tijd. Op grond van ervaringscijfers is de verwachting dat het aantal schoolkinderen de komende decennia minimaal constant zal blijven of nog verder zal groeien.
De vervangende nieuwbouw en herinrichting van het schoolterrein past in het gemeentelijke beleid om voorzieningen goed over de gemeente te spreiden. Het initiatief is in lijn met de Toekomstvisie.
Het plangebied is opgenomen in de op 8 oktober 2020 door de gemeenteraad vastgestelde Nota Welstandsbeleid Aa en Hunze. In de welstandsnota is dit gebied aangewezen als 'Veenkoloniaal landschap'.
Figuur 3.1: Uitsnede welstandskaart; het plangebied is globaal gelegen in rode cirkel (bron: Welstandsnota gemeente Aa en Hunze).
De waarde van het veenkoloniale landschap bestaat uit het patroon van de bebouwing in relatie tot het landschap. Er is waardering voor de openheid van de binnenvenen in het Hunzedal en de lintbebouwing langs de slingerende weg van de randveenontginningen aan de oostzijde van het Hunzedal. Nieuwe elementen zullen altijd met respect voor het landschap moeten worden ingevoegd. Een goede erfinrichting is daarbij van belang.
Het bestaande sportveld waar de school op gebouwd wordt is omzoomd met een brede windsingel. Deze windsingel vormt te samen met de bosinplant van de ruilverkaveling en de windsingels rondom de ijsbaan een dichte groene dorpsrand. Het plangebied maakt in dat opzicht geen onderdeel meer uit van het open veenkoloniale landschap.
Het plangebied zal door combinatie van onderwijs en openluchtsporten een campusachtige uitstraling krijgen. Het uiterlijk en de vorm van het nieuwe schoolgebouw en de wijze van inrichting van het schoolplein, het nieuwe parkeerterrein, de aanleg van de nieuwe paden, de verlichting en beplanting zijn in hun onderlinge samenhang belangrijk voor de te realiseren ruimtelijke kwaliteit in het plangebied.
Het is hoogst waarschijnlijk dat het uiterlijk van het schoolgebouw, zowel op zichzelf als in relatie met haar omgeving niet past binnen de toetsingscriteria voor het veenkoloniale landschap. Onder gebied 11 Bijzondere bebouwing zijn criteria voor ondergeschikte uitbreidingen of gevelwijzigingen bij bijzondere bebouwing met beeldkwaliteitsplannen opgenomen, ook dit is niet van toepassing op deze nieuwe ontwikkeling.
Het bouwplan voor de nieuw school zal in afwijking op de gestelde criteria voor het gebied getoetst worden op de Algemene criteria uit de welstandsnota.
Toetsingskader
De Wet luchtkwaliteit is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid aan te pakken, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging. Anderzijds heeft de wet tot doel mogelijkheden te creëren voor ruimtelijke ontwikkeling. Volgens de nieuwe regeling vormt luchtkwaliteit in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van een ruimtelijk project als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.
Onderzoek nibm-tool
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil de nibm-tool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool kan de toename van de stoffen NO2 en PM10 worden bepaald.
Op grond van de nibm-tool is een initiatief vanaf 1.140 extra voertuigbewegingen (weekdaggemiddelde, met vijf procent aandeel vrachtverkeer, jaar van planrealisatie: 2021) niet meer 'niet in betekende mate', waarbij de grens van drie procent (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) wordt overschreden.
Gezien de omvang en aard van het initiatief, zal deze grens niet worden overschreden. De toename van het aantal gemotoriseerde verkeersbewegingen die door het initiatief wordt gegenereerd, blijft hieronder. Het project gaat namelijk uit van vervangende nieuwbouw met een beperkte uitbreiding en gaat in principe niet uit van een nieuwe functie die tot extra en onevenredig meer vervoersbewegingen zal leiden.
Daarnaast geldt voor kantoorlocaties een nibm-grens van meer dan 100.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal één ontsluitingsweg, dan wel meer dan 200.000 m2 bruto vloeroppervlakte bij minimaal twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Alhoewel een school niet één-op-één vergeleken kan worden met een kantoorlocatie, wordt er van uitgegaan dat de school met zijn omvang ruimschoots onder de nibm-grens ligt.
Het project kan derhalve worden beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit vanwege de toename van het verkeer is niet noodzakelijk.
Onderzoek achtergrondniveau
Hoewel geconstateerd is dat het project een zogenaamd nibm-project betreft, dient ook te worden bezien of de luchtkwaliteit in het plangebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden.
Daartoe is gebruik gemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland 2020, welke in maart 2020 zijn gepubliceerd. Het RIVM produceert deze kaarten jaarlijks. De kaarten geven een beeld van de luchtkwaliteit in Nederland en betreffen zowel recente als toekomstige jaren. Per kilo-metervak worden de concentraties voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen weergegeven waarvoor Europese regelgeving bestaat. De kaarten op deze website hebben een juridisch-formele status.
De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen betreffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM2.5 en PM10). De grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM2.5 en PM10) uit de wet zijn opgenomen in de navolgende tabel.
Luchtconcentratie | Norm | |
NO2 | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m3 |
PM2.5 | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m3 |
PM10 | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m3 |
Tabel 4.1: Grenswaarden luchtkwaliteitseisen.
Uit de Grootschalige Concentratiekaarten blijkt dat de achtergrondniveaus ter plaatse ruim onder de wettelijke normen blijven.
Conclusie
Het project kan worden beschouwd als een nibm-project. Daarnaast is de luchtkwaliteit in en rond het besluitgebied zodanig dat de normen voor een goed woonklimaat worden gewaarborgd. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.
Toetsingskader
Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds verstaan. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:
Als uitgangspunt voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt veelal de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke indicatieve richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming die de milieubelastende functie(s) toelaat en anderzijds de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het plan mogelijk is.
Onderzoek school
Gekeken naar de invloed van de school op de omgeving, kan het volgende worden gesteld. Het plan voorziet in de realisatie van een basisschool. De school valt onder categorie 2 met een richtafstand van maximaal 30 m voor het aspect geluid. Gezien onderstaande kaart kan aan deze richtafstand worden voldaan.
Figuur 4.1: Richtafstand geluid (bron: BugelHajema Adviseurs)
Vanwege het parkeerterrein aan de oostkant is aanvullend onderzoek naar de gehele inrichting (parkeerterrein en school) verricht. Dit mede in verband met de woningen naast het parkeerterrein. Dit komt in de paragraaf geluid nader aan de orde (paragraaf 4.7).
Naar de invloed van de omgeving op de school is ook gekeken. De omgeving bestaat veelal uit woningen, agrarisch gebied (veelal zonder bouwvlak) en enkele bedrijfsbestemmingen.
De woningen hebben geen invloed op de school in het kader van milieuzonering. De bedrijfsbestemmingen hebben respectievelijk categorie 1/2 en categorie 3.1. Aan de richtafstand van ten minste 30 meter voor categorie 1/2 en ten minste 50 meter voor categorie 3.1 wordt voldaan.
Onderzoek gewasbeschermingsmiddelen
Omdat naast de school en schoolplein ook akkergrond (aardappelen) is gelegen is nader onderzoek verricht naar veiligheid in casu de gezondheid in het kader van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Dit betreft een locatiespecifiek onderzoek naar de spuitzone Bijlage 2 Onderzoek spuitzones. Op basis van de resultaten uit dit onderzoek blijkt dat ruimschoots voldaan wordt aan de geadviseerde afstand. Op basis van dit advies is de nieuwe school op de beoogde locatie mogelijk in relatie tot risico’s voor de volksgezondheid, vanwege eventuele blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelenvia drift van de omliggende agrarische percelen. Ook wordt de bedrijfsvoering en toekomstige ontwikkelingsmogelijkheid van de agrarisch ondernemer niet belemmerd als gevolg van de beoogde ontwikkeling.
Onderzoek hobbymatige paardenbak
Tot slot is onderzoek verricht naar de paardenbak op het perceel van het Koffielaantje 34. Uit dit onderzoek (Bijlage 8) blijkt dat er geen negatieve effecten door de geluidsbelasting vanwege de basisschool op de paarden in de paardenbak of wei wordt verwacht. Uit het akoestisch onderzoek is gebleken dat de geluidsbelasting bij de paardenbak circa 35 tot 40 dB zal zijn. Deze waarden liggen nog onder de geluidswaarden die geadviseerd worden (door de LTO) voor de rust in de nacht (45 dB). Doordat het schoolplein, vanaf de paardenbak gezien, achter het schoolgebouw komt te liggen, heeft deze bebouwing een geluidsafschermende functie.
Voor de positionering van de school dient er rekening te worden gehouden met richtafstanden tussen de paardenbak en de school. Vanuit de VNG richtlijnen moet worden uitgegaan van de maximale contouren die gekoppeld zijn aan de ‘inrichting manege’. Uit jurisprudentie blijkt echter dat er in verschillende gevallen onderscheid wordt gemaakt in bedrijfsmatig en hobbymatige paardenbakken, en of de locatie in een rustige woonwijk of in een gemengd gebied is gelegen. In de rapportage is onderbouwd dat er op deze locatie sprake is van hobbymatig gebruik en een gemengd gebied. Op basis van de jurisprudentie kan daarom voor deze locatie uitgegaan worden van de minimale contouren bij een (hobbymatige) paardenbak die in gemengd gebied ligt. Dit betekent dat de richtafstanden van een ‘inrichting manage’ met één stap verlaagd mogen worden (zie onderstaande tabel).
Deze richtafstanden dienen gemeten te worden van vanaf de bestemmingsgrens van de enkelbestemming 'agrarisch - cultuurgrond' waarbinnen de hobbymatige paardenbak zich bevindt. Hierbij moet gemeten worden tot het bouwvlak van de toekomstige school. In dit geval is het gerechtvaardigd vanaf de rand van de paardenbak tot het bouwvlak van de toekomstige school te meten. Tussen de rand van de paardenbak en de bestemmingsgrens van de enkelbestemming 'agrarisch - cultuurgrond' ligt een (schouw)sloot. Het is onwaarschijnlijk dat de paardenbak uitgebreid wordt ter plaatse van deze sloot. De paardenbak ligt met de korte zijde op 3 m uit de bestemmingsgrens agrarisch-cultuurgrond.
Het schoolgebouw zoals opgenomen in hiervoor genoemd onderzoek is op basis van dit onderzoek buiten de stof- geluid- en gevaarcontour gelegen. Het schoolgebouw zoals opgenomen in hiervoor genoemd onderzoek ligt echter voor circa 7 m in de geurcontour. Het bouwvlak van de school wordt daarom op 30 m afstand vanaf de rand van de paardenbak gesitueerd. Deze afstand wordt vanuit een goed woon- en leefmilieu acceptabel geacht.
Conclusie
Het initiatief is uitvoerbaar wat betreft het aspect milieuzonering.
Toetsingskader
Het Besluit Bodemkwaliteit streeft naar duurzaam bodembeheer waarbij een balans gezocht wordt tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu enerzijds en het gebruiken van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen anderzijds. Het Besluit bevat regels voor kwaliteitsborging (Kwalibo), bouwstoffen, grond en baggerspecie. Bij het mogelijk maken van ruimtelijke initiatieven moet de vraag worden gesteld of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet (bijvoorbeeld graafwerkzaamheden). Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.
Onderzoek
Scholen zijn gebouwen waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen (langer dan twee uur per dag) verblijven. De milieuhygiënische bodemkwaliteit moet dan ook geschikt zijn voor de gewenste functie. Voor de locatie is dan ook op 15 maart 2022 een verkennend bodemonderzoek verricht. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 3 Bodemonderzoek en hieronder is een samenvatting van de uitkomst van het onderzoek opgenomen.
Zintuiglijke waarnemingen
Op basis van zintuiglijke waarnemingen zijn in het opgeboorde bodemmateriaal geen afwijkingen waargenomen.
Grond
De bovengrondmengmonsters bevatten geen van de onderzochte stoffen verhoogd t.o.v. de achtergrondwaarde en/of detectiewaarde. Ondergrondmengmonster bevat een verhoogd gehalte polychloorbifenylen (PCB) t.o.v. de achtergrondwaarde. Het verhoogd gemeten gehalte PCB’s in het mengmonster van de ondergrond overschrijdt de tussenwaarde en de bodemindex-waarde (>0.5) niet en geeft daardoor geen aanleiding tot het instellen van aanvullend onderzoek.
Grondwater
Het grondwater bevat een verhoogd gehalte koper (zware metalen) t.o.v. de streefwaarde. Het verhoogd gemeten gehalte koper (zware metalen) in het grondwater overschrijdt de tussenwaarde en de bodemindex-waarde (>0.5) niet en geeft daardoor geen aanleiding tot het instellen van aanvullend onderzoek.
Toetsing hypothese
Op basis van de vooraf gestelde hypothese is de onderzoekslocatie in eerste aanleg als milieuhygiënisch onverdacht aangemerkt.
Op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de locatie niet vrij is van bodemverontreiniging. De plaatselijk verhoogd gemeten chemische verontreinigingen overschrijden de tussenwaarde en/of de bodemindex >0.5 niet en geven daardoor geen aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek. De vooraf gehanteerde hypothese is gezien de doelstelling van het onderzoek alsmede de bekende onderzoeksresultaten voldoende om conclusies te verbinden betreffende de kwaliteit van de bodem t.p.v. de onderzoekslocatie.
Aanbevelingen
Indien de grond ontgraven gaat worden, bijvoorbeeld ten behoeve van bouwwerkzaamheden, is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing. Middels het Besluit is het mogelijk om door het lokaal bevoegd gezag lokale maximale bodemgebruikswaarden vast te stellen, of om deze bodemgebruikswaarden te conformeren aan de maximale waarden uit het (landelijke) generieke model. Indien grond van het eigen terrein moet worden afgevoerd zal deze verwerkt dienen te worden conform de eisen van het Besluit Bodemkwaliteit. De mogelijkheden hiertoe kunnen worden vastgesteld na overleg met de betrokken overheidsinstanties.
Conclusie
Het initiatief is uitvoerbaar wat betreft het aspect bodem.
Toetsingskader
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Vooruitlopend hierop zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast moet ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied bevatten. Dit is uitgewerkt in paragraaf 4.5. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, moet op grond van het voorgaande dan ook worden aangegeven op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden rekening wordt gehouden.
In 2012 heeft de gemeente Aa en Hunze een archeologische beleidsadvieskaart vastgesteld. Deze kaart is leidend voor de omgang met archeologie in ruimtelijke plannen.
Onderzoek
Voor een gedeelte van het perceel geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van hoge en middelhoge archeologische waarden (zogenaamde IKAW-terreinen).
Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, tenzij het bouwwerken betreft met een oppervlakte kleiner dan 500 m², waarbij de bodem niet dieper dan 30 cm beneden het maaiveld wordt geroerd.
Deze bestemming is echter achterhaald door de nieuwere archeologische beleidsadvieskaart uit 2012. Op basis van de kaart zijn twee zones van toepassing. Waarde - Archeologie 5 met een vrijstellingsgrens van 500 m2 (30 cm diep) en Waarde - Archeologie 6 met een vrijstellingsgrens van 1.000 m2 (30 cm diep).
De school zal voor een klein deel in de dubbelbestemmingen gelegen zijn. In overleg met de archeoloog wordt bezien of archeologisch onderzoek nodig is met inachtneming van de vrijstellingsgrens. Indien de bebouwing het vrijstellingsoppervlakte overschrijdt, dan wordt in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning voor het bouwen een archeologisch onderzoek verricht. De dubbelbestemmingen worden in het voorliggende bestemmingsplan overgenomen.
Figuur 4.2: Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart 2012 (bron: gemeente Aa en Hunze)
Conclusie
Vanuit het aspect archeologie is het planvoornemen uitvoerbaar, met dien verstande dat een archeologisch onderzoek in het kader van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt uitgevoerd wanneer de vrijstellingsgrens wordt overschreden. De dubbelbestemming wordt in het voorliggende bestemmingsplan overgenomen.
Toetsingskader
Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden mee gewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. De overige cultuurhistorische waarden moeten, naast de archeologische waarden, worden betrokken in het onderzoek.
Op 28 april 2016 is door de gemeente Aa en Hunze de Cultuurhistorische Waardenkaart vastgesteld. Hieronder zijn twee uitsneden van de kaart opgenomen.
Figuur 4.3: Uitsnede kaart 'historische bouwkunst en stedenbouw' (lichtpaars is lintbebouwing) (bron: gemeente Aa en Hunze)
Figuur 4.4: Uitsnede kaart 'cultuurlandschappen' (oranje is historische kern met huispercelen, type weggehucht of wegdorp, paars is veenkolonie, Drents-Gronings type, groen is waardevolle boom) (bron: gemeente Aa en Hunze)
Conclusie
Uit bovenstaande kaartmateriaal blijkt dat het plangebied geen specifieke cultuurhistorische waarden heeft.
De waarneming ter plekke ondersteunt deze conclusie. De openheid van het veenkoloniale landschap wordt niet door de bouw van de school aangetast. Het bestaande sportveld waar de school opgebouwd wordt is omzoomd met een brede windsingel. Deze windsingel vormt te samen met de bosinplant van de ruilverkaveling en de windsingels rondom de ijsbaan een dichte groene dorpsrand. Ook het bestaande dorpslint wordt niet aangeatst door de bouw van de nieuwe school; de nieuwe school staat op ruime afstand van het lint. De functiemenging, één van de eigenschappen van het lint, wordt wel minder als de school uit de Dorpsstraat weggaat.
Wet natuurbescherming
Onderdeel van de Wet natuurbescherming (Wnb) is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreffen:
Soortbescherming
Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (artikel 3.11 Wnb). Voor de soorten op deze lijst geldt een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.
Gebiedsbescherming
Ook de bescherming van specifieke natuurgebieden is in de Wnb geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.
Provinciaal natuurbeleid
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Nationale Omgevingsvisie. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN.
Om de uitvoerbaarheid van dit plan te toetsen voor het aspect ecologie, is een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd (een zogenaamde quick scan). Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wnb of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Het rapport van de inventarisatie is als Bijlage 4 bij deze toelichting gevoegd. Hieronder worden de resultaten kort benoemd.
CONCLUSIE
Voor dit plan is op 16 juni 2021 een veldbezoek uitgevoerd en daarnaast zijn verspreidingsgegevens van beschermde soorten in en om het plangebied uit de NDFF geraadpleegd. Het veldbezoek en de verspreidingsgegevens geven nog onvoldoende beeld van de natuurwaarden in het gebied om de toetsing aan de Wnb op te baseren. Uit de toetsing komt naar voren dat als gevolg van de plannen mogelijk verblijfplaatsen van grote bosmuis verloren gaan. Nader onderzoek is nodig om de aan- of afwezigheid grote bosmuis vast te stellen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt bepaald of een ontheffing voor de Wnb nodig is. Dit onderzoek zal bij voorkeur in het najaar plaatsvinden.
Uit de toetsing komt naar voren dat het plan niet zal leiden tot negatieve effecten op overige beschermde soorten, mits rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels en verlichting van de bomen vermeden wordt. Negatieve effecten ten aanzien van in het kader van de Wnb beschermde Natura 2000-gebieden kunnen niet op voorhand uitgesloten worden. Een AERIUS-berekening moet uitwijzen of de stikstofdepositie in de gebruiksfase al dan niet boven de 0.00 mol N/ha/jaar uitkomt. Op basis hiervan kan bepaald worden of vervolgstappen nodig zijn. Het plan is niet in strijd met het provinciaal
ruimtelijk natuurbeleid.
Bomenkap Zandvoorterweg
Ten behoeve van de verbetering van de bestaande parkeerplaats en kiss&ride zone zal een deel van het bosje aan de Zandvoorterweg wellicht moeten verdwijnen. Er wordt zo min mogelijk gekapt. Het plangebied ligt buiten de 'bebouwde kom Wet natuurbescherming houtopstanden' van de provincie Drenthe, waardoor de bomen onder de beschermde houtopstanden vallen. Bij een oppervlakte van meer dan 1.000 m2 aan bomen die gekapt worden is het nodig om een kapmelding te doen bij de provincie Drenthe.
Dit zal in het kader van de omgevingsvergunning ten behoeve van de bomenkap nader opgepakt worden.
Zoals hierboven weergegeven is onderzoek ( Bijlage 5) verricht naar de depositie van stikstof ten gevolge van het gebruik van de school. Uit de berekening met AERIUS blijkt dat er geen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden zijn met een overschrijding van een planbijdrage van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar.
Er treedt door de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Het aspect stikstof staat nadere besluitvorming niet in de weg.
Uit de toetsing komt naar voren dat als gevolg van de plannen mogelijk verblijfplaatsen van grote bosmuis verloren gaan. Nader onderzoek is nodig om de aan- of afwezigheid grote bosmuis vast te stellen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt bepaald of een ontheffing voor de Wnb nodig is. Het plan zal niet leiden tot negatieve effecten op overige beschermde soorten, mits rekening wordt gehouden met het broedseizoen van vogels en verlichting van de bomenrij vermeden wordt. Het plan is niet in strijd met het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid, mede omdat er geen negatieve effecten in het kader van de Wet natuurbescherming op Natura 2000-gebieden optreden.
Wettelijk kader (Wet geluidhinder, wegverkeerslawaai)
Regels ten aanzien van geluidhinder zijn vastgelegd in de Wet geluidhinder (Wgh). Het doel van de Wgh is tweeledig. Enerzijds de bescherming van het milieu en anderzijds de bescherming van de volksgezondheid. Bepalend is steeds de situering van geluidsbronnen ten opzichte van geluidsgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De Wgh gaat uit van zones langs wegen, spoorwegen en industrieterreinen. Binnen dergelijke zones zijn nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen alleen toegestaan indien de geluidsbelasting op de buitengevel onder of hoogstens gelijk is aan de voorkeursgrenswaarde.
Onderzoek (wegverkeerslawaai)
De Wgh is alleen van toepassing binnen de van rechtswege aanwezige zone van een weg. Volgens de Wet geluidhinder heeft elke weg een zone. Conform artikel 74 lid 2 Wgh zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km per uur geldt hiervan uitgezonderd, evenals wegen die deel uitmaken van een woonerf.
Er wordt in onderhavig geval geluidgevoelige bebouwing opgericht, namelijk een school. Dit maakt toetsing aan de bepalingen van de Wgh noodzakelijk. Echter, het plangebied ligt niet in de geluidzone van zoneplichtige wegen: binnen 200 m van wegen, geen 30 km/uur. Gelet op de aard van de weg en de geringe verkeersintensiteit mag worden gesteld dat de geluidsbelasting op de gevels van de te realiseren school ruim onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB blijft en dat een akoestisch onderzoek niet nodig is.
Onderzoek (industrielawaai)
De school met bijbehorende activiteiten (de 'inrichting') kan geluidhinder richting geluidgevoelige bebouwing (waaronder woningen) opleveren. Derhalve is onderzoek verrricht naar de geluidhinder afkomstig van de school richting omliggende woningen. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 7. Het betreft onderzoek naar onder meer het spelen van kinderen op het school- en speelplein, het halen en brengen van de kinderen door de ouders met de auto, de voertuigbewegingen van de docenten en medewerkers, et cetera. De geluidsniveaus zijn vastgesteld conform de procedures van de “Handleiding meten en rekenen industrielawaai” d.d. 1999, in het vervolg van dit rapport de Handleiding genoemd. De daarin genoemde methoden en procedures mogen als ‘standaard’ worden gezien.
Ten tijde van het verrichten van het akoestisch onderzoek was nog geen variant gekozen voor de exacte schoollocatie. Alle varianten zijn derhalve onderzocht. Op basis van de aangehouden representatieve situatie zijn voor de nieuwbouw van Basisschool De Kameleon en het GroeiHuis de geluidscontouren berekend voor de keuzevarianten 1 tot en met 6. Hierbij is bij elke variant fase 1 (alleen nieuwbouw basisschool) en fase 2 (inclusief nieuwbouw GroeiHuis) berekend. Uit de berekende geluidscontouren blijkt dat tijdens de aangehouden representatieve situatie bij alle varianten en fasen kan worden voldaan aan de richtwaarde van 45 dB(A) uit de VNG-publicatie voor een rustige woonwijk. Hiermee kan tevens worden voldaan aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit.
Ook ten aanzien van de maximale geluidsniveaus zal bij de omliggende woningen kunnen worden voldaan aan de richt- en grenswaarden uit zowel de VNG-publicatie als het Activiteitenbesluit.
Conclusie
Het initiatief is uitvoerbaar wat betreft het aspect geluid (wegverkeerslawaai en industrielawaai) .
Toetsingskader
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. De wet- en regelgeving rond het thema externe veiligheid zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen worden onderscheiden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (via wegen, spoorwegen, waterwegen) en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit).
Om voldoende ruimte te scheppen tussen de risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten), moeten vaak veiligheidsafstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Onderzoek
Volgens de risicokaart (risicokaart.nl) ligt het plangebied niet in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen, spoor-, water- en wegtransportroutes voor gevaarlijke stoffen of buisleidingen.
Ten noordoosten van het plangebied ligt op circa 110 meter groente/fruittteeltbedrijf H.J. Hoiting, Op dit bedrijf is een bovengrondse propaantank aanwezig.
Op circa 280 meter loopt een leiding van Gasunie. Op circa 930 meter loopt een aardgasleiding: NEN 3650-leiding.
Alle risicovolle functies, transportroutes en leidingen zijn op voldoende afstand gelegen. In onderstaande afbeelding is een uitsnede van de risicokaart opgenomen. Het plangebied is globaal blauw omkaderd.
Figuur 4.5: Uitsnede risicokaart, het projectgebied bevindt zich globaal in het blauwe kader (bron: risicokaart.nl)
Conclusie
Het initiatief is uitvoerbaar wat betreft het aspect externe veiligheid.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet bij ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder verbouw- en nieuwbouwplannen, wordt getoetst welke consequenties deze plannen hebben voor de waterhuishouding en hoe in de plannen wordt omgegaan met aspecten van water.
Waterschappen hebben op grond van de Waterwet een belangrijke taak met betrekking tot het waterbeheer. In een waterbeheerplan geven zij functies aan het water waarbij afstemming wordt gezocht met het ruimtelijk beleid. Als leidende principes voor een duurzaam waterbeheer geldt een tweetal ‘tritsen’:
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van waterschap Hunze en Aa's.
Onderzoek
Via de Digitale Watertoets is het waterschap Hunze en Aa's van onderhavig initiatief op de hoogte gebracht. Op 17 juni 2021 is de Digitale Watertoets doorlopen. De aanmelding heeft ertoe geleid dat de normale procedure wordt doorlopen. Dit houdt in dat het waterschap een uitgangspuntennotitie levert. Deze uitgangspuntennotitie moet gebruikt worden bij het opstellen van de waterparagraaf. De uitgangspuntennotitie is opgenomen in Bijlage 9 en komt hieronder aan de orde.
Specifieke en aanvullende uitgangspunten plangebied
Het plangebied ligt in een peilgebied met een zomerpeil van NAP +0,30 m en een winterpeil van NAP -0,05 m. Aan de noordwestgrens van het plangebied ligt een schouwsloot (met daarnaast een ijsbaan) die in westelijke richting afwatert op een hoofdwatergang van het waterschap (figuur 4.3).
Figuur 4.6: Oppervlaktewatersysteem (bron: Hunze en Aa's)
Door het plan neemt het verharde oppervlak vanuit theoretisch oogpunt toe met maximaal 3.788 m², waarmee de compensatiedrempel voor het bebouwde gebied (150 m² toename) wordt overschreden. Dit houdt in dat het vereist is om compenserende waterberging aan te leggen, om te voorkomen dat het plan resulteert in wateroverlast. Om te waarborgen het watersysteem (de schouwsloot) niet wordt overbelast is een bergingsopgave berekend van circa 303 m³ aldus het waterschap.
Echter, een groot gedeelte rond de school blijft groen of wordt ingezaaid met gras. Voor die delen die groen of plantsoen blijven gaat de gemeente op voorhand geen waterbergingscapaciteit realiseren. De school (gebouw met dakvlakken) en het schoolplein met het toegangspad hebben gezamenlijk een oppervlak van maximaal 1.870 m2. Daarmee is de werkelijke bergingsopgave 150 m3 aldus de gemeente.
Figuur 4.7: Hoogtekaart (m) (bron: Hunze en Aa's)
Compenserende waterberging
Door de toename van verhard oppervlak dient er compensatie van 150 m3 in het watersysteem te worden gerealiseerd aldus de gemeente. De nu aanwezige naastgelegen schouwsloot aan de noordwestzijde van het sportveld wat deels bebouwd gaat worden (perceel B2592) is eigendom van de gemeente Aa en Hunze. Deze sloot loopt langs de ijsbaan (eigendom ijsbaanvereniging Eexterveen) en mondt via een stelsel van sloten uit op de nabijgelegen Hunze. De sloot heeft een diepte van ±2 meter en meet aan het maaiveld een breedte van ±3 meter. Op 23 juni 2022 stond de sloot volledig droog en afgaande op de rommel in de sloot en de vegetatie is dat al langere tijd het geval. Deze sloot vindt zijn oorsprong achter het bewegingshuis vlak bij de nieuwbouwlocatie. Op de sloot zijn verder geen aansluitingen van huizen of gebouwen aanwezig. Afgaande op het huidige profiel van de sloot heeft deze ruim voldoende capaciteit om het hemelwater van het schoolgebouw en het schoolplein op te vangen. In de huidige sloot is minimaal 3 m3/m1 aan bergingscapaciteit aanwezig. Het huidige profiel hoeft dan niet te worden aangepast. In de praktijk zal het water direct worden afgevoerd naar de Hunze. Langs het gemeentelijk terrein heeft deze sloot een lengte van 115 m. Bergingscapaciteit van de sloot langs het gemeentelijk eigen terrein bedraagt theoretisch 345 m3. Het doorstroomprofiel van de sloot is redelijk tot goed. Schoonhouden hiervan blijft een pré.
Op de schuine dakvlakken en de overdekte lesluifels van de school zal een sedum dakbedekking worden toegepast. Dit betreft een oppervlak van ± 450 m2. Hierdoor is er ook nog sprake van een extra compenserende maatregel die nu nog niet is doorberekend. Hemelwater zal eerst worden vastgehouden en daarna vertraagd worden afgegeven aan het schoonwater rioleringssysteem.
Kortom; de toename van 1.870 m2 aan verhard oppervlak wordt afgevoerd op de nu aanwezige schouwsloot langs het terrein die daarvoor voldoende inhoud en afvoercapaciteit heeft.
Waterkwantiteit
Schouwsloten
Binnen en direct naast het plangebied liggen schouwsloten. Schouwsloten zijn sloten die niet in eigendom zijn van het waterschap, maar een belangrijke lokale functie vervullen voor de afwatering van een groter gebied, meerdere eigenaren en/of belangen van derden. Vanwege deze afwateringsfunctie is het van belang dat een schouwsloot goed onderhoud heeft. De eigenaren van schouwsloten zijn verplicht het benodigde doorstroomprofiel jaarlijks schoon te houden en het waterschap ziet hierop toe via de schouw. Het profiel van een schouwsloot mag niet zonder toestemming van het waterschap gewijzigd worden (Keur Waterschap Hunze en Aa’s). De gemeente ziet het belang van het schoonhouden van sloten in, zie hiervoor ook de bovenstaande opmerkingen omtrent de berging.
Wijzigingen in het oppervlaktewatersysteem
Voor het plan zijn wijzigingen in het oppervlaktewatersysteem nodig. In de meeste gevallen moeten wijzigingen worden gemeld of moet een watervergunning worden aangevraagd, om ongewenste gevolgen voor het watersysteem te voorkomen en/of te beperken. Het bergend vermogen in het watersysteem mag niet afnemen (bijvoorbeeld door een (gedeeltelijke) demping) op locaties waar dit tot wateroverlast kan leiden en de doorstroomprofiel van het watersysteem mag niet worden gehinderd. In de Keur van het waterschap en in de Algemene Regels staan aangegeven onder welke voorwaarden fysieke aanpassingen aan het watersysteem plaats mogen vinden. Hierover neemt de gemeente contact op met het waterschap (melding of vergunning).
Scheiden schoon hemelwater en vuilwater
In het plangebied zal hemelwater en vuilwater gescheiden worden. Rechtstreekse afkoppeling van hemelwater (via een hemelwaterriool) naar het oppervlaktewater (vijvers en sloten) kan wateroverlast veroorzaken, als het ontvangende oppervlaktewater niet hiervoor de capaciteit heeft en/of aanwezige kunstwerken (o.a. duikers, stuwen en inlaatwerken) het aangeboden water niet kan verwerken aldus het waterschap. Vooralsnog wordt ervan uitgegaan dat de afvoercapaciteit via de sloot en daarna Hunze afdoende is.
Grondwaterstand en ontwateringsdiepte
Om grondwateroverlast te voorkomen is een minimale ontwateringsdiepte (de afstand tussen het maaiveld en de grondwaterstand) nodig. In het plangebied is de Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) (plaatselijk) relatief hoog, waardoor de kans op overlast toeneemt. De voor het plan noodzakelijke ontwateringsnorm wordt mogelijk niet in het hele plangebied gehaald. Voor primaire wegen is de ontwateringsnorm 1,0 m-mv, voor woningen met kruipruimtes, industrieterreinen en secundaire wegen is dit 0,7 m-mv, voor tuinen en plantsoenen is dit 0,5 m-mv, en voor woningen zonder kruipruimte is de norm 0,3 m-mv. Mocht de beoogde functie van het ingediende plan overlast kunnen ondervinden door onvoldoende ontwateringsdiepte, is het te adviseren om hier rekening mee te houden in het ontwerp en bij de inrichting aldus het waterschap. In het kader van het bouwplan zal hier nader naar gekeken worden.
Waterkwaliteit
Om de waterkwaliteit te waarborgen heeft het waterschap de zorg voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water, waarin systeem-specifieke dieren en planten voorkomen.
Vervuiling van het oppervlaktewater moet in ieder geval zoveel mogelijk voorkomen worden. Om deze reden vraagt het waterschap op de toepassing van uitlogende materialen zoveel mogelijk te beperken en om vervuiling door bedrijfsmatige activiteiten te voorkomen. Afstromend hemelwater dat vervuild is geraakt moet zo veel mogelijk gescheiden worden afgevoerd, of moet worden gezuiverd. Dit volgt de trits ; ''schoonhouden, scheiden, zuiveren''. In het bouwplan is met het bovenstaande rekening gehouden; onder meer door het werken met een sedum dak.
Aanvullende waterschapsbelangen: veenoxidatie
In het beheergebied van het waterschap worden aandachtsgebieden voor veenoxidatie onderscheiden, waar direct onder de bouwvoor of tot in het maaiveld nog dikkere veenlagen aanwezig zijn. Veen en moerige gronden, in contact met zuurstof, oxideren en daarmee tot bodemdaling leiden. Het plangebied ligt niet in een aandachtsgebied voor veenoxidatie maar er komt op basis van de bodemkaart wel veen in de bodem voor Afhankelijk van de dikte kan in lengte van jaren nog bodemdaling door veenoxidatie kan optreden. Het waterschap hanteert een stand-still beginsel bij aandachtsgebieden met veenoxidatie. Dit houdt in dat niet zondermeer waterpeilen worden verlaagd om aan de droogleggingsnorm te blijven voldoen. Bij het verlagen van waterpeilen zal nog aanwezig veen wederom in aanraking komen met zuurstof en opnieuw tot oxidatie en hernieuwde bodemdaling leiden. Het waterschap streeft duurzame maatregelen na, die deze vicieuze cirkel kan doorbreken en in de toekomst niet zal leiden tot extra maatregelen in het watersysteem.
Conclusie
Met inachtneming van bovenstaande is het aspect water uitvoerbaar. Met het waterschap wordt waar nodig over de exacte invulling van de compensatie, benodigde ontwateringsdiepte en veenoxydatie nader overleg gepleegd.
Toetsingskader
In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is wettelijk geregeld voor welke projecten en besluiten een vorm van m.e.r.-verplichting geldt. Hierbij is onderscheid gemaakt in drie situaties. Ten eerste zijn activiteiten benoemd waarvoor het maken van een milieueffectrapportage verplicht is en waarvoor altijd een m.e.r.-procedure moet worden doorlopen (m.e.r.-plicht). In bijlage C van het Besluit m.e.r. is aangegeven voor welk type activiteiten een m.e.r.-plicht geldt.
Ten tweede zijn activiteiten benoemd waarvoor het bevoegd gezag nader moet beoordelen of een m.e.r.-procedure wel of niet nodig is (m.e.r.-beoordelingsplicht). In bijlage D van het Besluit m.e.r. is aangegeven voor welk type activiteiten een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen. Hierbij zijn per type activiteiten drempelwaarden opgenomen.
Ten derde moet voor ontwikkelingen die onder de drempelwaarden blijven zoals genoemd in bijlage D van het Besluit m.e.r, wel beoordeeld worden of de geplande activiteiten geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu hebben (vormvrije m.e.r.-beoordeling). Voor deze motivering/toets wordt een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling geschreven. Uit de aanmeldnotitie kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, in het andere geval moet een m.e.r.-beoordeling worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure worden gevolgd. Op basis van de aanmeldnotitie neemt het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbesluit.
Voor activiteiten die niet zijn opgenomen in de bijlagen C en D van het Besluit m.e.r geldt geen vorm van een m.e.r. verplichting.
Onderzoek
In onderdeel D 11.2 van de bijlage van het Besluit m.e.r zijn de drempelwaarden voor een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. De drempelwaarden bij D 11.2 luiden als volgt:
Omdat het onderhavig plan geen ontwikkelingen mogelijk maakt die boven de drempelwaarden liggen en uit de onderzoeken blijkt dat geen sprake is van onevenredige belemmeringen of hinder op basis van voorgestane ontwikkelingen, is voldoende aangetoond dat er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn.
Conclusie
Op basis van het bovenstaande onderzoek en analyse is een vormvrije m.e.r.-beoordeling niet nodig.
De Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: Ladder) is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik, met een motiveringsvereiste voor het bevoegd gezag als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt. Bij besluit van 28 augustus 2012 is de Ladder toegevoegd aan artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en vervolgens op 1 oktober 2012 in werking getreden. Op 1 juli 2017 is het Bro gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. De Ladder staat als instrument niet op zichzelf, maar geeft mede vorm aan de systeemverantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor een goede ruimtelijke ordening. Deze verantwoordelijkheid brengt met zich mee, dat de minister ervoor zorgt dat decentrale overheden over de juiste instrumenten kunnen beschikken voor een zorgvuldige benutting van de ruimte. Hieronder wordt begrepen het voorkomen van overprogrammering, het faciliteren van groei, het anticiperen op stagnatie en het leefbaar houden van krimpregio's.
De Ladder is onder andere van toepassing op bouwplannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang:
Ad. 1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
De Laddertoets geldt alleen voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen. De eerste afweging in de toetsing aan de Ladder is het beantwoorden van de vraag of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De bestaande school heeft volgens het IHP een omvang van circa 460 m2. In de nieuwe situatie wordt de school maximaal 600 m2 groot, dit op basis van het meest recente bouwplan (februari 2022). De overkappingen ('buitenlokalen') van de school zijn circa 300 m2. Dit betekent een oppervlaktetoename 140 tot maximaal 440 m2.
Het initiatief ligt met een oppervlakte toename van 140 m2 tot maximaal 440 m2 onder de grens van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is. Dit betekent dat de 'laddertoets' niet van toepassing is op het planvoornemen. Wanneer geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, zijn de overige vragen van de Ladder niet meer van toepassing.
Conclusie
Het initiatief ligt onder de grens van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is. Ondanks dat geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling, moet de behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling wel worden aangetoond in het kader van de goede ruimtelijke ordening. In paragraaf 3.3 wordt hier op ingegaan.
Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de vorige hoofdstukken, hebben in de regels van dit bestemmingsplan hun juridische vertaling gekregen in de vorm van bestemmingen. Deze paragraaf bespreekt de juridische vormgeving van het bestemmingsplan. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een ruimtelijk plan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt. Het bestemmingsplan bestaat uit:
Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro is het verplicht om een bestemmingsplan te vergezellen van een toelichting. Deze toelichting geeft aan welke gedachte aan het plan ten grondslag ligt en wat de uitkomsten van verrichtte onderzoeken zijn. Hiermee voldoet het bestemmingsplan aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wro en het Bro. Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.
Het bestemmingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgelegd en ook in die vorm vastgesteld, tegelijk met een analoge versie van het bestemmingsplan. Als de digitale en analoge versie tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale versie leidend. Hieronder worden de aanwezige planregels puntsgewijs besproken.
In het navolgende wordt de algemeen gehanteerde opbouw van de regels toegelicht. Deze ziet er als volgt uit:
De tekst hieronder bespreekt deze hoofdstukken puntsgewijs.
Dit onderdeel bestaat uit de begrippen (Artikel 1) en de wijze van meten (Artikel 2). Deze artikelen geven aan wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan en hoe moet worden gemeten bij de toepassing van de bouwregels of sommige gebruiksregels van het plan. Dit is alleen het geval wanneer begrippen niet op voorhand voor een eenduidige uitleg, in overeenstemming met normaal spraakgebruik, vatbaar zijn. Alle begrippen zijn in alfabetische volgorde opgenomen, met uitzondering van de eerste begrippen 'plan' en 'bestemmingsplan'.
Hoofdstuk 2 van de regels bevat een aantal bestemmingen. Deze worden hieronder besproken.
Maatschappelijk
De voor 'Maatschappelijk' (Artikel 3) aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, zoals de basisschool. De gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd. De bouwhoogte bedraagt maximaal 7 meter en de goothoogte maximaal 4,5 meter.
Een schoolplein is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - schoolplein'. Als men op een andere locatie een schoolplein wil realiseren, moet middels akoestisch onderzoek worden aangetoond dat de beoogde locatie het woon- en leefklimaat niet belemmert.
Verkeer - Verblijf
De voor 'Verkeer - Verblijf' (Artikel 4) aangewezen gronden zijn onder andere bestemd voor wegen en parkeervoorzieningen. Het bouwen van gebouwen en overkappingen is niet toegestaan. Bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn onder voorwaarden toegestaan.
Waarde - Archeologie 5
De voor 'Waarde - Archeologie 5' (Artikel 5) aangewezen gronden betreffen verwachtingszones met hoge verwachting: beekdal, hoge verwachting algemeen, waardevolle essen. Deze gronden zijn bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden en de bescherming van waardevolle essen.
Voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 500 m2, waarbij de grond dieper dan 30 centimeter wordt geroerd, geldt een vergunning- en onderzoeksplicht.
Daarnaast geldt voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een vergunning- en onderzoeksplicht. Gedacht kan worden aan het dempen van watergangen.
Waarde - Archeologie 6
De voor 'Waarde - Archeologie 6' (Artikel 6) aangewezen gronden betreffen verwachtingszones met hoge verwachting op aanwezigheid celtic fields, en voor verwachtingszones met middelhoge verwachting: beekdal, middelhoge verwachting algemeen. Deze gronden zijn bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden.
Voor het bouwen van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 1.000 m2, waarbij de grond dieper dan 30 centimeter wordt geroerd, geldt een vergunning- en onderzoeksplicht.
Daarnaast geldt voor het uitvoeren van een aantal werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden een vergunning- en onderzoeksplicht. Gedacht kan worden aan het aanbrengen van ondergrondse leidingen.
In hoofdstuk 3 van de regels zijn de algemene regels opgenomen. Deze worden hieronder kort toegelicht.
Anti-dubbeltelregel
Het doel van de anti-dubbeltelregel (Artikel 7) is om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Kort gezegd, komt het erop neer, dat grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, niet een tweede maal mag meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander bouwperceel is gaan behoren.
Algemene bouwregels
In de algemene bouwregels (Artikel 8) is bepaald dat de bouwgrenzen in kleine mate mogen worden overschreden door ondergeschikte onderdelen.
Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels (Artikel 9) is aangegeven welke specifieke vormen van gebruik in elk geval strijdig zijn met de bestemmingen.
Algemene afwijkingsregels
In de algemene afwijkingsregels (Artikel 10) is een aantal bepalingen opgenomen die het mogelijk maken om het plan op ondergeschikte punten aan te passen. Omdat dit zich niet beperkt tot één bestemming, maar bij diverse bestemmingen gewenst of noodzakelijk kan blijken, zijn deze regels in beginsel op alle bestemmingen van toepassing.
Het verlenen van een omgevingsvergunning met afwijking mag geen automatisme zijn. Het verlenen van de vergunning wordt zorgvuldig afgewogen en gemotiveerd.
Overige regels
In de overige regels (Artikel 11) is de regeling voor parkeergelegenheid en los- en laadmogelijkheden opgenomen.
In dit hoofdstuk zijn het overgangsrecht en de slotregel opgenomen in Artikel 12 en Artikel 13.
Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening. Bebouwing die niet voldoet aan de bepalingen van dit bestemmingsplan is onder het overgangsrecht gebracht. Een geringe uitbreiding van de bebouwing met 10% wordt mogelijk gemaakt.
Het gebruik van gronden en bebouwing dat in strijd is met dit nieuwe bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
In de slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven onder welke titel het bestemmingsplan wordt vastgelegd.
Integraal huisvestingsplan (IHP)
Dit op basis van het vastgestelde Integraal Huisvestingsplan (IHP) onderwijs vastgesteld. In dit IHP is het voorstel opgenomen om ten aanzien van de toekomst van het schoolgebouw van basisschool De Kameleon in Eexterveen een afweging te maken tussen renovatie of vervangende nieuwbouw van het schoolgebouw. Daaraan is in het IHP toegevoegd om bij deze afweging de werkgroep uit Eexterveen te betrekken samen met het door deze werkgroep opgestelde Startdocument Huisvesting Openbare Basisschool (OBS) De Kameleon - Versterking "Kindercentrum Eexterveen".
Argumentatie
Bouwkundig gezien dient het huidige schoolgebouw flink te worden gerenoveerd om voor een periode van 25 jaar te kunnen voldoen aan de huidige bouwtechnische eisen. Daarbij staat bouwkundig vast dat de meest optimale situatie qua binnenklimaat en duurzaamheid, in tegenstelling tot nieuwbouw, naar alle waarschijnlijkheid bij renovatie niet haalbaar zal zijn. Daarnaast blijft bij renovatie de onderwijskundige functionaliteit van het huidige schoolgebouw beperkingen geven omdat deze uitgaande van de huidige bouwkundige structuur niet grootschalig een andere (meer gewenste) indeling kan krijgen. Daar komt nog bij dat de huidige positie van het schoolgebouw ten opzichte van haar directe omgeving als ongunstig wordt ervaren binnen Eexterveen, waaronder met name de drukte van autoverkeer van ouders van leerlingen in de Dorpsstraat alsmede het gebrek aan voldoende parkeerplaatsen. Qua kosten wordt bij renovatie, overeenkomstig het IHP, gerekend met 70% van de kosten voor vervangende nieuwbouw. Dit is nog exclusief de huur van dure tijdelijke huisvesting ten tijde van de renovatiewerkzaamheden. Tot slot moet hieraan nog worden toegevoegd dat uit het in het IHP genoemde ‘Afwegingskader renovatie’ van de PO-raad blijkt dat renovatie (14,6 punten) op basis van een landelijk gehanteerde score-systematiek lager scoort dan vervangende nieuwbouw (19,5 punten).
Raadsbesluit
Derhalve heeft de raad besloten om het huidige schoolgebouw niet te renoveren in te zetten op vervangende nieuwbouw op een andere dan de huidige locatie. In de begrotingsvergadering van november 2021 heeft de gemeenteraad ertoe besloten om de nodige kredieten ten behoeve van de nieuwbouw van de school vrij te geven.
Gedurende het participatietraject is in overleg met omwonenden, de inwoners en alle andere betrokkenen en stakeholders meermalen gesproken over de wenselijkheid, voor- en nadelen van de verschillende alternatieven voor de schoollocatie. Op basis hiervan heeft het college van B&W een weloverwogen besluit voor het uitwerken van de gewenste variant genomen, mede met in achtneming van de nodige onderzoeksresultaten zoals die beschreven zijn in het hoofdstuk 'Omgevingsaspecten'.
Gezien de onder 7.1 genoemd participatie vooraf heeft het voorontwerp-bestemmingsplan niet in het kader van inspraak voor een ieder ter inzage gelegen.
Wel is het bestemmingsplan in het kader van het wettelijke vooroverleg (artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening) aan de provincie, het waterschap en andere vooroverleginstanties aangeboden.
Op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan tevens toegezonden aan een aantal instanties (wettelijk vooroverleg).
In dit hoofdstuk zijn de overlegreacties samengevat weergegeven en voorzien van een beantwoording. De reactie heeft geleid tot een aanpassing van het plan (Bijlage 10 Notitie vooroverleg).
7.2.1. Overleg
In dit hoofdstuk zijn de ingekomen overlegreacties samengevat weergegeven en voorzien van een beantwoording. Op het voorontwerp bestemmingsplan is door de volgende overlegpartners gereageerd:
- Waterschap Hunze en Aa's;
- Provincie Drenthe.
Waterschap Hunze en Aa's:
Het waterschap geeft aan dat zij dit voorontwerp van het plan hebben ontvangen evenals een nieuwe aanvraag voor de watertoets in verband een concretere planinvulling. De ingekomen reactie van het waterschap is een reactie naar aanleiding van het vooroverleg en het nieuwe Watertoetsadvies voor de normale procedure.
Het waterschap geeft aan dat de belangrijkste wijziging ten aanzien van hun eerdere watertoets, is dat de toename van verhard oppervlak 3.788 m2 bedraagt in plaats van de eerder aangenomen 1.110 m2. Bij deze verhardingstoename hoort een watercompensatiehoeveelheid van ca. 303 m3. Het waterschap verzoekt dit in de plantoelichting te wijzigen. Ook kan het waterschap uit de tekst en de tekeningen nog niet afleiden hoe de waterbergingscompensatie ingevuld gaat worden. De wijze waarop dit wordt gedaan zou het Waterschap in het plan opgenomen willen zien.
Verder heeft het Waterschap op het voorontwerp van het bestemmingsplan " Eexterveen, nieuwbouw OBS De Kameleon op sportveld te Eexterveen" geen opmerkingen.
Gemeentelijke reactie:
De paragraaf 'Water' is hierop in de toelichting als volgt aangepast:
De algemene teksten in deze paragraaf die reeds opgenomen waren in de toelichting van het voorontwerp bestemmingsplan blijven van kracht. Waar inhoudelijk op het plan wordt ingegaan in combinatie met de daarbij horende begringscapaqciteit en op weke wijze hiern voorzien wordt wordt het volgende aangegeven:
De bestaande sloot aan de noordwestzijde van het plangebied zal worden gebruikt als waterberging/waterafvoer voor de afvoer van het hemelwater van de dakvlakken en het schoolplein van de nieuw te bouwen basisschool "de Kameleon" in Eexterveen. Een groot gedeelte rond de school blijft groen of wordt ingezaaid met gras. Voor die delen die groen of plantsoen blijven gaan we op voorhand geen waterbergingscapaciteit realiseren. De school (gebouw met dakvlakken) en het schoolplein met het toegangspad (dus de oppervlakte verharding) hebben gezamenlijk een oppervlak van maximaal 1.870 m2.
Bij deze verhardingstoename behoort dan een watercompensatiehoeveelheid van ± 150 m3. De nu aanwezige naastgelegen schouwsloot aan de noordwestzijde van het sportveld wat deels bebouwd gaat worden (perceel B2592) is eigendom van de gemeente Aa en Hunze. Deze sloot loopt langs de ijsbaan (eigendom ijsbaanvereniging Eexterveen) en mond via een stelsel van sloten uit op de nabijgelegen Hunze. De sloot heeft een diepte van ± 2 meter en meet aan het maaiveld een breedte van ± 3 meter. Deze sloot vindt zijn oorsprong achter het bewegingshuis vlak bij de nieuwbouwlocatie. Op de sloot zijn verder geen aansluitingen van huizen of gebouwen aanwezig. Afgaande op het huidige profiel van de sloot heeft deze ruim voldoende capaciteit om het hemelwater van het schoolgebouw en het schoolplein op te vangen. In de huidige sloot is minimaal 3 m3/m1 aan bergingscapaciteit aanwezig. Het huidige profiel hoeft dan niet te worden aangepast. In de praktijk zal het water direct worden afgevoerd naar de Hunze. Langs het gemeentelijk terrein heeft deze sloot een lengte van 115 m1. Bergingscapaciteit van de sloot langs het gemeentelijk terrein bedraagt theoretisch 345 m3. Het doorstroomprofiel van de sloot is redelijk tot goed. Schoonhouden hiervan blijft een pré.
Op de schuine dakvlakken en de overdekte lesluifels van de school zal een sedum dakbedekking worden toegepast. Dit betreft een oppervlak van ± 450 m2. Hierdoor is er ook nog sprake van een extra compenserende maatregel die nu nog niet is doorberekend. Hemelwater zal eerst worden vastgehouden en daarna vertraagd worden afgegeven aan het schoonwater rioleringssysteem. Samengevat kan worden gesteld dat de toename van 1.870 m2 aan verhard oppervlak te lozen op de nu aanwezige schouwsloot langs het terrein voldoende inhoud en afvoercapaciteit heeft.
Met deze wijziging heeft het Waterschap reeds gereageerd en kan men daarmee instemmen.
7.2.2. Overlegreactie Provincie Drenthe
Gedeputeerde Staten van Drenthe hebben aangeven dat het voorontwerp bestemmingsplan " Eexterveen, nieuwbouw OBS De Kameleon op sportveld te Eexterveen" hun geen aanleiding geeft tot het maken van op- of aanmerkingen.
Gemeentelijke reactie:
Deze reactie is verwerkt in de toelichting.
Het ontwerp-bestemmingsplan wordt voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode heeft iedereen de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Eventuele zienswijzen worden te zijner tijd in het bestemmingsplan verwerkt.