direct naar inhoud van 3.2 Omgevingsaspecten
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.1680.buibv-VB01

3.2 Omgevingsaspecten

Het uitgangspunt is dat - ook in de toekomst - een goede omgevingssituatie voor de aanwezige functies in en rond het verordeningsgebied behouden blijft. In de volgende paragrafen worden de omgevingsaspecten behandeld.

3.2.1 Milieuzonering

Voor de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem “Bedrijven en milieuzonering” ontwikkeld. Het systeem heeft de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieucategorie op van 1 t/m 6. Per categorie zijn richtlijnafstanden tot een “rustige woonwijk / rustig buitengebied” of een “gemengd gebied” aangegeven.

De bestaande rechten van agrarische en overige vormen van bedrijvigheid worden in de beheersverordening overgenomen. Dit houdt in dat globaal dezelfde functies toegestaan zijn, als ook al mogelijk zijn op grond van de (voorheen) geldende bestemmingsplannen. Door de vaststelling van deze verordening wordt daarom geen nieuwe of grotere hinder op de omgeving verwacht.

3.2.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie. Van spoorweg is in dit verordeningsgebied geen sprake. In en in de omgeving van het verordeningsgebied zijn geen spoorwegen aanwezig die invloed hebben op de gebieden.

In het buitengebied zijn reguliere woningen, recreatiewoningen en bedrijfswoningen aanwezig. De recreatiewoningen zijn volgens de Wet geluidhinder niet geluidgevoelig, de reguliere en bedrijfswoningen vallen wel onder de geluidgevoelige objecten van de Wet geluidhinder. Deze woningen kunnen hinder ondervinden van wegverkeers- en industrielawaai.

Wegverkeerslawaai

Voor wegverkeerslawaai is in de Wgh bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waarbij aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Wegen waar deze zone in principe niet geldt, zijn onder andere wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Op het grootste deel van de wegen in en in de directe omgeving van het verordeningsgebied geldt een maximumsnelheid van 60 of 80 km/uur. Op de N33 en de N34 geldt een maximumsnelheid van 100 km/uur. Deze wegen hebben een wettelijke geluidzone. De beheersverordening maakt de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige objecten niet mogelijk. Bestaande geluidsgevoelige objecten zijn op hun huidige plaats vastgelegd, waardoor ze ook niet dichter naar een zoneringsplichtige weg gebouwd kunnen worden. Dit aspect geeft geen uitgangspunten en belemmeringen voor deze verordening.

Industrielawaai

Rondom de Avebe in Gasselternijveen geldt een geluidzone. Conform de Wet geluidhinder moet hiervoor een bestemmingsplan worden vastgesteld. Omdat het hier een beheersverordening betreft, is de geluidzone buiten het verordeningsgebied gelaten. Tot de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan voor het Buitengebied blijft voor de gronden die vallen binnen de geluidzone het bestemmingsplan Buitengebied van de voormalige gemeente Gasselte gelden.

Voor het aspect geluid gelden er geen belemmeringen voor de vaststelling van de beheersverordening.

3.2.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's. Deze risico's kunnen ontstaan door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen (ondergronds en bovengronds).

Door het plangebied lopen twee routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, namelijke de N33 en de N34. Langs de transportroutes zijn geen kwetsbare objecten (woningen) binnen de PR contouren aanwezig. Het GR is zeer laag, danwel niet aanwezig. De transportroutes vormen dan ook geen belemmering voor de risicogevoelige functies in het verordeningsgebied.

Naast de routes voor gevaarlijke stoffen lopen er door het verordeningsgebied ook diverse gasleidingen. Een aantal van deze gasleidingen is al in de (voorheen) geldende bestemmingsplannen opgenomen. Echter, een aantal van de gasleidingen is niet voorzien van een regeling. Voor deze leidingen wordt daarom in de verordening een beschermende regeling opgenomen.

Tot slot liggen er enkele tankstations in het verordeningsgebied. Bij deze tankstations wordt LPG verkocht. Voor al deze LPG-tankstations is geconstateerd dat de verordening conserverend van aard is en de oprichting van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten binnen de PR 10-6-contouren van de LPG-stations niet toelaat. De LPG-tankstations in en nabij het verordeningsgebied vormen dan ook geen belemmering voor de in de nabijheid daarvan aanwezige risicogevoelige functies.

Tot slot komen er nog enkele gevaarzettende inrichtingen voor. Het gaat hier onder meer om diverse campings waar sprake is van opslag van bijvoorbeeld propaan. Voor de gevallen waar de PR-contour buiten de inrichting ligt, is een aanvullende regeling opgenomen.

3.2.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit is een deel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder meer geen belemmering voor een ruimtelijke ontwikkeling wanneer sprake is van (1) een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of (2) wanneer een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.

De luchtkwaliteit levert in de huidige situatie van het verordeningsgebied geen negatieve effecten op. Deze beheersverordening laat geen nieuwe ontwikkelingen toe die de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechteren. Luchtkwaliteit geeft geen uitgangspunten voor deze verordening.

3.2.5 Bodem

Voor het aspect bodem is onder meer de Wet bodembeheer van toepassing. Vooral bij nieuwe (woningbouw)ontwikkelingen moet aangetoond worden dat woningen op een bodem van voldoende kwaliteit worden gebouwd.

Door het langdurige gebruik van het verordeningsgebied als landbouw- en natuurgebied is enige verontreiniging van de bodem uit te sluiten. Nieuwe gevoelige functies (waaronder (bedrijfs)woningen) worden in het verordeningsgebied echter niet toegestaan. Belemmeringen worden voor de bestaande situatie niet verwacht en een bodemonderzoek is voor deze beheersverordening niet nodig.

3.2.6 Water

Het verordeningsgebied valt onder het beheer van het waterschap Hunze en Aa's. Dat waterschap zorgt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en beheert de grotere boezemwateren en sloten, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het verordeningsgebied.

Met deze beheersverordening wordt de bestaande situatie vastgelegd. Andere ontwikkelingen dan mogelijk gemaakt in de (voorheen) geldende bestemmingsplannen worden niet voorzien. In het gebied zijn geen ontwikkelingen voorzien die invloed kunnen hebben op het watersysteem.

3.2.7 Archeologie en cultuurhistorie

In wet- en regelgeving, onder andere de Monumentenwet, is aangegeven dat rekening gehouden moet worden met bestaande archeologische en cultuurhistorische waarden.

Archeologie

Door de gemeente Aa en Hunze is een eigen archeologische beleids- en advieskaart vastgesteld. Voor de gehele gemeente zijn de archeologische verwachtingswaarden geïnventariseerd. De archeologische waarden zijn in de (voorheen) geldende bestemmingsplannen onvoldoende geborgd of de verschillende archeologische verwachtingswaarden zijn in de afgelopen tijd aangescherpt of gewijzigd.

Er is daarom voor gekozen om de archeologische beleids- en advieskaart in de beheersverordening op te nemen. Afhankelijk van het gebied en de ingreep, kan een archeologisch onderzoek geëist worden. Er is onderscheid gemaakt in de diverse gebieden op basis van de archeologische verwachtingswaarden. De beleids- en advieskaart is als Bijlage 11 bij de regels opgenomen.

Cultuurhistorie

In het verordeningsgebied komen diverse (gebouwde) rijks- en gemeentelijke monumenten voor. Rijksmonumenten zijn beschermd via de Monumentenwet en behoeven geen aanvullende regeling in de beheersverordening. De gemeente heeft voor de gemeentelijke monumenten (nog) geen beleid vastgesteld. Een specifieke regeling in de beheersverordening is niet nodig. Bovendien gaat de beheersverordening uit van het behoud van de bestaande situatie van de bebouwing en maakt het alleen ontwikkelingen mogelijk wanneer deze in de (voorheen) geldende bestemmingsplannen waren opgenomen. Wanneer wijzigingen aan hoofdvorm en/of gevel plaatsvinden is een toetsing van de omgevingsvergunningaanvraag aan de verordening nodig.

3.2.8 Ecologie

Het verordeningsgebied is getoetst aan de ecologische aspecten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet) en soortenbescherming (Flora- en faunawet).

Gebiedsbescherming

In het verordeningsgebied liggen delen van het Natura 2000-gebied "Drentsche Aa-gebied". Deze gebieden maken ook deel uit van de ecologische hoofdstructuur (EHS). Naast het Drentsche Aa-gebied, komen binnen het plangebied ook nog gebieden voor die aangewezen zijn als EHS. Dit is bijvoorbeeld een groot deel van het beekdal van de Hunze. De effecten van mogelijk gemaakte ontwikkelingen op deze natuurgebieden zijn in het kader van de (voorheen) geldende bestemmingsplannen in beeld gebracht. Buiten de regelingen daarvan om, maakt deze verordening geen extra ontwikkelingen mogelijk. De bestaande situatie in het verordeningsgebied wijzigt niet. Een nader onderzoek naar beschermde gebieden is bij deze beheersverordening niet nodig. Wel is het gebied dat behoort tot de EHS in de verordening nader aangeduid. Deze gebieden zijn namelijk in de (voorheen) geldende bestemmingsplannen niet beschermd.

Soortenbescherming

Het verordeningsgebied biedt mogelijk verblijfs-, doorvlieg- en foerageergebied voor beschermde soorten. Bijvoorbeeld voor vleermuizen, door de aanwezigheid van de (oudere bakstenen) gebouwen en het groen. Echter, de bestaande situatie in het verordeningsgebied verandert verder niet, waardoor mogelijke verblijfs-, doorvlieg en foerageergebied van beschermde soorten niet aangetast wordt. Een nader onderzoek naar beschermde soorten is bij deze verordening niet nodig.

3.2.9 Kabels en leidingen

In het verordeningsgebied komen diverse kabels en leidingen voor. Deze zijn in de (voorheen) geldende bestemmingsplannen, al grotendeels voorzien van een beschermende regeling. Daar waar kabels en leidingen in de (voorheen) geldende bestemmingsplannen niet voorzien zijn van een beschermde regeling, is dit in de verordening wel gedaan. Zoals eerder aangegeven is dit het geval bij enkele gasleidingen (zie ook 3.2.3)