direct naar inhoud van 4.1 Inleiding
Plan: Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.1680.buibv-VB01

4.1 Inleiding

In de beheersverordening is de bestaande situatie vastgelegd door middel van een verordeningsgebied. De bestaande situatie is weergegeven in de bijlagen 1 tot en met 8. Deze bijlagen vormen de basis voor de gebruiks- en de bouwregels.

Onder de feitelijke bestaande situatie worden het bestaande gebruik en de bestaande bouwwerken verstaan:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van deze beheersverordening;
  • bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van deze beheersverordening aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden volgens een (al verleende) omgevingsvergunning voor het bouwen.

In deze beheersverordening zijn de bestaande functies en bebouwing geregeld, door middel van gebruik- en bouwregels. Deze regelen de functies die beschreven zijn in hoofdstuk Hoofdstuk 2 en het gebruik en de bebouwing die is opgenomen in de bijlagen. De regeling is in enkele gevallen aangevuld met regelingen uit het bestemmingsplan zoals die tot vaststelling van deze verordening geldt.

4.1.1 Bouw- en gebruiksregels

De bouw- en gebruiksregels geven aan wat er gebouwd mag worden en hoe gronden en bouwwerken gebruikt mogen worden. De basis hiervoor is de regeling uit de (voorheen) geldende bestemmingsplannen. Omdat de terminologie van die bestemmingsplannen anders is dan in de huidige wetgeving, staat in de bouw- en gebruiksregels ook hoe deze gelezen moeten worden. Een voorbeeld is dat vrijstelling en ontheffing nu gelezen moeten worden als 'omgevingsvergunning voor afwijking van de beheersverordening'.

Voor permanente bewoning van recreatiewoningen en kampeermiddelen geldt dat dit niet is toegestaan. Op een aantal adressen mag dit echter wel, deze zijn opgenomen in bijlage 12 bij de regels.

4.1.2 Specifieke regels

Specifieke regels kunnen opgenomen worden voor aspecten die in de bestaande situatie wel aanwezig zijn en invloed hebben op de omgeving, maar nog niet in de (voorheen) geldende bestemmingsplannen geregeld zijn. Voorbeelden van dergelijke aspecten zijn riool- en waterleidingen, archeologisch waardevolle gebieden en veiligheidszones rond inrichtingen waarbij gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen. Een regeling voor deze aspecten is meestal vanuit wetgeving, regelgeving en beleid vereist. De regeling is daarbij gericht op het behoud en de bescherming van de bestaande situatie en de voorkoming van een vergroting van het risico. De regels gelden bovendien als toetsingskader wanneer een omgevingsvergunning voor een perceelsgebonden ontwikkeling gewenst is. Bij de regels zijn hiervoor toetsingscriteria opgenomen waaraan voldaan moet worden voordat een vergunning verleend kan worden.

In deze verordening is sprake van een aanvullende regeling voor archeologische verwachtingswaarden. De regels hiervoor zijn aanvullend op de eerder genoemde gebruiks- en bouwregels. De regels bepalen dat een archeologisch onderzoek nodig is op het moment dat een ontwikkeling een bepaalde oppervlakte heeft. Op basis van de archeologische verwachtingswaarden gelden er verschillende oppervlakten. Het doel van de regeling is eventuele archeologische waarden in beeld te brengen en waar mogelijk en nodig te beschermen.

Ecologische hoofdstructuur is ook aanwezig in het verordeningsgebied. Deze krijgt een eigen regeling waarbij een onderzoeksplicht (ecologische quickscan) verplicht is bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bijvoorbeeld werkzaamheden en bouwen. Dit vanwege het "nee, tenzij" beleid dat geldt vanuit de provinciale verordening.