Plan: | Dr. Nassaucollege, locatie Quintus |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0106.0220111000I-B001 |
Wegverkeer
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Binnen de bebouwde kom (stedelijk gebied) bedraagt de zonebreedte voor tweestrookswegen 200 m (aan weerszijden van de weg, gerekend vanuit de wegas). Indien geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zone wordt gerealiseerd, dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. De brede school kan worden aangemerkt als geluidsgevoelige bebouwing in de zin van de Wet geluidhinder.
Voor de meest nabijgelegen wegen - de Mr. Groen van Prinstererlaan, de Molenstraat, de Zwartwatersweg, de Heemskerkstraat - geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Dat betekent dat voor deze wegen geen zone van toepassing is (zie voorgaande alinea).
Aan de westkant van de sporthal is een parkeerterrein gepland (uitsluitend bedoeld voor 'overloop', zie paragraaf 3.2). Aangezien het hier om een openbaar parkeerterrein gaat, gelden de normale bepalingen van de Wet geluidhinder. Op het parkeerterrein zal dusdanig langzaam worden gereden dat er feitelijk geen sprake is van een zone. Ook op dit punt kan akoestisch onderzoek derhalve achterwege blijven.
Inrichting
Ingenieursbureau Spreen heeft onderzocht of de geluidsbelasting ten gevolge van het verkeer binnen het plangebied kan voldoen aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit. Tevens is de geluidsbelasting ten gevolge van de indirecte hinder beschouwd. Ten slotte is geanalyseerd of er sprake is van voldoende ruimtelijke scheiding tussen het Dr. Nassaucollege en geluidsgevoelige functies in de omgeving. Voor de details en conclusies van dit onderzoek wordt verwezen naar het akoestisch rapport dat als bijlage is opgenomen1. Hieruit blijkt dat er geen geluidsvoorschriften dan wel voorkeursgrenswaarden overschreden zullen worden. Nader onderzoek op dit punt kan achterwege blijven.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten en provincies die milieuvergunningen verlenen of een bestemmingsplan maken, rekening te houden met externe veiligheid. Doel van het Besluit externe veiligheid inrichtingen is individuele en groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Bij de navolgende aandachtspunten is uitgegaan van de Beleidsvisie externe veiligheid gemeente Assen en de Risicokaart Drenthe.
Inrichtingen
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen bedrijven aanwezig die onder de werking van het Besluit externe veiligheid inrichtingen vallen.
Buisleidingen
Het plangebied valt buiten de effectafstand van aardgastransportleidingen.
Transport
Het plangebied valt buiten de effectafstand van wegen waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Dat betekent dat er geen risicoberekening hoeft te worden uitgevoerd.
Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties die gewoonlijk niet publiek toegankelijk zijn.
Op 15 november 2007 is dit deel van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) als nibm wordt beschouwd.
De capaciteit van de nieuwbouw is vergelijkbaar met de capaciteit van het huidige schoolgebouw. Daardoor is de extra verkeersaantrekkende werking ten opzichte van de huidige situatie te verwaarlozen. Er is derhalve sprake van een nibm-project.