Plan: | Assen - Smetanalaan 536 |
---|---|
Status: | Ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0106.02BP20101000H-B001 |
Bij elk ruimtelijk plan moet, voor de natuurbescherming, rekening worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Bij de gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en/of om gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied.
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig. Wel is op een afstand van meer dan 1.300 meter EHS aanwezig. De aard van de ontwikkeling is relatief kleinschalig en heeft daardoor geen invloed op de dichtstbijzijnde EHS.
Soortenbescherming
De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen er geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, verstoord worden. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijstsoorten zijn deze voorwaarden zeer streng.
Omdat sprake is van de sloop van bebouwing en de kap van enkele bomen, kunnen foerageer- en verblijfplaatsen van bepaalde soorten verdwijnen. Om te achterhalen welke soorten aanwezig zijn in het plangebied, is een ecologisch onderzoek uitgevoerd.
Onderzoek
In april 2010 heeft een toetsing aan de Flora- en faunawet plaatsgevonden. Daarbij is gekeken naar de mogelijke aanwezigheid van door die wet beschermde soorten.
In het plangebied zijn mogelijk verschillende algemene, maar beschermde, soorten (o.a. zoogdieren en amfibieƫn) aanwezig. Voor deze soorten geldt dat de instandhouding ervan door de ontwikkeling niet in het geding komt. Daarom geldt voor deze soorten een algemene ontheffing en hoeft er geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te worden aangevraagd. Wel geldt een algemene zorgplicht.
Broedvogels zijn in het plangebied waargenomen en het is aannemelijk dat meer verschillende soorten broedvogels aanwezig zijn. De uitvoer van de werkzaamheden tijdens het broedseizoen van de aanwezige vogels moet voorkomen worden, zodat deze soorten niet verstoord worden. Het verwijderen van leefgebied van deze soorten leidt niet tot vernietiging van hele populaties.
Daarnaast waren - op het moment van het onderzoek - mogelijk in de bebouwing in het plangebied (strikt beschermde) vleermuizen aanwezig. Met name voor de sloop van de bebouwing is het van belang om de aanwezigheid van vleermuizen nader vast te stellen. Voor de sloop is echter al een sloopvergunning (oude wet) verleend, waarbij de ecologische belangen zijn afgewogen. Hieruit blijkt dat een nader ecologisch onderzoek naar vleermuizen niet meer noodzakelijk.
Maatregelen voor de genoemde soorten zijn in het kader van ecologie niet noodzakelijk. In dit bestemmingsplan zijn geen specifieke regels nodig voor ecologie.