direct naar inhoud van Artikel 7 Bedrijf - Hovenier
Plan: Loon 2012
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.99BP20095500-A001

Artikel 7 Bedrijf - Hovenier

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor " Bedrijf - Hovenier " aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een hoveniersbedrijf;
  • b. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 3 Staat van bedrijfsactiviteiten Loon 2012 onder categorie 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 1';
  • c. de bestaande bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. de bestaande woninggebonden bedrijvigheid en vrije beroepen;
  • e. vrije beroepen in een bedrijfswoning en de daarbij bijbehorende bouwwerken tot ten hoogste 50 % van de bebouwde oppervlakte, met dien verstande dat:
  • 1. de bewoner/gebruiker het zelf moet uitoefenen;
  • 2. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • 3. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich brengt;
  • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon-, werk- en leefklimaat van aangrenzende gronden door hinder en/of gevaar.

met daarbij behorende:

  • f. wegen en paden;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. waterlopen en waterpartijen;
  • k. waterhuishoudkundige doeleinden, waaronder waterberging;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. andere-bouwwerken.

7.2 Bouwregels

Op de voor "Bedrijf - Hovenier" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.2.1 Bouwperceel

Voor een bouwperceel gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage van het bouwperceel bedraagt ten hoogste 60%, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' anders is aangegeven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' dient de bestaande hoofdvorm (oppervlakte, gevelbreedte, dakvorm, dakhelling, nokrichting, bouwhoogte en goothoogte) gehandhaafd te blijven.
7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. de afstand van gebouwen tot de bouwperceelgrens bedraagt ten minste 5,00 m;
  • d. in aanvulling op het bepaalde in sub a tot en met c gelden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' de volgende regels:
  • 1. het aantal bedrijfswoningen bedraagt per bouwperceel ten hoogste 1;
  • 2. de goot- en bouwhoogte bedraagt ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte;
  • 3. de dakhelling bedraagt ten hoogste de bestaande dakhelling;
  • 4. de bestaande nokrichting moet worden gehandhaafd.

7.2.3 Andere-bouwwerken

Voor het bouwen van andere-bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het (hoofd)gebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,50 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • c. in overige gevallen dan genoemd in sub a en b mag de bouwhoogte niet meer dan 5,00 m bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • c. de milieusituatie;
  • d. externe veiligheid;
  • e. de verkeerssituatie;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van:

  • a. bedrijven anders dan genoemd in lid 7.1 sub a en b;
  • b. de uitoefening van detailhandel;
  • c. de uitoefening van een horecabedrijf;
  • d. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  • e. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • f. vuurwerkbedrijven;
  • g. bedrijven die voldoen aan de activiteitomschrijving in kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

7.5.1 Afwijken andere bedrijven

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.1 sub a en b en lid 7.4 sub a voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits:

  • a. het bedrijf voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de betreffende categorie;
  • b. het niet betreft:
  • 1. bedrijven als bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  • 2. bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • 3. vuurwerkbedrijven;
  • 4. bedrijven die voldoen aan de activiteitomschrijving in kolom 1 van de onderdelen C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage.
7.5.2 Afwegingskader

De in lid 7.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 2. de cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • 3. de milieusituatie;
  • 4. externe veiligheid;
  • 5. de sociale veiligheid;
  • 6. de verkeerssituatie;
  • 7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

7.5.3 Afwijken woninggebonden bedrijvigheid

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf in een woning of bedrijfswoning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, tot ten hoogste 50% van de bebouwde oppervlakte en tot een maximum van 40 m².

7.5.4 Afwegingskader

De in lid 7.5.3 genoemde omgevingsvergunning kan uitsluitend worden verleend, indien:

  • a. de bewoner/gebruiker de bedrijfsactiviteit zelf moet uitoefenen;
  • b. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • c. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich brengt;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het woon-, werk- en leefklimaat van aangrenzende gronden door hinder en/of gevaar.