direct naar inhoud van REGELS
Plan: Assen - Binnenstad
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.00BHV20149000-C001

REGELS

Hoofdstuk 1 REGELS

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 verordening:

de beheersverordening Assen - Binnenstad van de gemeente Assen;

1.2 verordeningsgebied:

het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0106.00BHV20149000-C001 met bijbehorende bestanden;

1.3 aan-huis-gebonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, maatschappelijk, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of een daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbijbehorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend;

1.4 aan-huis-gebonden-bedrijf:

het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk - niet zijnde een aan-huis-gebonden-beroep - waarvan de omvang in een woning met de daarbijbehorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin blijft behouden;

1.5 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.6 bestaand:
  • a. bestaand gebruik: het gebruik van de gronden en bouwwerken dat aanwezig is op het tijdstip van de vaststelling van de verordening of zoals dat kan worden gebruikt krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het gebruik, daaronder valt niet het gebruik dat reeds in strijd was met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • b. bestaande bouwwerken: bouwwerken die op het tijdstip van de vaststelling van de verordening aanwezig zijn of nog kunnen worden gebouwd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, daaronder vallen niet de bouwwerken die reeds in strijd waren met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
  • c. bestaande afmetingen: afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.7 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw of overig bouwwerk met een dak;

1.8 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.9 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.10 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;

1.11 geluidsgevoelige objecten:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.12 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.13 grootschalige detailhandel:

detailhandel die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen in een kernwinkelgebied thuishoort, maar die vanwege de grootschaligheid van het aanbod een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van fietsen, autoaccessoires, dierbenodigdheden, speelgoed, babyartikelen en sport- en outdoorartikelen, met uitzondering van supermarkten;

1.14 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel ruimtelijk als functioneel als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.15 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.16 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.17 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen al dan niet in combinatie met ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.18 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.19 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.20 perifere detailhandel:

detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, elektronica, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen;

1.21 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.22 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.23 risicovolle inrichting:

een inrichting, waarbij volgens het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde of richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.24 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.25 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen.

Artikel 2 Meten

2.1 Wijze van meten

Er wordt gemeten overeenkomstig de regels opgenomen in de bijlagen 1 tot en met 40, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van het besluitvlak 'geen bestemmingsplan van toepassing', in welk geval de waarden die in m of m² zijn uitgedrukt op de volgende wijze worden gemeten:

  • a. afstanden loodrecht;
  • b. hoogten vanaf het aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
  • c. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.
2.2 Hoogte

Bij het meten van de hoogten als bedoeld in 2.1, onderdeel b, wordt een bouwwerk, voorzover het zich bevindt op een erf- of perceelgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogste is.

Artikel 3 Algemene bouw- en gebruiksregels

In het verordeningsgebied gelden ten aanzien van het gebruik, het bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende algemene regels:

  • a. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Komplan - Noord', geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 2 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 3;
  • b. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Javastraat', geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 4 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 5;
  • c. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Molenstraat', geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 6 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 7;
  • d. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Industrieterrein', geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 8 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 9, alsmede de regeling zoals opgenomen in bijlage 38 en de daarbij behorende kaart voorzover voorzien van het besluitsubvlak 'facet-bestemmingsplan kleinschalig kamperen', zoals opgenomen in bijlage 39;
  • e. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Beschermd Stadsgezicht Assen c.a.', geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 10 en de daarbij behorende kaarten zoals opgenomen in de bijlagen 11, 13, 15, 17 en 19, waarbij voor de wijzigingsgebieden genoemd in de bijlagen 13, 15, 17 en 19 de regels gelden zoals opgenomen in respectievelijk de bijlagen 12, 14, 16 en 18;
  • f. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Koopmansplein e.o.', de regeling zoals opgenomen in bijlage 20 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 21;
  • g. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan De Brink e.o.', de regeling zoals opgenomen in bijlage 22 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 23;
  • h. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Zuidhaege', de regeling zoals opgenomen in bijlage 24 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 25;
  • i. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Fabriciusstraat', de regeling zoals opgenomen in bijlage 26 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 27;
  • j. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Centrum - Noord', de regeling zoals opgenomen in bijlage 28 en de daarbij behorende kaarten zoals opgenomen in de bijlagen 29 en 31, waarbij voor het uitwerkingsgebied genoemd in bijlage 31 de regels gelden zoals opgenomen in bijlage 30;
  • k. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan De Citadel', geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 32 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 33;
  • l. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Veemarktterrein', geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 34 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 35
  • m. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Weiersstraat en omgeving', geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 36 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 37;
  • n. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Weiersloop 7', geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 40 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 41;
  • o. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Uitbreiding warenhuis Vanderveen', geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 42 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 43;
  • p. ter plaatse van het besluitsubvlak 'bestemmingsplan Uitbreiding Mercuriuscentrum', geldt de regeling zoals opgenomen in bijlage 44 en de daarbij behorende kaart zoals opgenomen in bijlage 45;
  • q. ter plaatse van het besluitsubvlak 'geen bestemmingsplan van toepassing' gelden de volgende regels:
    • 1. de bestaande bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaand gebruik;
    • 2. de aanwezige bestaande bouwwerken mogen op dezelfde locatie worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'Beschermd Stadsgezicht' bij vervanging het behoud, herstel en de uitbouw van de in paragraaf 3.1 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht uitgangspunt is in die zin dat dit voor hoofdgebouwen onder meer tot uitdrukking komt in behoud van de gevelbreedte, de situering in de rooilijn, de kapvorm en het kleur- en materiaalgebruik; ;
    • 3. onder bestaand gebruik voor detailhandel wordt tevens het gebruik van de gronden voor woningen, voorzover het de tweede en hogere bouwlaag betreft, met dien verstande dat de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;
    • 4. ter plaatse van bestaande bedrijven mogen de gronden en bouwwerken ook worden gebruikt voor andere bedrijven genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 alsmede naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijven, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen, vuurwerkbedrijven en prostitutiebedrijven;
    • 5. ter plaatse van bestaande detailhandelsbedrijven mogen de gronden en bouwwerken ook worden gebruikt voor andere detailhandelsbedrijven, met uitzondering van grootschalige detailhandel en perifere detailhandel;
    • 6. ter plaatse van bestaande maatschappelijke voorzieningen mogen de gronden en bouwwerken ook worden gebruikt voor andere maatschappelijke voorzieningen;
    • 7. ter plaatse van bestaande sportvoorzieningen mogen de gronden en bouwwerken ook worden gebruikt voor andere sportvoorzieningen;
    • 8. in aanvulling op het bepaalde onder 1 is het toegestaan om de openbare ruimte te gebruiken voor wegen, fiets- en wandelpaden, groen, parkeervoorzieningen, taluds en oevers, fietsenstallingen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen, water(berging) ten behoeve van de waterhuishouding, geluidwerende voorzieningen, kruisingen met water en kunstwerken;
    • 9. in afwijking van het bepaalde onder 8 mag de openbare ruimte niet zodanig worden gewijzigd dat er sprake is van een reconstructie van wegen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • r. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met o, is de regeling in de bijlagen, voorzover het betreft de in de artikelen genoemde nadere eisen, wijzigingsbevoegdheden, uitwerkingsverplichtingen, overgangsbepalingen, strafbepalingen en slotbepalingen niet van toepassing;
  • s. in afwijking van het bepaalde onder a tot en met p, zijn uitsluitend bestaande risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven toegestaan;
  • t. in aanvulling op het bepaalde onder a tot en met o geldt, voor zover het bestaande legale gebruik (bouwen en gebruik) afwijkt van hetgeen in de bijlagen 1 tot en met 40 is geregeld, het volgende:
    • 1. de in het verordeningsgebied gelegen gronden en bestaande legale bouwwerken mogen worden gebruikt overeenkomstig het bestaande legale gebruik;
    • 2. bestaande legale bouwwerken mogen worden vervangen door bouwwerken van dezelfde afmetingen en op dezelfde locatie;
  • u. daar waar in de bijlagen 1 tot en met 40 van 'aanlegvergunningen' wordt gesproken, wordt gelezen: 'omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden';
  • v. daar waar in de bijlagen 1 tot en met 40 van 'vrijstellingen' of 'ontheffingen' wordt gesproken, wordt gelezen: 'afwijken'.

Artikel 4 Specifieke gebruiksregels

4.1 Toegestaan gebruik

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 gelden in het verordeningsgebied de volgende specifieke gebruiksregels:

  • onder (bestaand) gebruik voor wonen wordt tevens verstaan het gebruik van woningen in combinatie met een aan-huis-gebonden beroep, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
    • 1. niet meer bedraagt dan 50% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
    • 2. niet meer bedraagt dan 40 m².
4.2 Afwijken van de gebruiksregels

Van het bepaalde in lid 4.1 mag ten behoeve van het toestaan van aan-huis-gebonden-bedrijven worden afgeweken, mits:

  • a. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 50% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
  • b. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m²;
  • c. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
  • d. uitsluitend bedrijven in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en daarmee naar de aard en invloed daarmee gelijk te stellen bedrijven met uitzondering van geluidszoneringsplichtige, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven zijn toegestaan;
  • e. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich meebrengt;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. de woonsituatie;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeerssituatie;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 5 Specifieke bouwregels

In aanvulling op het bepaalde in artikel 3 gelden ter plaatse van het besluitsubvlak 'geen bestemmingsplan van toepassing' de volgende specifieke bouwregels:

5.1 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken dienen ten minste 3,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan te worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt, in welk geval de bestaande afstand geldt;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw mag ten hoogste 65 m² bedragen, met dien verstande dat bij de berekening van de oppervlakte niet wordt meegerekend de oppervlakte binnen het bouwvlak, voor zover gelegen tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw;
  • c. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 3,00 meter bedragen met dien verstande dat de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk mag worden verhoogd tot ten hoogste de hoogte van de begane grondverdieping van het hoofdgebouw;
  • d. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte ten minste 2,00 meter minder bedraagt dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw.
5.2 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van nieuwe en de vergroting van bestaande overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevels(s) van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan ten hoogste 2,00 m mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 5,00 m bedragen.

Artikel 6 Archeologie

Ter plaatse van het besluitvlak 'Archeologie' gelden de volgende regels.

6.1 Bouwregels

Aanvullend op de bouwregels genoemd in de artikelen 3 en 5 gelden de volgende bouwregels:

  • a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden overgelegd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord.
  • b. Indien uit het in lid 6.1 onder a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1, onder h, van de Monumentenwet 1988;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De verplichting onder a geldt niet voor bouwplannen die betrekking hebben op het vervangen van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte met niet meer dan 100 m² wordt vergroot.
6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Aanvullend op de regels genoemd in de artikelen 3 en 5 is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm;
    • 2. het graven van watergangen;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en drainage en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur dieper dan 30 cm;
    • 4. het verlagen van het waterpeil.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt slechts verleend indien:
    • 1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • 2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad;
    • 3. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
      • een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
      • een verplichting tot het doen van opgravingen; of
      • een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg;
    • 4. indien Burgemeester en Wethouders voornemens zijn om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoel in sub b, onder 3 wordt de provinciaal archeoloog om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de vergunning niet verleend.
  • c. wanneer op grond van deze verordening eveneens een omgevingsvergunning vereist is voor activiteiten als bedoeld onder a gelden de volgende aanvullende bepalingen:
    • 1. voor de op grond van deze verordening omgevingsvergunningplichtige activiteiten wordt één omgevingsvergunning afgegeven;
    • 2. bij de beoordeling van de omgevingsvergunningplichtige activiteiten krijgen archeologische belangen voorrang boven de belangen die het omgevingsvergunningstelsel van deze verordening beoogt te beschermen.
  • d. Het verbod als bedoeld onder a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
    • 1. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
    • 2. het normale onderhoud betreffen;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
    • 4. op archeologisch onderzoek gericht zijn.

 

Artikel 7 Beschermd Stadsgezicht

Ter plaatse van het besluitvlak 'Beschermd Stadsgezicht' gelden de volgende regels.

7.1 Bouwregels

Aanvullend op de bouwregels genoemd in de artikelen 3 en 5 geldt de volgende bouwregel:

  • bij vervanging of verbouw van een hoofdgebouw dient rekening te worden gehouden met het behoud, herstel en de uitbouw van de in paragraaf 3.1 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermde stadsgezicht in die zin dat dit tot uitdrukking komt in behoud van de gevelbreedte, de situering in de rooilijn, de kapvorm en het kleur- en materiaalgebruik.
7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.2.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Aanvullend op de regels genoemd in de artikelen 3 en 5 is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen en/of rooien van bomen;
  • b. het aanleggen, veranderen of verwijderen van hekwerken, stoeppalen met kettingen, gemetselde buitentrappen en tuinmuren;
  • c. het aanleggen, verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden en het aanbrengen, veranderen en/of verwijderen van oppervlakteverhardingen, voorzover het meer dan 30 m² betreft.
7.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 7.2.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.2.3 Afwegingskader

De omgevingsvergunning mag uitsluitend worden verleend, mits:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in paragraaf 3.2 van de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het beschermd stadsgezicht;
  • b. voorafgaand aan de ontheffingverlening de Begeleidingscommissie Binnenstad Assen is gehoord.

Hoofdstuk 2 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 8 Overgangsrecht gebruik

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan of de voorheen geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of de verordening.

Artikel 9 Overgangsrecht bouwen

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan of de daarvoor geldende beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan of de verordening.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking van het raadsbesluit.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: beheersverordening Assen - Binnenstad.