Plan: | Herinrichting De Brink |
---|---|
Status: | concept |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0106.00OMG2014HerBrink-ONT1 |
Door de gemeente Assen is op 21-05-2014 een aanvraag omgevingsvergunning (onderdeel strijdig gebruik en aanleg) ingediend voor het aanleggen van parkeerplaatsen op het perceel kadastraal bekend sectie I nummer 13987 te Assen.
De aanvraag omgevingsvergunning is in strijd met het geldende bestemmingsplan "Erfgoedkwartier". Medewerking aan dit verzoek is mogelijk door gebruik te maken van de in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3° Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) opgenomen afwijkingsmogelijkheid. Een dergelijk afwijkingsbesluit dient te zijn voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Deze ruimtelijke onderbouwing heeft tot doel de planologische aanvaardbaarheid van de afwijking van het bestemmingsplan nader te onderbouwen.
De beoogde locatie is gelegen aan de Brink in het centrum van Assen aan de recterzijde van het gerechtsgebouw. Op afbeelding 1 is de ligging van de locatie weergegeven.
Afbeelding 1
In het volgende hoofdstuk worden het projectgebied en het project beschreven. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het van belang geachte rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hoofdstuk 4 bevat een beschrijving van de huidige en toekomstige planologische situatie en de planologische aanvaardbaarheid van deze aanvraag. In hoofdstuk 5 volgt een beschrijving van de relevante wet- en regelgeving op het gebied van bodem, water, milieuzonering, luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid, ecologie, archeologie etc. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de maatschappelijke aanvaardbaarheid en de economische uitvoerbaarheid.
De volgende stukken zijn als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing
gevoegd:
Door het grotendeels bewaard blijven van het karakter van de belangrijkste structuurelementen is tot op de dag van vandaag de historische ontwikkeling herkenbaar.
De Brink en de Gouverneurstuin maken deel uit van de groenstructuur van Assen. Het zijn belangrijke open ruimtes in de binnenstad. De Brink is zeer bepalend voor de uitstraling en structuur van het gebied. Het is een centraal en prominent verblijfsgebied met daaraan gelegen monumentale gebouwen. Het samenstel van de introverte bebouwing en de uitstraling van de openbare ruimte met oude bomen en beplanting is van hoge kwaliteit. De Brink heeft een groen gedeelte en een verhard gedeelte, ook wel Brinktrechter genoemd. De groene gedeelten van de Brink zijn toegankelijk. Maar door lage hekjes en hoge randen wordt dit niet zo beleefd. Mensen maken daarom weinig gebruik van het groen. Andere obstakels in de openbare ruimte zoals fietsstallingen en muurtjes maken het gebied onoverzichtelijk en diffuus.
Er loopt een belangrijke structuurlijn vanuit het Asserbos via de Torenlaan naar de Brink (Abdijkerktorentje). In contrast met de open ruimte van de Brink staat de beslotenheid van de Kloosterstraat. Dit is de best bewaarde oudere verbinding tussen Brink en singels met aan beide zijden gevels en dicht aan de straat liggende bebouwing. Ook de smalle straten in het voetgangersgebied zoals het Museumlaantje dragen bij aan de verscheidenheid in ruimtes en daarmee de belevingswaarde van het gebied.
In het gebied ligt het Drenths museum welke ieder jaar ongeveer 150.000 bezoekers trekt. Naast het museum is ook het Drents Archief gevestigd in onderhavig gebied. De rechtbank is erg dominant en beeldbepalend voor de Brink, aangezien het gebouw enigszins verhoogd is. Aan de andere zijde van de straat bevindt zich een mix van wonen, werken en horeca. Tevens concentreert de warenmarkt zich steeds meer in de Brinkstraat en Nieuwe Huizen. Daardoor maakt de markt in beperkte mate gebruik van de Brink.
Onderhavige ontwikkeling maakt onderdeel uit van de herinrichting van de Brink. Voor deze herinrichting heeft het college de visie voor de Brink vastgesteld. Deze nieuwe inrichting van de Brink moet leiden tot goede verbindingen tussen culturele organisaties in het gebied en een goede verbinding van het historische centrum met het winkelgebied in de binnenstad.
Voor de inrichting van de openbare ruimte wordt uitgegaan van ‘shared space’. Voetgangers en fietsers bewegen zich in de zelfde ruimte. De verharde gedeelten van de Brink worden vlak. Obstakels, muurtjes en hekjes worden zo veel mogelijk verwijderd.
Het verharde deel van de Brink zal worden verbonden met het groene gedeelte van de Brink. Hierdoor wordt één ruimte gecreëerd met een goede verblijfskwaliteit.
Sfeerimpressie gebiedsvisie Brink
Om deze ruimte te kunnen creëren vervalt echter de doorgaande verbinding voor gemotoriseerd verkeer over de Brink. Vanwege deze herinrichting dient het parkeren op de Brink anders te worden georganiseerd. De huidige parkeerplaatsen zullen komen te vervallen. Om het aantal parkeerplaatsen op peil te houden worden er parkeerplaatsen naast het rechtsgebouw aangelegd en worden er in de Brinkstraat ter hoogte van Hotel de Jonge een aantal extra parkeerplaatsen aangelegd.
Om de binnenstad bereikbaar te houden voor bevoorradingsverkeer, hulpdiensten, aanwonenden en bezoekers (kort parkeren) blijven de routes Torenlaan - Kloosterstraat en de Brinkstraat als aanrijroutes voor het gemotoriseerde verkeer beschikbaar. Deze straten worden niet opgenomen in het voetgangersgebied van de Brink. De Brink en Brinkstraat blijven toegankelijk voor voetgangers en fietsers. In het plan is voorzien in fietsenstallingen.
Omdat het niet mogelijk is om het hele project in één keer te realiseren wordt de uitvoering van de visie opgeknipt in meerdere deelprojecten.
Onderhavige ontwikkeling betreft dan ook enkel de aanleg van 14 parkeerplaatsen naast het gerechtsgebouw. De oppervlakte van het terrein waar de nieuwe parkeerplaatsen worden aangelegd bedraagt 370 m².
Luchtfoto locatie
Afbeelding nieuwe inrichting beoogde parkeerplaatsen
De aanvraag omgevingsvergunning moet in overeenstemming zijn met het beleid van het rijk, de provincie en de gemeente zelf. Om deze reden wordt hieronder aandacht geschonken aan dit beleid.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De visie is vernieuwend in die zin dat ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden worden. De SVIR schetst de rijksambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De Structuurvisie Nationaal Waterplan blijft in zijn huidige vorm als uitwerking van de SVIR bestaan.
De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal engemeentelijk niveau. Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering. Ook wil het rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven)lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma’s.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (Barro) is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden. Dit besluit bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen met ruimtelijke onderbouwing moeten voldoen. Door het Barro is onlangs een extra motiveringsplicht aan het Bro toegevoegd voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen met stedelijke ontwikkelingen in verband met het onderwerp duurzame verstedelijking (de zogenoemde SER-ladder).
Het initiatief is zeer kleinschalig en raakt geen rijksbelangen zoals opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.
Omgevingsvisie Drenthe
De Omgevingsvisie Drenthe (vastgesteld op 2 juni 2010) is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de provincie Drenthe voor de periode tot 2020 en in een aantal gevallen daar voorbij. De Omgevingsvisie Drenthe vervangt het tweede Provinciaal omgevingsplan (POPII) en is een integratie van vier wettelijk voorgeschreven planvormen; de provinciale ruimtelijke structuurvisie, het provinciaal milieubeleidsplan, het regionaal waterplan en het provinciaal verkeers- en vervoersplan.
Deze Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijke domein. De Omgevingsvisie kent een duidelijke relatie met bestaande programma’s en plannen. Dat geldt op landsdelig niveau (bijvoorbeeld de Gebiedsagenda Noord-Nederland en de Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN)-agenda), op regionaal niveau (bijvoorbeeld Regiovisie Groningen-Assen), op provinciaal niveau (bijvoorbeeld Regionaal Specifiek Pakket (RSP) en provinciaal Meerjarenprogramma (pMJP) en uitwerkingen van het collegeprogramma van gedeputeerde staten (GS) (bijvoorbeeld programma Klimaat en Energie). Deze programma’s en plannen zijn medebepalend geweest bij het tot stand komen van de Omgevingsvisie en worden benut bij de uitvoering ervan.
De provincie heeft diverse ambities en daarmee ook belangen.Enkele van deze deze belangen zijn cultuurhistorie en archeologie. Onderhavig gebied vertegenwoordigt een belangrijke cultuurhistorische waarde met de Brink, de Gouverneurstuin en de aanwezige monumentale bebouwing.
Provinciale Omgevingsverordening Drenthe
De (Wet ruimtelijke ordening) Wo geeft de provincie de bevoegdheid voor ruimtelijk relevante onderwerpen van provinciaal belang een verordening vast te stellen. Provinciale Staten van Drenthe hebben op 9 maart 2011 de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe vastgesteld. Deze is als hoofdstuk 3 ingevoegd in de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe, geldend vanaf 22 september 2012. Deze verordening is gericht tot de gemeenten en bevat voorschriften waar ruimtelijke plannen en besluiten aan dienen te voldoen. De provincie Drenthe heeft een aantal kernkwaliteiten benoemd waarmee bij ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. Deze kernkwaliteiten zijn op het perceel waarop deze omgevingsvergunning betrekking heeft wel/niet aan de orde. De provincie Drenthe hanteert het principe van de SER-ladder. Op basis van de SER-ladder moeten bij nieuwe ontwikkelingen eerst de bestaande mogelijkheden worden benut.
Deze aanvraag omgevingsvergunning voldoet aan bovenstaand Provinciaal beleid.
Structuurvisie Assen 2030
In februari 2010 heeft de raad van de gemeente Assen de Structuurvisie Assen 2030 (Hoofdstad Assen) vastgesteld. In deze integrale visie zijn de hoofdlijnen van het beleid aangegeven in woord en beeld. De structuurvisie bouwt voort op de visie "Assen Koerst" (2001) en Structuurplan Stadsrandzone Assen (2008) welke de gewenste ontwikkelingen tot 2020 beschrijven (het structuurplan biedt ook een doorkijk naar de langere termijn).
In de Structuurvisie Assen 2030 zijn ideeën uit eerder gemaakte plannen en visies op vergelijkbaar niveau verwerkt. In de nieuwe structuurvisie wordt omschreven hoe de stad zich heeft ontwikkeld en wat de verwachtingen en ambities zijn ten aanzien van de toekomstige ontwikkeling (tot 2030). Deze verwachtingen en ambities vormen de basis voor het beleid dat vervolgens wordt beschreven voor verschillende thema’s en deelgebieden. Met betrekking tot deze ruimtelijke onderbouwing is onder meer het volgende uit de structuurvisie relevant:
Assen kent cultuurhistorisch gezien een waardevolle binnenstad, met de Brink als meest herkenbare ruimte.
De historische ontwikkeling, de kwaliteiten en de rollen van de stad maken Assen tot wat het is. Ze bepalen het unieke karakter van Assen, waarmee Assen zich onderscheidt van andere steden. Ze geven Assen een eigen identiteit. Die identiteit is het fundament waarop in de structuurvisie verder wordt gebouwd.
Assen wil investeren in kansrijke sectoren om de economische groei te bevorderen. De binnenstad is de economische motor van de stad. Het is wenselijk deze te versterken om aantrekkelijk te blijven.
Het is wenselijk dat in de binnenstad de geparkeerde auto’s zo veel mogelijk uit het straatbeeld verdwijnen. Rondom de binnenstad liggen betaalde parkeervoorzieningen in boven- en ondergrondse garages. In het zuidelijk deel van de binnenstad wordt het parkeeraanbod uitgebreid.
Daarbij is één van de hoofdmaatregelen het vergroten van het voetgangersgebied en het autoluw maken van de binnenstad.
We willen de binnenstad van Assen nog aantrekkelijker maken. De binnenstad moet zelf een evenement zijn dat niemand mag missen. De binnenstad is ook een plek waar je elkaar ontmoet.
De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan de ambitie om de aantrekkelijkheid van de binnenstad te versterken met behoud van het cultuurhistorisch karakter. Er kan dan ook geconcludeerd worden dat het initiatief in overeenstemming is met de Structuurvisie Assen 2030.
Visie Aantrekkelijke Binnenstad Assen 2030
Het versterken van de binnenstad van Assen is een van de speerpunten. Daarbij is de gebruiker van de binnenstad het uitgangspunt. Het gaat hier om om bezoekers, consumenten, verkeersdeelnemers, bewoners, ondernemers en werknemers. Andere aspecten zijn het economisch belang van de binnenstad, demografische ontwikkelingen en de behoefte aan meer samenhang in visie en plannen.
De visie is samen met de gebruikers van de binnenstad ontwikkeld. Ook de uitvoering daarvan gebeurt samen met de gebruikers daarvan.
Demografische ontwikkelingen laten zien dat Assen blijft groeien naar ongeveer 80.000 inwoners in 2030, maar dat de bevolking in het verzorgingsgebied krimpt. Een groot deel van de groei van Assen komt door migratie uit de regio, aangetrokken door de beschikbaarheid van werk en het voorzieningenniveau. Dat vraagt een flexibele houding van de stad Assen. Naast de kwaliteit van woonmilieus zijn aantrekkelijke voorzieningen in de binnenstad van belang.
Samenhang in de visie en plannen voor de binnenstad is cruciaal. Er is sprake van een ingewikkeld krachtenveld want in binnensteden komen veel functies samen. Winkelen, werken, toerisme en recreatie, evenementen en cultuur, wonen, verkeer moeten de schaarse ruimte met elkaar delen. Meer samenhang stelt college en raad in staat om betere afwegingen te maken. Het gemeentelijk beleid is de laatste jaren vooral gericht geweest op verschillende sectoren en (deel)projecten en minder op de binnenstad als geheel. Wel is met het vaststellen van de structuurvisie Hoofdstad Assen 2030 gekozen voor een compacte stad. Dit betekent meer bouwen in binnenstedelijk gebied.
De binnenstad kent verschillende gebieden met hun eigen sfeer en beleving. Het Erfgoedkwartier bestaat grotendeels uit beschermd stadsgezicht en ademt de sfeer van historisch Assen.
Sfeergebieden
In het Erfgoed Kwartier ligt de nadruk op werken, cultuur en horeca. Intimiteit, kleinschaligheid, monumentaliteit, en ontmoeting zijn de belangrijkste waarden. De groene gebieden zoals de Brink en de Gouverneurstuin zijn rustpunten in de hectiek van de binnenstad. De overgang naar het kernwinkelgebied wordt gevormd door drie horecapleintjes. Het Erfgoed Kwartier is onderdeel van een groter historisch gebied aan de zuidzijde van de binnenstad. De herstelde singels markeren de entree naar de binnenstad en verbinden dit deel van de binnenstad met Oud Zuid.
Bereikbaarheid/parkeren
Bezoekers van de binnenstad zijn voetgangers. Dat is het uitgangspunt voor de inrichting van de openbare ruimte. In de binnenstad zijn auto’s en bussen te gast. Meer parkeren in garages en minder op straat. Dit verhoogt de verblijfskwaliteit. Voor kort parkeren blijft er een beperkt aantal plaatsen op straat. Geleidelijk wordt het straatparkeren op en in de Ceresstraat, Brink, Brinkstraat, Nieuwe Huizen en een deel van de Groningerstraat opgeheven. De binnenstad blijft voor bevoorrading wel bereikbaar.
Wensen
Het Drents Museum en Drents archief trekken veel bezoekers. Het versterken van de verbinding van deze publiektrekkers met de Brinktrechter geeft de bezoekers een uitnodigende en attractieve loper naar de binnenstad. Het accent voor de ontwikkeling van het Erfgoedkwartier ligt op historie, verblijfskwaliteit en beleving. Ontsluiting en parkeren zijn hieraan ondergeschikt en vragen om maatwerk. In het Erfgoedkwartier zijn de historische uitstraling van bebouwing en openbare ruimte belangrijk. De heringerichte singels zijn een goed voorbeeld van openbare ruimte met een passende uitstraling. Het versterken van de functie cultuur in het museum en op straat levert een grote bijdrage aan de beleving van het gebied.
Openbare ruimte en leesbare binnenstad
Pleinen zijn bijzondere plekken in het sfeergebied of juist de schakel daar tussen. Ze dienen als oriëntatiepunt, maar ook als huiskamer, ieder met een eigen identiteit en aantrekkingskracht. Dit zijn bij uitstek de plaatsen voor horeca, terrassen, evenementen, maar soms ook voor rust. Het gaat om:
– Koopmansplein
– Brinkstraat
– Brinktrechter en Brink
– Markt
– Plein achter de Hema
– Plein voor de Nieuwe Kolk
Sommige pleinen functioneren goed, andere verdienen extra aandacht.
Een autoluwe binnenstad heeft consequenties voor de inrichting van de openbare ruimte. Voetgangers en fietsers krijgen meer ruimte. Het vraagt om een verbinding tussen de verschillende sfeergebieden en het opheffen van belemmeringen.
Groen is belangrijk voor de ruimtelijke kwaliteit. Met name in en bij het Erfgoedkwartier zijn een aantal groene zones. Voor het Drents Museum is de Brink een rustpunt in het centrum. De Gouverneurstuin biedt bewoners en bezoekers beleving. Beide kunnen een plek krijgen in het Cultureel Hart en bijdragen aan de beleving van de binnenstad. De rust van het groen en culturele evenementen of tentoonstellingen in de openlucht.
Gebiedsvisie Brink, Gouverneurstuin en directe omgeving
Het beleidskader voor onderhavige visie betreft de Visie Aantrekkelijke Binnenstad Assen 2030. De Visie Aantrekkelijke Binnenstad beschrijft zoals bovenstaand verschillende sfeergebieden in de binnenstad waaronder het Erfgoedkwartier. De Brink en omgeving vallen binnen dit sfeergebied. In de visie voor de binnenstad zijn voor en over het Erfgoedkwartier verschillende uitspraken gedaan en opgaven geformuleerd.
Onderhavige visie is gebaseerd op bovenstaande opgaven. Daarnaast hebben omwonenden, ondernemers, culturele instellingen en georganiseerde belangenverenigingen en organisaties meegedacht over deze visie. Al deze ideeën en belangen zijn verzameld en geanalyseerd. Gezocht is naar een optimale visie waarin zo veel mogelijk mensen en organisaties zich herkennen.
Herinrichting Brink
Een nieuwe inrichting van de Brink moet leiden tot goede verbindingen tussen culturele organisaties in het gebied en een goede verbinding van het historische centrum met het winkelgebied in de binnenstad. De inwoners van Assen en bezoekers aan de stad kunnen genieten van de verschillende kwaliteiten van het gebied. Het gebied is aantrekkelijk en uitnodigend.
Voor de inrichting van de openbare ruimte wordt uitgegaan van
‘shared space’. Voetgangers en fietsers bewegen zich in dezelfde
ruimte. Het verharde delen van de Brink worden vlak. Obstakels,
muurtjes en hekjes worden zo veel mogelijk verwijderd. Verhardingen hebben een eenduidige uitstraling aansluitend bij het beeld van de Zuider- en Oostersingel.
Langs de oude entree van het Drents Museum wordt een wandelboulevard aangelegd. Deze verbindt de entree van de Rechtbank via de Brink met de entree van het Drents Museum. Bezoekers en toeristen die met de trein komen via de Stationsstraat naar het Museumlaantje geleid. Vanaf het Museumlaantje komen ze op de Brink uit. Dit is hun eerste kennismaking met de binnenstad. De route naar het kernwinkelgebied is herkenbaar en logisch. Er is goed zicht op de Brinktrechter. Ook de route naar het Drents Museum is duidelijk. Hierdoor kunnen bezoekers makkelijk het museum vinden en worden zij verleid de rest van de binnenstad te bezoeken. In de Brinktrechter is meer ruimte ontstaan voor een aantrekkelijk programma.
Verkeer en parkeren
Het verharde deel van de Brink wordt verbonden met het groene gedeelte van de Brink. Hierdoor wordt één ruimte gecreëerd met een goede verblijfskwaliteit. Om deze ruimte te kunnen creëren vervalt de doorgaande verbinding voor gemotoriseerd verkeer over de Brink. Het parkeren op de Brink wordt anders georganiseerd door parkeerplaatsen naast de rechtbank aan te leggen. Om het aantal parkeerplaatsen op peil te houden komt er in de Brinkstraat ter hoogte van Hotel de Jonge een aantal extra parkeerplaatsen. Het totaal aantal parkeerplaatsen in het gebied blijft in orde van grootte gelijk.
Onderhavige ontwikkeling betreft het aanleggen van de parkeerplaatsen naast het gerechtsgebouw zodat de Brink in de toekomst autoluw kan worden gemaakt en verdere uitvoering kan worden gegeven aan de gebiedsvisie.
Met deze parkeerplaatsen blijft de binnenstad bereikbaar voor kort bezoek (boodschappen) en voor mensen met een fysieke beperking (gehandicaptenparkeerplaatsen) voor bestemmingen zoals de Rechtbank, het Drents Museum en de binnenstad.
De parkeerplaatsen zijn eventueel ook geschikt voor de warenmarkt (parkeren, opslag of kramen). In de visie op de Brink, Gouverneurstuin en directe omgeving is de locatie aangewezen als potentiële uitbreidingsruimte voor evenementen.
Welstands- en reclamenota
Op 1 december 2011 heeft de gemeenteraad de Welstands- en reclamenota vastgesteld. Deze nota is een belangrijk instrument om de ruimtelijke kwaliteiten te waarborgen voor de toekomst. In de nota is een gebiedsindeling gehanteerd. Onderhavige locatie is gelegen binnen gebied 1 "Historische binnenstad" en "Beschermde gebieden".
Uitsnede overzichtskaart welstand
Historische Binnenstad
Samen met de Kloosterstraat en de Kruisstraat is de Brink het oudste deel van Assen. Rondom dit oude centrum liggen de singels, die zich in de loop der tijd ontwikkelden tot belangrijke ontsluitingswegen en vestigingsplaats voor behuizingen. Een van de eerste daarvan is Huize Overcingel (1780), opgezet als een landgoed. Naast het brinkgebied en de singels is de as Torenlaan/Nassaulaan een bepalende structuur. Deze is ontworpen als zichtlijn vanuit het Asserbos naar de Brink. Ten tijde van de aanleg van het Asserbos is ook de Collardslaan ontstaan die nu, samen met de Markt, de westelijke begrenzing van de oude binnenstad vormt. De aanleg van de Nieuwe Huizen, Brinkstraat en Torenlaan dateert van het begin van de 19de eeuw, terwijl de Stationsstraat in 1870 is aangelegd. De ontwikkeling van Assen als bestuurscentrum heeft tot gevolg gehad dat er relatief veel aanzienlijke behuizingen werden gebouwd. Voor dit doel werd het Van der Feltzpark aangelegd (1874). Ook de oude invalsweg vanuit het zuiden, de Beilerstraat, is hiervoor benut. Het bebouwingsbeeld wordt voornamelijk bepaald door de historische bebouwing, waaronder een groot aantal beschermde monumenten. In de directe omgeving van de Brink domineren de historische bouwwerken met een bijzondere functie zoals die van het Drents Museum en van justitie. Daarnaast is hier sprake van een sterke afwisseling, zoals blijkt uit de aanwezigheid van oude, monumentale woonhuizen naast moderne, eigentijds vormgegeven kantoor- en winkelpanden. Op sommige plaatsen is de bijzondere ligging benut (Jozefkerk, voormalig postkantoor, voormalige Rijks HBS) terwijl op andere plaatsen het bouwwerk door zijn plaatsing en vormgeving een bijzonder accent vormt (de rooms-katholieke en de gereformeerde kerk). De bebouwing langs de Kerkstraat, Collardslaan en Nieuwe Huizen bestaat overwegend uit (woon-)winkelpanden van twee tot drie bouwlagen met kap. Langs de Torenlaan wordt het beeld bepaald door een gevelwand van royale woonhuizen, bestaande uit twee bouwlagen met kap. Bij de Nassaulaan is het opvallend dat er hoofdzakelijk vrijstaande, zeer royale woonhuizen staan, die aan de noordzijde steeds overhoeks zijn geplaatst. De bebouwing aan het Van der Feltzpark en Hertenkamp blinkt uit door een zeer sterke en bijzondere architectuur. De bebouwing langs de Beilerstraat kent, naast vrijstaande royale behuizingen, ook rijenbouw en appartementenbouw.
Toepassing welstandsbeleid
De stedenbouwkundige karakteristiek en de bebouwing in de beschreven gebieden bepalen in hoge mate de identiteit van Assen. Het beleid is er op gericht om de historisch-ruimtelijke structuur en bebouwing te handhaven en/of te versterken. Nieuwe ontwikkelingen worden ingepast binnen de bestaande kwaliteiten. Bovendien houden nieuwe ontwikkelingen rekening met eventueel verwachte ontwikkelingen in de omgeving. Dit hoeft niet te leiden tot een imiterende architectuur, maar vraagt wel steeds om een nadrukkelijke afstemming op de omliggende historische bebouwing en/of de stedenbouwkundige, dan wel landschappelijke omgeving.
Het centrum van Assen is in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoer Plan aangemerkt als verblijfsgebied. Het centrum is aangeduid als 30 km/uur zone en conform ingericht. De voorgestelde inrichting sluit aan bij dit plan.
Verkeer en Vervoersbeleid
Met de strategienota Gemeentelijk Verkeer en Vervoersplan (2005) is een visie ontwikkeld op de bereikbaarheid van Assen in de komende jaren. Belangrijk onderdeel van de nota is het integreren van het concept 'Duurzaam Veilig' in het verkeer en vervoersbeleid van de gemeente. Uitgangspunt van 'Duurzaam Veilig' is het scheiden van verkeersstromen en het inrichten van wegen overeenkomstig het functiegebruik. Daarbij is het wegennet ingedeeld in stroomwegen, gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen (verblijfsgebied). Bestaande wegen in een plangebied worden als zodanig ook bestemd in de bestemmingsplannen. Wegen met een snelheidsregime van 50 km/uur of hoger krijgen volgens de systematiek van de gemeente Assen de bestemming Verkeer. De overige wegen krijgen de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied.
Gemeentelijk Water en Rioleringsplan Assen 2013 - 2018
Het Gemeentelijk Rioleringsplan Assen 2009-2012 (GRP) dat gaat over de rioleringszorg is geactualiseerd. Tegelijk met het GRP is ook het gemeentelijk waterplan uit 2006, met daarin een lange termijnvisie op het waterbeheer in de stad, geactualiseerd. Omdat water- en riolering in de stad steeds meer een integraal geheel vormen, heeft de gemeente besloten om het GRP en het waterplan te integreren tot het “Gemeentelijk Water en Rioleringsplan Assen 2013-2018” (GWRP Assen). Met dit waterplan wordt het beleid op de ingeslagen weg voortgezet, versterkt en verbreed. Het beleid is gericht op behoud en verbetering van een gezonde, veilige en duurzame leef- en werkomgeving voor de lange termijn (2030). De belangrijkste uitdagingen daarbij zijn: opvangen klimaatverandering, bekostiging van de toename van renovatie en vervanging, kostenefficiëntie, vergroten van duurzaamheid en samenwerking in de afvalwaterketen. Voor de totstandkoming van dit plan is overleg gevoerd met de waterschappen Hunze en Aa’s, Noorderzijlvest en Reest en Wieden.
In het waterplan zijn beleidskaders aangegeven waarbinnen het gemeentelijk water en rioleringsplan (GWRP), baggerplannen, bestemmingsplannen, groenplannen, herstructureringsplannen nader kunnen worden uitgewerkt. Het gemeentelijk waterplan is niet alleen voor de gemeente een belangrijk hulpmiddel, maar ook voor de waterschappen. Vooral vanuit de waterschappen is er sterke aandacht voor het stedelijk waterbeleid van de gemeente.
Overleg met de waterschappen (waterkwaliteit/-kwantiteitbeheerders) over het te voeren beleid en uit te voeren maatregelen is gewenst om afstemming te bevorderen, effectiviteit van maatregelen te vergroten en kosten te beheersen. Riolering is nodig uit oogpunt van bescherming van de volksgezondheid, het tegengaan van wateroverlast en bescherming van het milieu. In het kader van de Wet milieubeheer is de gemeente verplicht een rioleringsplan op te stellen. In het GWRP staat een overzicht van het rioolsysteem, hoe het riool beheerd wordt en welke invloed het rioolsysteem op het milieu heeft. Het GWRP omvat zowel de aanleg van nieuwe riolering als het beheer van de bestaande riolering. Het is uitvoeringsgericht en wordt gebruikt als een technisch, financieel en organisatorisch planningsinstrument. Ten gevolge van de klimaatsveranderingen wordt in het kader van Waterbeheer 21e eeuw onderzoek gedaan naar herziening van de ontwerpnormen voor het watersys- teem. Door toename van de temperatuur, bodemdalingen, neerslaghoeveelheden en intensiteiten zal het watersysteem op basis van inundatierisico's moeten worden getoetst. De gemeente hanteert risicobenadering en maatwerk.
Nota bodembeheer gemeente Assen
De Nota Bodembeheer (2009) geeft invulling aan de bodemambities van de gemeente Assen met betrekking tot hergebruik van grond en baggerspecie. De gemeente Assen heeft voor gebiedsspecifiek beleid gekozen. Het grootste deel van de gemeente Assen heeft een diffuse bodemkwaliteit gelijk aan de achtergrondwaarde (schone grond). Het gebiedsspecifieke beleid houdt in dat binnen bedrijventerreinen categorie wonen grond (LMW2) kan worden toegepast. Binnen woonwijken mag alleen schone grond (achtergrondwaarde, LMW1) worden toegepast. De navolgende figuur toont de toepassingskaart.
Toepassingskaart: Nota Bodembeheer
In hoofdstuk 5 vindt toetsing in verband met de haalbaarheid ten aanzien van het aspect bodem plaats.
Gemeentelijk archeologiebeleid
Om archeologie in bestemmingsplannen en wijzigingsplannen op te nemen is het het meest praktisch als elke gemeente vooraf zijn archeologiebeleid door de raad heeft laten vaststellen in een archeologienota in combinatie met een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Het gemeentelijk archeologiebeleid geeft aan hoe bij ruimtelijke besluitvorming wordt omgegaan met archeologie. De gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Assen is vastgesteld in april 2012 en vormt de basis voor het toetsen van alle ruimtelijke initiatieven en het opstellen van bestemmingsplannen.
In hoofdstuk 5 vindt de toetsing in verband met de haalbaarheid ten aanzien van het aspect archeologie plaats.
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het planologisch kader met betrekking tot de aanleg van de beoogde parkeerplaatsen aan de Brink. Daarnaast is op dit moment een herziening van het bestemmingsplan "Binnenstad" in voorbereiding. Afgesloten wordt met een afweging op basis waarvan op deze locatie de planologische inpassing van deze aanvraag aanvaardbaar is.
Het perceel valt binnen de grenzen van het geldende bestemmingsplan Erfgoedkwartier. Het perceel heeft de bestemming “Groen” en een dubbelbestemming “Waarde- Cultuurhistorie” en Waarde- Archeologie.
Het bestemmingsplan Erfgoedkwartier is de juridische vertaling van de gebiedsvisie Erfgoedkwartier. Het regelt onder andere de uitbreiding van het Drents Museum. Ook is dit bestemmingsplan een belangrijk juridisch kader voor de bescherming van cultuur-historische waarden en archeologie.
Tevens bepaalt het bestemmingsplan dat het verboden is zonder of in afwijking van een aanlegvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden, geen normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden zijnde, uit te voeren op de voor Waarde- Archeologie en Waarde- Cultuurhistorische aangewezen gronden:
Onderhavige aanvraag voorziet in de aanleg van 14 parkeerplaatsen. Deze ontwikkeling maakt onderdeel uit van de herinrichting van de Brink. Deze nieuwe inrichting moet leiden tot een goede verbindingen tussen de culturele organisaties in het gebied en een goede verbinding van het historische centrum met het winkelgebied in de binnenstad. Het gebied betreft een schakelpunt tussen de aanwezige sfeergebieden.
Omdat het niet mogelijk is het hele project in één keer te realiseren wordt de uitvoering van deze visie opgeknipt in meerdere deelprojecten.
De beoogde parkeerplaatsen zijn noodzakelijk voor het autoluw maken van de Brink en hiermee de verblijfskwaliteit voor de bewoners en bezoekers te vergroten.
De ontwikkeling draagt bij aan een verbetering van de kwaliteit van de openbare ruimte en versterkt het cultuurhistorische karakter van het gebied.
Aangezien er geen archeologische en historische waarden worden aangetast, het bijzondere karakter van de Brink en zijn omgeving behouden blijft, het geheel uitvoering geeft aan de (vastgestelde) visie voor de herinrichting van de Brink, de situering en de toename van verharding in relatie staat tot de omvang van het gebied en de ontwikkeling bijdraagt aan een verbetering van de kwaliteit wordt de aanvraag aanvaardbaar geacht.
In hoofdstuk 3 is reeds ingegaan op de rijks, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Geconstateerd is dat de ontwikkeling in overeenstemming is met de beleidsuitgangspunten. Ten aanzien van de omgevings- en milieuaspecten wordt verwezen naar hoofdstuk 5. Hier wordt geconcludeerd dat de aspecten geen belemmering vormen voor het voornemen. Resumerend wordt gesteld dat de ontwikkeling planologisch toelaatbaar is en er sprake is van een ‘goede ruimtelijke ordening’.
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening is ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening onderzoek verricht naar de bestaande situatie en naar de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de fysieke omgeving en de resultaten van onderzoek beschreven.
Op grond van artikel 12 van het Besluit ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen voorzien zijn van een waterparagraaf. Hiervoor wordt allereerst het proces van de watertoets doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten door het waterschap. Het Waterschap Hunze en Aa's beoordeelt in onderhavig geval wat de invloed van het project is op de waterhuishouding en geeft een wateradvies. Waterhuishoudkundige consequenties van een plan mogen niet op de omgeving afgewenteld worden. Het waterschap streeft ernaar om de ingrepen binnen een peilgebied waterneutraal te houden. Wateraspecten die met een specifiek instrument geregeld kunnen worden, worden in de watertoets wel gesignaleerd, maar niet geregeld.
Waterparagraaf
De gemeente Assen heeft voor het project Herinrichting De Brink de watertoets bij waterschap Hunze en Aa's doorlopen. Omdat er bij de herinrichting geen sprake is van een netto toename van het verhard oppervlak is de korte procedure van de watertoets doorlopen (zie bijlage).
Hieronder volgt de onderbouwing dat het verhard oppervlak netto niet toeneemt bij de herinrichting.
Bestaande situatie: oppervlakte plangebied 11.416 m2; oppervlakte groen 3.791 m2 en oppervlakte verhard 7.625 m2.
Ontwerp nieuwe situatie: oppervlakte plangebied 11.416 m2; oppervlakte groen 3.674 m2, oppervlakte verhard 7.0175 m2 en oppervlakte half verhard (voetpad in groen) 725 m2.
Uit bovenstaande blijkt dat een kleine hoeveelheid groen en een groot deel aan verharding omgezet wordt in half verharding, dat volgens Hunze en Aa's qua afwatering toegerekend kan worden aan “groen”, mits het om voetpaden in het groen gaat.
Bij de herinrichting van De Brink vinden geen aanpassingen plaats van het rioleringssysteem en aangezien er in dit deel van de stad alleen een gemengd rioleringsstelsel ligt wordt er ook geen verhard oppervlak afgekoppeld. De nieuwe parkeerplaats direct ten zuiden van het Gerechtsgebouw wordt qua regenwater aangesloten op het gemengde stelsel.
Met het onderhavige plan wordt het voetgangersgebied in de binnenstad vergroot en wordt doorgaand autoverkeer beperkt. Alleen bevoorradingsverkeer mag in het voetgangersgebied rijden in venstertijden, evenals aanwonenden, mensen met een gehandicaptenparkeerkaart, hulpdiensten en weggebruikers met een ontheffing. Door het beperken van het autoverkeer wordt de leefbaarheid en verkeersveiligheid in de binnenstad vergroot. De bereikbaarheid van de binnenstad blijft gewaarborgd met de aanrijroutes Torenlaan - Kloosterstraat enerzijds en de Brinkstraat anderzijds. De verkeersintensiteit op de Brinkstraat en Brink zal wezenlijk afnemen omdat doorgaand verkeer niet meer mogelijk is. In het kader van het project Sensorcity wordt er een pilot gestart met electronische registratie van voertuigen in het voetgangersgebied. Dit als uitbreiding op het toezicht en de handhaving in het voetgangersgebied.
De Brink en Brinkstraat vormen voor voetgangers en fietsers een belangrijke verbindingsroute voor de zuid-oostzijde van de binnenstad. De plannen voorzien in de mogelijkheid dat het langzaam verkeer de ruimte kan blijven gebruiken. Met de inrichting volgens het Shared Space principe delen voetgangers en fietsers de ruimte gezamenlijk met de overige verblijfsactiviteiten. Er is voorzien in fietsenstallingen nabij de Brink. Het plan sluit met de inrichting van de openbare ruimte hierop aan. De Shared Space inrichting leidt tot een bewust verkeersgedrag, waarbij onderlinge communicatie tussen de aanwezigen de basis is voor een gelijkwaardig en gezamenlijk gebruik van de ruimte.
De geplande parkeerplaatsen naast de rechtbank zorgen voor voldoende bereikbaarheid voor de binnenstad, voor kort bezoek (boodschappen) en voor mensen met een fysieke beperking (gehandicaptenparkeerplaatsen). De Brinkstraat wordt hiervoor heringericht als weg geschikt voor verkeer in twee richtingen. Het parkeerterrein wordt daarmee geheel via de Brinkstraat ontsloten.
Als er markt is op het parkeerterrein of een evenement, dan is de binnenstad nog bereikbaar via de route Torenlaan - Kloosterstraat.
De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh) en de Wet milieubeheer. De Wet geluidhinder biedt geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai, spoorweglawaai en industrielawaai door middel van zonering. De belangrijkste onderwerpen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn:
De aanleg van onderhavige parkeerplaatsen betreft een vervanging van een aantal bestaande parkeerplaatsen. De beoogde ontwikkeling zal dan ook redelijkerwijs niet leiden tot extra verkeer. De geluidsbelasting op de gevels van de aangrenzende woningen en panden zal niet toenemen door de realisatie van deze voorzieningen. Een akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.
De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen
ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
Onderhavige ontwikkeling betreft een vervanging van een aantal bestaande parkeerplaatsen die vanwege het in de toekomst autoluw maken van de Brink zullen komen te vervallen. De nieuwe aan te leggen parkeerplaatsen voorzien in een behoefte voor het bestaande autoverkeer. Tevens zal door het autoluw maken van de Brink in de toekomst het aantal verkeersbeweging afnemen. Redelijkerwijs valt een toename van het aantal verkeersbewegingen door deze aanpassingen niet te verwachten. Een luchtkwaliteitonderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
In de wet staat dat gemeenten ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening ruimtelijke plannen vaststellen. Wat een goede ruimtelijke ordening is, staat niet letterlijk omschreven in de wet noch in het Besluit ruimtelijke ordening. Wel hebben zowel de inhoudelijke als de procedurele vereisten allemaal te maken met een goede ruimtelijke ordening.
In het verlengde hiervan geeft het Besluit ruimtelijke ordening aan dat je van meet af aan onderzoek moet doen naar de uitvoerbaarheid van een planologische maatregel bijvoorbeeld een bestemmingsplan of wijzigingsplan.
Een ruimtelijk relevant (onderzoeks)aspect betreft de bodem. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen.
De aanwezigheid van bodemverontreiniging kan de uitvoerbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen in een gebied beïnvloeden of belemmeren. Het bodembeleid gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De bodemkwaliteit wordt mede bepaald door de historie en het huidige gebruik.
Bodemtoets
Advies bureau Tauw heeft in 2008 een historisch onderzoek uitgevoerd voor het centrumgebied in Assen, projectnummer 4580530. Hier uit blijkt dat de locatie waar de parkeerplaatsen worden aangelegd niet verdacht is met betrekking tot bodemverontreiniging. Uit de Nota Bodembeheer van de gemeente blijkt dat de grond in de binnenstad gemiddeld genomen voldoet aan de klasse wonen. De functie infrastructuur is conform de nota bodembeer van de gemeente Assen een passende bodemfunctie. Op basis van het bovenstaande vormt het aspect bodem geen belemmering voor de voorgenomen herontwikkeling en het beoogde gebruik.
In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is een verplichte archeologietoets opgenomen. Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Voor de bekende waarden dient de Archeologische Monumentenkaart (AMK) te worden geraadpleegd. Voor de verwachtingswaarden dient de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) te worden geraadpleegd. Door de wijziging van de Monumentenwet 1988 is de gemeente sinds 1 september 2007 bevoegd gezag met betrekking tot archeologie. Uitgangspunten van de wet zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en het zogenaamde "veroorzakerprincipe". Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden.
De gemeente Assen heeft voor haar gehele grondgebied een archeologische beleidsadvieskaart vastgesteld. Op basis van deze beleidsadvieskaart heeft het perceel hoge archeologische waarden en historische kernen.
Tevens heeft het perceel in het vigerende bestemmingsplan een beschermde waarde archeologie toegekend gekregen.
Uitsnede advieskaart
Zowel op basis van de archeologische advieskaart en het bestemmingsplan is archeologisch vooronderzoek vereist.
Mogelijk zijn in het plangebied archeologische resten bewaard gebleven van het middeleeuwse klooster. Daarbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld funderingen, waterputten, begravingen en sloten. Er kunnen vondsten gedaan worden van bouwmaterialen zoals kloostermoppen en dakpannen, scherven aardewerk, stukken vensterglas en dergelijke. Eventuele archeologische resten zullen zich bevinden onder bestrating en bestratingszand en eventuele andere ophogingslagen. Resten zullen zijn aangetast door de bebouwing van het begin van de 19e eeuw en door leidingen die door het terrein lopen. Voor eventuele archeologische resten van voor de late middeleeuwen geldt dat de kans dat hiervan sporen bewaard gebleven zijn kleiner, aangezien oudere sporen doorgaans minder diep reiken.
De Steekproef heeft een Inventariserend Archeologisch Veldonderzoek uitgevoerd. Zie rapport d.d. 11 april 2014 als bijlage bij de ruimtyelijke onderbouwing gevoegd met kenmerk 2014-03/17Z.
Het onderzoek heeft geen aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van middeleeuwse resten in de bodem, anders dan dat het terrein mogelijk als tuin of akker gebruikt werd. Daarom kan de verwachting voor onderhavig perceel naar beneden worden bijgesteld, aangezien het onderzoek geen aanwijzingen heeft opgeleverd voor de aanwezigheid van archeologische resten uit de middeleeuwen of eerdere periodes is geen nader archeologisch onderzoek vereist.
Als bij toekomstig graafwerk onverhoopt toch archeologische sporen worden aangetroffen of archeologische vondsten worden gedaan, dan dient hiervan direct melding te worden gemaakt conform de Monumentenwet 1988, artikel 53. Hiervoor dient contact opgenomen te worden met de Gemeente Assen en de provinciaal archeoloog.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt derhalve geen belemmering voor de herontwikkeling.
Op grond van de Modernisering Monumentenwet (MoMo) op 1 januari 2012 dienen ruimtelijke plannen tevens een analyse van cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Belangrijke doelen van de Modernisering van de Monumentenzorg zijn het stimuleren en ondersteunen van gebiedsgericht werken, het belang van cultuurhistorie laten meewegen in de ruimtelijke ordening, het formuleren van een visie op erfgoed en het verminderen van de administratieve lastendruk.
Onderhavig gebied is aangewezen als 'beschermd stadsgezicht'. Dit dient vertaald te worden in het bestemmingplan.Onderhavig plangbeied is gelegen in het bestemmingsplan "Erfgoedkwartier". Dit bestemmingsplan voorziet daarin en heeft als doel te waarborgen dat er in de toekomst zo zorgvuldig mogelijk wordt omgegaan met de bebouwing en de (openbare) ruimte zoals die door de eeuwen heen tot stand is gekomen.
Historie Assen en de Brink
De stad zoals die zich nu aan ons voordoet is het resultaat van een aantal processen die in de loop der eeuwen hebben plaatsgevonden.
De aanleiding tot het ontstaan van de stad Assen moet worden gezocht in het jaar 1227. In dat jaar raakten de Drenten en de Gelkingen onder aanvoering van Rudolf van Coevorden slaags met de troepen van Otto van der Lippe, bisschop van Utrecht. De strijd eindigde in een overwinning voor de Drentse troepen. In 1228 verplichtte bisschop Wilbrand van Oldenburg de Drenten op de plaats waar zijn voorganger Otto van der Lippe gesneuveld was een klooster te bouwen. Het klooster is vermoedelijk tussen 1234 en 1246 onder bewind van bisschop Otto van Holland gebouwd. Het heeft zeer waarschijnlijk ten zuidwesten van Coevorden gestaan. Naar aanleiding van de erbarmelijke toestanden die om het klooster heersten is in 1260 of 1261 het klooster verhuisd naar Assen. Er werd een nieuw klooster gesticht. Het klooster verrees op een plateau dat begrensd werd door twee beekjes: de Nijlandsloop en het Weiersdiep. Het hele kloosterterrein was omgeven door een gracht (ter plaatse van de huidige singels), waarbij de westelijke gracht gevormd werd door het Weiersdiep. Terwijl elders in ons land sterke vesting- en handelsnederzettingen ontstonden, bleef Assen een eenzame kloosternederzetting. Wel heeft het klooster meermalen blootgestaan aan plunderende troepen en in 1418 is het klooster vrijwel geheel afgebrand en weer opgebouwd. In 1602 was het definitieve einde van de abdij als religieuze instelling. Geleidelijk aan werd Assen het bestuurlijke middelpunt van Drenthe. Buiten de grachten werden enkele interlokale wegen verbeterd. In de eerste helft van de 17e eeuw is het dorp twee maal geheel verlaten geweest in verband met vijandelijke bedreigingen. Vanaf 1638 werden er binnen de singels huisplaatsen in erfpacht uitgegeven. In de periode tot circa 1800 werd een aantal belangrijke gebouwen gerealiseerd, zoals het Drostenhuis en het Ontvangershuis. Van groot belang voor Assen was de aanleg van de Drentsche Hoofdvaart (1780). In 1780 was het inwonertal van Assen toegenomen tot 490. In 1795 waren het er 600.
In 1809 kreeg Assen de rang van stad toegekend. De koning schonk het zogenaamde Sterrenbosch (tegenwoordig Asserbos) aan de gemeente. De hoofdlaan van het bos werd doorgetrokken tot aan de Brink. De meeste bebouwing, waaronder het oude kloostercomplex, het Drostenhuis, het Ontvangershuis en de Abdijkerk was geconcentreerd binnen de singels. Na een periode van ongeveer 50 jaar was te zien dat de bebouwing niet meer voornamelijk binnen de singels gelegen was maar buiten dit gebied was uitgebreid. Daarnaast was er ook sprake van verdichting van de bebouwing binnen de singels. De Brink werd in 1844 als 'wandelplaats' ingericht. De oude Abdijkerk werd in 1851 als gemeentehuis in gebruik genomen. De Noordersingelgracht was in 1864 geheel gedempt. Langs de Torenlaan kwam vrijwel geen bebouwing voor.
Van groot belang voor Assen was de aanleg van de spoorlijn in 1870. Langs en rond de Brink vonden belangrijke veranderingen plaats. De gracht langs de Oostersingel (nu gedeeltelijk Noordersingel) werd rond 1910 vanaf de Brinkstraat tot aan de Kloosterstraat gedempt. Het oude kloostergebouw aan de Brink werd in 1883 afgebroken en daarvoor in de plaats kwam een nieuw Provinciehuis (1885) dat later tot museum is ingericht. In 1902 kwam het Rijksarchief gereed op de plaats waar vroeger de oude pastorie achter de Abdijkkerk stond. De Abdijkerk deed nog dienst als stadshuis. Aan de zuidzijde van de Brink verrees het postkantoor in 1874. Al gauw bleek dit gebouw te klein en kwam er na 21 jaar een nieuw postkantoor op de hoek Torenlaan-Zuidersingel. Aan de Torenlaan kwam al meer bebouwing, met name aan de noordzijde. Een grote druk op de woningmarkt ontstond toen in 1894 en 1895 grote eenheden militairen in Assen werden gelegerd. Dit heeft een verdichting van de bebouwing in de oude binnenstad en uitbreiding buiten het centrumgebied tot gevolg gehad. De bedrijvigheid nam in de periode 1868-1920 sterk toe. Het inwonertal van de gemeente bedroeg in 1920 16.767 personen. In de daarop volgende 20 jaar nam het aantal inwoners toe tot 21.819 personen. In de eerste 15 jaar na de Tweede Wereldoorlog vonden enkele ingrepen en veranderingen plaats die van structureel belang waren voor Assen. Door het doortrekken van de Gedempte Singel in de richting van de Markt/Vaart werden enkele interlokale verkeersstromen verlegd van de Brinkstraat- Marktstraat naar de Gedempte Singel. Het gemeentehuis verdween in 1951 uit de voormalige Abdijkerk. Huize Tertrode werd het hoofdgebouw, waarnaast enkele barakken werden geplaatst. Rond 1960 bedroeg het inwonertal circa 30.000. Na dat jaar raakte de ontwikkeling van de binnenstad in een stroomversnelling. In 1959 was Assen aangewezen als regionale ontwikkelingskern. Voor het wegenbeloop werden wijzigingen voorgesteld waarbij het autovrij maken van de Torenlaan en de Kloosterstraat belangrijke uitgangspunten waren. Deze plannen zijn uiteindelijk niet goedgekeurd. Wel werd in 1970 een parkeerterrein ten zuiden van de Kloosterstraat aangelegd en ontstonden enkele parkeerterreintjes aan de Noordersingel en de Oranjestraat.
Aan de Brink kwamen na gereedkoming van het nieuwe provinciehuis diverse gebouwen vrij. Na grondige verbouwingen en restauraties kwamen deze panden beschikbaar voor het Drents Museum (Drostenhuis, voormalig Provinciehuis en de Abdijkerk). Het ontvangershuis was reeds eerder in gebruik als museum (na restauraties in de jaren 1958-1967).
Deze beschrijving uit het bestemmingsplan Erfgoedkwartier is van belang voor de bepaling van de historische waarden van structuren, bebouwing en open ruimten.
Doel onderhavige ontwikkeling
Gezien bovenstaande doelstellingen kan dan ook geconcludeerd worden dat er geen cvultuurhistorische waarden worden aangetast en het karakter van het gebied door de beoogde ontwikkeling juist zal worden verstrekt.
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling moet rekening worden gehouden met het aspect ecologie. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet, de Ecologische Hoofdstructuur (beiden gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming).
De bescherming van inheemse dier- en plantensoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. De wet maakt onderscheid in drie categorieën beschermde soorten namelijk:
In de Flora- en faunawet is tevens een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend.
De parkeerplaatsen worden gerealiseerd op een een grasveld in het centrum. Op dit veldje zijn geen struiken en/of bomen aanwezig. Tevens wordt het veld regelmatig gemaaid. Van beschermd natuurgebied is hier dan ook geen sprake. Ook worden hier redelijkerwijs geen planten en dieren verwacht die aan de realisatie van het project in de weg zouden kunnen staan.
Wat betreft de gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en/of om gebieden die zijn aangewezen als Natura2000-gebied.
Gebiedsbescherming
Natura 2000: Natura 2000 is de benaming voor een Europees netwerk van natuurgebieden waarin belangrijke flora en fauna voorkomen, gezien vanuit een Europees perspectief. In juridische zin komt Natura 2000 voort uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen; in Nederland vertaald in de Natuurbeschermingswet.
Ecologische Hoofdstructuur: door nieuwe natuur te ontwikkelen, kunnen natuurgebieden met elkaar worden verbonden. Zo kunnen planten zich over verschillende natuurgebieden verspreiden en dieren van het ene naar het andere gebied gaan. Het totaal van al deze gebieden en de verbindingen ertussen vormt de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) van Nederland.
Relatie Natura 2000 en EHS: de Natura 2000 gebieden liggen vrijwel geheel binnen de EHS en beslaan ongeveer de helft van het oppervlakte EHS op het land. Daarmee is er planologisch een hechte relatie tussen de EHS en de Natura 2000.
Het plangebied ligt op ruime afstand van de EHS en het Natura 2000-gebied het Drentsche Aa-gebied. In onderstaande afbeeldingen is de ligging van het plangebied ten opzichte van de EHS en het Natura 2000-gebied aangegeven.
Uitsnede van het Natura2000-gebied Drenthse Aa-gebied Blad 2
Uitsnede Ecologische Hoofdstructuur EHS
Conclusie
Gezien de afstand van het plangebied tot het Drentsche Aa-gebied (zowel EHS als Natura 2000), gezien de ligging midden in het cebtrum en gezien er geen toename van het aantal autobewegingen zal plaatvinden worden er geen significante effecten op het Drentsche Aa-gebied en de Natura 2000 verwacht.
Ten aanzien van de soorten- en gebiedsbescherming zijn er geen belemmeringen voor dit project.
Op 1 april 2011 is het gewijzigde besluit mer in werking getreden. Een belangrijke wijziging betreft het indicatief maken van de drempelwaarden in onderdeel D (betreft de mer-beoordeling) van de bijlage bij het Besluit mer. Concreet betekent dit dat, ook wanneer ontwikkelingen onder de in bijlage D opgenomen drempelwaarden blijven, het bevoegd gezag zich er nog steeds van moet vergewissen of activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.
Daarbij zijn in het bijzonder de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EU-richtlijn van belang. Deze omstandigheden betreffen o.a. de kenmerken van de potentiële effecten en cumulatie. Op grond van artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht dient het bevoegd gezag zijn eventuele keuze voor géén mer-beoordeling voor een activiteit die beneden de drempelwaarde valt, te motiveren in de overwegingen van het moederbesluit.
Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomt(en) op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen, moet een toets (vormvrije m.e.r.-beoordeling) worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten.
Deze zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
Gelet op de omvang van het initiatief, de uitkomsten van de onderzoeken zoals in dit hoofdstuk samengevat, er geen significante toename zal zijn van het aantal verkeersbewegingen, het perceel niet grenst aan een natuurbeschermingsgebied is de verwachting dat geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu optreden. Het milieubelang wordt in voldoende mate afgewogen. Een nadere beoordeling in een m.e.r. beoordeling is dan ook niet noodzakelijk.
Vanuit de omgevingsaspecten zijn geen belemmeringen naar voren gekomen. Realisatie van voorgenomen initiatief is voor wat betreft de omgevings- en milieuaspecten haalbaar.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient, op grond van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij het verlenen van een omgevingsvergunning tevens een exploitatieplan te worden vastgesteld om het verhaal van de plankosten zeker te stellen.
De ontwikkeling vindt in zijn geheel plaats op percelen in eigendom van de gemeente Assen. Alle kosten voor het ontwikkelen van de percelen komen dus voor verantwoording en voor rekening van de gemeente.
Voor de voorbereiding en uitvoering van de Gebiedsvisie voor de Brink, Gouverneurstuin en directe omgeving is door de Raad een budget beschikbaar gesteld. Daarmee is het plan economisch uitvoerbaar.
Een exploitatieplan dient te worden vastgesteld wanneer:
De kosten zijn anderzins verzekerd middels budget dat beschikbaar is gesteld vanuit de gemeente voor de uitvoering van de gebiedsvisie. Ook eventuele nadere eisen aan de inrichting spelen geen rol, aangezien de werkzaamheden en eventuele inrichtingswensen door de gemeente zelf worden bepaald en uitgevoerd. De economische uitvoerbaarheid van dit project is hiermee voldoende gewaarborgd. De vaststelling van een exploitatieplan kan daarom achterwege blijven. Eventuele nadere eisen aan de inrichting of fasering van de uitvoering spelen bij dit plan eveneens geen rol.
Ingevolge artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent het college van burgemeester en wethouders aan degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden welke niet is verjaard, als gevolg van een in het tweede lid van artikel 6.1 genoemde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voorzover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd. Voor eventuele waardemindering geldt een eigen risico van 2%.
Genoemde oorzaken zijn o.a. een bepaling van een bestemmingsplan of inpassingsplan, een planwijziging of een planuitwerking, onderscheidenlijk een afwijking of een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 Wro (binnenplanse wijziging of afwijking).
De criteria voor de toekenning van planschadevergoeding zijn ontwikkeld in de jurisprudentie. Daaruit blijkt dat sprake kan zijn van voor vergoeding in aanmerking komende planschade ingeval van bijvoorbeeld:
Het perceel waarop de ontwikkeling plaatsvindt is eigendom van de gemeente. De eventuele schade als gevolg van de realisatie van het project komt dan ook voor de rekening van de gemeente.
Verklaring van geen bedenkingen
Op grond van artikel 6.5 lid 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is voor het verlenen van een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3° Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad benodigd. Op grond van artikel 6.5 lid 3 Bor kan de gemeenteraad bepaalde categorieën van gevallen aanwijzen waarvoor de verklaring van geen bedenkingen niet is vereist.
De gemeenteraad Assen heeft op 28 april 2011 het volgende besloten: “Door toepassing van artikel 6.5 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht de volgende categorieën van gevallen aanwijzen waarvoor een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist:
Onderhavige aanvraag voldoet aan deze criteria. Een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad is dan ook niet vereist.
De aanvraag omgevingsvergunning, de bijbehorende ruimtelijke onderbouwing en overige bijbehorende stukken hebben ingevolge artikel 2.12 lid 1, sub a onder 3º van de Wabo in combinatie met het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met ingang van ........ voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om zijn of haar zienswijzen omtrent de (ontwerp) omgevingsvergunning bij het college van burgemeester en wethouders van Assen kenbaar te maken. Van deze mogelijkheid is wel/geen gebruik gemaakt.