direct naar inhoud van Ruimtelijke Onderbouwing
Plan: Groningerstraat 340
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.07OMG20130775-VST1

Ruimtelijke Onderbouwing

.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1. Aanleiding

De voorliggende ruimtelijke onderbouwing heeft betrekking op het perceel Groningerstraat 340 te Assen. Op dit perceel is de Aldi gevestigd. Aldi Vastgoed B.V. is voornemens het bestaande pand te slopen en via nieuwbouw een grotere huisvesting voor de supermarkt te realiseren. De uitbreiding is noodzakelijk om een betere bewinkeling mogelijk te maken en de klanten beter te kunnen ontvangen. Het leidt naar verwachting niet direct tot een toename van het aantal klanten. De gemeente Assen staat positief tegenover dit voorstel. Het vigerende bestemmingsplan "Noord" staat de uitbreiding niet toe.

Van het vigerende bestemmingsplan kan worden afgeweken via in artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3° Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) opgenomen afwijkingsmogelijkheid. Een dergelijk afwijkingsbesluit dient te zijn voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Deze ruimtelijke onderbouwing heeft tot doel de planologische aanvaardbaarheid van de afwijking van het bestemmingsplan nader te onderbouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07OMG20130775-VST1_0001.png"

Figuur 1: ligging plangebied aan de Groningerstraatweg 340

1.2. Ligging en begrenzing projectgebied

Het plangebied betreft het perceel Groningerstraat 340.

1.2.1 Ligging plangebied in zijn omgeving

Het perceel van Aldi ligt aan de Groningerstraat op de grens van twee bebouwingstypologieën. Ten zuiden van de Aldi eindigt de lintbebouwing met kleinschalige woonbebouwing in een rooilijn langs de weg. De woningen van meestal één laag met een kap hebben oriëntatie op de straat. Ten noorden van de Aldi staan aan weerszijden bomenrijen en bossages langs de weg. De bebouwing ten noorden van de Aldi, de kantoren van Unive, is grootschaliger en staat enigszins op afstand van de straat. Aan de westzijde staan de woningen met de achterkant naar de weg gekeerd, zonder oriëntatie op de weg. Verderop, op de hoek met de Europaweg, staan ook grote kantoren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07OMG20130775-VST1_0002.png"

1.2.2 Begrenzing

Het perceel Groningerstraat 340 grenst aan de westkant aan de woonwijk Noorderpark. De noordelijke begrenzing wordt gevormd door een fietspad, De Doorsteek. Op het perceel ten noorden van het plangebied is Stichting Univé Rechtshulp gevestigd. Aan de oostzijde grenst het perceel aan het perceel Industrieweg 17-21, waar Carglass en Euromaster bedrijf houden. Aan de zuidzijde grenst het perceel aan een bestaande woning aan de Groningerstraat en aan het perceel Industrieweg 15, waar het hoofdkantoor van woningbouwcorporatie Actium was gevestigd.

De begrenzing is weergeven in figuur 1.

1.3. Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk wordt de bestaande situatie en het voorgenomen plan beschreven. In hoofdstuk 3 is het ruimtelijk beleid op rijksniveau, provinciaal en gemeentelijk niveau beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 is gewijd aan de juridische vormgeving. In hoofdstuk 6 komen de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid aan bod.

1.4. De bij het project bijbehorende stukken

De volgende stukken zijn als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing gevoegd:

Hoofdstuk 2 Gebied- en projectbeschrijving

2.1. Beschrijving van het gebied

2.1.1 Ruimtelijk functionele structuur

De Aldi locatie ligt aan de Groningerstraat op de grens van twee bebouwingstypologieën. Ten zuiden van de Aldi eindigt de lintbebouwing met kleinschalige woonbebouwing in een rooilijn langs de weg. De woningen van meestal één laag met een kap hebben oriëntatie op de straat. Ten noorden van de Aldi staan aan weerszijden bomenrijen en bossages langs de weg. De bebouwing ten noorden van de Aldi, de kantoren van Unive, is grootschaliger en staat enigszins op afstand van de straat. Aan de westzijde staan de woningen met de achterkant naar de weg gekeerd, zonder oriëntatie op de weg. Verderop, op de hoek met de Europaweg, staan ook grote kantoren.

De Aldi vormt door het parkeerterrein aan de voorzijde een onderbreking in de bebouwing aan de Groningerstraat. Dit komt doordat de Aldi zelf verder naar achter staat dan de lintbebouwing en een bomenrij zoals bij Univé ontbreekt. Het voorste deel van het parkeerterrein is groen ingericht. Dit maakt dat het parkeerterrein van de supermarkt vriendelijker oogt, maar door de lage beplanting heeft dit geen wezenlijk effect op straatbeeld als geheel. Het parkeerterrein als ‘onderbreking’ aan de straat levert een ongewenst straatbeeld op. De uitbreiding/ nieuwbouw biedt een kans om het straatbeeld te verbeteren. Aan de noordzijde van de Aldi, langs het fietspad 'de doorsteek' loopt een groenstrook die het parkeerterrein, de zijkant van het gebouw en de bevoorrading van de Aldi afschermt van het fietspad. De dichtstbijzijnde woning, ten zuiden van het perceel ligt op ongeveer 5 meter van de inrichtingsgrens. Via de Groningerstraat is de supermarkt uitstekend ontsloten, voor zowel autoverkeer als fietsverkeer. De vrij liggende fietspaden aan weerzijde van de straat zijn in de gemeentelijke Structuurvisie Assen 2030 als hoofdfietspad aangeduid.

2.1.2 Bebouwing en inrichting perceel

Op het perceel is op de achterzijde een gebouw gerealiseerd, waarin de Aldi is gevestigd. Het resterende deel van het perceel is grotendeels ingericht met parkeervoorzieningen. Aan de westkant is op het terrein tussen de parkeervoorzieningen en de Groningerstraat een groenstrook aangelegd met lage begroeiing. Hier bevindt zich tevens een reclamemast ten behoeve van de Aldi. Ook aan de noordkant is een groenvoorziening aanwezig in de vorm van een laurierhaag. Op het terrein bevinden zich tevens twee ondergrondse afvalcontainers. Het laden en lossen vindt plaats aan de noordzijde van de bestaande bebouwing. Het perceel Groningerstraat 340 wordt rechtsreeks ontsloten vanaf de Groningerstraat via twee in/uitritten.De zuidelijke in/uitrit is om het perceel te betreden, de noordelijke om het perceel te verlaten.

In figuur 3 is de huidige situatie weergegeven. In figuur 4 is een foto weergegeven van het perceel vanaf de Groningerstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07OMG20130775-VST1_0003.png"

Figuur 3: Bestaande situatie

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07OMG20130775-VST1_0004.png"

Figuur 4: Huidige situatie gezien vanaf Groningerstraat

2.2. Beschrijving van het project

2.2.1 Toekomstige situatie

De bestaande bebouwing wordt gesloopt, waarna een groter pand ten behoeve van de supermarkt wordt gebouwd.

De nieuwe bebouwing is circa 1.300 m2. Aan de voor- en achterzijde wordt de grond als plantsoen ingericht. Aan de achterzijde is ruimte aanwezig voor een toekomstige uitbreiding. Deze uitbreiding valt buiten deze omgevingsvergunningprocedure. Het nieuwe gebouw komt dichter op de Groningerstraat te staan, maar niet in de rooilijn van de rest van de bebouwing. Het laden en lossen vindt net als in de bestaande situatie plaats aan de noordkant van het gebouw. Het laden en lossen vindt plaats in een zogenaamd laaddock. De laad- en losactiviteiten zijn derhalve gedeeltelijk afgeschermd.

De bestaande groenstrook aan de voorzijde van het perceel wordt deels heringericht met parkeervoorzieningen. Tussen de gemeente Assen en Aldi is afgesproken dat de Aldi aan de voorzijde planten en minimaal negen bomen zal plaatsen. Aangezien de bomenrij op de gemeentelijke grond wordt geprojecteerd, is Aldi vastgoed bereid dit stuk grond van de gemeente Assen over te nemen. Ten behoeve van de grondverkoop, afwikkelen van eventuele planschadekosten en andere plankosten is met Aldi een anterieure overeenkomst gesloten. Door de bomenrij, zoals die ter hoogte van de Univé langs de Groningerstraat loopt, door te trekken op het voorterrein van de Aldi, wordt het gat dat het parkeerterrein van de Aldi vormt in de Groningerstraat visueel dichtgezet. De positionering van de bebouwing daarachter heeft daardoor verhoudingsgewijs weinig impact op het straatbeeld. Stedenbouwkundig is er hierdoor ruimte voor uitbreiding van de Aldi. De Aldi is onder de bomen door goed zichtbaar. De dubbele bomenrij is voor een deel geprojecteerd op gemeentelijke grond en voor het grootste deel op het terrein van Aldi. De uitbreiding aan de noordzijde wordt tevens groen afgeschermd, waardoor het fietspad een vriendelijke uitstraling blijft behouden. Ten aanzien van de achterzijde is afgesproken, dat daar neutralere struiken en een erfafscheiding met groene bedekking (klimop) worden geplaatst.

De ontsluiting van het perceel blijft ongewijzigd. Er worden 87 parkeerplaatsen aangelegd, waarvan 2 voor mindervaliden. De gemeente acht dit aantal parkeerplaatsen voldoende.

In figuur 5 is een weergave van het nieuwe tuinontwerp van het perceel Groningerstraat 340.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07OMG20130775-VST1_0005.png"

2.2.2 Ruimtelijke inpassing directe omgeving

Op dit moment is de beoogde ontwikkeling niet toegestaan op basis van het vigerende bestemmingsplan Noord. Op basis van de overige beleidskaders van gemeente, provincie en rijk is de ontwikkeling wel mogelijk (zie hoofdstuk 3). Er zijn voor de beoogde ontwikkeling geen belemmeringen vanuit de omgeving (zie hoofdstuk 4). Vanuit de Flora- en faunawet moeten de werkzaamheden starten buiten het broedseizoen om verstoring van broedende vogels te voorkomen. Een alternatieve mogelijkheid is om voor het broedseizoen de gehele aanwezige laurierhaag bij de grond af te snoeien. Hier zullen dan geen vogels gaan broeden. Ten aanzien van geluid geldt dat de normen van het Activiteitenbesluit in beperkte mate worden overschreden. Dit komt door de rijbewegingen van personenwagens op het parkeerterrein, het rammelen van winkelwagens en het dichtslaan van autoportieren. Om te voldoen aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn de volgende maatregelen te overwegen in de vorm van toepassen van geluidarme kunststof winkelwagens en een scherm met een hoogte van 3,6 meter en een lengte van tenminste 20 meter ter plaatse van Groningerstraat 338. Een alternatief is dat het bevoegd gezag in afwijking van de ‘standaard’ voorschriften middels maatwerkvoorschriften andere (hogere) waarden voor het toelaatbaar te achten geluidniveau vaststelt. Het toepassen van (hogere) maatwerkvoorschriften is naar akoestisch rapport toelaatbaar. Dit is in paragraaf 4.10 gemotiveerd.

De gronden hebben in het vigerende bestemmingsplan de bestemming 'bedrijfsbebouwing toegestaan'. Het bouwplan kan niet worden gerealiseerd op grond van dit bestemmingsplan (zie paragraaf 3.3). Het is onder meer deels buiten de gronden met de bestemming 'bedrijfsbebouwing toegestaan' geprojecteerd en de (goot)hoogte is meer dan de toegestane 4 meter. De massa van de bebouwing past prima in de stedelijke omgeving van het bedrijvenpark. De bebouwing wordt op ruime afstand van de aanwezige woningen gerealiseerd en er kan ook op grond van het vigerende bestemmingsplan reeds dichter bij de woningen worden gebouwd. Gezien de beperkte afwijking van de maximaal toegestane goothoogte (met circa 1,5 m) en de situering van de bebouwing op het perceel is het plan ruimtelijk uitstekend inpasbaar. De bestaande bebouwing is overigens hoger dan de nieuwbouw.

Het perceel is via Groningerstraat aan de voorzijde bereikbaar. De bestaande uitritten blijven gehandhaafd. De verkeersaantrekkende werking als gevolg van het nieuw te bouwen pand blijft gering doordat het aantal verkeershandelingen vrijwel niet wijzigt. Voor wat betreft de parkeergelegenheid, biedt het perceel voldoende ruimte om het parkeren op eigen terrein op te lossen. De huidige route van het bevoorradingsverkeer blijft ongewijzigd.

Hoofdstuk 3 Vigerend beleid

De aanvraag omgevingsvergunning moet in overeenstemming zijn met het beleid van het rijk, de provincie en natuurlijk de gemeente zelf. Om deze reden wordt hieronder aandacht geschonken aan dit beleid.

3.1. Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De visie is vernieuwend in die zin dat ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur sterker dan voorheen met elkaar verbonden worden. De SVIR schetst de rijksambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak, de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en de ruimtelijke doelen en uitspraken in de PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de Agenda Landschap, de Agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta. De Structuurvisie Nationaal Waterplan blijft in zijn huidige vorm als uitwerking van de SVIR bestaan.

De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal engemeentelijk niveau. De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. Provincies en gemeentes krijgen in de SVIR meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening. Provincies en gemeenten zijn volgens het Rijk beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, be-drijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er met een gebied moet gebeuren. Het Rijk richt zich op drie doelen: Nederland concurrerend, bereikbaar en leefbaar maken.

Om die doelen te bereiken, zijn nationale belangen benoemd. Dat zijn onder meer:

  • het vestigingsklimaat;
  • de hoofdnetwerken voor energie;
  • het vervoer van personen en goederen;
  • waterveiligheid;
  • natuur en milieukwaliteit;
  • bescherming van het nationale werelderfgoed (zoals de Waddenzee en de Nieuwe Hollandse Waterlinie).

Deze nationale belangen zijn concreet uitgewerkt voor de regio’s Noordwest Nederland, Zuidvleugel, Zuidwestelijke Delta, Brabant-Limburg, Oost-Nederland, Utrecht, Noord-Nederland en de Noordzee. Het planvoornemen heeft geen invloed op de gestelde doelen van het Rijk en bovendien voorziet de SVIR niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit de SVIR gelden.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (Barro) is op 30 december 2011 (grotendeels) in werking getreden. Dit besluit bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen, provinciale inpassingsplannen, uitwerkingsplannen, wijzigingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen met ruimtelijke onderbouwing moeten voldoen. Door het Barro is onlangs een extra motiveringsplicht aan het Bro toegevoegd voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen met stedelijke ontwikkelingen in verband met het onderwerp duurzame verstedelijking (de zogenoemde SER-ladder).

Ladder voor duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per 1 oktober 2012 gewijzigd. De wijziging van artikel 3.1.6 Bro is van toepassing op alle ruimtelijke besluiten die door overheden worden genomen, omdat zorgvuldige benutting van ruimte de grondslag moet zijn van alle ruimtelijke besluiten. Hiertoe moeten in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking de volgende stappen worden gezet ("de treden van de ladder").

  • 1. beoordeling of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag;
  • 2. indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, dient te worden beoordeeld of deze binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten;
  • 3. indien herstructurering of transformatie van bestaand bebouwd gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om in de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordeling door betrokken overheden of deze vraag op locaties kan worden ontwikkeld die passend (multimodaal) ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Beoordeling onderhavig plan aan de hand van de ladder: De beoogde ontwikkeling betreft de uitbreiding van een bestaande supermarkt, waarbij sprake is van herontwikkeling van bestaand bebouwd gebied. De uitbreiding voorziet in een concrete behoefte. Gezien de kleinschaligheid van deze uitbreiding is toetsing aan een bovengemeenteijke vraag niet relevant. Er wordt voorzien in een lokale behoefte. Aangezien het gaat om herstructurering is een beoordeling over een (multimodale) ontsluiting niet nodig. Er wordt derhalve voldaan aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

3.2. Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Drenthe

De Omgevingsvisie Drenthe (vastgesteld op 2 juni 2010) is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de provincie Drenthe voor de periode tot 2020 en in een aantal gevallen een doorkijk voor de periode daarna. De Omgevingsvisie Drenthe vervangt het tweede Provinciaal omgevingsplan (POPII) en is een integratie van vier wettelijk voorgeschreven planvormen; de provinciale ruimtelijke structuurvisie, het provinciaal milieubeleidsplan, het regionaal waterplan en het provinciaal verkeers- en vervoersplan.

Op 2 juni 2010 is de Omgevingsvisie door de Provinciale Staten van de provincie vastgesteld. De missie uit de Omgevingsvisie luidt: 'Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten'. De kernkwaliteiten zijn:

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid;
  • naoberschap;
  • menselijke maat;
  • veiligheid;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal).

Het behouden en waar mogelijk ontwikkelen van de kernkwaliteiten wordt gezien als provinciaal belang.

Het plan raakt niet aan de kernkwaliteiten van de omgevingsvisie.

Provinciale Omgevingsverordening Drenthe

De juridische vertaling van de omgevingsvisie heeft plaatsgevonden in de Verordening Ruimtelijke Omgevingsbeleid. Provinciale Staten van Drenthe hebben deze verordening op 9 maart 2011 de Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid vastgesteld. Deze is als hoofdstuk 3 ingevoegd in de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe, geldend vanaf 22 september 2012. De Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid is gericht tot de gemeenten en bevat voorschriften waar ruimtelijke plannen, waaronder ruimtelijke onderbouwingen aan dienen te voldoen.

De provincie Drenthe hanteert het principe van de SER-ladder. Op basis van de SER-ladder moet bij nieuwe ontwikkelingen gestreefd worden naar zorgvuldig ruimtegebruik. Hierbij moet eerst de ruimte worden benut die al beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie of door herstructurering beschikbaar worden gemaakt.

Beoordeling: de herontwikkeling van een bestaand perceel dat al geschikt is voor een supermarkt voldoet aan deze eis. Aan de SER-ladder wordt derhalve voldaan. Deze ruimtelijke onderbouwing voldoet verder aan de voorschriften vanuit de Verordening Ruimtelijk Omgevingsbeleid.

3.3. Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Assen 2030

In februari 2010 heeft de raad van de gemeente Assen de Structuurvisie Assen 2030 (Hoofdstad Assen) vastgesteld. In deze integrale visie zijn de hoofdlijnen van het beleid aangegeven in woord en beeld. De structuurvisie bouwt voort op de visie "Assen Koerst" (2001) en Structuurplan Stadsrandzone Assen (2008) welke de gewenste ontwikkelingen tot 2020 beschrijven (het structuurplan biedt ook een doorkijk naar de langere termijn).

In de Structuurvisie Assen 2030 zijn ideeën uit eerder gemaakte plannen en visies op vergelijkbaar niveau verwerkt.

Deze voorgaande plannen en visies worden dan ook niet uitgebreid behandeld in dit bestemmingsplan. Figuur 7 betreft het kaartbeeld bij de structuurvisie. De

planlocatie is met een rode stip indicatief aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07OMG20130775-VST1_0006.png"

Figuur 7: kaartbeeld bij de structuurvisie

Het plangebied is gelegen in het gebied aangeduid als ontwikkelingszone Noord/Zuid. In relatie tot het Stadsbedrijvenpark spreekt de gemeente daarvoor de ambitie uit het bedrijvenpark gefaseerd om te vormen tot een centrumstedelijk gebied met twee belangrijke functies: woningen en bedrijvigheid. Het zuidelijk deel van het Stadsbedrijvenpark is als woonlocatie zeer aantrekkelijk. Het noordelijk deel behoudt zijn functie, maar ondergaat een grondige kwaliteitsverbetering, waarin bedrijvigheid zonder milieurisico’s een plaats hebben. Te denken valt aan kantoren, woonwerkpanden, perifere detailhandel, kennisintensieve bedrijven en onderwijsinstellingen. De uitbreiding van de supermarkt past binnen dit beleid.

Water

Op grond van artikel 12 van het Besluit ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen voorzien zijn van een waterparagraaf. Hiervoor wordt het proces van de watertoets doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het Waterschap Hunze en Aa's/Reest en Wieden/Noorderzijlvest beoordeelt wat de invloed van het project is op de waterhuishouding en geeft een wateradvies. Waterhuishoudkundige consequenties van een plan mogen niet op de omgeving afgewenteld worden. Het waterschap streeft ernaar om de ingrepen binnen een peilgebied waterneutraal te houden. Wateraspecten die met een specifiek instrument geregeld kunnen worden, worden in de watertoets wel gesignaleerd, maar niet geregeld.

Met het Gemeentelijk Water en Rioleringsplan Assen 2013-2018 (GWRP) geeft de gemeente Assen invulling aan haar formele wettelijke taken op het gebied van water, zoals deze in de Waterwet en Wet milieubeheer zijn vastgelegd. Het GWRP maakt het mogelijk om de gemeentelijke watertaken op een efficiënte en effectieve manier uit te voeren. Daarnaast is dit plan voor de gemeente een belangrijk hulpmiddel om een goede integrale beleidsafweging te kunnen maken op het gebied van bodem- en waterkwaliteit, gemeentelijke infrastructuur, ruimtelijke ordening en zorg voor het watersysteem. Dit plan beschrijft de doelen en eisen voor de gemeentelijke zorgplichten op het gebied van afvalwater, hemelwater en grondwater en geeft een overzicht van de maatregelen die nodig zijn om deze doelen te realiseren.

De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de leefomgeving en, zoals gezegd, vormt een goed functionerend systeem voor inzameling en transport van afvalwater, hemelwater en grondwater daarbij een primaire voorwaarde. Bij de inrichting en het beheer van het watersysteem in en om het stedelijke gebied spelen dan ook diverse maatschappelijke belangen, zoals:

  • de bescherming van de volksgezondheid en diergezondheid;
  • de bescherming tegen wateroverlast;
  • het realiseren en behouden van schoon water en een gezond aquatisch ecosysteem;
  • het voorkomen van potentiële schade aan gebouwen;
  • water dat bijdraagt aan de ruimtelijke kwaliteit (beleving);
  • natuurontwikkeling;
  • recreatief (mede)gebruik van water.

De gemeente speelt een belangrijke rol bij het beheer van het water. Vanuit de wettelijke taken op hetgebied van water, milieu en ruimtelijke ordening vervult de gemeente in stedelijke gebieden de regierol bij de inrichting van het watersysteem en de afvalwaterketen. Om een goede waterhuishouding te realiseren, is een goede afstemming en samenwerking met de waterbeheerders noodzakelijk. De waterbeheerdes zijn de wettelijk verantwoordelijke instantie voor het waterkwaliteit- en waterkwantiteitbeheer in Assen.

Op het aspect water wordt in waterparagraaf nader ingegaan.

Welstandsnota en Commissie Ruimtelijke Kwaliteit

Op 1 december 2011 heeft de gemeenteraad de Welstandsnota vastgesteld. Op basis van deze welstandsnota is onderhavige locatie gelegen binnen gebied 7 ‘Bedrijventerreinen". Het beleid is er op gericht de architectonische kwaliteiten die de afzonderlijke gebouwen hebben minimaal te handhaven en waar mogelijk te versterken. Het behouden of versterken van samenhang in de massaopbouw van de bedrijfsgebouwen, per straatwand of cluster, is uitgangspunt. Bovendien houden nieuwe ontwikkelingen rekening met verwachte ontwikkelingen in de omgeving (zie vastgesteld bestemmingsplan).

Op 24 oktober 2013 is het verzoek aan de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit Assen voorgelegd. Zij hebben een positief advies uitgebracht.

Hoofdstuk 4 Planologisch kader

4.1. Geldend bestemmingsplan

Het vigerende beleid voor het plangebied is vastgelegd in het bestemmingsplan "Noord". Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 21 september 1972. Een uitsnede van de plankaart is weergegeven in figuur 8. De gronden hebben de bestemming 'bedrijfsbebouwing toegestaan'. Op deze gronden mogen verzorgende bedrijfjes, zoals werkplaatsen, winkels, ateliers en magazijnen, geen industrie zijnde worden opgericht met de daarbij behorende bouwwerken. Het maximale bebouwingspercentage bedraagt 60 procent. De goothoogte mag maximaal 4 meter bedragen. Het bouwplan kan niet worden gerealiseerd op grond van dit bestemmingsplan. Het is onder meer deels buiten de gronden met de bestemming 'bedrijfsbebouwing toegestaan' geprojecteerd en de (goot)hoogte is meer dan 4 meter.

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07OMG20130775-VST1_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07OMG20130775-VST1_0008.png"

Figuur 8: Uitsnede plankaart bestemmingsplan Noord

Op basis van het bestemmingsplan "Noord" mogen aan de voorzijde van het perceel woningen worden gebouwd. Het bouwplan kan derhalve niet op basis van het vigerende plan worden gerealiseerd.

Bestemmingsplan Wijziging geluidszone Stadsbedrijvenpark

Voor het plangebied geldt tevens het bestemmingsplan Wijziging geluidszone Stadsbedrijvenpark, dat in 2012 is vastgesteld. Dit facetplan regelt de geluidzone die voor het Stadsbedrijvenpark van toepassing is. Aangezien de supermarkt binnen het industrieterrein ligt en de supermarkt geen geluidsgevoelig object is, is dit wijzigingsplan geen belemmering voor het bouwplan.

4.2. In voorbereiding zijnde bestemmingsplan

Voor het perceel aan Groningerstraat 340 is inmiddels een nieuw bestemmingsplan in voorbereiding. Op grond van dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming "bedrijventerrein".

4.3. Afweging planologische toelaatbaarheid

Het nieuwe gebouw komt dichter op de Groningerstraat te staan, maar niet in de rooilijn van de rest van de bebouwing. Aan de noordzijde wil de Aldi een extra bevoorradings- of containerhelling aanleggen in de bestaande groenstrook. De groenstrook verdwijnt op deze plek en wordt vervangen door een typische 'achterkant' activiteit. Dit komt de uitstraling van het fietspad en daarmee de sociale veiligheid niet ten goede, echter door de dubbele bomenrij, zoals die ter hoogte van de Univé langs de Groningerstraat loopt, door te trekken op het voorterrein van de Aldi, wordt het gat dat het parkeerterrein van de Aldi vormt in de Groningerstraat visueel dichtgezet. De positionering van de bebouwing daarachter heeft daardoor verhoudingsgewijs weinig impact op het straatbeeld. Stedenbouwkundig is er hierdoor ruimte voor uitbreiding van de Aldi. De Aldi is onder de bomen door goed zichtbaar. De dubbele bomenrij is voor een deel geprojecteerd op de gemeentelijke grond. Het grootste deel is van Aldi. Onder andere hierover zijn in een anterieureovereenkomst afspraken gemaakt met Aldi. De uitbreiding aan de voorzijde wordt verder aanvaardbaar geacht, aangezien deze met groen wordt afgeschermd, waardoor het fietspad een vriendelijke uitstraling behouden.

Hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten

5.1. Inleiding

In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening is ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening onderzoek verricht naar de bestaande situatie en naar de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied. In de volgende paragrafen zijn de randvoorwaarden die voortvloeien uit de fysieke omgeving en de resultaten van onderzoek beschreven.

5.2. Water

Waterparagraaf

Om invulling te geven aan de sturende rol van water in ruimtelijke ordeningsprocessen is de Handreiking Watertoets opgesteld. Hierin is aangegeven op welke wijze de betrokken partijen (initiatiefnemer, waterbeheerder en planbeoordelaar) tot een betere samenwerking kunnen komen.

De Watertoets fungeert als procesinstrument. Het doel van een watertoets is om waterhuishoudkundige aspecten vroegtijdig in de ruimtelijke planvorming te betrekken. Waterhuishoudkundige aspecten betreffen onder andere veiligheid, wateroverlast, waterkwaliteit, volksgezondheid, bodemdaling en betreffen alle wateren in Nederland. Met ingang van 1 november 2003 is de watertoets wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).

De watertoets is een procesinstrument waarmee alle belangen ten aanzien van waterhuishoudkundige aspecten kunnen worden afgewogen. Er is gebruik gemaakt van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft ertoe geleid dat de korte procedure van de watertoets is doorlopen. Dit houdt in dat het waterschap Hunze en Aa's een standaard wateradvies afgeeft in de vorm van een standaard waterparagraaf. Deze is als losse bijlage bijgevoegd. Voor de verdere procedurele afhandeling van de watertoets in het niet noodzakelijk het waterschap te betrekken, als er met de opmerkingen gemaakt in de standaard waterparagraaf rekening zal worden gehouden tijdens de verdere uitwerking van dit plan. Er heeft bovendien telefonisch overleg plaatsgevonden tussen een wateradviseur van Antea Group en het waterschap.

Uitgangspunten:

  • totale omvang perceel: 5.940 m2
  • in de bestaande situatie er sprake van 5.210 m2 verhard (daken en bestrating) en 730 m2 onverhard oppervlak.
  • in de nieuwe situatie is er sprake van 5.195 m2 verhard (daken en bestrating) en 745 m2 onverhard oppervlak.
  • er is in het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig.

Hieruit volgt het volgende:

  • er wordt uitgegaan van de hoeveelheid bebouwing , zoals in het bouwplan opgenomen. In dat geval is er een toename van het onverharde oppervlak (circa 15 m2) en daarmee een afname van het verhard oppervlak. In dit geval hoeft er geen compensatie plaats te vinden.
  • het verhard oppervlak (dak en verharding) wordt afgekoppeld en op het bestaande gescheiden stelsel aangesloten (op het regenwaterriool). In dat geval verandert de situatie niet ten opzichte van de huidige situatie. Er is geen compensatie nodig.

5.3. Verkeersaspecten

Het perceel is via Groningerstraat aan de voorzijde bereikbaar. De bestaande uitritten blijven gehandhaafd. De verkeersaantrekkende werking als gevolg van het nieuw te bouwen pand blijft gering doordat het aantal verkeershandelingen vrijwel niet wijzigt. Voor wat betreft de parkeergelegenheid, biedt het perceel voldoende ruimte om het parkeren op eigen terrein op te lossen.Er worden 87 parkeerplaatsen aangelegd, waarvan 2 voor mindervaliden. De gemeente acht dit aantal parkeerplaatsen voldoende.

In de huidige situatie wordt de zuidelijke entree gebruikt als ingang voor het bevoorraadingsverkeer. Het bevoorraadingsverkeer bereikt het laaddock door vanaf de zuidelijke entere en via het parkeerterrein naar de noordelijke uitrit te rijden en vanuit daar achteruit naar het laaddock. In de nieuwe situatie blijft dit ongewijzigd.

5.4. Bedrijven en milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door middel van milieuzonering. Onder milieuzonering wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven of inrichtingen enerzijds en milieugevoelige functies als wonen en recreëren anderzijds. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast. Milieuzonering heeft twee doelen:

  • het voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij woningen en andere gevoelige functies;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan bedrijven dat zij hun activiteiten duurzaam onder aanvaardbare voorwaarden kunnen uitoefenen.

Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt in de regel de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gebruikt. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De lijst geeft richtafstanden voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. Hoe gevoelig een gebied is voor milieubelastende activiteiten, is mede afhankelijk van het omgevingstype.

Het plangebied kan worden beschouwd als omgevingstype gemengd gebied. Volgens de VNG-uitgave is dat een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. De richtafstanden in de VNG-uitgave gelden ten opzichte van een rustige woonwijk. Deze afstanden kunnen volgens de uitgave zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat met 1 afstandstap worden verlaagd.

Voor een supermarkt geldt volgens de VNG-uitgave een minimale afstand van 10 meter tot woningen in een rustige woonomgeving. Deze afstand geldt vanaf de perceelsgrens tot de gevel van de woningen en geldt vanwege de omgevingsaspecten gevaar en geluid. Aangezien het omgevingstype kan worden beschouwd als gemengd gebied kan deze richtafstand worden verlaagd tot 0 meter (zie p. 30 van de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering, 2009). De uitbreiding van de supermarkt past daarmee in haar omgeving.

5.5. Geluid

De normstelling voor geluid is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh) en de Wet milieubeheer. De Wet geluidhinder biedt geluidsgevoelige bestemmingen (zoals woningen) bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerlawaai, spoorweglawaai en industrielawaai door middel van zonering. De belangrijkste onderwerpen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn:

  • Industrielawaai; voorzover dit betrekking heeft op industrieterreinen waar zich "grote lawaaimakers" kunnen vestigen;
  • Wegverkeerslawaai:
    • 1. bouwen van woningen langs wegen (niet voor 30 km/u-wegen);
    • 2. aanleg/wijzigen van wegen (niet voor hoofdwegen en 30 km/u-wegen);
  • Spoorweglawaai:
    • 1. bouwen van woningen langs spoorwegen;
    • 2. aanleg/wijzigen van secundaire spoorwegen (niet het hoofdspoorwegnet).

Akoestisch onderzoek

Ondanks dat uit de toets aan de VNG-uitgave Bedrijven en Milieuzonering volgt dat de uitbreiding van de supermarkt past in de omgeving is in het kader van een goede ruimtelijke ordening akoestisch onderzoek verricht naar de geluidseffecten van de inrichting met bijbehorende voorzieningen, het laden en lossen, de winkelwagentjes en de verkeersaantrekkende werking op de woningen. De resultaten van dit onderzoek zijn gepresenteerd in het rapport akoestisch onderzoek (Antea Group, 9 april 2014, revisie 01).

Uitgangssituatie

Uit de rekenresultaten blijkt dat bij toetsing aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, zowel het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau als de maximale geluidniveaus (LAmax) als gevolg van de inrichtingsgebonden bronnen (inclusief laden en lossen in de dagperiode) worden overschreden.

Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau

Voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau kan ter plaatse van Groningerstraat 336 en 338 niet aan de grenswaarden voor de dag- en avondperiode conform het Activiteitenbesluit milieubeheer worden voldaan. De overschrijding bedraagt ten hoogste respectievelijk 2 dB en 3 dB in de dag- en avondperiode en wordt veroorzaakt door de rijbewegingen van personenwagens op het parkeerterrein. In de huidige situatie zal ter plaatse van deze woningen naar alle waarschijnlijkheid ook niet aan de grenswaarden worden voldaan, daar de ligging van de dichtstbijzijnde parkeerplaatsen en de toe- en uitgangswegen ten opzichte van Groningerstraat 336 en 338 niet zijn gewijzigd. Ook zal de hoeveelheid verkeer in de nieuwe situatie niet significant gaan toenemen (verdubbeling is nodig voor 3 dB toename).

Maximaal geluidniveau

Voor het maximaal geluidniveau kan ter plaatse van de woningen aan de Groningerstraat 332, 334, 336 en 338 niet aan de grenswaarden voor de avondperiode conform het Activiteitenbesluit milieubeheer worden voldaan. Daarnaast wordt ter plaatse Groningerstraat 338 ook niet aan de grenswaarde van de dagperiode voldaan. De overschrijdingen worden veroorzaakt door het rammelen van winkelwagens of het dichtslaan van autoportieren. Aangezien de kortste afstanden tussen de parkeervakken en de woningen waar de overschrijding optreedt ten opzichte van de huidige situatie niet veranderd, kan gesteld worden dat in de huidige situatie, ter plaatse van deze woningen, ook niet aan de gestelde grenswaarden wordt voldaan.

Indirecte hinder

Uit de rekenresultaten blijkt dat als gevolg van indirecte hinder ter plaatse van de geluidgevoelige bestemmingen aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) wordt voldaan. Het equivalente geluidniveau bedraagt ten hoogste 43 dB(A) etmaalwaarde.

Overweging maatregelen

Om te voldoen aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn de volgende maatregelen te overwegen:

  • toepassen van geluidarme kunststof winkelwagens (conform CROW publicatie 171);
  • toepassen van scherm met een hoogte van 3,6 meter en een lengte van tenminste 20,0 meter ter plaatse van Groningerstraat 338 (conform afbeelding 5.1 van het akoestisch onderzoek).

Maatwerkvoorschriften

Het bevoegd gezag kan in afwijking van de ‘standaard’ voorschriften middels maatwerkvoorschriften andere (hogere) waarden voor het toelaatbaar te achten geluidniveau vaststellen. In de afweging dienen in ieder geval de bestaande situatie en de (on)mogelijkheid tot het treffen van verdere geluidreducerende c.q. –afschermende voorzieningen te worden betrokken.

Daar de overschrijdingen als gevolg van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau ook al in de huidige situatie plaatsvinden, is het aan het bevoegd gezag te overwegen of maatregelen noodzakelijk worden geacht. Ter plaatse van de meeste woningen zal aan het criterium van 35 dB(A) en 55 dB(A) binnenniveau voor respectievelijk het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau worden voldaan. Alleen ter plaatse van Groningerstraat 338 zal uitgezocht moeten worden of er voldaan kan worden aan een geluidwering van 22 dB(A).

Conclusie koestisch onderzoek

De supermarkt voldoet aan het toetsingskader van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) na toepassing van de genoemde maatregelen. Bovendien is er sprake van een goede ruimtelijke ordening. Het bevoegd gezag kan in afwijking van de ‘standaard’ voorschriften middels maatwerkvoorschriften andere (hogere) waarden voor het toelaatbaar te achten geluidsniveau vaststellen. In de afweging dienen in ieder geval de bestaande situatie en de (on)mogelijkheid tot het treffen van verdere geluidreducerende c.q. -afschermende voorzieningen te worden betrokken. Het toepassen van (hogere) maatwerkvoorschriften is volgens het onderzoeksbureau toelaatbaar vanwege de volgende motiveringen:

  • daarnaast zal het toepassen van geluidarme winkelwagens en een geluidscherm een aanzienlijke investering voor Aldi zijn, mede gezien het feit dat Aldi niet standaard over geluidarme winkelwagens beschikt;
  • tevens is het de vraag of de situering van een 3,6 meter hoog geluidscherm stedenbouwkundig gezien aanvaardbaar is;
  • ter plaatse van de meeste woningen zal aan het criterium van 35 dB(A) en 55 dB(A) binnenniveau voor respectievelijk het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau worden voldaan, indien maatregelen niet worden toegepast. Alleen ter plaatse van Groningerstraat 338 zal uitgezocht moeten worden of er voldaan kan worden aan een geluidwering van 22 dB(A) (maximaal geluidniveau).

Keuze gemeente

Bij het nemen van een besluit tot het al dan niet vaststellen van maatwerkvoorschriften wegen naast de milieukundige aspecten ook andere aspecten (economisch, ruimtelijk en/of bouwkundig van aard) mee. In bepaalde gevallen kunnen die andere aspecten zwaarder wegen dan de milieukundige bezwaren tegen het vaststellen van maatwerkvoorschriften. In dergelijke situatie kan worden besloten gebruik te maken van de mogelijkheid de situatie, dat de geluidbelasting op de dichtstbijzijnde woningen hoger is dan de geluidvoorschriften uit het Activiteitenbesluit toestaan, te legaliseren middels het vaststellen van hogere geluidnormen. Een dergelijk besluit, dat in beginsel als uiterste middel kan worden ingezet als het nemen van maatregelen in redelijkheid en billijkheid niet verlangd kan worden, behelst het nemen van een voor bezwaar en beroep openstaand besluit waarin de hogere geluidnormering als vervangende geluidnormen wordt vastgelegd. Een dergelijk besluit dient deugdelijk te worden onderbouwd. In de onderbouwing moet worden aangegeven waarom maatregelen, waardoor voldaan kan worden aan de geluidnormen, in redelijkheid niet verlangd kunnen worden.

Hieronder wordt gemotiveerd waarom de gemeente Assen ten behoeve van het voorliggende maatwerkvoorschriften vaststelt:

  • de situering van een 3,6 meter hoog geluidscherm wordt stedenbouwkundig gezien niet wenselijk geacht. Een geluidscherm van ruim 3,5 meter hoog heeft namelijk een enorme ruimtelijke impact op de omgeving en vooral voor de woning aan Groningerstraat 338.
  • door het vaststellen van maatwerkvooschriften zal ter plaatse van de meeste woningen aan het criterium van 35 dB(A) en 55 dB(A) binnenniveau voor respectievelijk het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau worden voldaan, indien geluidsreducerende maatregelen niet worden toegepast.
  • Door het plaatsen van een geluidscherm kan alleen ter plaatse van Groningerstraat 338 voldaan worden aan een geluidwering van 22 dB(A) (maximaal geluidniveau);
  • de bewoner van de woning aan Groningerstraat 338 heeft verklaard in de huidige situatie ook geen last te hebben van de bedrijfsuitvoering van Aldi;
  • de overschrijdingen als gevolg van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau treden in de huidige situatie ook al op, omdat de kortste (maatgevende) afstanden tussen parkeervak en woningen met overschrijdingen niet verandert.

5.6. Vormvrije me.r.-beoordeling

Ingevolge het Besluit milieueffectrapportage (verder: Besluit m.e.r.) wordt getoetst of het bestemmingsplan voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Hiervoor zijn in de bijlage bij het Besluit m.e.r. lijsten opgenomen waarin activiteiten zijn aangewezen die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (lijst C) of ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (lijst D). In de lijsten zijn (indicatieve) drempelwaarden opgenomen. De aanleg, wijziging of uitbreiding van een supermarkt wordt beschouwd als een stedelijk ontwikkelingsproject, zoals dat is bedoeld in categorie D.11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Een stedelijk project valt onder een m.e.r-beoordelingsplicht in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  • een oppervlakte van 100 hectare of meer;
  • een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat; of
  • een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Aangezien deze drempelwaarden niet worden overschreden geeft het Besluit milieueffectrapportage aanleiding om een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren. Bij de vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieueffecten. Op grond van artikel 2 lid 5 van het Besluit milieueffectrapportage moet het voornemen worden getoetst aan de criteria van Bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn.

De kenmerken van het voornemen en de potentiële effecten

Het bestemmingsplan maakt een uitbreiding van een bestaande supermarkt mogelijk. Gezien het in deze situatie gaat om een beperkt oppervlak is de verwachting, dat dit niet gepaard zal gaan met een grote toename aan verkeersintensiteiten en een toename van de milieubelasting als gevolg van de toekomstige activiteiten ten opzichte van de referentiesituatie. Dit volgt uit de beschreven omgevingsaspecten in dit hoofdstuk. Ten aanzien van geluid geldt dat met maatregelen een goed woon- en leefklimaat kan worden bereikt.

De plaats van de uitbreiding (ligging ten opzichte van gevoelige gebieden)

Het plangebied ligt in een stedelijke omgeving met daaromheen wegen, wonen en bedrijven. Het plangebied ligt niet in de nabijheid van beschermde natuurgebieden.De conclusie op grond van bovenstaande is, dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht. Hierbij zijn de criteria van Bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn in acht genomen.

5.7. Externe veiligheid

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Met dit besluit wil de overheid de kans op en het effect van een ernstig ongeval beperken.

Externe veiligheid heeft betrekking op de gevaren die mensen in de directe omgeving lopen als gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard en/of bewerkt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De daaraan verbonden risico’s moeten aanvaardbaar blijven. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang- en dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kantoren, winkels, bedrijfswoningen, horeca en parkeerterreinen.

Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico richt zich als maat voor het risico vanwege activiteiten met gevaarlijke stoffen vooral op de te realiseren basisveiligheid voor personen in de omgeving van die activiteiten. Het wordt uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt, overlijdt als direct gevolg van een calamiteit. Een kans op overlijden van 1 op de miljoen per jaar (PR=10-6) wordt aanvaardbaar geacht. De PR 10-6 is een harde grenswaarde die niet mag worden overschreden. Het plaatsgebonden risico wordt ‘vertaald’ als een risicocontour rondom de risicovolle activiteit, waarbinnen geen kwetsbare objecten mogen liggen.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico is bedoeld voor het beperken van de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico is een maat voor de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en van een daardoor veroorzaakte calamiteit. Rondom een risicobron wordt een invloedsgebied gedefinieerd, waarbinnen grenzen worden gesteld aan het aantal maximaal aanwezige personen, de zogenaamde oriënterende waarde. Het gaat echter om een richtwaarde. Het bevoegd gezag mag, mits voldoende gemotiveerd, van deze richtwaarde afwijken (de verantwoordingsplicht). Externe veiligheid moet altijd in preventieve zin onderdeel uitmaken van de besluitvorming bij nieuwe situaties, en kan bij besluitvorming over bestaande situaties leiden tot aanvullende maatregelen. Een verantwoording van het groepsrisico is alleen nodig als het groepsrisico toeneemt of de oriëntatiewaarde van het groepsrisico wordt overschreden.

In de omgeving van het perceel Groningerstraat 340 zijn de volgende Bevi-inrichtingen aanwezig:

  • Shell tankstation;
  • Swedish Match.

Shell tankstation

Op circa 100 meter afstand van de Groningerstraat 340 bevindt zich aan de Industrieweg 46 een Shell tankstation. Dit betreft een LPG tankstation met een gemaximaliseerde doorzet van 1.000 m3 LPG per jaar. Het tankstation heeft een ondergronds reservoir van 20 m3. Het perceel Groningerstraat 340 ligt buiten de PR 10-6 contouren van deze inrichting. Het invloedsgebied van het groepsrisico voor een LPGtankstation is vastgelegd in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (hierna: Revi). Op grond van het Revi geldt voor een LPG-tankstation een invloedsgebied van 150 meter rondom het vulpunt. Voor (beperkt) kwetsbare objecten geldt voor nieuwe situaties binnen het invloedsgebied een verantwoordingsplicht ten aanzien van het groepsrisico. De uitbreiding ligt binnen het invloedsgebied.

Zoals in hoofdstuk 1 is aangegeven is de uitbreiding noodzakelijk om een betere bewinkeling mogelijk te maken en de klanten beter te kunnen ontvangen. Het leidt niet direct tot een toename van het aantal klanten. Daarmee verandert het aantal personen in het invloedsgebied niet. De entree van de supermarkt blijft aan dezelfde zijde als in de bestaande situatie (de oostkant). De nooduitgang zit in de zuidgevel en is van het tankstation afgekeerd. De mogelijkheden tot zelfredzaamheid zullen door de uitbreiding onveranderd blijven.

Swedish Match

Op circa 450 meter van het perceel Groningerstraat 340 ligt de inrichting Swedish Match, waar sprake is van opslag en verlading van propaan, de opslag van aanstekers als gereed product en de opslag van ammoniak. Voor Swedish Match is een risicoanalyse uitgevoerd (QRA Swedish Match Assen, d.d. 7

november 2012). Het onderzoek is als bijlage bij het voorontwerpbestemmingsplan Stadsbedrijvenpark gevoegd. Uit het onderzoek volgt dat de supermarkt buiten de PR 10-6 contouren van het bedrijf ligt en ook buiten het invloedsgebied, aangezien de supermarkt buiten de berekeningen voor het groepsrisico van Sedish Match is gelaten.

Buisleidingen

Uit de risicokaart Drenthe blijkt dat binnen het plangebied de aardgastransportleiding N-521-40 van de Gasunie aanwezig is. De leiding heeft een ontwerpdruk van maximaal 40 bar en een buisdiameter van 6 inch. Gezien de grote afstand van de leiding tot het plangebied (meer dan 800 meter) is deze leiding geen belemmering voor het plan.

Transport gevaarlijke stoffen over de weg

Het vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen vindt conform een gemeentelijke afspraak met de LPG vervoerders plaats via de noordelijke invalsweg (via wegvak Peelo) naar het Stadsbedrijvenpark. De interne routing over het bedrijventerrein gaat via de Europaweg Noord, de Industrieweg en de A.H.G.

Fokkerstraat. Het gaat hierbij echter om een gering aantal transportbewegingen. De uitbreiding van de supermarkt heeft geen gevolgen voor het aantal personen in de supermarkt. Gelet hierop speelt het aspect externe veiligheid ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg geen noemenswaardige rol.

Vervoer van gevaarlijke stoffen over spoorwegen

Het plangebied ligt naast de spoorweg Zwolle – Groningen. De afstand tot deze spoorlijn is meer dan 1.000 meter. Ten aanzien van plaatsgebonden en groepsrisico gelden er vanwege deze afstand geen belemmeringen voor het plan.

5.8. Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding/van een grenswaarde; een project,
  • al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL;
  • een project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

De Algemene Maatregel van Bestuur 'niet in betekenende mate bijdragen' (AMvB-NIBM) bepaalt wanneer de mate van luchtverontreiniging verwaarloosbaar is. De regeling geeft concrete getallen voor plannen die gaan over bijvoorbeeld de bouw van woningen en/of kantoren.

De uitbreiding op bedrijfsvloeroppervlak van de supermarkt bedraagt circa 300 m² bvo. De hoeveelheid extra gemotoriseerd verkeer die op basis van kengetallen na uitbreiding door de supermarkt wordt gegenereerd is dan ongeveer 25 motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal. Dit aantal verkeersbewegingen is minder dan een woonwijk van 1500 woningen genereert en waarvoor de wet een vrijstelling heeft gegenereerd. Het is daarmee aannemelijk dat de uitbreiding van de supermarkt vanwege de geringe impact op de luchtkwaliteit 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de verbetering of verslechtering van de luchtkwaliteit. Verdere toetsing en/of aanvullend onderzoek kan achterwege blijven.

5.9. Archeologie

In artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening is een verplichte archeologietoets opgenomen. Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. Voor de bekende waarden dient de Archeologische Monumentenkaart (AMK) te worden geraadpleegd. Voor de verwachtingswaarden dient de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) te worden geraadpleegd. Door de wijziging van de Monumentenwet 1988 is de gemeente sinds 1 september 2007 bevoegd gezag met betrekking tot archeologie. Uitgangspunten van de wet zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en het zogenaamde "veroorzakerprincipe". Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt, financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden.

De gemeente Assen heeft voor haar gehele grondgebied een archeologische beleidsadvieskaart vastgesteld. Deze archeologische beleidskaart geeft inzicht in welke mate de kans bestaat om archeologische resten in de bodem aan te treffen en geeft een gedetailleerdere weergave van de te verwachten waarden dan de IKAW en de AMK kaarten. Onderstaande uitsnede in figuur 9 betreft een deel van het Stadsbedrijvenpark. Op basis van deze beleidsadvieskaart is het perceel Groningerstraat 340 gelegen in een gebied met hoge of middelhoge verwachting..

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07OMG20130775-VST1_0009.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07OMG20130775-VST1_0010.png"

Figuur 9: Uitsnede Archeologische beleidsasdvieskaart

Het perceel Groningerstraat 340 heeft een hoge of middelhoge verwachting. Archeologisch onderzoek is noodzakelijk bij ingrepen > 1000 m2 en dieper dan 30 cm - Mv. De nieuwbouw omvat circa 1.300 m2. Echter, een deel van de nieuwbouw is geprojecteerd op de te slopen bestaande bebouwing, zie figuur 10, waarin de nieuwbouw blauw gearceerd is weergegeven en de bestaande bebouwing met een rode lijn. De bestaande bebouwing is circa 1.000 m2. De omvang van de extra ingreep in de bodem is derhalve circa 300 m2. Archeologisch onderzoek is derhalve niet nodig. afbeelding "i_NL.IMRO.0106.07OMG20130775-VST1_0011.png"

5.10. Bodem

Artikel 9 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat in de ruimtelijke onderbouwing rekening gehouden moet worden met de bodemkwaliteit ter plaatse. De reden hiervoor is dat eventueel aanwezige bodemverontreiniging van groot belang kan zijn voor de keuze van bepaalde bestemmingen en/of voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. De bodemtoets moet worden uitgevoerd bij het wijzigen of opstellen van een bestemmingsplan. Tevens dient, op basis van het Besluit indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning (Biab), bij de aanvraag van een omgevingsvergunning een rapportage van een recent uitgevoerd verkennend bodemonderzoek toegevoegd te worden.

In het kader van de bestaande bebouwing is de bodemkwaliteit onderzocht en is geconcludeerd dat de kwaliteit van de bodem voor realisatie van de huidige supermarkt geen belemmering was. Aangezien het huidige gebruik en het toekomstige gebruik beide een supermarkt betreft en er geen activiteiten bekend zijn die tot een nieuwe bodemverontreiniging zou kunnen hebben geleid, kan deze conclusie blijven gehandhaafd. De milieuhygiënische conditie van de bodem vormt geen belemmering voor het besluit af te wijken van het bestemmingsplan ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling. Voor het onderdeel bouwen is conform de gemeentelijke Bouwverordening een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk.

5.11. Cultuurhistorie

Per 1 januari 2012 is het Bro gewijzigd. Hierin is onder meer opgenomen dat in ruimtelijke onderbouwing een beschrijving moet geven van de wijze waarop rekening is gehouden met de cultuurhistorische waarden. Wat al voor archeologie gold, geldt nu dus ook voor andere cultuurhistorische waarden, zoals bijzondere gebouwen en landschappelijke structuren. Daarmee ligt bij gemeenten de verantwoordelijkheid keuzes te maken ten aanzien van de cultuurhistorische waarden. In en rond het plangebied bevinden zich geen monumenten. Er geldt tevens geen beschermd stadsgezicht. Met de voorgenomen uitbreiding worden geen cultuurhistorische waarden aangetast.

5.12. Ecologie

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling moet rekening worden gehouden met het aspect ecologie. Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet, de Ecologische Hoofdstructuur (beiden gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortenbescherming).Aangezien het plangebied niet ligt in een beschermd natuurgebied en het evenmin valt in de invloedssfeer van zo'n gebied, wordt daarop niet verder ingegaan.

5.12.1 Flora en fauna

De bescherming van inheemse dier- en plantensoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. De wet maakt onderscheid in drie categorieën beschermde soorten namelijk:

  • Tabel 1-soorten: De meest algemene, niet bedreigde soorten. Voor deze soorten geldt een vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen, bestendig gebruik of beheer en onderhoud;
  • Tabel 2-soorten: Beschermde soorten. Hiervoor geldt een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkelingen, bestendig gebruik of beheer en onderhoud mits wordt gehandeld volgens een geaccordeerde en door de initiatiefnemer onderschreven gedragscode;
  • Tabel 3-soorten: Strikt beschermde soorten waaronder de Habitatrichtlijnsoorten en een selectie van bedreigde soorten.

In de Flora- en faunawet is tevens een zorgplicht opgenomen. Deze zorgplicht geldt altijd en voor alle planten en dieren, of ze beschermd zijn of niet, ook als er ontheffing of vrijstelling is verleend.

Zoals in het in voorbereiding zijnde voorontwerp bestemmingsplan Stadsbedrijvenpark is aangegeven bevinden zich op het bedrijvenpark geen ecologisch waardevolle natuurelementen die beschermd moeten worden.

Een ecoloog van het adviesbureau Antea Group heeft op 24 januari 2014 het plangebied bezocht en komt tot de volgende conclusies. De constructie van het Aldi-gebouw is dusdanig dat dit niet toegankelijk is voor dieren. Gebouwbewonende soorten als vleermuizen, steenmarter of zwaluwen zijn niet te verwachten. Het parkeerterrein is vrijwel geheel verhard. Enkel langs de randen is wat groen aanwezig. Langs de Groningerstraat betreft dit een plantvak met laagblijvende cultuursoorten. Langs de zuidzijde staan enkele bomen, pal naast het aangrenzende gebouw. Deze beide stroken met groen zijn niet aantrekkelijk voor broedvogels, of andere beschermde soorten.

Langs de gehele noordzijde is een smalle laurierhaag aanwezig. Deze kan door enkele algemeen voorkomende vogels als merel en zanglijster gebruikt worden om te broeden.

Vanuit de Flora- en faunawet is het verboden om broedende vogels te verstoren. Door de werkzaamheden te starten buiten het broedseizoen wordt verstoring van broedende vogels voorkomen. Een alternatieve mogelijkheid is om voor het broedseizoen de gehele laurierhaag bij de grond af te snoeien. Hier zullen dan geen vogels gaan broeden. Het broedseizoen van circa half maart tot en met half juli. In de omgeving is voldoende alternatief broedbiotoop aanwezig voor deze algemeen voorkomende vogelsoorten.

Hoofdstuk 6 Financiële uitvoerbaarheid

6.1. Economische uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient op grond van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de economische uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij het verlenen van een omgevingsvergunning tevens een exploitatieplan te worden vastgesteld om het verhaal van de plankosten zeker te stellen. De kosten van dit plan komen voor rekening van de Aldi B.V. Voor zover de gemeente kosten maakt, zullen deze kosten door leges worden gedekt.

6.2. Verantwoording over de inzet van een exploitatieplan

Een exploitatieplan dient te worden vastgesteld wanneer:

  • kosten niet anderszins zijn verzekerd;
  • er nadere eisen worden gesteld aan de inrichting en/of:
  • sprake is van een fasering in de uitvoering.

In het onderhavige geval is het vaststellen van een grondexploitatie niet noodzakelijk, aangezien het perceel waar het plan betrekking op heeft het eigendom is van Aldi B.V zelf en de kostenverhaal via anterieureovereenkomst anderszins is verzekerd. De economische uitvoerbaarheid van dit plan is hiermee voldoende gewaarborgd. De vaststelling van een exploitatieplan kan daarom achterwege blijven. Eventuele nadere eisen aan de inrichting of fasering van de uitvoering spelen bij dit plan eveneens geen rol.

6.3. Planschadeaspect

Ingevolge artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent het college van burgemeester en wethouders aan degene die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden welke niet is verjaard, als gevolg van een in het tweede lid van artikel 6.1 genoemde oorzaak, op aanvraag een tegemoetkoming toe, voorzover de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en voor zover de tegemoetkoming niet voldoende anderszins is verzekerd. Voor eventuele waardemindering geldt een eigen risico van 2%. Genoemde oorzaken zijn o.a. een bepaling van een bestemmingsplan of inpassingsplan, een planwijziging of een planuitwerking, onderscheidenlijk een afwijking of een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 Wro (binnenplanse wijziging of afwijking).

De criteria voor de toekenning van planschadevergoeding zijn ontwikkeld in de jurisprudentie. Daaruit blijkt dat sprake kan zijn van voor vergoeding in aanmerking komende planschade ingeval van bijvoorbeeld:

  • het ontstaan van een onevenredige inbreuk op de privacy van belanghebbende door nabije (woon)bebouwing;
  • het vervallen dan wel onevenredig beperken van een voor de onroerende zaak waardebepalend vrij uitzicht;
  • een onevenredige verslechtering van de bereikbaarheid; een onevenredigebeperking van de mogelijkheden tot uitoefening van een beroep of bedrijf; een beperking van de bouwmogelijkheden;
  • de uit een planologische mutatie voortvloeiende blijvende verslechtering vanmilieuomstandigheden (geluid, geur, trilling of andere overlast);
  • een algemene verslechtering van de situeringwaarde van een onroerende
  • zaak veroorzaakt door omgevingsverslechtering.

Het perceel waarop de ontwikkeling plaatsvindt wordt eigendom van de Aldi B.V. De eventuele schade als gevolg van de realisatie van de beoogde ontwikkeling komt dan ook voor de rekening van de Aldi B.V. Onder andere deze afspraak is tussen de gemeente en de Aldi B.V. vastgelegd in een anterieureovereenkomst.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

In deze paragraaf worden, wanneer deze beschikbaar zijn, de resultaten van het overleg op grond van artikel 3.1.1. Bro uiteengezet. Ook de resultaten van de zienswijzefase worden hier uiteengezet wanneer deze beschikbaar zijn. Naar aanleiding van de resultaten van de omgevingsonderzoeken heeft overleg plaats gehad tussen de Aldi B.V, de gemeente Assen en het Waterschap Hunze en Aa's.

7.1. Procedure

Verklaring van geen bedenkingen

Op grond van artikel 6.5 lid 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is voor het verlenen van een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3° Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad benodigd. Op grond van artikel 6.5 lid 3 Bor kan de gemeenteraad bepaalde categorieën van gevallen aanwijzen waarvoor de verklaring van geen bedenkingen niet is vereist.

De gemeenteraad Assen heeft op 28 april 2011 het volgende besloten: “Door toepassing van artikel 6.5 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht de volgende categorieën van gevallen aanwijzen waarvoor een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist:

  • de aanvraag is niet in strijd met rijks- en/of provinciaal beleid; de aanvraag past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma;
  • er is sprake van een plan met beperkte ruimtelijke impact;
  • het plan is al opgenomen in een geaccordeerde stedenbouwkundige visie;
  • de gemeentelijke plankosten overschrijden de € 10.000,-- niet.

”Het voorliggende plan voldoet aan deze criteria. Een verklaring van geen bedenkingen van de gemeenteraad is niet nodig.

7.2. Zienswijzen

De aanvraag omgevingsvergunning, de bijbehorende ruimtelijke onderbouwing en overige bijbehorende stukken hebben ingevolge artikel 2.12 lid 1, sub a onder 3º van de Wabo in combinatie met het bepaalde in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) met ingang van 2 juni 2014 voor een periode van zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om zijn of haar zienswijzen omtrent de (ontwerp) omgevingsvergunning bij het college van burgemeester en wethouders van Assen kenbaar te maken. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.