2.3 Gemeentelijk beleid
Het gemeentelijk beleid is beschreven en vastgelegd in de Structuurvisie Buitengebied (d.d. 29 januari 2009) en het vigerend bestemmingsplan Landelijk Gebied (2010)
Structuurvisie
De Drooggemaakte Geer- en Kleine Blankaardpolder (verder Geerpolder) is een overzichtelijke en eenduidige polder, als gevolg van de geringe grootte van de polder in combinatie met de duidelijk herkenbare begrenzing door de omringende dijk. Er zijn waardevolle kavelpatronen en de situering van oude boerderijen met de kop naar het water is opvallend.
Het grondgebruik is weiland. Aan de noordoostzijde bestaat de rand langs de Noord-Aa uit bosjes en natuur.
De Geerpolder is klein en gevoelig voor grote schaalveranderingen. Het is wenselijk om de eenheid van de polder te bewaren
De Geerpolder heeft een oude ontsluiting via het water. Oude boerderijen staan hoog en zijn op het water gericht. Recentere bewoning is op de Geerweg gericht die rond loopt, langs de rand van de polder. De bebouwing is wat verspreid en vormt geen lint. Kenmerkend is het vrije zicht vanuit de polder op de ringdijk.
De rand van de drooggemaakte Geer- en Kleine Blankaardpolder is aangeduid als landschappelijke contrastsituatie van zeer hoge waarde.
Bestemmingsplan
In het bestemmingsplan Landelijk Gebied (2010) is voorzien dat de functie van agrarische gronden omgezet wordt naar natuur. Zeker in verband met de realisatie van de ecologische hoofdstructuur was een dergelijke wijziging te voorzien.
Op basis van de huidige ecologische kwaliteiten van het plangebied en de ontwikkelingen
hierin is in het bestemmingsplan Landelijk Gebied (2010) een ecologische streefbeeld opgenomen. Dit wensbeeld geeft weer wat vanuit de functie wenselijke uitgangspunten zijn voor het bestemmingsplanbeleid.
Het wensbeeld is het volgende:
- behoud en bescherming van de bestaande natuurgebieden;
- vergroten van de ecologische samenhang tussen deelgebieden;
- behoud van het graslandareaal, sloten en oevers;
- behoud en versterking van effectief agrarisch natuurbeheer;
- tegengaan van het telen van ruwvoedergewassen anders dan grasland;
- behoud en bescherming van kleine landschapselementen;
- terughoudendheid ten aanzien van recreatief medegebruik van het buitengebied.
De wijziging van de bestemming van onderhavige gronden in natuur, in combinatie met de kwalitatieve verplichting die voor de gronden is vastgelegd draagt bij aan het sectorale wensbeeld zoals dat in het bestemmingsplan is benoemd.
Het feit dat de agrariƫr zelf initiatiefnemer is, en er dus geen onteigening van agrarische gronden plaatsvindt, maakt deze bestemmingswijziging ook vanuit agrarisch oogpunt aanvaardbaar is.