Plan: | Zoeterwoude, Sportcomplex Meerburgerpolder |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0638.BP00005-0001 |
In de ecologieparagraaf is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van Rijk, provincie en gemeente.
Voor de toetsing aan de Flora- en faunawet is het uitgebreide onderzoek beschreven in bijlage 2.
Toetsing en conclusie
Gebiedsbescherming
De locatie vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000.
Echter, aangezien de Meerburgerwatering als een onderdeel van de migratieroute fungeert voor een soort (Meervleermuis) die kwalificeert voor de Natura 2000-gebieden 'Meijendel en Berkheide' en 'Nieuwkoopse plassen en De Haeck', is bij lichtverstoring een vergunning vereist op basis van de Natuurbeschermingswet 1998.
De planlocatie maakt geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur, maar is wel op 80 m afstand gelegen van de ecologische verbindingszone 'Elfenbaan'. Gezien de tussenliggende buffers (spoorlijn, wegen en water) en de kleinschaligheid van het plan, is de verwachting dat er geen negatieve effecten uitgaan van het plangebied op de ecologische verbindingszone 'Elfenbaan'.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (Ffw) nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. Ten aanzien van de ontwikkeling van het sportcomplex is dit reeds geschiedt in het kader van de verleende vrijstelling. Voor de betreffende planontwikkelingen zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten of door minimaal 20 m rond een nest geen werkzaamheden uit te voeren. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:
Gezien het gedateerde vleermuizenonderzoek (2006) is het advies om opnieuw onderzoek (in het najaar, voorjaar en de zomer 2009-2010) uit te voeren naar het exacte gebiedsgebruik (de opgaande begroeiing) van vleermuizen op dit moment, zeker gezien het intensieve gebiedsgebruik van vleermuizen in het verleden. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes en foerageergebied van vleermuizen aanwezig blijken te zijn (hetgeen aan de hand van veldonderzoek moet worden vastgesteld) en worden aangetast door de betreffende ontwikkelingen, dient ontheffing te worden aangevraagd bij het Ministerie van LNV. Er geldt dan een relatief zware procedure waarbij eisen worden gesteld aan mitigatie en compensatie. Indien de vereiste maatregelen worden genomen en omdat het naar verwachting gaat om regionaal en landelijk vrij algemeen voorkomende soorten zal de gunstige staat van instandhouding van geen van de soorten in gevaar komen. Naar verwachting zal een eventuele ontheffing van de Ffw worden verkregen.
De rugstreeppad (categorie 3) is een soort die snel nieuwe leefgebieden bezet en de kans bestaat dat deze door toekomstige grondwerkzaamheden gebruik zal gaan maken van delen van het plangebied. Voor deze zwaar beschermde soort geldt dat indien deze soort zich vestigt, een ontheffing in het kader van de Ffw moet worden aangevraagd. Om vestiging van deze soort (en daarmee een ontheffingprocedure) vervolgens te voorkomen, kunnen de betreffende delen waar grondwerkzaamheden plaatsvinden voorafgaand aan de grondwerkzaamheden volledig worden afgeschermd met antiworteldoek. De antiworteldoek dient een hoogte van 40/50 cm te hebben en dient 5 cm in de grond te worden geplaatst. Op deze manier kunnen de rugstreeppadden er geen gebruik van maken.
Lichtverstoring
Beperking van de verlichting op de voetbalvelden (speciale armaturen) en het aanbrengen van lichtwerende begroeiingen leidt tot minimalisatie van de lichtingverstoring door de sportveldverlichting. Langs de Meerburgerwatering, waarlangs de vleermuizen migreren, zal de verlichting niet toenemen. Gedurende de werkzaamheden worden de effecten van de verlichting gemonitord, met name van de sportvelden. Indien de verlichting toeneemt, zullen aanvullende maatregelen worden genomen. Als gevolg van deze maatregelen zal geen verstoring optreden van de vleermuizen die gebruikmaken van de Meerburgerwatering en is geen ontheffing inzake Ffw nodig. In 2006 werden hier meervleermuis, de watervleermuis en de laatvlieger aangetroffen.
Zorgplicht
In de Ffw staat ook het principe van 'zorgvuldige handelen' beschreven. Dit is gericht op het voorkomen van onnodige slachtoffers (ook wanneer voor deze soorten een wettelijke vrijstelling geldt). Uit het oogpunt van zorgvuldig handelen is het wenselijk om ruim voorafgaande aan de feitelijke ingreep (voor die gronden die nog niet ingevolge aparte ruimtelijke besluiten bouwrijp zijn gemaakt) gefaseerd te kappen, waar ingrepen zullen plaatsvinden. Hierdoor wordt het gebied minder geschikt als leefgebied voor kleine zoogdieren, vogels en amfibieën. Deze zullen wegtrekken of zich niet vestigen. De kans op het onbewust doden van deze (algemene) dieren is daardoor duidelijk geringer en hiermee kan worden voldaan aan de doelstelling ten aanzien van het zorgvuldig handelen, zoals vastgelegd in de Ffw.