Plan: | Zoeterwoude, Sportcomplex Meerburgerpolder |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0638.BP00005-0001 |
Ecologie
In deze bijlage is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen - wat ecologie betreft - moeten worden getoetst. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het sportcomplex Meerburgerpolder wordt aan de oost- en westzijde omsloten door de Meerburgerwatering en een kleinere watergang. Aan de zuid- en noordzijde door de spoorlijn Leiden-Alphen aan de Rijn en een fietspad. In de huidige situatie is het sportcomplex het enige reeds uitgevoerde onderdeel van het Stedenbouwkundig Masterplan voor Verde Vista Meerburg.
Beoogde ontwikkelingen
Het plan betreft de verplaatsing van de sportvelden die voorheen elders in de Meerburgerpolder waren gesitueerd. Het complex is nog niet geheel afgerond. Het clubgebouw, centraal in het complex, moet nog worden gerealiseerd. Dit geldt ook voor de jongerenontmoetingsplek tussen de parkeerplaats en de Meerburgerwatering en een UMTS-mast aan de oostrand van het terrein.
Toetsingskader
Beleid
Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS)
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (Ministerie van LNV). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van LNV de volgende interpretatie van de verbodsbepalingen uit artikel 11 Ffw:
Deze bepalingen beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar wordt gebroed, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
De planlocatie vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. De planlocatie maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur, maar is wel op 80 m afstand gelegen van de ecologische verbindingszone 'Elfenbaan'.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl, FLORON, 2002, de Atlas van de Nederlandse Zoetwatervissen, en www.waarnemingen.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Via het Natuurloket (www.natuurloket.nl) kan een indicatie worden verkregen van de beschikbaarheid van soortengegevens bij verschillende Particuliere Gegevensbeherende Organisaties (PGO's). Tevens is in het kader van de Ffw ecologisch onderzoek (VZZ, 2004) gedaan naar beschermde soorten in de Meerburgerpolder. Er is vervolgens nader onderzoek (Royal Haskoning, 2006) verricht naar verstoring van de meervleermuizen door licht.
Figuur B2.1 Ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van de Ecologische Hoofdstructuur (groene omlijning)
Planten
Volgens het Natuurloket zijn er twee licht en twee zwaar beschermde soorten aangetroffen binnen de kilometerhokken waarvan de planlocatie deel uitmaakt. Nabij de planlocatie komen licht beschermde soorten als dotterbloem en zwanenbloem voor in en nabij de watergangen. Gezien de aanwezig biotopen op de planlocatie en het intensieve beheer zijn hier geen beschermde soorten te verwachten.
Vogels
Het Natuurloket geeft aan dat broedvogels slecht onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken. Op de planlocatie zijn incidenteel foeragerende algemene vogels te verwachten. De opgaande begroeiing in de nabije omgeving kan het biotoop vormen van in Nederland (zeer) algemeen voorkomende vogelsoorten als ekster, houtduif, Turkse tortel, merel, heggemus, winterkoning, roodborst, koolmees en pimpelmees. De watergangen herbergen naar verwachting soorten als knobbelzwaan, meerkoet en wilde eend.
Zoogdieren
Volgens het Natuurloket zijn zoogdieren slecht onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken.
In het plangebied zijn naar verwachting alleen algemene soorten als egel, mol en veldmuis aanwezig.
De Meerburgerwatering dient als essentiële trekroute voor meervleermuizen. Ook watervleermuizen maken gebruik van het gebied als trekroute (Royal Haskoning, 2006). De ruige dwergvleermuis maakt gebruik van de bomen als vaste verblijfplaats die nabij het plangebied staan (VZZ, 2004).
Mogelijk hebben andere soorten ook vaste verblijfplaatsen binnen het plangebied. Vaste verblijfplaatsen van gebouwbewonende vleermuizen (gewone dwergvleermuis, laatvlieger en meervleermuis) zijn niet te verwachten gezien het ontbreken van gebouwen.
Amfibieën
Het Natuurloket geeft aan dat amfibieën slecht onderzocht zijn binnen de betreffende kilometerhokken. De verwachting is dat algemene amfibieën als bruine kikker, kleine watersalamander en gewone pad voorkomen in het plangebied. Mogelijk maken genoemde soorten gebruik van het plangebied als schuilgelegenheid, winterverblijfplaats en voortplantingsplaats (watergangen). In de nabije omgeving is een zwaar beschermde soort als de rugstreeppad waargenomen (RAVON, 2009). Het is echter niet onwaarschijnlijk dat een zwaar beschermde soort als de rugstreeppad voorkomt in de watergangen (voortplantingsplaats) die deel uitmaken van het plangebied. De watergangen zullen niet worden aangetast. Bij graafwerkzaamheden kan de rugstreeppad ook aangetrokken worden en het plangebied betreden en dit als winterverblijfplaats gaan gebruiken.
Overige soorten
Volgens het Natuurloket zijn overige soorten slecht onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; de planlocatie voldoet hier niet aan.
In tabel B2.1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het projectgebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 2.1 Beschermde soorten in het projectgebied en het beschermingsregime
vrijstellingsregeling Ffw categorie 1 |
ontheffingsregeling Ffw | |
categorie 2 | categorie 3 | |
dotterbloem en zwanenbloem egel, mol, bosspitsmuis, huisspitsmuis veldmuis en bosmuis kleine watersalamander, groene en bruine kikker en gewone pad |
alle soorten inheemse vogels |
alle vleermuizen rugstreeppad (bij graafwerkzaamheden) |
Toetsing en conclusie
Gebiedsbescherming
De locatie vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000.
Indien de verlichting van de sportvelden toeneemt (lichtverstoring), zullen aanvullende maatregelen worden genomen. Bij lichtverstoring is dan tevens een vergunning vereist van de Natuurbeschermingswet 1998 (naar lichtverstoring heeft reeds onderzoek plaatsgevonden), aangezien de Meerburgerwatering als een onderdeel van de migratieroute fungeert voor een soort (Meervleermuis) die kwalificeert voor de Natura 2000-gebieden 'Meijendel en Berkheide' en 'Nieuwkoopse plassen en De Haeck'.
De planlocatie maakt geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur, maar is wel op 80 m afstand gelegen van de ecologische verbindingszone 'Elfenbaan'. Gezien de tussenliggende buffers (spoorlijn, wegen en water) en de kleinschaligheid van het plan, is de verwachting dat er geen negatieve effecten uitgaan van het plangebied op de ecologische verbindingszone 'Elfenbaan'.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen of verlening van ontheffing op grond van de Ffw nodig zal zijn en of het reëel is te verwachten dat deze zal worden verleend. Voor de betreffende planontwikkelingen zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1 waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Ffw geldt. De aantasting en verstoring van vogels dient te worden voorkomen door werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) te laten starten of door minimaal 20 m rond een nest geen werkzaamheden uit te voeren. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen:
Gezien het gedateerde vleermuizenonderzoek (2006) is het advies om opnieuw onderzoek (in het najaar, voorjaar en de zomer 2009-2010) uit te voeren naar het exacte gebiedsgebruik (de opgaande begroeiing) van vleermuizen op dit moment, zeker gezien het intensieve gebiedsgebruik van vleermuizen in het verleden. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen en/of primaire vliegroutes en foerageergebied van vleermuizen aanwezig blijken te zijn (hetgeen aan de hand van veldonderzoek moet worden vastgesteld) en aangetast worden door de betreffende ontwikkelingen, dient ontheffing te worden aangevraagd bij het Ministerie van LNV. Er geldt dan een relatief zware procedure waarbij eisen worden gesteld aan mitigatie en compensatie. Indien de vereiste maatregelen worden genomen en omdat het naar verwachting gaat om regionaal en landelijk vrij algemeen voorkomende soorten zal de gunstige staat van instandhouding van geen van de soorten in gevaar komen. Naar verwachting zal een eventuele ontheffing van Ffw worden verkregen.
De rugstreeppad (categorie 3) is een soort die snel nieuwe leefgebieden bezet en de kans bestaat dat deze door toekomstige grondwerkzaamheden gebruik zal gaan maken van delen van het plangebied, die op dit moment nog ongeschikt zijn. Voor deze zwaar beschermde soort geldt dat indien deze soort zich vestigt, een ontheffing in het kader van de Ffw aangevraagd moet worden. Om vestiging van deze soort (en daarmee een ontheffingprocedure) vervolgens te voorkomen, kunnen de betreffende delen waar grondwerkzaamheden plaatsvinden voorafgaand aan de grondwerkzaamheden volledig worden afgeschermd met antiworteldoek. De antiworteldoek dient een hoogte van 40/50 cm te hebben en dient 5 cm in de grond te worden geplaatst. Op deze manier kunnen de rugstreeppadden er geen gebruik van maken. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de gunstige staat van instandhouding van geen van de soorten in gevaar komen. Naar verwachting zal een eventuele ontheffing van de Ffw dan ook worden verkregen.
Lichtverstoring
Beperking van de verlichting op de voetbalvelden (speciale armaturen) en het aanbrengen van lichtwerende begroeiingen leidt tot minimalisatie van de lichtingverstoring door de sportveldverlichting. Langs de Meerburgerwatering, waarlangs de vleermuizen migreren, zal de verlichting niet toenemen. Gedurende de werkzaamheden worden de effecten van de verlichting gemonitord, met name van de sportvelden. Indien de verlichting toeneemt, zullen aanvullende maatregelen worden genomen. Als gevolg van deze maatregelen zal geen verstoring optreden van de vleermuizen die gebruikmaken van de Meerburgerwatering en is geen ontheffing inzake de Ffw nodig. In 2006 werden hier meervleermuis, de watervleermuis en de laatvlieger aangetroffen.
Zorgplicht
In de Ffw staat ook het principe van 'zorgvuldige handelen' beschreven. Dit is gericht op het voorkomen van onnodige slachtoffers (ook wanneer voor deze soorten een wettelijke vrijstelling geldt). Uit het oogpunt van zorgvuldig handelen is het wenselijk om ruim voorafgaande aan de feitelijke ingreep gefaseerd te kappen, waar ingrepen zullen plaatsvinden (die gronden die nog niet ingevolge aparte ruimtelijke besluiten bouwrijp zijn gemaakt). Hierdoor wordt het gebied minder geschikt als leefgebied voor kleine zoogdieren, vogels en amfibieën. Deze zullen wegtrekken of zich niet vestigen. De kans op het onbewust doden van deze toch (algemene) dieren is daardoor duidelijk geringer en hiermee kan worden voldaan aan de doelstelling ten aanzien van het zorgvuldig handelen, zoals vastgelegd in de Ffw.