direct naar inhoud van 4.2 Water
Plan: Zoeterwoude, Sportcomplex Meerburgerpolder
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0638.BP00005-VAS1

4.2 Water

Inleiding

Het is wettelijk verplicht een watertoets uit te voeren bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Dit is een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de beoogde ontwikkeling. De watertoets heeft als doel het voorkomen van negatieve effecten die nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk hebben op het duurzame waterbeheer. Hiertoe dient de waterbeheerder deze paragraaf goed te keuren alvorens het plan wordt vastgesteld.

In het plangebied is het Hoogheemraadschap van Rijnland verantwoordelijk voor het waterbeheer. Daarnaast is de gemeente Zoeterwoude verantwoordelijk voor de riolering. Hieronder wordt ingegaan op de relevante beleidskaders. Daarna worden de huidige waterrelevante situatie en de effecten van de beoogde ontwikkelingen per waterrelevant aspect beschreven.

Beleid duurzaam waterbeheer

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is sinds 2000 van kracht en schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET) hebben en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren dat deze een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn. De doelstellingen worden op nationaal niveau bepaald.

Nationaal Beleid

Het Rijk, de provincies, de gemeenten en de Unie van Waterschappen hebben op 25 juni 2008 een geactualiseerde versie van het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW-Actueel) ondertekend. Hierin zijn afspraken vastgelegd voor een duurzame en klimaatbestendige waterhuishouding in Nederland. In de afgelopen vijf jaar is een groot deel van de gemaakte afspraken in het oorspronkelijke NBW inmiddels uitgevoerd. De NBW-partijen gaan nu gezamenlijk verder met de uitvoering van de nieuwe afspraken in het akkoord, onder meer over klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave en de ontwikkelingen in woningbouw en infrastructuur. Ook is er meer aandacht voor de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Het NBW heeft tot doel om in de periode tot 2015 de waterhuishouding in Nederland op orde te brengen en te houden en te anticiperen op klimaatverandering.

Beleid Provincie Zuid-Holland

In het Provinciale Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 is het beleid voor milieu, water, natuur en landschap geïntegreerd. Het streven is een leef- en investeringsklimaat te realiseren dat gezond, groen en veilig is. Inmiddels is het ontwerp Provinciaal Waterplan 2010-2015 vastgesteld. Hierin zijn vier strategische thema's (veiligheid, schoon water, duurzaam zoetwater en een robuust watersysteem) uitgewerkt. Ter aanvulling heeft de provincie in samenwerking met de waterschappen een planMER opgesteld. Hierin worden de milieueffecten van het waterplan weergegeven.

In het Provinciale Grondwaterplan Zuid-Holland 2007-2013 staat het grondwaterbeleid voor de komende jaren beschreven. Er zijn 6 speerpunten geformuleerd (verzilting en grondwaterkwantiteit, grondwaterkwaliteit, bodemdaling, concurrentie om de schaarse ruimte, verandering positie provincie en specifieke gebieden). Ook zijn de kaders die de provincie gebruikt bij het verlenen van vergunningen voor grondwateronttrekkingen beschreven. De aanvullende regels voor het verlenen, wijzigen of intrekken van een vergunning voor een grondwateronttrekking zijn opgenomen in de Verordening Waterbeheer.

Beleid Hoogheemraadschap

Op 9 december is het nieuwe waterbeheerplan 2010-2015 van het Hoogheemraadschap van Rijnland vastgesteld. Onder het motto 'droge voeten en schoon water' staat al het werk van Rijnland in het teken van drie hoofddoelen: (1) veiligheid tegen overstromingen, (2) voldoende water, (3) gezond water, inclusief goed beheer van de afvalwaterketen. In het plan is onder andere opgenomen dat Rijnland samenwerkt met belangenorganisaties om de gestelde doelen voor 2015 te halen. De zogenaamde prioritaire waterlichamen (zie Nota schoon water Rijnland) worden als eerste aangepakt. Voor de andere waterlichamen geldt een realisatietermijn van 2021 met de uitdaging om via 'werk met werk maken' de maatregelen eerder uit te voeren.

De Keur 2009 maakt het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (dijken en kaden), watergangen (kanalen, rivieren, sloten, beken) en andere waterstaatswerken (bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgelegde gebods- en verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt wordt dat geregeld in een Keurvergunning.

Het Hoogheemraadschap heeft met betrekking tot de inrichting van het watersysteem beleidsregels en algemene regels (2009) vastgesteld. In de Beleids- en Algemene regels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. Belangrijke richtlijnen hierbij zijn dat er niet mag worden afgewenteld, dempingen voor 100% dient te worden gecompenseerd, minimaal 15% van de toename aan verharding dient te worden gecompenseerd en dat de trits "vasthouden-bergen-afvoeren" wordt gehanteerd. Indien er niet gedempt wordt en het verhard oppervlak niet toeneemt dan hoeft er niet gecompenseerd te worden.

Huidige situatie

Bodem en grondwater

Het plangebied beslaat het meest noordelijke deel van de gemeente Zoeterwoude. Het plangebied stond vroeger onder invloed van de Oude Rijn. Deze zorgde voor afzettingen van oeverwallen en rivierklei en voor de aanvoer van zoet water. De maaiveldhoogte bedraagt van nature circa NAP -1 m, ten behoeve van de sportvelden is het plangebied echter fors opgehoogd. De bodem bestaat van oorsprong uit een overgang van lichte klei in het zuiden naar zware zavel (kleihoudend zand) in het noorden van het plangebied. Als gevolg van de ophoging bevindt zich momenteel zand aan de oppervlakte. Verder maakt het gebied geen onderdeel uit van een grondwaterbeschermingszone of een grondwaterwingebied.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een kwetsbare veiligheidszone en er bevinden zich geen primaire waterkeringen in het gebied. Langs het primaire boezemwater van de Meerburgerwatering ligt een boezemkade. Deze ligt buiten het plangebied.

Waterkwantiteit

Van oorsprong behoorde het plangebied tot de Room- of Meerburgerpolder. Nadat het plangebied was opgehoogd, is het waterpeil eveneens verhoogd tot het boezempeil van NAP -0,6 m. Langs de oostzijde van het plangebied ligt de Meerburgerwatering, dit is een primair boezemwater. De zuidelijke en westelijke plangrens worden gevormd door boezemwatergangen, het betreffen geen primaire boezemwateren. De boezemwateren sluiten in het zuidoosten van het plangebied aan op de Meerburgerwatering.

Waterkwaliteit en ecologie

Het plangebied valt deels binnen het KRW-waterlichaam Meerburgerwatering. De boezemwatergang aan de westzijde van het plangebied is door middel van een vooroeverconstructie voorzien van een natuurvriendelijke plasberm. Rijnland voorziet de aanleg van natuurvriendelijke oevers langs de Meerburgerwatering, waarbij mogelijk ruimte wordt geclaimd.

Afvalwater en riolering

Het plangebied is niet bebouwd en derhalve niet gerioleerd.

Toekomstige situatie

Dit bestemmingsplan omvat slechts een beperkt aantal ontwikkelingsmogelijkheden (namelijk een UMTS-mast, een jongerenontmoetingscentrum en een fietspad). Om deze reden biedt dit plan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren.

Veiligheid en waterkering

De ontwikkelingen in het plangebied hebben geen gevolgen voor de waterveiligheid.

Waterkwantiteit

De verharding, die in dit geval plaatsvindt als gevolg van de jongerenontmoetingsplek in het noordoosten van het plangebied, is van een geringe omvang (maximaal 40 m²). Voor een dergelijke geringe toename van het verhard oppervlak is een verplichting tot compensatie niet aan de orde. Ten behoeve van deze ontwikkeling zijn geen directe aanpassingen aan of gevolgen voor het oppervlakte watersysteem voorzien.

Ter voorkoming van bodemdaling hanteert het Hoogheemraadschap voor nieuwe bebouwing een droogleggingsnorm van minimaal 0,7 m ten opzichte van het ingestelde zomerpeil. Verder geldt voor alle graaf- en bouwwerkzaamheden binnen de keurzone van de watergangen (van insteek tot insteek plus onderhoudsstroken) en alle (tijdelijke) grondwateronttrekkingen een vergunningsaanvraagplicht conform de beleidsregels van de Keur van het Hoogheemraadschap.

Waterkwaliteit en ecologie

De ontwikkelingen in het plangebied hebben geen gevolgen voor het hierin liggende KRW-waterlichaam Meerburgerwatering. Ter voorkoming van diffuse verontreiniging van water en bodem geldt dat er bij alle bouwplannen geen zink, lood-, koper- of PAK's-houdende bouwmaterialen mogen worden toegepast. Indien desondanks uitlogende materialen worden gebruikt, worden deze voorzien van een coating om uitloging tegen te gaan.

Afvalwater en riolering

Conform de Leidraad Riolering West-Nederland en het vigerende waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw verplicht een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen. Regenwater wordt rechtstreeks op het oppervlaktewater geloosd en de afvoer van het huishoudelijk afvalwater zal worden aangesloten op de bestaande riolering. Op deze manier wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie.

Beheer en onderhoud watergangen

De boezem en hoofdwatergang langs het plangebied blijven ongewijzigd en voor het water in het plangebied zijn de eigenaren verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud.

Conclusie

Met inachtneming van het bovenstaande, kan geconcludeerd worden dat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de waterhuishouding. Hiermee voldoen de ontwikkelingen aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.