Plan: | Zoeterwoude, Sportcomplex Meerburgerpolder |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0638.BP00005-VAS1 |
Beleid en normstelling
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven1. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In augustus 2004 is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze Circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de Circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de Circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht2. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De Circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
In 2010 zal het Besluit transportroutes externe veiligheid (BTEV) en het bijbehorende Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen worden vastgesteld. In dat basisnet worden zones langs hoofdinfrastructuur opgenomen waar-binnen geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Vooruitlopend op Het BTEV is per 1 januari het Besluit tot wijziging van de Circulaire Risiconormering Op dit moment wordt door de overheid nog geen uitsluitsel gegeven over de breedte van de verschillende zones.vervoer gevaarlijke stoffen van kracht waarin veiligheidszones voor wegen zijn opgenomen.
Buisleidingen
Bij het beoordelen van externe veiligheidssituaties rond buisleidingen dient rekening te worden gehouden met het in voorbereiding zijnde beleid voor buisleidingen dat wordt vastgelegd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen. Dit besluit, dat in augustus 2009 in ontwerp is gepubliceerd, vervangt de huidige Circulaire 'zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen' en zonering langs transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie.
Risicovolle inrichtingen
Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Met het besluit wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten 3 . Beide waarden liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties.
Onderzoek
Inrichtingen
In de omgeving van het plangebied is een tweetal Bevi-inrichtingen gelegen. Het gaat om een lpg-tankstation aan de Smeetsweg 2 en de inrichting Heineken Nederland BV aan de Smeetsweg 1. De afstand tot het plangebied is dermate groot dat het invloedsgebied van beide risicobronnen niet reikt tot in het plangebied. Er is derhalve geen sprake van enige invloed op de hoogte van het GR.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
A4
Over de A4 vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Door DHV is een kwantitatieve risicoanalyse (QRA) opgesteld in verband met de sportvelden en naschoolse opvang die met het vrijstellingsbesluit mogelijk werden gemaakt (in het kader van dit bestemmingsplan is overeengekomen geen naschoolse opvang meer in het clubhuis onder te brengen) ). Uit de QRA blijkt dat er ter hoogte van het plangebied, dat is gelegen op een afstand van 150 m van de A4, geen sprake is van een PR 10-6-contour buiten het wegvak. Op grond van het gewijzigde besluit Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen geldt voor de A4 ter hoogte van het plangebied een veiligheidsafstand van 0 m. Het PR vormt daarom geen beperking voor de beoogde ontwikkeling.
In het QRA zijn tevens berekeningen van het GR uitgevoerd. De resultaten laten zien dat het GR, ook na realisatie van de beoogde ontwikkelingen, zeer laag is. In de toekomstige situatie bedraagt het GR 0.004. Het GR ligt daarmee een factor 1000 onder de oriënterende waarde.
Met de vaststelling van het plan vindt een wijziging plaats ten opzichte van de vigerende planologische situatie. Omdat er geen naschoolse opvang meer plaatsvindt in het clubhuis is er sprake van een afname van het aantal personen dat in het plangebied verblijft. Vanwege de ontwikkeling van een JOP is er sprake van een lichte toename van het aantal personen, deze verblijven echter niet gedurende de gehele dag in het plangebied. Gezien het feit dat de vaststelling van het plan per saldo niet leidt tot een toename van het aantal aanwezige personen in het invloedsgebied van de A4, zal er geen sprake zijn van een toename van het groepsrisico. Een verantwoording van het groepsrisico van de A4 is daarom achterwege gelaten.
N11
Over de N11 die aantakt op de A4 ten zuidwesten van het plangebied vindt eveneens ver-voer van gevaarlijke stoffen plaats. Rijkswaterstaat heeft in de periode van 12 tot en met 27 november 2007 een telling uitgevoerd van de transportintensiteit van gevaarlijke stoffen over de N11. Op grond van de vuistregels uit de Handreiking externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen kan worden geconcludeerd dat er geen PR 10-6-contour aanwezig is en dat er gezien de geringe transportintensiteit (brandbare gassen) geen GR aanwezig is. Op grond van het gewijzigde besluit Risiconormering vervoer van gevaarlijke stoffen geldt voor de N11 ter hoogte van het plangebied een veiligheidsafstand van 0 m. Gelet op deze bevindingen en op het feit dat de afstand tot het plangebied circa 150 m bedraagt, is er geen sprake van invloed op de hoogte van het GR als gevolg van het sportcomplex.
Buisleidingen
Parallel aan de A4, ten zuiden ervan, is een hogedruk aardgasleiding gelegen. Het betreft een leiding met een druk van 40 bar en een diameter van 12 inch. Op basis van het in voorbereiding zijnde beleid voor buisleidingen geldt voor deze leiding een inventarisatieafstand van 140 m.
Ten behoeve van de verplaatsing van de leiding en de ontwikkelingen in de Meerburgerpolder, waar het plangebied deel van uitmaakt, heeft de Gasunie berekeningen uitgevoerd om de ontwikkeling te kunnen toetsen aan het nieuwe, in ontwikkeling zijnde beleid4.
Na verlegging van de aardgasleiding zal de afstand tot het plangebied bestaan uit enkele meters. Er wordt rekening gehouden met een zakelijk rechtstrook van 5 m aan weerszijden van de leiding. De leiding en de zakelijk rechtstrook zijn echter buiten het plangebied gelegen.
In het onderzoek van de Gasunie is rekening gehouden met de ontwikkelingen in het plangebied. Deze ontwikkeling van de sportvelden en bijbehorende kantine zijn reeds mogelijk gemaakt met een artikel 19-vrijstelling. Ten opzichte van de bestaande planologische situatie is sprake van de ontwikkeling van een JOP, waardoor het aantal aanwezige personen in het invloedsgebied toeneemt. Door het vervallen van de BSO in de kantine zal er per saldo echter geen toename van het aantal aanwezige personen plaatsvinden. Een verantwoording groepsrisico is daarom achterwege gelaten.
Conclusie
Na het uitvoeren van de beoogde ontwikkeling kan worden voldaan aan de uitgangspunten en de normering voor externe veiligheid, dit aspect staat de uitvoering van het plan niet in weg.