Plan: | Meerburgerpolder Zuid 2014 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0638.BP00006-VAS1 |
In de afgelopen jaren hebben de gemeenten Zoeterwoude, Leiden en Leiderdorp met de provincie Zuid-Holland, het (toenmalige) ministerie van VROM en Rijkswaterstaat, gewerkt aan het W4-project. Hiertoe is in 2002 een overeenkomst gesloten. Het project omvat de integrale planvorming voor de verbeterde inpassing van de verbrede en verdiepte A4 ter hoogte van de genoemde gemeenten en de hieraan gekoppelde ontwikkeling van de naastgelegen gebieden. De verdiepte aanleg vindt plaats ter hoogte van de kruising met de Oude Rijn.
De drie gemeenten bereiden ieder de voor hun grondgebied benodigde bestemmingsplannen voor. De gemeente Zoeterwoude heeft zich daarbij in eerste instantie gericht op één bestemmingsplan voor het gehele projectgebied voor zover dit binnen haar gemeentegrenzen ligt. Dit traject is om uiteenlopende redenen stil komen te liggen. De voornaamste reden was de vernietiging van het oorspronkelijke tracébesluit door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State wegens het aspect luchtkwaliteit. Omdat in de tussentijd bovendien de economische situatie veranderde, is in 2011 een nieuwe insteek gekozen. Uitgangspunt daarbij is een globale bestemmingslegging vastgelegd in bestemmingsplannen voor afzonderlijke deelgebieden. Hierin worden de uitgangspunten van de stedenbouwkundige visie verankerd, maar wordt de concrete inrichting en functieverdeling niet specifiek vastgelegd. Deze vorm van bestemmen biedt meer flexibiliteit, hetgeen in deze situatie gewenst is, zonder de benodigde rechtszekerheid aan te tasten.
Het bestemmingsplan heeft betrekking op het zuidelijke deelgebied van het volledige projectgebied van Verde Vista Meerburg en direct tegen de A4 aan. Het deelgebied wordt begrensd door de A4, de spoorbaan Leiden-Alphen, het sportcomplex Meerburgerpolder en een nieuwe weg die door het hart van het projectgebied van Verde Vista Meerburg komt te liggen en door middel van een viaduct over de A4 voor verbinding zorgt met Roomburg. De globale begrenzing van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging plangebied
Bestemmingsplan Meerburgerpolder Zuid 2014 is gericht op de ontwikkeling van stedelijke functies in het gelijknamige deelgebied van het project Verde Vista Meerburg. De opgave van het bestemmingsplan is om binnen het plangebied een grote mate van vrijheid te bieden op het gebied van inrichting en tegelijkertijd voldoende onderbouwing te bieden op sectorale aspecten als milieu, ecologie en water.
In het gebied vigeren de volgende bestemmingsplannen:
bestemmingsplan | vastgesteld | goedgekeurd | |
Hoge Rijndijk-West | 24 april 1997 | 19 augustus 1997 | |
Wijzigingsplan Busbaan Meerburgerpolder | 15 juni 2004 | 10 augustus 2004 |
Inspraak en overleg
In de voorontwerpfase zijn omwonenden en andere belanghebbenden door middel van inspraak in de gelegenheid gesteld om hun mening over het bestemmingsplan te geven. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft daartoe op grond van de gemeentelijke inspraakverordening en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tevens is een informatieavond gehouden.
Ook hebben zogenoemde overleginstanties (buurgemeenten, belangenorganisaties, nutsbedrijven, provincie en rijksoverheid) in het kader van artikel 3.1.1 Bro de gelegenheid gekregen om te reageren op het bestemmingsplan.
Vervolgprocedure
Na de inspraak en het overleg zijn de inspraak- en overlegreacties in overweging genomen en waar van toepassing, meegenomen in de aanpassing van het ontwerpbestemmingsplan. Op dit ontwerpbestemmingsplan kon een ieder zijn mening, in de vorm van zienswijzen, richten aan de raad. Na deze fase zal het bestemmingsplan worden vastgesteld door de raad.
Ook daarna is het mogelijk om te reageren op het bestemmingsplan. Er kan beroep worden aangetekend bij de Raad van State.
De insteek van het bestemmingsplan ontwikkelingsgericht. Om een zekere mate van architectonische vrijheid te laten aan de toekomstige ontwikkelaars en rekening te houden met de huidige marktsituatie, kent het bestemmingsplan een globale opzet. Aanvullend aan het bestemmingsplan zijn er overigens wel onderliggende documenten: het Beeldkwaliteitplan Verde Vista Meerburg uit 2007 (geactualiseerd 2013) en het Inrichtingsplan Openbare Ruimte uit 2009. Deze documenten, opgesteld door BDP Khandekar, geven de inrichtingsvisie op het gebied weer, zonder daarbij definitieve inrichtingen vast te leggen.
Voor de onderbouwing van sectorale (milieu)aspecten is veelal uit gegaan van een iets ruimer programma dan in de uiteindelijke regeling is opgenomen.
Om ruimte te bieden aan die visie en de verschillende mogelijke inrichtingsvormen, legt het bestemmingsplan uitsluitend die zaken vast om in juridisch-planologische zin voldoende basis te bieden voor de beoogde ontwikkeling. Hierbij valt te denken aan onderbouwing van sectorale aspecten op het gebied van bijvoorbeeld ecologie, milieu en water en aan een globale stedenbouwkundige onderbouwing.
De toelichting bij dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd. Eerst wordt het relevante beleidskader toegelicht, waarbinnen de beoogde ontwikkeling plaatsvindt. Hoofdstuk 3 zoomt vervolgens in op de ontwikkeling zelf, waarbij het plangebied, de ontwikkeling Verde Vista Meerburg als geheel en de kaders voor deelgebied Zuid worden beschreven. Hoofdstuk 4 ligt vervolgens toe hoe deze kaders in dit bestemmingsplan worden vertaald in de juridische regeling van de bestemmingsplanregels.
Na de beschrijving in deze drie hoofdstukken gaan de hoofdstukken 5 tot en met 10 in op de onderbouwing van de diverse sectorale aspecten. De nodige onderzoeken die in dat kader zijn uitgevoerd zijn opgenomen in de bijlagen bij de toelichting.
Hoofdstuk 11 en 12 gaan tot slot in op de uitvoerbaarheid van het plan en het gevoerde overleg bij het opstellen van het plan.
In algemene zin geldt overigens dat het plangebied niet altijd als een losstaand gebied kan worden beschouwd. Als onderdeel van het grotere Verde Vista Meerburg-project, is het onontkoombaar om bepaalde onderdelen van de toelichting in een breder perspectief te plaatsen en daarbij de ontwikkeling in groter verband te zien. Zo zijn diverse onderzoeken voor het hele projectgebied van Verde Vista Meerburg uitgevoerd en kan ook de gebiedsvisie niet los van het grotere geheel worden gezien.
In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens ingezoomd op het vigerende, relevante ruimtelijke beleid van het rijks-, regionaal en gemeentelijk beleid. Alle vermelde beleidsmatige aspecten hebben betrekking op het plangebied Meerburgerpolder Zuid. Aan het eind van het hoofdstuk is de algemene conclusie opgenomen, dat de voorgestane ontwikkelingen in het plangebied passen binnen het beleidskader.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012) & Barro (2011)
In de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Nationale belangen
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de Ecologische Hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Uit de regels en kaarten behorende bij het besluit kan worden afgeleid welke aspecten relevant zijn voor het ruimtelijke besluit. Voor het plangebied zijn de volgende bepalingen relevant:
Voorgaande nationale belangen zijn volwaardig meegenomen in dit bestemmingsplan.
Op het gebied van infrastructuur moet het netwerk robuuster en meer samenhangend worden. Het selectieve investeringsbeleid is daarop gericht. Voor heel Nederland wordt de basis op orde gebracht; in de Randstad wordt 2x4 rijstroken de standaard, daarbuiten moeten op termijn alle hoofdverbindingen 2x3 rijstroken worden. Het extra beschikbare geld wordt voor een belangrijk deel besteed aan projecten die bijdragen aan een betere bereikbaarheid van de gebieden met de grootste economische verdiencapaciteit voor Nederland.
In de planvorming is fysiek rekening gehouden met 4 rijstroken.
Masterplan W4 (september 2001) en Bestuurlijke Overeenkomst W4 (februari 2002)
Het Masterplan W4 maakt deel uit van de W4-overeenkomst en beschrijft het W4-project, waarin de gemeenten Leiden, Leiderdorp en Zoeterwoude, de provincie Zuid-Holland en het Rijk (voormalige Ministeries van Verkeer en Waterstaat en VROM), de inpassing van de verbreding van de A4 gezamenlijk verbeteren. Het Masterplan W4 bevat de ruimtelijke, infrastructurele, financiële en organisatorische kaders waarbinnen het W4-project haalbaar is.
Op 14 februari 2002 hebben de (toenmalige) ministers van Verkeer en Waterstaat en van VROM, met de provincie en de gemeenten Leiderdorp, Zoeterwoude en Leiden de samenwerkingsovereenkomst A4/W4 getekend (wonen, werken, wegen en water). Hierin is de inspanningsverplichting opgenomen om elkaars ontwikkelingen mogelijk te maken, zowel publiek- als privaatrechtelijk. In deze overeenkomst staan afspraken om te komen tot een integrale ontwikkeling van het gebied rondom de te verbreden A4, waarbij de A4 op een hoogwaardige wijze wordt ingepast, de barrièrewerking van de weg wordt verminderd en een evenwichtige toevoeging van functies plaatsvindt. In dat kader zullen de aangrenzende deelplangebieden worden (her)ontwikkeld.
W4 staat voor de manier waarop de A4 verbreed wordt. Namelijk door een maatschappelijk en ruimtelijk verantwoorde inpassing van de verlengde, verdiepte en bredere A4 in de bestaande woonomgeving én het ontwikkelen van gebieden die naast de snelweg liggen. Het doel is de leefkwaliteit in de regio verbeteren en de Leidse regio een impuls te geven op het gebied van wonen, werken, wegen en water.
Tracébesluit A4 Burgerveen-Leiden
Op 18 mei 2009 is het Tracébesluit A4 Burgerveen-Leiden 2009 vastgesteld. De vaststelling van dit Tracébesluit maakt het mogelijk de autosnelweg A4 vanaf de Dwarswatering, gemeente Leiderdorp tot en met de aansluiting Zoeterwoude, te verbreden tot een 2x3-strooksweg voor het noordelijke gedeelte en een hoofd- en parallelbanenstelsel aan te leggen voor het zuidelijke gedeelte. De geluidswerende maatregelen zijn eveneens opgenomen in het Tracébesluit. Een akoestisch onderzoek en een landschapsplan vormen separate bijlagen bij het besluit.
De actuele grens (ontwerp Tracébesluit 2012) is overgenomen in het bestemmingsplan. Bebouwing binnen deze zone vindt plaats in nauw overleg met Rijkswaterstaat.
Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)
Bij een nieuwe stedelijke ontwikkeling is duurzame verstedelijking het uitgangspunt. Dat is vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6. Bro) en in de provinciale ruimtelijke verordening. De overheid vraagt om dit te onderbouwen in ruimtelijke besluiten. Bij de ladder dient voor een stedelijke ontwikkeling achtereenvolgens te worden aangetoond of er een actuele regionale behoefte is (trede 1), deze behoefte in bestaand stedelijk gebied kan worden opgevangen (trede 2), en of de locatie multimodaal is of kan worden ontsloten (trede 3).
Toetsing
Provinciale Structuurvisie Visie op Zuid-Holland (actualisering 2012)
In de provinciale structuurvisie zijn vijf integrale hoofdopgaven benoemd:
In het kader van een concurrerend en aantrekkelijk internationaal profiel en van een samenhangend stedelijk netwerk, merkt de visie de A4 samen met de A16 aan als de belangrijkste achterlandverbindingen in Zuid-Holland. De transportstromen concentreren zich op deze assen. Zo nodig moet de omgeving hieraan worden aangepast.
De A4 is de hoofdslagader van de westelijke Randstad. De A4 verbindt het stedelijk netwerk van Zuid-Holland en Schiphol. De ontwikkelingen rond de luchthaven (met name de bedrijvigheid) zijn van nationaal belang en hebben een grote stuwkracht. De A4 moet daarom over de hele lengte het verkeer goed kunnen verwerken. Daarvoor is op korte termijn realisering van capaciteitsvergroting tussen knooppunt Burgerveen en Leiden van groot belang.
Over de ontwikkeling langs de A4 doet de provinciale structuurvisie geen concrete uitspraken, aangezien deze geen provinciaal belang dienen. Op deze ontwikkeling is daarom de algemene beleidslijn van toepassing die wordt verwoord aan de hand van de vijf bovengenoemde opgaven.
Intensief benutten, meervoudig ruimtegebruik, herstructurering en transformatie
De provincie Zuid-Holland wil dat voor alle stedelijke ontwikkelingen het principe geldt: eerst intensiveren van bestaand gebruik, vervolgens nagaan of door herstructureren de beschikbare ruimte in het bestaand bebouwd gebied beter benut kan worden en pas dan uitbreiden. Intensiveren betekent in de praktijk vaak het combineren van verschillende functies. Dit kan door stapeling of bestaande bebouwing voor meerdere functies geschikt te maken. Het plangebied is onderdeel van het bestaande stedelijk gebied.
Verordening Ruimte (2010, actualisering 2012)
In samenhang met de structuurvisie is ook de Verordening Ruimte opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende artikel is relevant voor het bestemmingsplan: 'Om het stedelijk netwerk te versterken kiest de provincie het uitgangspunt om verstedelijking zoveel mogelijk in bestaand bebouwd gebied te concentreren. Hiermee wordt de kwaliteit van het bebouwde gebied behouden en versterkt. Om dit te bereiken zijn het stedelijk netwerk en alle daarbuiten gelegen kernen in Zuid-Holland voorzien van bebouwingscontouren. Deze geven de grens van de bebouwingsmogelijkheden voor wonen en werken weer. Verstedelijking buiten deze bebouwingscontouren is in principe niet toegestaan.'
Het plangebied valt binnen de aangegeven bebouwingscontouren.
Figuur 2.1 Provinciale bebouwingscontour
Voor stedelijke ontwikkelingen binnen de contouren bestaat een ruime mate van beleidsvrijheid voor de lagere lokale overheden. Ontwikkelingen van bepaalde functies, ook als deze binnen de contouren passen, zijn echter vanwege hun provinciale belang ook programmatisch van voorwaarden voorzien in de provinciale verordening. Het betreft met name de functies wonen, detailhandel en kantoren.
Artikel 2 Algemene regels ter zake van bestemmingsplannen
Regionale afstemming (lid 1)
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen voorziet in een aantoonbare behoefte en is gebaseerd op een regionale visie op het programma terzake of is tenminste regionaal afgestemd. De toelichting van het bestemmingsplan bevat hierover een verantwoording.
Artikel 7 Kantoren
Bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen buiten de invloedsfeer van de door de provincie aangewezen kantoorontwikkelingslocaties wijzen geen bestemmingen aan die nieuwe kantoren mogelijk maken. Hierop gelden diverse uitzonderingen. Over deze locatie zijn in W4-verband afspraken gemaakt.
Artikel 9 Detailhandel
Het detailhandelsbeleid van de provincie heeft als doelstelling de detailhandelsstructuur te versterken
en de dynamiek in de sector te bevorderen. Het beleid is neergelegd in de Notitie Detailhandel Zuid-
Holland. Uitgangspunt is dat nieuwe detailhandel gevestigd moet worden in de bestaande
winkelgebieden in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra. De
ladder voor duurzame verstedelijking is leidend bij de accommodatie van de ruimtevraag.
Een bestemmingsplan dat detailhandel mogelijk maakt op gronden die zijn gelegen binnen bestaande en nieuwe winkelconcentraties, gaat bij detailhandelsontwikkelingen die groter zijn dan 2.000 m² (bruto vloeroppervlak) vergezeld van een distributieplanologisch onderzoek. Uit het onderzoek moet blijken dat er geen sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur. Tevens is advies nodig van het Regionaal Economisch Overleg (REO).
Toetsing
Voor het voorliggende plan wordt verwezen naar de eerder gemaakte afspraken in W4-verband, waar de provincie mede-ondertekenaar is in de overeenkomst.
De in de overeenkomst opgenomen verplichtingen gelden voor alle W4-partijen. Hierin is de inspanningsverplichting opgenomen om elkaars ontwikkelingen mogelijk te maken, zowel publiek- als privaatrechtelijk. Programmatisch heeft Zoeterwoude formeel en informeel altijd afstemming gezocht en toestemming gevraagd in W4-, regio of onderling verband.
In mei 2013 hebben de Provincie en de gemeente Zoeterwoude in de Bestuursovereenkomst HOV-net Zuid-Holland Noord aanvullende afspraken gemaakt.
Afgesproken is in artikel 3 van de HOV-overeenkomst:
1. Zoeterwoude zal ervoor zorgdragen om op de W4-onwikkellocatie Verder Vista Meerburg minimaal te realiseren;
a. 55.000m² bvo kantoren, en/of overige werkfuncties en/of detailhandel;
b. 300 woningen.
2. De verhouding van het bruto vloeroppervlak van de functies genoemd onder a (kantoren, werkfuncties, Leisure, detailhandel) dient in overeenstemming te zijn met het op het moment van de verkoop van de grond vigerende beleid van de Provincie.
Wonen: De (woningbouw)ontwikkeling in de Meerburgerpolder is gericht op de regionale markt, waarover in W4-verband eerder regionale afstemming heeft plaatsgevonden. De ontwikkeling in de Meerburgerpolder is onderdeel van een gemeenteoverstijgend project in nauwe samenwerking met andere overheidsinstanties, waaronder de provincie en buurgemeenten, met als doelstelling de tijdige, doelmatige en duurzame aanleg en inpassing van de A4, alsmede in samenhang daarmee een tijdige, doelmatige en duurzame (her)invulling van de deelplangebieden ter vergroting van de ruimtelijke kwaliteit van de A4 en de deelplangebieden. Dit met als doel de leefkwaliteit van de Leidse regio een impuls te geven op het gebied van wonen, werken, wegen en water.
De Provincie en de gemeente Zoeterwoude hebben in de Bestuursovereenkomst HOV-net Zuid-Holland Noord afgesproken dat Zoeterwoude ervoor zal zorgdragen om op de W4-ontwikkellocatie Verde Vista Meerburg minimaal 300 woningen te realiseren. De locatie Santhorst in deelgebied Meerburgerpolder Noord (66 woningen) maakt geen onderdeel uit van het W-4 gebied.
Detailhandel: Voor detailhandel geldt dat de locatie een nieuw wijkgebonden winkelcentrum betreft. Op deze locatie wil de gemeente mogelijkheden bieden voor een toekomstbestendig wijkwinkelcentrum omdat andere mogelijkheden hiervoor niet alleen binnen dit deel van de gemeente, maar ook in de aangrenzende wijken van buurgemeenten ontbreken. Voor dit plan wordt, in samenspraak met de buurgemeenten, rechtstreeks ruimte geboden aan nieuwe wijkgebonden winkelvoorzieningen tot 2.000m² en 2.000m² via een wijzigingsbevoegdheid.
Voorwaarden voor het effectueren van deze wijzigingsbevoegdheid zijn aangetoonde behoefte, geen duurzame ontwrichting en een positief REO-advies).
In de Bestuursovereenkomst HOV-net Zuid-Holland Noord is afgesproken dat detailhandel onderdeel uit kan maken van de ontwikkeling.
In 2012 is distributieplanologisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 1). Hieruit blijkt dat er bij ontwikkelingen tot 4.000m² geen sprake is van duurzame ontwrichting, gezien de berekende marktruimte van circa 3.500 m² supermarkt en 500 m² dagwinkels. Het verzorgingsgebied strekt zich uit over delen van drie gemeenten. Een eigentijds winkelgebied voor de dagelijkse boodschappen ontbreekt nu zowel in Zoeterwoude, het zuidelijke deel van Leiderdorp en het (zuid)oosten van Leiden.
Kantoren: Voor kantoren geldt dat het plangebied niet direct binnen de locaties van de provincie valt, maar dat hierover in W4-verband eerder afspraken zijn gemaakt. Dit blijkt eveneens uit de regionale Kantorenstrategie Holland-Rijnland die verder in dit beleidskader aan bod komt. De W4-locatie is hierin aangeduid als regionale kantorenlocatie en heeft een bijzondere status. Andere functies zijn mogelijk als (een deel van) de kantoorfunctie niet haalbaar blijkt.
De mogelijkheid van kantoren (tot een maximum van 55.000m² is tevens afgesproken in de Bestuursovereenkomst HOV-net Zuid-Holland Noord. Dit bestemmingsplan maakt maximaal 52.500m² mogelijk.
Ladder voor duurzame verstedelijking (lid 2)
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een nieuwe ontwikkeling met wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen, houdt rekening met de navolgende voorkeursvolgorde:
De toelichting van het bestemmingsplan bevat hierover een verantwoording.
Toetsing
De locatie is een transformatiegebied binnen bestaand stedelijk gebied en voldoet daarmee aan de voorkeursvolgorde.
Het project Verde Vista Meerburg moet niet gezien worden als een 'Zoeterwouds' project. Het is een gemeentelijk overstijgend project in nauwe samenwerking met overige overheidsinstanties (waaronder de provincie) en buurgemeenten, met als doelstelling de tijdige, doelmatige en duurzame aanleg en inpassing van de A4, alsmede in samenhang daarmee een tijdige, doelmatige en duurzame (her)ontwikkeling van de deelplangebieden ter vergroting van de ruimtelijke kwaliteit van de A4 en de deelplangebieden. Dit met als doel de leefkwaliteit van de Leidse regio een impuls te geven op het gebied van wonen, werken, wegen en water.
In dat opzicht richt het plan Verde Vista Meerburg zich dan ook niet op de Zoeterwoudse markt, maar op de regionale markt.
Woonvisie Zuid-Holland 2011-2020 (2011)
De provincie vindt dat iedereen in Zuid-Holland moet kunnen beschikken over een passende woning in een passend woonmilieu, nu en in de toekomst.
Op dit moment staat er in het algemeen druk op de woningmarkt, terwijl er ook gebieden zijn met een ontspannen of zelfs krimpende woningmarkt. De omvang en de kwaliteit van de woningvoorraad is niet in balans. Daarvoor moet de bestaande voorraad kwalitatief verbeteren, vraag en aanbod van woonmilieus beter op elkaar worden afgestemd en meer binnenstedelijk worden gebouwd. Herijking van het nieuwbouw- en herstructureringsprogramma is nodig om in 2020 de gewenste voorraad te hebben.
De Woonvisie 2011-2020 is mede gebaseerd op een evaluatie van bestaand beleid en een analyse van de werking van de huidige woningmarkt. De provincie constateert dat:
Structuurvisie Holland-Rijnland (2009, herziening 2012)
De structuurvisie van de regio Holland-Rijnland is de toekomstvisie op de ruimtelijke kwaliteit en ontwikkeling van de regio tot 2020, met een doorkijk naar 2030. De visie gaat in op het behouden en versterken van haar kwaliteiten, zoals de hoge landschappelijke en stedenbouwkundige kwaliteit van de regio en de ruimtelijke structuur gebaseerd op een compacte historische centrumstad, een stedelijke kern midden in het Groene Hart, de vele hechte dorpen en de groene omgeving.
De structuurvisie kent zeven kernpunten, te weten:
In het kader van een verbeterde bereikbaarheid wordt in de structuurvisie stilgestaan bij de verbreding van de A4, die overigens op rijksniveau is vastgelegd. De structuurvisie benoemt bij de verbreding en verdieping van de A4 tevens de mogelijkheden voor woningbouw, kantoren en bedrijvigheid.
Overigens wordt in de Structuurvisie ook aangegeven dat het gebied ten oosten van de A4 ter hoogte van Zoeterwoude een hoge cultuur- en landschappelijk historische waarde heeft. Gezien de grootschalige ontwikkeling van onder andere Verde Vista Meerburg in het aangrenzende gebied, wordt de bescherming van deze waarden als belangrijke ruimtelijke tegenhanger gezien.
Regionale woonvisie 2009-2019 (2009)
De regionale woonvisie is de uitwerking van de regionale structuurvisie op het beleidsterrein voor wonen. De regio is een top woonregio en draagt daarmee bij aan een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat in de Zuidvleugel. Daarom ligt de focus enerzijds op de realisatie van topwoonmilieus voor hen die willen verhuizen vanwege hun werk in de groeiende bedrijfstakken zoals Bio Sciences. Anderzijds is er een belangrijke opgave voor sociale woningbouw voor doelgroepen die niet zelfstandig in hun woonbehoefte kunnen voorzien. Dus niet alleen voor de huidige, maar ook voor toekomstige bewoners wil Holland Rijnland een alternatief bieden. Daarom heeft het Algemeen Bestuur ingestemd met de Woonvisie Holland Rijnland 2009-2019. Hierin staan de belangrijkste afspraken over wonen in de regio.
De samenwerkende gemeenten hebben afgesproken zich in te spannen om maximaal in de periode 2008-2019 in totaal netto 24.240 woningen toe te voegen aan de bestaande woningvoorraad. De taakstelling voor Zoeterwoude is tussen 2008 en 2019 421 woningen. Verde Vista Meerburg richt zich echter op de regionale markt.
Verstedelijkingsprogramma Zuidvleugel 2010-2020 (2010)
Rijk, provincie en regio's hebben gezamenlijk een Verstedelijkingsstrategie opgesteld in het kader van het Verstedelijkingsprogramma Zuidvleugel 2010-2020. Deze strategie bevat regionale programmatische uitwerkingen voor vijf regio's. De belangrijkste hoofdpunten van de strategie zijn:
De verstedelijkingsstrategie is uitgewerkt in de verstedelijkingsopgave: een woningbouwprogramma voor de Zuidvleugel dat is gerelateerd aan mobiliteit en groen, uitgewerkt per regio. De opgave per regio is de basis voor regionale verstedelijkingsafspraken. In 2010 heeft de regio voor Holland Rijnland een woningbouwopgave voor de periode 2010-2020 afgesproken.
In Zuidvleugelverband is afgesproken om in de periode 2010-2019 netto 20.700 woningen toe te voegen. De partners overwegen afspraken te herijken, onder meer vanwege de veranderde situatie op de woningmarkt. Voor Verde Vista gelden specifieke afspraken in W4-verband.
In het kader van W4 is gesproken over m² programma. In W4-verband is bestuurlijk akkoord over 52.500 m² kantoor en 40.750 m² 'overig programma'. De m² zijn vertaald in maximaal 340 woningen. De meest recente plannen voor de ontwikkeling gaan uit van circa 325 woningen. Dit sluit aan op het vastgestelde stedenbouwkundig plan. Dit bestemmingsplan is hierop afgestemd. In Meerburgerpolder Zuid zijn maximaal 95 woningen mogelijk gemaakt.
Kantorenstrategie Holland-Rijnland (2012)
De Kantorenstrategie Holland Rijnland zet de te voeren koers uit om bestaande leegstand van kantoorlocaties tegen te gaan, onder andere door nieuwe verzoeken om kantoorruimte te sturen naar diverse typen locaties die in het beleidsdocument onderscheiden worden. In het document wordt opgemerkt dat een onderscheid tussen de regionale en lokale vraag van belang is: 'de lokale markt van bijvoorbeeld een accountants- en makelaarskantoor is voor de leegstandsproblematiek geen factor van belang'. Daarbij is bepaald dat de vastgoedvraag naar kantoren als 'lokaal' te bestempelen is als het bruto vloeroppervlak minder dan 2.500 m² bedraagt. In dat geval valt de vraag volledig binnen de autonomie van de gemeente waar de vraag zich manifesteert.
Voor ontwikkelingen die de lokale markt te boven gaan, zoals in dit bestemmingsplan aan de orde is, wil de regio sturen op locaties die wel of geen toekomstwaarde hebben als kantorenlocatie. Hiertoe onderscheid de Kantorenstrategie drie categorieën locaties:
Werkgelegenheidsgroei en de daarbij horende groei van het aantal m² kantoren is op deze locaties gewenst. Locaties: Bio Science Park, Space Businesspark en de stationsgebieden van Leiden Centraal en Alphen aan den Rijn.
Deze locaties zijn binnen de huidige en toekomstige markt niet meer geschikt voor kantoren. De opgave is hier om per saldo het aantal m² aan kantoorareaal terug te dringen. Locaties: Plesmanlaan, Kanaalpark en Henry Dunantweg.
Binnen Holland Rijnland heeft de snelweglocatie aan de A4 een aparte status. De bestaande plancapaciteit voor deze kantorenlocatie is hoog. De verschillende deellocaties van W4 worden geoptimaliseerd door in het multifunctionele programma het aandeel niet-kantoorfuncties te vergroten.
De derde categorie die in de Kantorenstrategie wordt onderscheiden, houdt op deze manier al rekening met de eerder gemaakte afspraken in W4-verband. Gelet op de verdere strekking van de strategie, wordt wel uitgesproken dat ter plaatse ook andere functies mogelijk moeten zijn voor het geval opvulling met kantoren niet haalbaar blijkt. Bij de opzet van dit bestemmingsplan wordt hier rekening mee gehouden.
Structuurvisie Zoeterwoude-Rijndijk (2013)
De structuurvisie Zoeterwoude-Rijndijk is in februari 2013 vastgesteld. De visie omvat de hoofdlijnen van de voorziene ontwikkelingen van het dorp Rijndijk voor de komende 15 jaar en het ruimtelijk beleid dat de gemeente Zoeterwoude gaat voeren voor de kern Rijndijk.
De visie vormt niet direct een uitvoeringsagenda voor de gemeente zelf, in die zin dat zij de beoogde ontwikkelingen niet zelf ter hand zal nemen. De visie is wat dat betreft meer bedoeld om het gemeentebestuur een instrument te geven waarmee zij de burgers en maatschappelijke organisaties actief kan informeren over en betrekken bij de ruimtelijke visie op het bebouwde gebied.
Eén van de voornaamste uitgangspunten uit de visie is het behoud van het landelijke, groene en dorpse karakter. Nieuwe ontwikkelingen zullen zodoende bij dit uitgangspunt aan moeten sluiten.
Welke ontwikkelingen gewenst zijn en in welke vorm zij binnen bovengenoemd uitgangspunt passen, wordt in de visie per deelgebied beschreven. De ontwikkeling van Verde Vista Meerburg wordt daarbij als gegeven aangemerkt, gezien het vergevorderde stadium waarin de plannen zich bevinden en het traject dat hieraan vooraf is gegaan. Figuur 2.2 is afkomstig uit de structuurvisie en toont het te ontwikkelen gebied en de wijze van aansluiting op het omliggend gebied.
Figuur 2.2 Structuurschets Verde Vista Meerburg
Voor wat betreft de inrichting van het gebied wordt verwezen naar het Beeldkwaliteitplan, opgesteld door Bureau Khandekar en inmiddels geactualiseerd in 2013.
De ontwikkeling W4 als geheel is in de bestuurlijke overeenkomst uit 2002 tussen Rijk, provincie en de gemeenten Leiden, Leiderdorp en Zoeterwoude verankerd. Hierin is de inspanningsverplichting opgenomen om elkaars ontwikkelingen mogelijk te maken, zowel publiek- als privaatrechtelijk. Naderhand is de ontwikkeling daarom bij de actualisatie of vervanging van diverse beleidsstukken als een gegeven aangemerkt. In de relevante beleidsdocumenten wordt zodoende al uitgegaan van de ontwikkeling van het W4-project als geheel, waar Verde Vista Meerburg deel van uitmaakt. In aanvulling op de bestuurlijke overeenkomst uit 2002 is in 2010 een aanvullende overeenkomst gesloten om het project financieel te borgen.
Het bestemmingsplan is gericht op de ontwikkeling van stedelijke functies in het zuidelijke deelgebied binnen het project Verde Vista Meerburg. Dit hoofdstuk gaat in op de bestaande situatie en de ontwikkeling van Verde Vista Meerburg als geheel. Vervolgens wordt specifiek ingezoomd op de opzet van het zuidelijk deelgebied.
De Meerburgerpolder kende in het zuidwestelijk deel met name weidegebied met een agrarische functie, zoals dit op de luchtfoto van 2005 (figuur 3.1) goed te zien is. Aan de noordoostzijde van het gebied, richting de Hoge Rijndijk, is de nodige bebouwing waar te nemen, waaronder een wooncluster, een kassencomplex en een sportpark. Aan de overzijde van de Hoge Rijndijk bevinden zich ook nog 4 woningen en 3 woonschepen.
Figuur 3.1 Luchtfoto plangebied 2005 (bron: Google) en luchtfoto plangebied 2013 (bron: Bing maps)
Buiten het wooncluster en de direct omliggende bebouwing zijn de functies uit het plangebied al grotendeels verdwenen. Het sportpark is inmiddels verplaatst en heeft haar nieuwe locatie in het zuidwestelijke deel van Verde Vista Meerburg. Direct langs de A4 zijn de gronden al grotendeels bouwrijp gemaakt.
Op bovenstaande foto is ook de Meerburgermolen nog waar te nemen langs de Meerburgerwatering. Deze zorgde voor bemaling van de Room- en Meerburgerpolder. Inmiddels is deze ontmanteld en wordt de bemaling machinaal uitgevoerd. De molen wordt op een nieuwe locatie aan de Munnikenpolder in Leiderdorp geplaatst.
Wegenstructuur
In en rond het gebied liggen enkele wegen die bepalend zijn voor de ruimtelijke structuur. Van de noordoostelijke tot noordwestelijke zijde ligt de rijksweg A4. Deze weg vormt op groter schaalniveau een verbinding, maar op lokaal niveau een barrière. Aan de overzijde van de A4, vanuit het plangebied gezien, ligt op Leids grondgebied de Willem van de Made weg. Deze ontsluit zowel Verde Vista Meerburg als de nieuwe Leidse wijk Roomburg richting de A4 en de N11 en zorgt voor verdere ontsluiting richting Leiderdorp. Aan de noordoostzijde van het plangebied ligt de Hoge Rijndijk. De N11 en de parallel daaraan gelegen spoorlijn Leiden-Alphen aan den Rijn liggen tegen de zuidelijke grens van het zuidelijk deelgebied van Verde Vista Meerburg. Zowel de Hoge Rijndijk, de N11 als de spoorlijn liggen haaks op de A4.
Waterstructuur
Water speelt een belangrijke rol in de structuur van Zoeterwoude. De verschillende waterlopen hebben de basis gevormd voor de ontginning van het gebied. Een belangrijk voorbeeld hiervan is de Oude Rijn. Deze belangrijke watergang is de basis geweest van waaruit de kern Zoeterwoude-Rijndijk is ontstaan. Van belang voor het gebied is verder de Meerburgerwatering. Deze waterloop is gelegen ongeveer evenwijdig aan de A4 en is een belangrijke structuurdrager.
Het groen rond de Meerburgerwatering heeft een dubbelfunctie. Enerzijds fungeert dit als afscherming van het bedrijventerrein Grote Polder en anderzijds wordt de strook benut voor extensieve recreatie.
In de stedenbouwkundige visie voor Verde Vista Meerburg zijn vier gebieden te onderscheiden binnen het project. In onderstaande figuur zijn deze weergegeven en als volgt genummerd:
Figuur 3.2 Deelgebieden Verde Vista Meerburg (BDP Khandekar)
De verlengde Industrieweg en de Stadhouderslaan (boulevard) vormen de grenzen tussen de verschillende deelgebieden.
De ontwikkeling als geheel voorziet in functies op het gebied van wonen, kantoren, detailhandel, zorg, leisure en sport. De deelgebieden 2, 3 en 4 zijn toegespitst op één specifieke functie: wonen in de deelgebieden 2 en 3 en sport in deelgebied 4. De bebouwing in deelgebied 1 kent daarentegen een mix van functies, bestaande uit wonen, kantoren, zorg, leisure en detailhandel.
Ook qua bebouwing kent het gebied een zekere geleding. In bouwhoogte loopt de bebouwing vanaf de N11 zijde van 7 lagen stapsgewijs af naar 2 lagen met een kap aan de zijde van de Hoge Rijndijk.
Er wordt op het bestaande aangrenzende woongebied aangesloten met nieuwe laagbouwwoningen (Santhorst I en II). In dit gebied is ook een voorname rol weggelegd voor nieuwe watergangen, die het karakteristiek water vanuit de Meerburgerwatering tot in het plangebied brengen Ten zuiden van deze woningbouwlocatie ligt inmiddels het nieuwe sportcomplex van de RKVV (rooms-katholieke voetbalvereniging) Meerburg, dat middels het bestemmingsplan 'Sportcomplex Meerburgerpolder' is mogelijk gemaakt.
Vanaf de A4 ontstaat ten zuiden van de verlengde Industrieweg een zonering met grotere bouwmassa's langs de A4. Laagbouw grenst aan de bestaande woningen en watergangen en sportvelden vormen de overgang naar het bestaande woongebied en bedrijventerrein ten zuidoosten van Verde Vista Meerburg.
Inrichting
Het plangebied waar dit bestemmingsplan betrekking op heeft, betreft het deelgebied 1 uit de stedenbouwkundige visie: A4-Blokken. Dit deelgebied bestaat uit meerdere bouwblokken, gesitueerd langs de A4. De wijk wordt ontsloten via de Willem van der Madeweg aan de overzijde van de A4, hiertoe wordt over de A4 een nieuw viaduct aangelegd.
Deze weg sluit aan op de Stadhouderslaan, die vanaf de Oude Rijndijk wordt verlengd als boulevard door Verde Vista Meerburg. Parallel hieraan, direct langs de A4, wordt een tweede weg aangelegd die uitsluitend voor hulpdiensten bedoeld is. Een overzicht van de nieuwe infrastructuur is opgenomen in figuur 3.3.
Figuur 3.3 Inrichting infrastructuur
De ruimte tussen de calamiteitenroute (direct langs de A4) en de verlengde Stadhouderslaan, wordt ingericht met meerdere bouwblokken. De ruimte waarbinnen deze blokken worden gerealiseerd wordt zodoende begrensd, maar door vrijheid in ontwerp kunnen er ook open ruimtes ontstaan. Deze 'binnenruimtes' moeten nadrukkelijk niet de uitstraling van een 'achterkantsituatie' krijgen, om die reden zijn ook hier functies toegestaan. Zodoende kan gesproken worden van een buiten- en binnenkant van het bouwblok.
De bouwblokken lopen parallel langs de A4, waarbij de bouwhoogte vanaf de N11 richting het viaduct over de A4 afneemt van 7 bouwlagen naar 5 bouwlagen. Op deze dalende bouwhoogte wordt één accent aangebracht: direct op de hoek met het viaduct over de A4 wordt een toren toegestaan. Dit vormt een accent in de verder afnemende bouwhoogten richting het noordelijk deelgebied van Verde Vista Meerburg.
Figuur 3.4 Hoogtes deelgebied Zuid
In figuur 3.4 is deze geleding schematisch weergegeven. Hier zijn de maten vertaald naar de maximale bouwhoogte in meters. De maten van 30 m, 25 m, 20 m en 40 m vragen overigens om enige toelichting. Het genoemde aantal bouwlagen en de weergegeven bouwhoogtes sluiten namelijk niet op elkaar aan wanneer wordt uitgegaan van een standaardsituatie.
Specifiek voor deze bouwblokken is het niveauverschil tussen de Stadhouderslaan en de calamiteitenroute direct langs de A4. Dit hoogteverschil blijkt ook uit figuur 3.5. Omdat de calamiteitenroute (links op de figuur) een vaste hoogte kent, is deze aangehouden als peil voor de gebouwen. De bouwhoogte in meters is dus bezien vanaf deze kant van het gebouw. Het aantal bouwlagen is daarentegen gezien vanaf de Stadhouderslaan, zoals ook weergegeven op figuur 3.5.
Het niveauverschil tussen deze beide wegen, variërend van 1,3 m tot 4,5 m, leidt onder de bouwlagen in een restruimte. In de definitieve ontwerpen voor de bouwblokken kan deze ruimte bijvoorbeeld benut worden voor parkeerruimte.
Figuur 3.5 Hoogteverschil Stadhouderslaan-calamiteitenroute
Programma
De functies die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt binnen de nieuwe bouwblokken langs de A4 zijn de volgende:
De termen leisure en zorg verdienen daarbij een korte toelichting, aangezien deze termen in breed verband worden gebruikt en zodoende allerlei activiteiten kunnen omvatten.
Leisure is in dit geval bedoeld als activiteiten gericht op vrijetijdsbesteding, waaronder begrepen horeca, recreatie, sport en care. Care staat daarbij voor verzorging, waarbij waarbij gedacht kan worden aan kapsalons of massagesalons.
Zorg wordt in dit plan mogelijk gemaakt in de vorm van zorgpraktijken waarbij geen nachtverblijf van patiënten is toegestaan. Vormen van zorg die zodoende wel mogelijk zijn, zijn bijvoorbeeld huisarts- en tandartspraktijken of een apotheek of een combinatie van deze.
Voor alle bovengenoemde functies is een gezamenlijk bruto vloeroppervlak vastgelegd van ten hoogste 57.000 m². In aanvulling hierop is voor een het bruto vloeroppervlak van een aantal functies een afzonderlijk maximum vastgelegd. Ook is vastgelegd welke functies in welke blokken worden toegestaan. Een visualisatie van deze verdeling van het programma is weergegeven in figuur 3.6.
Figuur 3.6 Programma deelgebied Zuid
Toelichting:
Het programma gaat zoals gezegd uit van maxima. Daarbinnen kan afhankelijk van de vraag naar de verschillende functies een programma samengesteld kan worden, zolang het totale maximum bruto vloeroppervlak in geen geval meer bedraagt dan 57.000 m².
Gemotoriseerd verkeer
De eerder opgenomen figuur 3.3. geeft een schematisch overzicht van de nieuwe inrichting van de infrastructuur. Voor gemotoriseerd verkeer vindt de ontsluiting van het gebied plaats via de Willem van der Madeweg aan de westzijde van de A4. Hiertoe wordt een nieuw viaduct over de A4 aangelegd. Verde Vista Meerburg krijgt een centraal gelegen boulevard (de Stadhouderslaan) welke dienst doet als ontsluitingsweg op de Hoge Rijndijk.
Op alle wegen binnen het gebied geldt een 30 km/h-regime. De wegen zullen ook als zodanig worden ingericht.
Langzaam verkeer
Langs de verlengde Stadhouderslaan komt een doorlopende fietsverbinding te lopen. De doorgaande fietsverbinding loopt in oost-westelijke richting centraal langs de boulevard en sluit aan de buitenranden van het gebied aan op doorlopende fietspadenstructuren. Over het viaduct over de A4 loopt eveneens een fietspad, waardoor een ontsluiting met de wijk Roomburg en verder met de binnenstad van Leiden ontstaat. Dit fietspad loopt in zuidelijke richting door tot het bestaande woongebied ten zuidoosten van Verde Vista Meerburg. In groter verband ontstaat hiermee een verbinding tussen Leiderdorp en de Grote Polder.
Een schematische weergave van deze verbindingen blijkt uit de eerder opgenomen figuur 3.3.
Openbaar vervoer
Nabij het plangebied is een bushalte gelegen langs de Hoge Rijndijk, ter hoogte van Laan de Goede Herder. Hier halteren de openbaarvervoersdiensten tussen Alphen aan de Rijn en Leiden en tussen Leiden en Gouda. Aan de zuidwestzijde van het gehele plangebied Meerburgerpolder is een busverbinding (busbaan) aanwezig met een halte in bedrijventerrein Grote Polder. Hier komt ook een nieuwe halte ter hoogte van het plangebied.
Inmiddels is duidelijk geworden dat de eerder beoogde halte voor de RijnGouwelijn er niet komt. Wel wordt gewerkt aan nieuwe plannen voor een NS-station op die locatie.
Een schematische weergave van deze verbindingen blijkt uit de eerder opgenomen figuur 2.2.
In dit hoofdstuk wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze regeling uiteindelijk is vormgegeven.
De Wro bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.
Op de plankaart zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels.
Het bestemmingsplan betreft een globaal bestemmingsplan. Dit houdt in dat het een directe juridisch-planologische basis vormt voor de ontwikkeling van het plangebied, zonder wijzigings- of uitwerkingsgebieden. Door de globale wijze van bestemming bestaat er tot op zekere hoogte stedenbouwkundige vrijheid om het gebied definitief in te richten. De bestemmingsregeling voorziet daarom in niet meer regels dan nodig zijn om de diverse sectorale aspecten, zoals ecologie, milieu en water en de ruimtelijke belangen uit de omgeving voldoende te borgen.
In het artikel begripsbepalingen worden begrippen verklaard die in de planregels voorkomen die om een nadere omschrijving vragen. Een aantal begrippen komt nagenoeg in elk bestemmingsplan voor. Deze dienen standaard te worden gebruikt.
In het artikel 'wijze van meten' wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- en bouwhoogte te bepalen.
In het hoofdstuk Bestemmingsregels zijn in de planregels alle bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving. Waar noodzakelijk is gebruikgemaakt van aanduidingen om specifieke functies in het bijzonder te kunnen regelen.
Begrenzing van de bebouwingsmogelijkheden vindt plaats door het hanteren van bouwvlakken met bijbehorende bouwhoogtes.
Gemengd
De bestemming Gemengd staat hoofdfuncties uit het programma toe, te weten: wonen, kantoor, zorg, leisure en detailhandel. Afgestemd op het programma is het gezamenlijk maximum bruto vloeroppervlak vastgelegd, evenals het maximum bruto vloeroppervlak daarbinnen voor een aantal specifieke functies.
Aan de hand van deze maximum oppervlakten kunnen ontwikkelaars zelf schuiven met de diverse functies. Hierbij dient nog wel rekening te worden gehouden met het feit dat niet iedere functie overal is toegestaan, mede gelet op milieuaspecten. De functie kantoor is overal toegestaan en voor de andere functies zijn begrenzingen op de kaart weergegeven.
Omdat archeologische vondsten niet geheel uitgesloten kunnen worden, is archeologische begeleiding geregeld voor een bouwwerk groter dan 100 m2 waarvoor grondwerkzaamheden (uitgezonderd heien) dieper dan 1,3 m nodig zijn.
De grenzen van het bestemmingsvlak zijn afgestemd op de strook waar in de stedenbouwkundige visie de bouwblokken zijn geprojecteerd en is om die reden geheel voorzien van een bouwvlak. Binnen dit bouwvlak is een onderscheid gemaakt in de toegestane hoogten.
Met deze begrenzing van zowel het bestemmingsvlak als het bouwvlak wordt bovendien de afstand tot diverse omliggende functies verankerd, zoals de sportvelden, de (verbrede) snelweg A4 en de bedrijventerreinen. Dit is van belang gelet op de diverse sectorale onderzoeken, zoals in de volgende hoofdstukken wordt toegelicht.
Omdat de concrete invulling van het programma nog niet bekend is, is nog geen parkeerbehoefte te berekenen. Om die reden is de parkeernorm, in de vorm van de CROW-normen, als voorwaarde om te bouwen opgenomen in de bestemmingsregels. Afhankelijk van de concrete invulling wordt dan duidelijk hoeveel parkeerplaatsen er bij het plan moeten worden gerealiseerd.
Dove gevels
Om tot slot ook het akoestisch aspect te verankeren in de planregels, is voor een aantal gevels een dove gevel voorgeschreven. In paragraaf 7.5.1 wordt onderbouwd dat het geluidsaspect het plan niet in de weg staat, maar dat hiervoor wel enkele ingrepen nodig zijn waaronder dove gevels. Omdat het uiteindelijke ontwerp nog niet definitief is, kan nog niet gesteld worden waar de dove gevels precies moeten worden toegepast. Om die reden is als algemeen uitgangspunt vastgelegd in de bestemmingsregels dat alle naar de A4 gekeerde gevels als dove gevel moeten worden gerealiseerd. Dit geldt ook voor haaks hierop gerichte gevels. Door bovendien ten minste één geluidsluwe gevel per geluidsgevoelig object voor te schrijven, ontstaat per definitie een acceptabel akoestische situatie voor de geluidsgevoelige functies.
In figuur 4.1 is van een mogelijk ontwerp schematisch weergegeven welke gevels worden aangemerkt als ' naar de A4 gekeerd' en als 'haaks daarop staand'. Het gaat daarbij niet om de exacte locatie van de dove gevels, maar om de zijden waar dove gevels nodig zijn. De exacte locatie hangt logischerwijs af van het uiteindelijke ontwerp.
Figuur 4.1 Visualisering regeling akoestisch klimaat
De met rood aangegeven gevels worden in deze mogelijke invulling van het plangebied aangemerkt als naar de A4 gekeerd, terwijl de blauwe gevels logischerwijs van de A4 af zijn gericht. De gele gevels worden aangemerkt als 'haaks op de naar de A4 gekeerde gevels', waarbij het niet letterlijk om een hoek van 90° hoeft te gaan. Het betreft al die gevels die vanaf de rode gevels gezien in de richting van de blauwe gevels zijn gepositioneerd.
De regeling voorziet daarnaast in een afwijkingsbevoegdheid om van bovenstaande verplichting af te wijken, wanneer de initiatiefnemer aantoont dat het ontwerp waar de aanvraag voor is ingediend ook (gedeeltelijk) zonder deze dove gevels kan worden gerealiseerd. Zo is in bovenstaand voorbeeld met binnentuinen gewerkt. De rode gevel aan deze binnentuin zou op basis van bovenstaande regeling als dove gevel gerealiseerd moeten worden, maar het kan goed zijn dat in deze binnentuin sowieso een acceptabel akoestisch klimaat ontstaat waar dove gevels niet nodig zijn. Voor zulke voorbeelden kan de afwijkingsbevoegdheid benut worden om de verplichting tot dove gevels te laten vervallen.
Peil
Voor gebouwen binnen Gemengd is een afwijkende begripsomschrijving van peil opgenomen in artikel 1. Dit is bedoeld omdat het niveau van het maaiveld aan de voorzijde van de gebouwen afwijkt van dat aan de achterzijde en een toegesneden begripsomschrijving hierin duidelijkheid schept. Door het peil voor gebouwen binnen Gemengd op -1 m NAP te stellen, wordt aangesloten op het niveau van het maaiveld grenzend aan de A4-zijde van de gebouwen. Voor omwonenden geeft dit bovendien meer rechtszekerheid, aangezien een NAP-maat een vaststaande maat is, in tegenstelling tot een maaiveld dat kan wijzigen.
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dit afwijkende peil niet, hiervoor is altijd het aangrenzende maaiveld het peil.
Verkeer - Verblijfsgebied
Alle gronden buiten het bestemmingsvlak 'Gemengd' zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Binnen deze bestemming wordt in het algemeen de inrichting van de openbare ruimte mogelijk gemaakt. Dit kan zijn in de vorm van bijvoorbeeld groen, water, parkeerplaatsen en wegen.
Water
De watergang tussen de A4 en de bestemming Gemengd is bestemd als Water.
Leiding - Gas
In het plangebied ligt een planologisch relevante leiding. Het gaat om een gasleiding. Om de leidingen te beschermen wordt een dubbelbestemming opgenomen, namelijk Leiding - Gas.
Voor deze leiding geldt een bebouwingsvrije afstand van 5 m. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen na afwijking toegestaan. Alvorens het bevoegd gezag over een verzoek om afwijking beslist, wint zij schriftelijk advies in bij de desbetreffende leidingbeheerder.
Waterstaat - Waterkering
De waterkering in het plangebied is bestemd met de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Deze dient ter bescherming van het waterkeringsbelang en staat bouwwerkzaamheden in de onderliggende bestemmingen uitsluitend toe voor zover dat belang hiermee niet wordt geschaad.
In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen.
Antidubbeltelregel
Een antidubbeltelregel wordt opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
De formulering van de antidubbeltelregel wordt bindend voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.2.4 Bro).
Algemene bouwregels
Dit artikel laat beperkte ruimte voor overschrijding van bouwgrenzen. Daarbij worden uiterste maten van overschrijding genoemd en is bepaald dat het om ondergeschikte bouwdelen moet gaan.
Algemene gebruiksregels
De algemene gebruiksregels leggen een aantal vormen van gebruik vast die, ongeacht de bestemmingslegging, in ieder geval zijn uitgesloten.
Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
Deze bepaling geeft invulling aan de afstemmingsbepaling tussen de bouwverordening en het bestemmingsplan ingevolge artikel 9 van de Woningwet. Artikel 9 van de Woningwet regelt primair dat de bouwverordening buiten toepassing blijft voor zover deze niet overeenstemt met het desbetreffende bestemmingsplan. Voor zover het bestemmingsplan geen regels bevat ten aanzien van een onderwerp dat in de bouwverordening is geregeld, is de bouwverordening wel van toepassing, tenzij het bestemmingsplan anders bepaalt.
De bepaling dient als uitwerking van de laatste zinsnede en voorkomt dat de bouwverordening onbedoeld aanvullend werkt bij onderwerpen die in het bestemmingsplan bewust niet zijn geregeld, bijvoorbeeld omwille van globaliteit. De relevante onderwerpen staan in paragraaf 2.5 van de bouwverordening.
Overige regels
In dit artikel is een regeling opgenomen waarmee wordt vastgelegd dat daar waar het plan verwijst naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, de betreffende verwijzing betrekking heeft op het bedoelde document zoals dat van kracht is op het moment van vaststelling van het plan.
Tot slot zijn in hoofdstuk 4 de regels ondergebracht met betrekking tot het overgangsrecht (overgangsregels) en de slotregel.
Regelgeving en beleid
Monumentenwet 1988
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Onderzoek en conclusie
Uit de cultuurhistorische waardenkaart van de provincie Zuid-Holland blijkt dat de kans op archeologische sporen binnen het projectgebied redelijk tot groot is.
Naar aanleiding van deze hoge verwachtingswaarde, is door RAAP een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 2) voor onder andere de Meerburgerpolder. Figuur 5.1 geeft de conclusies in een zoneringskaart weer.
Hieruit blijkt dat langs de oostzijde van de A4 delen van het project Verde Vista Meerburg geen nader archeologisch onderzoek vereisen. Ter plaatse is de grond al geroerd, zoals bijvoorbeeld ter plaatse van het voormalig sportcomplex. Voor de overige delen van Verde Vista Meerburg is bij bodemingrepen archeologische begeleiding nodig. Voor deze delen kan namelijk niet geheel worden uitgesloten dat er nog ondergrondse structuren zoals voormalige paden of greppels aanwezig zijn die toebehoren aan het archeologisch monument ten westen van de A4.
Figuur 5.1 Archeologische advieskaart (RAAP)
De gronden binnen het plangebied zijn echter al bouwrijp gemaakt en hoeven niet meer te worden afgegraven. Op basis hiervan kunnen archeologische waarden alleen nader in beeld worden gebracht door middel van vervolgonderzoek met behulp van proefsleuven. De betreffende gronden hebben echter een dusdanig lage verwachtingswaarde, dat in tegenstelling tot andere gebieden (ten noorden van de A4), geen proefsleuven onderzoek nodig wordt geacht op basis van het rapport van RAAP. Voor het bestemmingsplan worden zodoende geen nadere handelingen of onderzoeken met betrekking tot archeologie vereist, te meer omdat eventuele toevalsvondsten op wettelijke basis meldingsplichtig zijn. Omdat archeologische vondsten niet geheel uitgesloten kunnen worden is een regeling voor archeologische begeleiding opgenomen.
Huidige situatie en ontwikkelingen
Het plangebied is reeds bouwrijp gemaakt voor de ontwikkeling van Verde Vista Meerburg. Het plangebied wordt bovendien gemonitord om te controleren of zich geen nieuwe beschermde diersoorten vestigen in het plangebied.
Resultaten onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Ten zuidwesten van het plangebied ligt tussen de spoorlijn en de N11 de Elfenbaan (EHS). De Elfenbaan is aangelegd ter compensatie van de verloren gegane natuurwaarden bij de aanleg van de N11. Tegelijkertijd vormen de N11 en het spoor, door de nabije ligging, een bestaande verstoring van dit gebied. Gelet op de ligging van het gebied buiten het plangebied en de bestaande verstoring, vormen de ontwikkelingen in het plangebied geen verdere verstoring.
De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie ten aanzien van de EHS staan de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Flora- en faunawet (Ffw) niet optreden. In dat kader zijn onderzoeken uitgevoerd voor het gehele plangebied voor Verde Vista Meerburg. Op basis van bureauonderzoek (bijlage 3) is bepaald dat nader veldonderzoek nodig was, de resultaten van deze onderzoeken zijn opgenomen in bijlage 4 en 5.
Op basis van deze veldonderzoeken kan voor het aspect ecologie het volgende worden geconcludeerd.
De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Bedrijvingheid in de omgeving
Het plangebied ligt in de directe omgeving van het bedrijventerrein Grote Polder (gemeente Zoeterwoude). Ondanks de aanwezigheid van dit bedrijventerrein, dient er in de Meerburgerpolder een goed woon-, leef- en verblijfsklimaat op milieuvlak gerealiseerd te worden. Daarnaast mogen de ontwikkelingen in de Meerburgerpolder geen beperkingen opleggen aan de (toekomstige) bedrijfsvoering van de reeds aanwezige bedrijven. Derhalve is door de Omgevingsdienst West-Holland onderzocht of de bedrijfsactiviteiten op de bedrijventerreinen Grote Polder niet conflicteren met de woningbouwplannen in de Meerburgerpolder.
Tevens is onderzocht of het plangebied binnen het invloedsgebied van industrieterrein Barre Polder ligt.
Ook is gekeken naar de invloed van kleinere inrichtingen in de directe omgeving van het plangebied: deze zijn eveneens in de belangenafweging betrokken.
Dit onderzoek heeft plaatsgevonden op basis van de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype rustige woonwijk. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. Bij het omgevingstype 'gemengd gebied' mag uit worden gegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten gesitueerd worden. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt.
Het plangebied ligt buiten de geluids- en geurzone van industrieterrein Barre Polder. Deze zones hebben derhalve geen gevolgen voor de ruimtelijke ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt.
Bij dit onderzoek is als uitgangspunt aangehouden dat in het meest zuidwestelijke deel van het plangebied, over een oppervlakte van de eerste twee bouwblokken, de functie wonen wordt uitgesloten. Aangezien wonen als een milieugevoelige functie wordt aangemerkt en de overige functies die in het bestemmingsplan worden toegestaan niet, is het gedeeltelijk uitsluiten hiervan van invloed op de afstanden tot aan de twee bedrijventerreinen.
Op basis van het vigerende bestemmingsplan voor het bedrijventerrein Grote Polder zijn langs de Produktieweg afhankelijk van de locatie bedrijven toegestaan tot maximaal categorie 4.2 van de bij het bestemmingsplan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten. Dit geldt eveneens ter plaatse van de nieuwe te ontwikkelen locatie ten noordwesten van de Produktieweg (naast de busbaan).
In de volgende tabel is achtereenvolgens is per relevante locatie aangegeven:
Het plangebied behoort tot omgevingstype 'gemengd gebied'
In deelgebied Noord van Verde Vista worden woningen gerealiseerd. Vanwege de ligging in de directe omgeving van twee drukke wegen die de hoofdontsluiting van dit gebied vormen (A4 en Hoge Rijndijk) ,wordt het plangebied beschouwd als 'gemengd gebied': er is sprake van een levendiger klimaat dan bij een rustige woonwijk zonder drukke wegen. In de eerdergenoemde VNG-uitgave zijn gebieden die direct langs hoofdinfrastructuur liggen te beschouwen als gemengd gebied, gelet op de reeds aanwezige verhoogde milieubelasting voor geluid. |
In de tabel zijn de richtafstanden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk' en ten opzichte van het omgevingstype 'gemengd gebied' aangegeven.
Tabel 7.1 Analyse milieubelasting bedrijvigheid Grote Polder ten opzichte van woongebied Verde Vista (afstanden in m)
nr. | omschrijving |
richtafstand huidig bedrijf t.o.v. rustige woonwijk |
richtafstand algemeen toelaatbare bedrijven t.o.v. rustige woonwijk |
richtafstand algemeen toelaatbare bedrijven t.o.v. gemengd gebied | werkelijke afstand | ||||||||
1. | Ontwikkelingslocatie | - | 300 | 200 | 200 | ||||||||
2. | Produktieweg 62 t/m 68 (Houtwerf) |
50 (3.1) | 50 | 30 | 230 | ||||||||
3. | Produktieweg 56 (Formabouw) | 30 (2) | 100 | 50 | 220 | ||||||||
4. | Produktieweg 54 (V & R) |
100 (3.2) | 100 | 50 | 210 | ||||||||
5. | Produktieweg 52 (Faber) | 100 (3.2) | 100 | 50 | 210 | ||||||||
6. | Produktieweg 46-48 (vleesverwerkend bedrijf) | 100 (3.2) | 200 | 100 | 205 | ||||||||
7. | Produktieweg 42-44 (Schoondergang) | 50 (3.1) | 300 | 200 | 230 | ||||||||
8. | Produktieweg 40 (Star Grill Foods) | 100 (3.2) | 300 | 200 | 230 | ||||||||
9. | Produktieweg 36-38 (Van Marwijk) | 100 (3.2) | 300 | 200 | 240 | ||||||||
10. | Produktieweg 34 (Ecofill) | 100 (3.2) | 300 | 200 | 250 | ||||||||
11. | Produktieweg 32 (Pieterse) | 30 (2) | 300 | 200 | 250 | ||||||||
12. | Bedrijventerrein Roomburg | 50 (3.1) | 200 | 100 | 195 |
Uit de tabel blijkt dat de bedrijven die in de huidige situatie aanwezig zijn geen belemmering vormen voor de beoogde woningbouwontwikkeling: voor alle bedrijven wordt ruimschoots voldaan aan de bijbehorende richtafstand. Ook de opgenomen milieuzoneringen voor het bedrijventerrein Grote Polder en bedrijventerrein Roomburg leveren geen belemmering op voor de beoogde ontwikkeling: er wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstanden ten opzichte van omgevingstype 'gemengd gebied'. De betreffende bedrijvigheid en het functioneren van het bedrijventerrein wordt daarmee niet door de beoogde ontwikkeling belemmerd.
In de directe omgeving van het plangebied zijn tevens sportvelden van een voetbalvereniging gelegen. Hiervoor zijn in de VNG-uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' eveneens richtafstanden opgenomen. Verwezen wordt naar de volgende tabel.
soort inrichting en activiteit | adres | richtafstand volgens VNG (in m) | huidige afstand tot plangebied (in m) | ||||
t.o.v. rustige woonwijk | t.o.v. gemengd gebied | ||||||
kantine van voetbalver. Meerburg | Hans Eckplein 1 | 30 | 10 | 180 | |||
veld met verlichting van voetbalvereniging Meerburg | - | 50 | 30 | 190 | |||
veld zonder verlichting van voetbalvereniging Meerburg | - | 50 | 30 | 50 |
Uit de tabel blijkt dat (ruimschoots) wordt voldaan aan de richtafstanden.
De voetbalvereniging is verplaatst en op haar nieuwe locatie bedraagt de afstand van het sportcomplex tot de locatie waar onder andere woningen gerealiseerd kunnen worden circa 50 m. Hiermee wordt voldaan aan de richtafstand die geldt ten opzichte van een rustige woonwijk en ten opzichte van een gemengd gebied.
De VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' gaat voor richtafstanden overigens niet in op het aspect lichthinder. Sportvelden met verlichting kunnen echter wel tot lichthinder leiden. In het Activiteitenbesluit is geregeld dat de lichtinstallatie zodanig wordt uitgevoerd dat directe lichtinstraling op gevels van woningen wordt voorkomen. Verder is de richtlijn lichthinder van de Nederlandse Vereniging voor Verlichtingskunde (NSVV) relevant. Met de exploitant van de sportvelden is afgesproken en vastgelegd in een exploitatieovereenkomst dat de grenswaarden voor natuurgebieden en woongebieden zoals aangegeven in de richtlijn niet worden overschreden.
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van het deelgebied Verde Vista een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gerealiseerd kan worden, waarbij de aanwezige bedrijven in hun bedrijfsvoering gerespecteerd worden. De beoogde ontwikkelingen vormen geen beperkingen voor de bedrijfsvoering van de aanwezige bedrijven, dan wel de bedrijven die volgens het bestemmingsplan zijn toegestaan.
Toetsingskader
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.
Onderzoek
Uit de aanwezige bodeminformatie blijkt dat de bodem en het grondwater van het plangebied deels in 2001 en deels in 2004 is onderzocht. De betreffende verkennende onderzoeken hebben beide betrekking op een gebied dat groter is dan het plangebied. Het deelgebied waar vroeger de volkstuinen zaten is in 2008 tevens op asbest onderzocht. Uit de resultaten van deze onderzoeken kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een ernstige bodemverontreiniging. Uit de beschikbare gegevens blijkt overigens dat er sinds 2001 grondverzet heeft plaatsgevonden.
In het meest zuidelijk gelegen deel is in 2011 een verkennend bodemonderzoek verricht ten behoeve van een omgevingsvergunning. De grond en het water bleken niet tot licht verontreinigd. Dit deel van het plangebied is geschikt voor de toekomstige bestemming wonen.
Voor de daadwerkelijke realisatie geldt echter dat een bodemonderzoek bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning niet ouder dan 5 jaar mag zijn. Gezien de verjaring van bovengenoemde onderzoeken en het verrichte grondverzet dat onvoldoende in beeld is, is voor de uiteindelijke omgevingsvergunningen nader bodemonderzoek nodig zijn. Extra aandacht moet daarbij gegeven worden aan in het verleden uitgevoerd grondverzet.
Conclusie
Voor het bestemmingsplan is het plangebied voldoende in onderzocht. Voor het meest zuidelijk deelgebied is via afwijking reeds omgevingsvergunning verleend op basis van actueel onderzoek. Voor de overige terreindelen is bij een omgevingsvergunning actueel verkennend bodemonderzoek nodig.
Gemeentelijk en regionaal duurzaamheidsbeleid
De gemeente Zoeterwoude vindt duurzaamheid een belangrijk integraal onderdeel van ruimtelijke ontwikkelingen. De gemeente streeft er naar dat elke ruimtelijke ontwikkeling bijdraagt aan economie, maatschappij en milieu, zowel op de korte als op de lange termijn. Zij wil daarmee ook de leef- en omgevingskwaliteit op een specifieke locatie op een zo hoog mogelijk niveau brengen.
Duurzame stedenbouw en duurzame gebiedsontwikkeling zijn gericht op de kansen om de kwaliteit van een project op een bouwlocatie te vergroten. Door in een vroeg stadium van het planproces aandacht te besteden aan de specifieke kenmerken en mogelijkheden van de bouwlocatie, kan duurzaamheid bijdragen aan een aantrekkelijke woon- en werkomgeving. Duurzaamheid vanaf het begin van een project meenemen voorkomt ook, dat in een latere projectfase vertraging optreedt of de gewenste inrichting niet mogelijk blijkt, omdat er niet voldoende rekening is gehouden met milieu- en duurzaamheidsaspecten.
Samengevat is het volgende beleid relevant voor het project.
Duurzaamheidsagenda en klimaatbeleid
Het algemene kader voor het milieu- en duurzaamheidsbeleid van de gemeente Zoeterwoude is vastgelegd in de Duurzaamheidsagenda 'Samenwerken en Verbinden'. De Duurzaamheidsagenda kent een directe relatie met de ruimtelijke ordening waar het gaat om de doelstellingen voor duurzaam bouwen, duurzame inrichting van gebieden en duurzame stedenbouw. De Duurzaamheidsagenda is de actualisatie van het Milieubeleidsplan en Milieuagenda 2010 en is in 2011 vastgesteld door de Raad.
Ook het klimaatbeleid heeft een directe relatie met de ruimtelijke ordening. Daarom is ook het Regionaal Klimaatprogramma 2008-2012 Holland Rijnland relevant bij ruimtelijke ontwikkelingen. In 2008 heeft de gemeente Zoeterwoude in samenwerking met de omgevingsdienst het Plan van aanpak regionaal Klimaatprogramma 2008-2012 Holland Rijnland vastgesteld. In het kader van het Klimaatprogramma is een de CO2-kansenkaart opgesteld. Berekend is, dat de Kabinetsambitie een CO2-reductiedoelstelling van 600 kiloton in 2030 voor onze regio betekent. Dit klimaatbeleid is breed opgezet en bestrijkt onder meer de doelgroepen 'woningen', 'bedrijven', 'duurzame energieproductie', 'bouwers en projectontwikkelaars' en 'mobiliteit'.
Regionaal Beleidskader Duurzame Stedenbouw (RBDS)
Voor bouwprojecten die groter zijn dan 1 ha en meer dan 10 woningen of 5.000 m² BVO voor bedrijfsgebouwen hanteert de gemeente Zoeterwoude het Regionaal Beleidskader Duurzame Stedenbouw (RBDS). In dit Beleidskader is het beleid van de gemeente voor duurzame stedenbouw uitgewerkt. De ambitietabel die voor het gehele project Verde Vista Meerburg is opgesteld, is opgenomen in bijlage 6.
Het Beleidskader gaat uit van de fasen in het bouwproces en geeft aan op welk moment en op welke wijze duurzaamheid in het planproces een plaats kan krijgen. Duurzaamheid is hierbij ruim gedefinieerd ('People, Planet, Profit'; de drie P's). In een ambitietabel zijn deze ambities overzichtelijk weergegeven. Daarbij geldt dat voor alle thema's tenminste aan de basisambitie dient te worden voldaan. Door ambities integraal af te wegen en de kansen die een gebied heeft te analyseren, wordt het mogelijk om onderwerpen te kiezen waarvoor een extra ambitie wordt toegepast. Daarmee wordt ook een balans gevonden tussen de drie P's People, Planet en Profit. De ambities worden vervolgens vertaald naar maatregelen en in het ontwerp geïntegreerd.
Voor ruimtelijke plannen groter dan 5 ha is het ontwerp daarnaast van voldoende grootte om doorgerekend worden met het instrument Duurzaamheid Prestatie van een Locatie (DPL). Daarmee is vast te stellen of de maatregelen leiden tot de geselecteerde ambities (score van ten minste 7 conform de Duurzaamheidsagenda van Zoeterwoude).
Bij de ontwikkeling vanaf 50 woningen of 5.000 m² bvo bedrijfsgebouwen dienen de kansen voor CO2-reductie onderzocht te worden inclusief een berekening van de te realiseren CO2-reductie.
Vanaf 200 woningen of 20.000 m² bvo bedrijfsgebouwen dient een energievisie opgesteld te worden. Een energievisie is een studie naar de vraag naar en opwekking van energie (warmte (stadsverwarming), koude, elektriciteit). Daarbij worden diverse functies onderscheiden (zoals wonen, kantoor, bedrijven en voorzieningen). Per functie wordt de energievraag bepaald. Vervolgens wordt bekeken of de energievraag op gebouwniveau kan worden beperkt door bijvoorbeeld warmte-isolatie, een 'slimme' indeling van gebouwen en energiebesparende installaties. Voor de resterende energievraag wordt bekeken in hoeverre er duurzame energiebronnen ingezet kunnen worden. Doel hierbij is om te komen tot 18-100% reductie van de CO2-uitstoot, afhankelijk van de schaal van de ruimtelijke ontwikkeling.
Voor het project Verde Vista Meerburg is een energievisie opgesteld in 2006 (zie bijlage 7). Een belangrijke conclusie uit dit onderzoek is, dat deze locatie zeer geschikt voor de toepassing warmte- en koudeopslag (WKO, energieopslag in de bodem) gecombineerd met warmtepompen.
In het project 'Duurzaam ondernemen Zoeterwoude' wordt in 2013 aandacht besteed aan kansen voor duurzaamheid op bedrijventerreinen, ook voor Meerburgerpolder. De gemeente zal bij dit project actief onderzoeken welke kansen voor duurzaamheid zich voordoen bij de ontwikkeling van de Meerburgerpolder, in het bijzonder op het gebied van energiebesparing en duurzame energie.
DuBoPlus-Richtlijn
Voor de woning- en utiliteitsbouw betekent de DuBoPlus-Richtlijn dat de duurzaamheidsprestaties berekend worden met het instrument GPR-Gebouw. De ontwikkelaar informeert de gemeente met een GPR-Gebouw berekening (meest recente versie) of een gelijkwaardig rekeninstrument of aan de regionale ambitie wordt voldaan. De ontwikkelaar krijgt daarvoor van de gemeente een intakeformulier GPR-Gebouw. Op basis van een ingevuld intakeformulier ontvangt de ontwikkelaar een gratis sublicentie GPR-Gebouw.
Voor elk thema geeft GPR-gebouw een kwaliteitsoordeel op een schaal van 1 tot 10. Een score van 6,0 (voor energie 6,8) komt overeen met het Bouwbesluit (nieuwbouw).
De gemeentelijke ambitie conform de Duurzaamheidsagenda is de volgende:
De uiteindelijke score voor gebouwen is afhankelijk van het ontwerp dat wordt gerealiseerd. Voor de grond-, weg- en waterbouw geldt het programma van eisen inrichting openbare ruimte van de gemeente Zoeterwoude.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient voor externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom de risicobron. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen is opgenomen in de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS, 2009). In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Momenteel wordt het Basisnetspoor, Basisnetweg en Basisnetwater opgesteld, waarmee in bestemmingsplannen en bij het afwijken daarvan rekening moet worden gehouden. Deze basisnetten zijn gekoppeld aan het Besluit transportroutes externe veiligheid dat momenteel in voorbereiding is. Hierbij worden veiligheidszones en plasbrandaandachtsgebieden onderscheiden waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.
Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.
Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Bevi. Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het GR in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord. Dit geldt zowel voor bestaande situaties als voor nieuwe ontwikkelingen. Afhankelijk van de situatie kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR.
In verband met de bescherming en het beheer van de leiding, is tevens een belemmeringenstrook aan de orde. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan.
Regionaal beleid
De regio Holland-Rijnland heeft in 2008 een Omgevingsvisie externe veiligheid opgesteld. In deze omgevingsvisie heeft de regio een beslismodel opgesteld op basis van zonering van het GR-diagram (het fN-diagram, f= kans op calamiteit, N=aantal slachtoffers).
Het model gaat uit van de oriëntatiewaarde voor het GR. Aan de zones in het diagram zijn verschillende handelswijzen gekoppeld. Als de GR-curve voor een bepaalde activiteit of ruimtelijke ontwikkeling in een bepaalde zone uitkomt, volgt uit het beslismodel onder welke voorwaarden de activiteit of ruimtelijke ontwikkeling is toegestaan.
Onderzoek
Inrichtingen
Binnen het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied liggen geen risicovolle inrichtingen. Het bestemmingsplan maakt dergelijke inrichtingen ook niet mogelijk. Wel ligt op ongeveer 1.000 m afstand van het plangebied de bierbrouwerij Heineken Nederland BV. Deze inrichting valt onder het Besluit risico's zware ongevallen en daarmee ook onder het Bevi. Het invloedsgebied van deze inrichting bedraagt 400 m. Omdat het plangebied ruimschoots buiten dit invloedsgebied ligt, vormt deze inrichting geen belemmering voor de realisatie van het bestemmingsplan.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de directe omgeving van het plangebied liggen geen vaarwegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Direct langs het plangebied loopt de spoorlijn Leiden-Alphen aan den Rijn. Uit de 'marktverwachting vervoer gevaarlijke stoffen per spoor' van ProRail (ProRail Spoorontwikkeling, september 2007) blijkt dat nu en in de toekomst geen gevaarlijke stoffen over dit spoortraject worden vervoerd.
A4
Het plangebied grenst vrijwel direct aan de A4. Over deze weg vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Uit het uitgevoerde onderzoek, dat is opgenomen in bijlage 8, blijkt het volgende.
Veiligheidsafstanden
Er wordt voldaan aan de veiligheidsafstanden. Dit betreffen de veiligheidszone (PR 10-6-contour) en het plasbrandaandachtsgebied (PAG, deze bedraagt 30 m). Verwezen wordt naar de volgende tabel. Binnen de veiligheidszone en het PAG wordt in Verde Vista Meerburg niet gebouwd volgens de huidige plannen.
Tabel 7.2 Veiligheidszones en PAG
traject | veiligheidszone (m) | PAG (30 m) | |
knooppunt Prins Clausplein-Zoeterwoude Dorp | 13 | Ja | |
Zoeterwoude Dorp-Zoeterwoude Rijndijk | 12 | Ja | |
Zoeterwoude Rijndijk-knooppunt Burgerveen | 0 | Ja |
GR
In het uitgevoerde externe veiligheidsonderzoek zijn de gevolgen voor de realisatie van Verde Vista deelgebieden noord én zuid tezamen in beeld gebracht. Hierbij is voor zuid rekening gehouden met 2 varianten, aangezien de definitieve invulling van dat gebied op dit moment nog niet bekend is.
Het GR neemt toe van 0,186 maal de oriëntatiewaarde tot 0,830 maal de oriëntatiewaarde voor variant 1 en 0,797 maal de oriëntatiewaarde voor variant 2, zoals blijkt uit tabel 7.3.
Tabel 7.3 Groepsrisico voor kilometervak A4 met hoogste GR
situatie Meerburgerpolder | GR (maal oriëntatiewaarde) | max. aantal slachtoffers | |
huidige situatie | 0,186 | 427 | |
maximale programma Verde Vista Meerburg: - variant 1 - variant 2 |
0,830 0,797 |
1266 1199 |
Dit betekent een vervijfvoudiging van het GR voor de beide varianten. Deze toename komt doordat in het nu nog 'maagdelijk' gebied qua bebouwing een stedelijke ontwikkeling van enige omvang is gepland. Na de realisatie van het maximale programma van Verde Vista Meerburg blijft het GR net onder de oriëntatiewaarde. Gezien de toename en hoogte van het GR is een uitgebreide verantwoording van het GR nodig. In deze GR-verantwoording moet, behalve met lpg, ook rekening worden gehouden met brandbare vloeistoffen en giftige vloeistoffen.
N11
Ongeveer 130 m ten zuiden van het projectgebied ligt de N11. Hiervoor is onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 9). Uit het onderzoek blijkt het volgende:
Overigens geldt voor de N11 een PAG van 30 m. Hieraan wordt voldaan voor kwetsbare objecten.
Aardgastransportleiding
Door het plangebied loopt één hogedruk aardgastransportleiding, namelijk de leiding W-535-11-KR. Deze leiding heeft een druk van 40 bar en een uitwendige diameter van 16 inch. Hiervoor geldt een belemmeringenzone van 4 m aan weerszijden van de leiding.
Voor Verde Vista (zowel deelgebied Noord als Zuid) heeft onderzoek plaatsgevonden naar de gevolgen voor de beoogde ontwikkeling voor externe veiligheid. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 10. Uit dit onderzoek blijkt het volgende:
Verantwoording GR
Vanwege de toename van het GR is een verantwoording noodzakelijk. Deze is opgenomen in bijlage 11. Deze verantwoordingsnotitie heeft betrekking op de deelgebieden Noord én Zuid. De gemeente Zoeterwoude vindt de toename van het GR acceptabel.
Overigens is de functie zorg pas naderhand in de plannen opgenomen en is deze functie dus niet in de oorspronkelijke onderzoeken meegenomen. Hier is rekening mee gehouden door de betreffende functie dusdanig te definiëren, dat binnen zorg uitsluitend de volgende voorzieningen zijn toegestaan: 'voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op het gebied van medische zorg zonder meerdaags verblijf van patiënten, zoals een huisartsenpraktijk, apotheek, fysiotherapiepraktijk, verloskundigenpraktijk en tandartsenpraktijk.' Gelet op de andere toegestane functies wordt de zorgfunctie op deze manier geacht niet te leiden tot grotere personendichtheden of tot langdurig verblijf van kwetsbare groepen ter plaatse. Met het aspect externe veiligheid is verder rekening gehouden door de functie zorg uitsluitend daar toe te staan waar ook de functie wonen, als milieugevoelige functie, wordt toegestaan.
Verde Vista Meerburg maakt onderdeel uit van het zogenaamde W4-project. Tussen de gemeente Leiden, Leiderdorp en Zoeterwoude wordt de A4 verbreed en verdiept in de bestaande omgeving ingepast. Het doel van het W4-plan is de leefkwaliteit in de regio te verbeteren op de vier aspecten: wonen, werken, wegen en water. Zoeterwoude financiert haar bijdrage aan het W4 project door de gebieden direct gelegen aan de A4 te ontwikkelen.
In de betreffende verantwoordingsnotitie (door de gemeente integraal als verantwoording overgenomen) is verder onder andere aandacht besteed aan risicoreducerende maatregelen (zoals bron-, ruimtelijke en bouwkundige maatregelen, waarbij rekening is gehouden met de relevante rampscenario's), de rampenbestrijding door hulpdiensten, de bereikbaarheid van het gebied en de zelfredzaamheid van de aanwezige mensen. De gemeente vindt de betreffende ontwikkeling in het licht van externe veiligheid verantwoord.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Er wordt voldaan aan de wetgeving en daar waar sprake is van een toename van het GR heeft de gemeente deze toename uitgebreid verantwoord.
Beoogde ontwikkeling
In het gebied van Verde Vista Meerburg worden onder andere woningen, kantoren en leisure mogelijk gemaakt. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geluidsgevoelige functies waarvoor akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. In het plangebied wordt geluidshinder ervaren van de verschillende wegen en de spoorlijn.
In het akoestisch onderzoek in het kader van het Tracébesluit is niet getoetst aan deze nieuwe ontwikkelingen in Meerburgerpolder. Deze paragraaf gaat daarom in op het aspect geluidshinder.
Toetsingskader
Normstelling
Langs alle wegen – met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven – bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.
De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Nieuwe situaties
Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. De hogere grenswaarde mag niet de maximale grenswaarde overschrijden. Als de maximale grenswaarde wordt overschreden biedt alleen een zogenaamde dove gevel nog uitkomst. Op een dergelijke gevel is de Wet geluidhinder niet van toepassing. De maximale grenswaarde voor binnenstedelijke situaties betreft 63 dB, voor buitenstedelijke situaties betreft de maximale geluidsbelasting 53 dB.
De geluidsbelasting ten gevolge van een rijksweg dient echter te worden getoetst aan de maximale grenswaarde voor buitenstedelijk gebied.
Tevens heeft de Omgevingsdienst beleid (Richtlijnen voor het vaststellen van hogere grenswaarden in het kader van decentralisatie van de hogere-grenswaarden-procedure Wet geluidhinder) opgesteld waarin vastgesteld is dat de maximale grenswaarde in binnenstedelijk gebied 58 dB bedraagt.
Krachtens artikel 110g van de Wgh mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Van deze aftrek is gebruikgemaakt.
De geluidswaarde binnen de geluidsgevoelige bestemming (binnenwaarde) dient in alle gevallen te voldoen aan de in het Bouwbesluit neergelegde norm van 33 dB ten opzichte van de gecumuleerde gevelbelasting, hiervoor geldt bovengenoemde aftrek niet.
30 km/h-wegen
Zoals gesteld zijn wegen met een maximumsnelheid van 30 km/h of lager op basis van de Wgh niet gezoneerd. Akoestisch onderzoek zou achterwege kunnen blijven. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening echter wel inzichtelijk te worden gemaakt of er sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat. Indien dit niet het geval is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en/of doelmatig zijn.
Ter onderbouwing van de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting wordt bij gebrek aan een wettelijk kader aangesloten bij de benaderingswijze die de Wgh hanteert voor gezoneerde wegen. Vanuit dat oogpunt wordt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB als richtwaarde gehanteerd en geldt de uiterste grenswaarde van 63 dB als maximaal aanvaardbare waarde. De correctie op basis van artikel 3.6 uit het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (RMG 2006) wordt niet toegepast. Bij geluidsbelasting boven de richtwaarde wordt onderzocht of met maatregelen de geluidsbelasting kan worden beperkt en dit doelmatig is. Vervolgens wordt op basis van dit onderzoek onderbouwd of er sprake is van een acceptabel akoestisch klimaat. Overigens is daarnaast altijd van belang dat zodanige gevelmaatregelen worden genomen dat voldaan wordt aan de normen voor de binnenwaarde, zoals vastgelegd in het bouwbesluit. Toetsing hierop vindt plaats bij de aanvraag van de bouwvergunning en is voor de belangenafweging in dit ruimtelijk plan daarom niet relevant.
Onderzoek
Geluidszones
In en rond het plangebied bevindt zich een aantal bestaande gezoneerde wegen. Het betreft de Willem van der Madeweg, de N11, de rijksweg A4 en de Hoge Rijndijk. De onderzoekszone van de Willem van der Madeweg bedraagt 350 m (binnenstedelijke situatie met 4 rijstroken). Voor de rijksweg A4 en de N11 is er sprake van een buitenstedelijke situatie, de onderzoekszones bedragen respectievelijk 600 m (> 5 rijstroken) en 400 m (4 rijstroken). Voor de Hoge Rijndijk geldt een zone van 200 m (2 rijstroken, binnenstedelijk).
In het plangebied zelf worden uitsluitend wegen met een 30 km/h-regime aangelegd. Van gezoneerde wegen is in het plangebied dus geen sprake.
Onderzoek
Medio 2013 is akoestisch onderzoek uitgevoerd door de Omgevingsdienst West-Holland. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 12.
Uit dit onderzoek blijkt dat ten gevolge van het verkeer op de A4 de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden en eveneens de maximale ontheffingswaarde van 53 dB wordt overschreden.
Ten gevolge van het verkeer op de Willem van der Madeweg wordt eveneens de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschreden.
Er is sprake van een aanvaardbaar akoestisch klimaat ten gevolge van het verkeer op de N11. Ten gevolge van het verkeer op de Stadhouderslaan en de Molentocht is bij de nieuwe woningen aanvullende gevelisolatie nodig om aan een binnenniveau van 33 dB conform het Bouwbesluit te voldoen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan overwogen worden om ook voor de bestaande woningen (in het noordelijke deelgebied) gevelmaatregelen te treffen als gevolg van het verkeer op de nieuw aan te leggen Stadhouderslaan.
Omdat op voorhand niet bekend is hoe de inrichting van het plangebied er exact uit komt te zien en welke functie waar en in welke mate wordt gerealiseerd, worden voor de nieuwe woningen (met een maximum aantal van 95) hogere waarden vastgesteld.
Daar waar geluidsgevoelige functies worden gerealiseerd op een locatie waar de uiterste grenswaarde van 53 dB wordt overschreden, zullen dove gevels nodig zijn. Ook hier geldt dat niet exact bekend is welke functie waar gerealiseerd zal worden. Om die reden worden de volgende voorwaarden in algemene zin verankerd in de planregels:
Doordat ieder architectonisch ontwerp zich aan deze voorwaarden te houden heeft, is een acceptabel akoestisch klimaat gegarandeerd.
In de planregels wordt overigens een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om van deze voorwaarden af te wijken. Wanneer een concreet architectonisch ontwerp zodanig is vormgegeven dat zonder bovenstaande voorwaarden een acceptabel akoestisch klimaat wordt bereikt, kan dit via deze afwijkingsbevoegdheid worden toegestaan. Hiertoe zal de initiatiefnemer een eigen akoestisch onderzoek moeten aanleveren waaruit dit blijkt.
Conclusie
Ten gevolge van het verkeer op de N11 is sprake van een aanvaardbaar klimaat. De nieuwe woningen dienen uitgevoerd te worden met aanvullende gevelisolatie ten gevolge van het verkeer op de nieuwe interne wegen.
Ten gevolge van het verkeer op de A4 en Willem van der Madeweg wordt de voorkeursgrenswaarde aan de gevels van een aantal nieuwe woningen overschreden. Voor deze woningen wordt een hogere waarde vastgesteld.
Ten gevolge van het verkeer op de A4 wordt zelfs op enkele gevels de maximale ontheffingswaarde overschreden. Deze gevels dienen uitgevoerd te worden als dove gevel, indien ter plaatse geluidgevoelige functie gerealiseerd worden.
Door algemene voorwaarden op te nemen waar ieder architectonisch ontwerp zich aan te houden heeft, wordt een acceptabel akoestisch klimaat bereikt. Het aspect wegverkeerslawaai staan het plan zodoende niet in de weg.
Toetsingskader
Normstelling
Indien nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone van een spoorweg worden gerealiseerd, dient onderzoek plaats te vinden naar de geluidsbelasting vanwege deze spoorweg. Voor nieuwe woningen bedraagt de voorkeursgrenswaarde 55 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. De uiterste grenswaarde mag daarbij niet worden overschreden. De uiterste grenswaarden voor nieuwe woningen bedraagt 68 dB. Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.
De omgevingsdienst West-Holland heeft een notitie vastgesteld waarin richtlijnen worden gegeven voor het vaststellen van hogere grenswaarden. In deze notitie is vastgelegd dat de uiterste grenswaarde 63 dB bedraagt.
Onderzoek
Geluidszones
Langs het plangebied bevindt zich de spoorlijn Leiden-Alphen aan den Rijn (trajectnummer 524). De onderzoekszone ter hoogte van dit traject bedraagt 400 m, het plangebied is gelegen binnen de zone van het spoor.
Onderzoek
Uit het akoestisch onderzoek zoals opgenomen in bijlage 12, blijkt dat ter plaatse van het plangebied de voorkeursgrenswaarde van 55 dB niet overschreden zal worden ten gevolge van de spoorlijn Leiden-Alphen aan den Rijn.
Conclusie
Uit onderzoek blijkt dat de voorkeursgrenswaarde voor spoorweglawaai niet overschreden zal worden. Een hogere waarde procedure is dan ook niet van toepassing. Het aspect spoorweglawaai vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan, tevens is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Toetsingskader
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer. De Wm bevat onder titel 5.2 bepalingen ten aanzien van luchtkwaliteit, deze bevatten grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 7.4 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.
Tabel 7.4 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | geldig | ||
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 60 µg/m³ | 2010 tot en met 2014 | ||
jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 2015 | |||
fijn stof (PM10)*) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 | ||
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | vanaf 11 juni 2011 |
*) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wm behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007).
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden, of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate bijdragen (Besluit nibm)
In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Dit is onder andere het geval wanneer een project een effect heeft van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde stikstofdioxide of fijn stof.
Onderzoek
Er is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd door DHV BV, wat is opgenomen in bijlage 13. Hierbij is getoetst aan de wetgeving en zijn de concentraties ter hoogte van het plangebied inzichtelijk gemaakt.
Toetsing wetgeving
Uit het luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat op de lokale wegen de grenswaarden voor NO2 en PM10 uit de Wm in geen van de zichtjaren wordt overschreden. Het plan voldoet hiermee aan de wetgeving (op grond van artikel 5.16 lid 1 sub a van de Wet milieubeheer).
Het plan draagt op de Rijksweg A4 niet in betekenende mate bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit (nibm): de bijdrage van de ontwikkeling bedraagt minder dan 1,2 µg/m³). Hiermee wordt eveneens voldaan aan de wetgeving (op grond van artikel 5.16 lid 1 onder c van de Wet milieubeheer).
Toetsing beleid
Uit oogpunt van goede ruimtelijke ordening dient afgewogen te worden of het aanvaardbaar is om het project op deze locatie te realiseren. In dit geval is getoetst aan de wensbeelden uit de Duurzaamheidagenda 2011-2014.
In het plangebied zijn geen gevoelige bestemmingen voorzien zoals omschreven in artikel 3 van het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteit).
Voor de toetsing zijn tabel 3 en 4 uit het luchtkwaliteitsonderzoek geraadpleegd.
Aan de luchtkwaliteitsnormen uit de Wet milieubeheer wordt voldaan. Het maximale gehalte stikstofdioxide bedraagt 40,1 µg/m³ in het jaar 2012. Daarmee wordt aan de grenswaarde van 40 µg/m³ voor stikstofdioxide voldaan.
De bouwvlakken waar woningbouw mogelijk is worden deels gerealiseerd binnen 100 m van de snelweg A4. Er wordt niet voldaan aan het wensbeeld dat er geen woningen worden gerealiseerd binnen 100 m van een snelweg. Echter, in het beleid is alleen uitgegaan van situaties waar de woningen en wegen op maaiveld niveau liggen. Op deze locatie ligt de A4 in een tunnelbak beneden maaiveldniveau. Daarnaast is over de gehele lengte van de woningbouwlocatie een horizontaal, en voor een groot gedeelte een verticaal geluidsscherm aanwezig. De aanwezigheid van deze geluidsschermen zorgen voor een schoorsteeneffect boven de snelweg. De lucht boven de snelweg en daarmee de uitstoot van het verkeer wordt hierdoor sneller omhoog gezogen dan in vergelijking met de situatie zonder schermen. De verspreiding van de luchtverontreinigende stoffen op maaiveldniveau is hier dan ook veel kleiner. Als gevolg hiervan zijn de concentraties van onder andere stikstofdioxide en fijn stof langs de snelweg lager dan wanneer de snelweg en woningen op dezelfde hoogte op maaiveld niveau zouden liggen en er geen geluidsscherm aanwezig zou zijn. Dit blijkt uit het luchtkwaliteitonderzoek voor het Tracébesluit A4 Burgerveen-Leiden 2009 gedeelte Leiderdorp-Leiden en sluit ook aan bij de bevindingen uit de CROW-publicatie 218u, Handreiking stedelijke tunnels en luchtkwaliteit. Op basis van bovenstaande vindt de gemeente het acceptabel dat er woningbouw plaatsvindt op de planlocatie.
Langs de Hoge Rijndijk worden voor 2020 woningen gerealiseerd. Hoewel in 2011 de verkeersintensiteiten van de Hoge Rijndijk nog hoger zijn dan 10.000 mvt/etmaal, zijn de verkeersintensiteiten op het moment dat de huizen gereed zijn lager dan 10.000 mvt/etmaal. De Hoge Rijndijk is dan geen drukke weg meer en er wordt voldaan aan het wensbeeld uit de duurzaamheidsagenda.
In het bestemmingsplan worden voorzieningen toegestaan die gericht zijn op het verlenen van diensten op het gebied van medische zorg. Dit betreft medische zorg zonder meerdaags verblijf van patiënten zoals, een huisartsenpraktijk, apotheek, fysiotherapiepraktijk, verloskundigenpraktijk en een tandartsenpraktijk. Hiermee worden de gevoelige zorgfuncties zoals aangemerkt in het Besluit gevoelige bestemmingen uitgesloten.
Conclusie
Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving. Aan alle gemeentelijke wensbeelden van de duurzaamheidagenda wordt in het plangebied voldaan, behalve aan het wensbeeld dat er geen woningen worden gerealiseerd binnen 100 m van een snelweg. Gezien de aanwezigheid van geluidsschermen en een verdieping van de snelweg, vindt de gemeente het acceptabel dat de woningen op de planlocatie worden gerealiseerd. Het bestemmingsplan maakt geen gevoelige zorgfuncties zoals aangemerkt in het Besluit gevoelige bestemmingen mogelijk. De luchtkwaliteit staat de uitvoering van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.
Binnen het plangebied ligt één hogedruk aardgastransportleiding. In de paragraaf Externe veiligheid is op de externe veiligheidsaspecten van deze leiding ingegaan. Hier is ook de belemmeringenstrook van deze leiding genoemd. De belemmeringenstrook wordt opgenomen op de verbeelding. Overige planologisch relevante leiding zijn in de directe omgeving van het plangebied niet aanwezig. Ook liggen hier geen hoogspanningsverbindingen, straalpaden of telecomverbindingen. Er wordt daarom geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmering oplevert voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Waterbeheer en watertoets
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het projectgebied ligt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap van Rijnland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van de plannen voor Verde Vista Meerburg is overleg gevoerd met de waterbeheerder.
Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het projectgebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Hoogheemraadschap nader wordt behandeld.
Europa
Nationaal
Provinciaal
Waterschapsbeleid
Waterbeheerplan 2010-2015
Voor de planperiode 2010-2015 zal het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing zijn. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen het accent op de uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen.
Keur en Beleidsregels 2009
Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels die per 27 mei 2011 geactualiseerd zijn. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De 'Keur en Beleidsregels' maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor:
De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.
Huidige situatie
Bodem en grondwater
Het projectgebied stond vroeger onder invloed van de Oude Rijn. Deze zorgde voor afzettingen van oevervallen en rivierklei en voor de aanvoer van zoet water. Het maaiveld ligt op circa NAP -1 tot -1,3 m. De bodem bestaat oorspronkelijk uit matig zandige tot lichte rivierklei. Verder maakt het gebied geen onderdeel uit van een grondwaterbeschermingszone of een grondwaterwingebied.
Veiligheid en waterkeringen
De waterkering wordt met de planontwikkeling verlegd. In de nieuwe situatie zal deze binnen het plangebied het traject van de verlengde Stadhouderslaan gaan volgen. Dit is reeds als zodanig vastgelegd in de legger van het Hoogheemraadschap.
Waterkwantiteit
Van oorsprong behoorde het projectgebied tot de Room- of Meerburgerpolder. Het poldergebied wordt bemalen via het gemaal Roomburg. Ten zuidoosten van het projectgebied ligt de Meerburgerwatering, dit is een primair boezemwater.
Waterkwaliteit en ecologie
De huidige oppervlaktewaterkwaliteit is redelijk. (bron: waterkansenkaart Wilck en Wiericke).
Afvalwater en riolering
Het plangebied betreft bouwgrond en kent geen functies. Om die reden is er geen riolering aanwezig.
Toekomstige situatie en relatie met de bestemmingslegging
Voor de ontwikkeling van Verde Vista Meerburg als geheel is een bijbehorend waterplan opgesteld. Dit plan heeft in afstemming met het Hoogheemraadschap van Rijnland gestalte gekregen en is bijgevoegd als bijlage opgenomen als bijlage 14.
Het waterplan omvat maatregelen met betrekking tot de waterhuishouding om het project Verde Vista Meerburg op adequate wijze te kunnen realiseren.
Binnen het zuidelijk deelgebied wordt tussen de A4 en de calamiteitenweg die langs de A4 komt te liggen, een watergang aangelegd. Deze is als zodanig bestemd in het bestemmingsplan. Verder worden er in dit deelgebied geen watergangen of -partijen beoogd. Net buiten het plangebied, rondom de sportvelden, zijn al ingrepen in de waterstructuur gedaan. Dit valt echter net buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.
Conclusie
Op basis van het waterplan dat in afstemming met het Hoogheemraadschap van Rijnland is opgesteld voor geheel Verde Vista Meerburg, staat het aspect water de uitvoering van het plan niet in de weg.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
De ontwikkelingen in zowel Meerburgerpolder Noord als Zuid zullen leiden tot extra verkeer. Met behulp van het RVMK (Regionale VerkeersMilieukaart) zijn verkeersprognoses opgesteld voor het gebied in en rond de plangebieden. Hierbij is uitgegaan van zowel de te verwachten ruimtelijke ontwikkeling als de infrastructuur.
De in onderhavig plan gehanteerde intensiteiten zijn gehaald uit het model van Goudappel Coffeng BV uit 2011. In de modelberekening is uitgegaan van een bepaald programma wat in de loop der tijd wel enigszins gewijzigd is. Het maximaal te realiseren programma in zowel Meerburgerpolder Noord als Zuid zal echter niet meer verkeer genereren dan het programma zoals dat in het verkeersmodel is opgenomen. Het verkeersmodel gaat dan ook uit van een worstcasesituatie.
In onderstaande tabel zijn de verkeersprognoses voor verschillende jaren opgenomen.
Tabel 9.1 Verkeersprognoses inclusief ontwikkeling
2015 | 2020 | 2023 | |||
Hoge Rijndijk | 9.200 | 10.000 | 10.500 | ||
Willem van der Madeweg | 24.000 | 29.000 | 30.400 | ||
Molentocht /Stationssingel | 1.600 | 11.400 | 12.000 | ||
Stadhouderslaan | |||||
West | 1.500 | 7.600 | 8.000 | ||
Oost | 500 | 3.700 | 3.900 |
Hierbij is als uitgangspunt genomen dat 90% van het woon-werk, bewoners en winkelbezoekers de wijk verlaat via de Molentocht/Stationssingel naar de Willem van der Madeweg en 10% de wijk via de Stadhouderslaan Oost naar de Hoge Rijndijk verlaat. De Stadhouderslaan en Molentocht/Stationssingel zijn nieuw aan te leggen wegen. Deze wegen zullen zodanig ontworpen en ingericht worden dat het verkeer in voldoende mate afgewikkeld kan worden.
Door het extra verkeer zal de intensiteit op de Hoge Rijndijk toenemen tot 10.500 mvt/etmaal in 2023. De Hoge Rijndijk is recent heringericht en heeft voldoende capaciteit om dit verkeer te kunnen verwerken. Het verkeer dat zich via de Stadhouderslaan Oost zal afwikkelen op de Hoge Rijndijk, zal gebruikmaken van de bestaande aansluiting. Eerder is aangegeven dat dit 10% van het verkeer zal zijn. Inclusief het bestaande verkeer op dit deel betekent dit afgerond circa 1.500 mvt/etmaal.
Op basis van het verkeersmodel zijn de verkeersstromen bepaald. Het drukste uur zal circa 10% van de etmaalwaarde bedragen. In onderstaande figuur zijn de stromen voor dit drukste uur weergegeven.
Figuur 9.1 Kruispuntstromen drukste uur
De verkeersafwikkeling op het kruispunt Hoge Rijndijk/Stadhouderslaan is berekend met het programma Omni-X versie 3.0.
Figuur 9.2 Gemodelleerd kruispunt in Omni X
Om te beoordelen of de verkeersafwikkeling voldoende gewaarborgd is, is gekeken naar de Intensiteit/Capaciteit-verhouding. Een I/C-verhouding van <80% wordt gezien als een goede verkeersafwikkeling. Tussen de 80 en 90% is sprake van een matige verkeersafwikkeling en een I/C-verhouding van >90% geeft een slechte verkeersafwikkeling aan. Uit berekeningen op basis van Omni X blijkt het volgende:
Tabel 9.2 Resultaten drukste uur inclusief ontwikkeling
Hieruit kan geconcludeerd worden dat de verkeersafwikkeling voldoende gewaarborgd is. De I/C-verhoudingen liggen lager dan 0,80 (80%).
De intensiteit op de Willem van der Madeweg zal toenemen tot 30.400 mvt/etmaal in 2023. De verdeling van het extra verkeer op de Willem van der Madeweg is: 60% richting de A4 (via knooppunt N11) en 40% richting Leiden, waarvan een deel de Hoge Rijndijk op zal rijden in de zuidelijke richting (Alphen aan den Rijn). De Willem van der Madeweg heeft echter voldoende capaciteit om ook dit extra verkeer te kunnen afwikkelen. Uit het verkeersmodel blijkt dat de I/C-verhouding in de avondspits (maatgevend) 70% is. Zoals eerder gesteld wordt een I/C-verhouding van <80% gezien als een goede verkeersafwikkeling.
Het verkeer dat zich via de Stationssingel op de Willem van der Madeweg zal afwikkelen zal gebruikmaken van de nieuwe aansluiting op de Willem van der Madeweg. Bij het ontwerpen van dit kruispunt is uitgegaan van de verkeersintensiteitenl inclusief de ontwikkelingen in Meerburgerpolder. Dit kruispunt is dan ook zodanig ontworpen dat het verkeer in voldoende mate afgewikkeld zal worden. Om de doorstroming te bevorderen, zullen op de Willem van der Madeweg per rijrichting 2 rijstroken aangelegd worden in plaats van 1 rijstrook per richting in de huidige situatie.
Het verkeer dat zich afwikkelt over de Willem van der Madeweg zal tevens gebruik maken van het bestaande kruispunt Willem van der Madeweg-Hoge Rijndijk. Dit kruispunt zal op termijn aangepast worden en er zal een nieuwe VRI geïnstalleerd worden. Hierbij zal rekening worden gehouden met de verkeersstromen inclusief het extra verkeer van de ontwikkelingen.
Parkeren
De parkeerbehoefte kan in dit stadium niet concreet worden berekend, aangezien het uiteindelijke programma nog niet definitief is. Afhankelijk van de uiteindelijke functies en de verdeling in omvang wordt deze behoefte berekend.
Om de eis voor voldoende parkeergelegenheid te verankeren in dit bestemmingsplan, wordt in de bestemmingsplanregels de parkeernorm van het CROW vastgelegd aan de hand waarvan het benodigde aantal parkeerplaatsen kan worden berekend. Het bestemmingsplan legt hiervoor geen specifieke locatie of vorm vast. Bij het ontwerp van de gebouwen en de inrichting daaromheen blijft er daarom vrijheid om te voorzien in langs- of haaksparkeren, afzonderlijke parkeergarages of inpandige parkeergarages. Het eerder beschreven hoogteverschil tussen de twee ontsluitingswegen aan weerszijden van de bouwblokken biedt daarbij ook mogelijkheden.
Conclusie
De ontsluiting van het plangebied is voor de verschillende vervoerswijzen goed te noemen. Het extra verkeer ten gevolge van de ontwikkeling, zowel Meerburgerpolder Noord als Zuid, zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling op de ontsluitende wegen. Er dienen voldoende parkeerplaatsen gerealiseerd te worden om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Vormvrije mer-beoordeling noodzakelijk
Op grond van onderdeel D11.2 uit de bijlage van het Besluit m.e.r. is het bestemmingsplan mer-beoordelingsplichtig wanneer:
De mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt, liggen onder deze drempels. In dat geval is er wel een vormvrije mer-beoordeling benodigd. Hierbij moet ook worden gekeken naar samenhang met andere ontwikkelingen in de omgeving. In dit geval wordt daarom niet alleen gekeken naar deelgebied Zuid, maar naar de gehele beoogde ontwikkeling van Verde Vista Meerburg. Voor Verde Vista Meerburg wordt niet voldaan aan één van de drie drempels genoemd in het Besluit m.e.r. Er is dan ook alleen sprake van een vormvrije mer-beoordeling.
Vorm en beoordelingscriteria vormvrije mer-beoordeling deelgebied Noord
Bij de vormvrije mer-beoordeling gaat het om een extra onderdeel van de plantoelichting, waarin wordt aangetoond dat geen belangrijke negatieve milieueffecten kunnen optreden. Dit wordt mede gebaseerd op het onderzoek dat ten behoeve van het bestemmingsplan wordt uitgevoerd. Getoetst moet worden aan de criteria uit de EEG-richtlijn zoals genoemd onder het toetsingskader (de kenmerken van de projecten, de plaats van de projecten en de kenmerken van de potentiële effecten). Daarbij moet de samenhang in milieueffecten van de ontwikkelingen van heel Verde Vista Meerburg worden betrokken. Dit is nodig omdat cumulatie met projecten in de omgeving een belangrijk beoordelingscriterium is bij een (vormvrije) mer-beoordeling: kan de ontwikkeling van dit deelgebied tezamen met de gehele ontwikkeling van Verde Vista Meerburg belangrijke negatieve milieueffecten tot gevolg hebben?
Verkeerseffecten
De ontwikkeling van dit deelgebied heeft voor de omgeving effecten op het gebied van verkeer (verkeerstoename). Voor gemotoriseerd verkeer vindt de ontsluiting van het gebied plaats via de Willem van der Made weg aan de westzijde van de A4. Hiertoe wordt een nieuw viaduct over de A4 aangelegd. Verde Vista Meerburg krijgt een centraal gelegen boulevard (de Stadhouderslaan) welke dienst doet als ontsluitingsweg voor de aanliggende wijken en aansluit op de Hoge Rijndijk. Hiermee is een goede verkeersafwikkeling gewaarborgd. Geconstateerd wordt dat er geen belangrijke negatieve milieueffecten kunnen optreden op verkeersgebied.
Overige milieueffecten
Het deelgebied heeft buiten het aspect verkeer evenmin belangrijke negatieve milieueffecten op de omgeving tot gevolg. Dit blijkt uit alle verrichte onderzoeken die in het kader van de ontwikkeling Verde Vista Meerburg en deelgebied Noord zijn verricht, zoals hiervoor gerapporteerd. Er wordt voldaan aan de wetgeving en er is sprake van een goede ruimtelijke ordening. Gelet op de kenmerken van het project (zoals samenhang met de rest van Verde Vista Meerburg), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, kunnen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit is in de volgende tabel opgenomen.
milieuaspect | conclusies deelgebied | cumulatie met gehele ontwikkeling Verde Vista Meerburg | |||
bodem | Het deelgebied waar vroeger de volkstuinen zaten is in 2008 op asbest onderzocht. Er zijn geen ernstige bodemverontreinigingen aangetroffen. | Op dit vlak is geen sprake van cumulatie die leidt tot mogelijke belangrijke negatieve milieugevolgen. Daar waar op de locatie Verde Vista Meerburg sprake is van bodemverontreiniging, zal de bodem functiegericht gesaneerd worden. De bodemsituatie wijzigt niet of verbetert juist. | |||
water | Het project past binnen het stedenbouwkundig plan. Het waterplan dat op basis hiervan is opgesteld voorziet in de benodigde waterstaatkundige ingrepen. Het waterplan omvat maatregelen met betrekking tot de waterhuishouding om het project Verde Vista Meerburg op adequate wijze te kunnen realiseren. | Er is geen sprake van cumulatie van negatieve milieugevolgen. Verde Vista Meerburg en het daarbij behorende waterplan zorgen er juist voor dat het aspect water goed voor het gehele gebied wordt geregeld. | |||
ecologie | De Natuurbeschermingswet en de EHS spelen geen rol, omdat het plangebied geen onderdeel vormt van een beschermd gebied. Ten zuidwesten van het plangebied ligt tussen de spoorlijn en de N11 de Elfenbaan (EHS). Gezien de reeds bestaande verstoring door het spoor en de N11 wordt de Elfenbaan niet beïnvloed door de ingreep in het plangebied. Uit uitgevoerd onderzoek blijkt dat er geen ontheffing nodig is voor de tabel 1-soorten van de Flora- en faunawet (Ffw): hiervoor geldt wel algemene zorgplicht. Werkzaamheden dienen buiten het broedseizoen plaats te vinden om verstoring van broedende vogels te voorkomen. In het plangebied worden geen werkzaamheden aan de watergangen voorzien. Indien dit wel het geval is, dient rekening te worden gehouden met de aanbevelingen uit het ecologisch veldonderzoek. |
De ontwikkeling heeft geen relevante invloed op beschermde flora en fauna buiten het plangebied zoals beschreven in het ecologieonderzoek. Het verkeer van Verde Vista Meerburg wordt over de hoofdinfrastructuur afgewikkeld die op dusdanige afstand van Natura 2000-gebied ligt, dat dit geen significante gevolgen of belangrijke negatieve milieugevolgen kan hebben. | |||
landschap en archeologie | Uit onderzoek blijkt dat langs de oostzijde van de A4, voor delen van Verde Vista Meerburg geen nader archeologisch onderzoek vereist is. Voor de overige delen van Verde Vista Meerburg is bij bodemingrepen archeologische begeleiding nodig. Omdat de gronden al bouwrijp zijn gemaakt en proefsleuvenonderzoek – gelet op de lage verwachtingswaarde – niet nodig is, zijn geen nadere handelingen of onderzoeken vereist, ook omdat eventuele toevalsvondsten op wettelijke basis meldingsplichtig zijn. | Het landschap zal als gevolg van Verde Vista Meerburg wijzigen. De betreffende polder is echter reeds grotendeels bebouwd. Op archeologisch en landschappelijk vlak is er geen sprake van cumulatieve effecten: de realisatie van het deelgebied zorgt niet voor een negatiever milieueffect op deze aspecten elders in Verde Vista Meerburg. | |||
luchtkwaliteit | Op de lokale wegen wordt voldaan aan de grenswaarden. De ontwikkeling van geheel Verde Vista Meerburg draagt op de A4 niet in betekenende mate bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen. | Na ontwikkeling van geheel Verde Vista Meerburg op de lokale wegen wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen. De ontwikkeling van geheel Verde Vista Meerburg draagt op de A4 niet in betekenende mate bij aan de concentratie luchtverontreinigende stoffen. Er is dan ook geen sprake van belangrijke negatieve milieugevolgen. | |||
wegverkeerslawaai en spoorweglawaai | De geluidsbelasting nabij de A4 is hoog, maar er zijn maatregelen mogelijk om een acceptabel (en wettelijk toegestaan) akoestisch klimaat te garanderen. Daarmee is aangetoond dat het plan akoestisch uitvoerbaar is. | Bij de ontwikkeling van Verde Vista Meerburg moet voor alle geluidsgevoelige functies aan de normen worden voldaan. | |||
externe veiligheid | De bebouwing ligt buiten de veiligheidszone, PAG en plaatsgebonden risicocontouren (10-6) van relevante risicobronnen. Ook na realisatie van geheel Verde Vista Meerburg wordt aan de oriëntatiewaarde van het groepsrisico voldaan. De gemeente heeft de toename van dit groepsrisico verantwoord. Er is dan ook geen sprake van belangrijke negatieve milieugevolgen. | Als gevolg van de ontwikkeling van geheel Verde Vista Meerburg zal het groepsrisico rondom de A4, de N11 en de aardgastransportleiding toenemen. De gemeente heeft de hoogte van het groepsrisico verantwoord. Er is dan ook geen sprake van een belangrijk negatief milieueffect. | |||
bedrijvigheid | Het plangebied ligt buiten de geluidszone en de geurzone van industrieterrein Barre Polder. Er liggen geen specifieke contouren van omringende bedrijven(terreinen) over het plangebied heen. Er gelden dan ook geen ruimtelijke beperkingen. | Er wordt rekening gehouden met eventuele contouren van bedrijvigheid. Er is geen sprake van cumulatieve milieueffecten op dit vlak. | |||
planologisch relevante leidingen | Buiten de aardgastransportleiding zijn geen planologisch relevante leidingen in het gebied Verde Vista Meerburg aanwezig. | Buiten de aardgastransportleiding zijn geen planologisch relevante leidingen in het gebied Verde Vista Meerburg aanwezig. | |||
verkeer | De ontsluiting van het plangebied en de verkeersafwikkeling zijn afdoende voor de beoogde ontwikkeling van het gebied Verde Vista Meerburg. | De ontsluiting van het plangebied en de verkeersafwikkeling zijn afdoende voor de beoogde ontwikkeling van het gebied Verde Vista Meerburg. |
Conclusie
De conclusie luidt dat er geen belangrijke negatieve milieugevolgen kunnen optreden die het doorlopen van een volledige projectmer-procedure of formele mer-beoordelingsprocedure conform het Besluit m.e.r. noodzakelijk maken.
Bij nieuwe ontwikkelingen moet onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tegelijk met het bestemmingsplan, een exploitatieplan worden vastgesteld, tenzij het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door middel van gemeentelijke gronduitgifte of een anterieure overeenkomst.
De gronden in dit plangebied zijn in eigendom bij de gemeente. Voor de ontwikkeling van de gronden wordt de Ontwikkelingsmaatschappij Meerburg ingeschakeld. Op deze wijze is de gemeente zelf betrokken bij de gronduitgifte en is het kostenverhaal op die manier verzekerd.
Op basis van bovenstaande is het opstellen van een exploitatieplan bij dit bestemmingsplan niet verplicht.
Inspraak en overleg
De gemeente Zoeterwoude heeft het voorontwerpbestemmingsplan Meerburgerpolder Zuid, samen met het voorontwerpbestemmingsplan Meerburgerpolder Noord, van 29 december 2012 tot en met 8 februari 2013 ter inzage gelegd. In deze periode konden inspraakreacties worden ingediend op beide plannen en zijn de plannen voorgelegd aan de overlegpartners van de gemeente in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening. De plannen konden in deze periode geraadpleegd worden op het gemeentehuis, op de gemeentelijke website en op de website www.ruimtelijkeplannen.nl.
In deze periode is tevens een informatieavond georganiseerd, op 22 januari 2013. Op deze avond zijn beide plannen toegelicht en was er de gelegenheid om vragen te stellen en reacties in te dienen.
De binnengekomen reacties zijn van een beantwoording gezien en hebben op onderdelen tot aanpassing van het beide plannen geleid. De 'Nota van beantwoording overleg- en inspraakreacties' is als bijlage 15 bij het plan opgenomen.
Zienswijzen
De terinzagelegging van de ontwerp bestemmingsplannen was van 27 juni 2013 tot en met 7 augustus 2013. Er zijn zes zienswijzen ontvangen. In een aparte nota Zienswijzen en Staat van Wijzigingen Meerburgerpolder Zuid, is een samenvatting gegeven van de ingekomen zienswijzen en is de beantwoording hierop weergegeven (zie bijlage 16). Tevens is per zienswijze aangegeven of deze leidt tot aanpassingen van het ontwerpbestemmingsplan.
In dit bureauonderzoek is de bestaande situatie vanuit ecologisch oogpunt beschreven en is vermeld welke ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Vervolgens is aangegeven waaraan deze ontwikkelingen – wat ecologie betreft – moeten worden getoetst. Hierbij is een onderscheid gemaakt tussen het toetsingskader dat door wettelijke regelingen wordt bepaald en het toetsingskader dat wordt gevormd door het beleid van rijk, provincie en gemeente.
Huidige situatie
Het plangebied bestaat uit een gedeeltelijk bouwrijp gemaakt terrein, watergangen en wat opgaande beplanting.
Beoogde ontwikkelingen
Ten behoeve van de ontwikkelingen in het gebied moeten de volgende werkzaamheden worden uitgevoerd:
Toetsingskader
Beleid
De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt in de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS).
Normstelling
Flora- en faunawet
Voor de soortenbescherming is de Flora- en faunawet (hierna Ffw) van toepassing. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet níet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Economische Zaken (voorheen Ministrerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend.
Met betrekking tot vogels hanteert het Ministerie van EZ de volgende interpretatie van artikel 11:
De verbodsbepalingen van artikel 11 beperken zich bij vogels tot alleen de plaatsen waar gebroed wordt, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er gebroed wordt. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen, te weten:
Nesten die het hele jaar door zijn beschermd
Op de volgende categorieën gelden de verbodsbepalingen van artikel 11 van de Ffw het gehele seizoen:
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd
In de 'aangepaste lijst jaarrond beschermde vogelnesten' worden de volgende soorten aangegeven als categorie 5. Deze zijn buiten het broedseizoen niet beschermd.
De Ffw is voor dit bestemmingsplan van belang, omdat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
Natuurbeschermingswet 1998
Uit het oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998, die op 1 oktober 2005 in werking is getreden, van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:
De wet bevat een zwaar beschermingsregime voor de onder a en b bedoelde gebieden (in de vorm van verboden voor allerlei handelingen, behoudens vergunning van Gedeputeerde Staten of de minister van EZ). De bescherming van de onder c bedoelde gebieden vindt plaats door middel van het bestemmingsplan. De speciale beschermingszones (a) hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Ten zuidwesten van het plangebied ligt tussen de spoorlijn en de N11 de Elfenbaan (PEHS).
![]() |
![]() |
Figuur B3.1 Ligging plangebied t.o.v. de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (groen)
De Elfenbaan is aangelegd ter compensatie van de verloren gegane natuurwaarden bij de aanleg van de N11. Tegelijkertijd vormen de N11 en het spoor, door de nabije ligging, een bestaande verstoring van dit gebied. Gelet op de ligging van het gebied buiten het plangebied en de bestaande verstoring, vormen de ontwikkelingen in het plangebied geen verdere verstoring.
Soortenbescherming
De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van foto's van het plangebied, algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (www.ravon.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven. Tevens is gebruikgemaakt van de gegevens uit de 'Ecoscan Belvedère Oude Rijn' (Royal Haskoning, 2004).
Planten
In het plangebied komen licht beschermde soorten als dotterbloem en zwanenbloem voor in en nabij de watergangen. Gezien de aanwezig biotopen in het plangebied en het intensieve beheer zijn hier geen andere beschermde soorten te verwachten.
Vogels
De opgaande begroeiing in het plangebied vormt het biotoop van in Nederland (zeer) algemeen voorkomende vogelsoorten als ekster, houtduif, Turkse tortel, merel, heggemus, winterkoning, roodborst, koolmees en pimpelmees. De watergangen zijn geschikt leefgebied voor soorten als knobbelzwaan, meerkoet en wilde eend. De bomen bieden mogelijk nestgelegenheid aan de kraai.
Zoogdieren
Het plangebied is geschikt als leefgebied voor soorten als egel, mol, haas, hermelijn, bunzing, wezel, huisspitsmuis, bosmuis en veldmuis.
De Meerburgerwatering dient als essentiële trekroute voor meervleermuizen. Ook watervleermuizen maken gebruik van het gebied als trekroute. In het plangebied zijn foeragerende en baltsende gewone en ruige dwergvleermuizen waargenomen. Incidenteel werd de laatvlieger waargenomen en eenmaal de rosse vleermuis. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor vaste verblijfplaatsen van vleermuizen (Royal Haskoning, 2004). Gezien de huidige kenmerken van het gebied zijn vaste verblijfplaatsen ook niet te verwachten. Tevens heeft het onderhavige plangebied geen bijzondere functie als trekroute of foerageergebied.
Amfibieën
Het plangebied is geschikt als leefgebied voor algemene amfibieën als bruine kikker, middelste groene kikker, kleine watersalamander en gewone pad. In de nabije omgeving is een zwaar beschermde soort als de rugstreeppad waargenomen (RAVON, 2009). Het is niet onwaarschijnlijk dat de rugstreeppad voorkomt in de watergangen (voortplantingsplaats) nabij het plangebied, de watergangen in het plangebied zelf zijn niet geschikt (Royal Haskoning, 2004). Aangezien het plangebied al deels bouwrijp is gemaakt, kan de rugstreeppad het plangebied reeds als winterverblijfplaats gebruiken.
Vissen
In de watergangen komt mogelijk de kleine modderkruiper voor.
Overige soorten
Het plangebied is ongeschikt als biotoop voor beschermde reptielen en insecten (vlinders, sprinkhanen en libellen). Genoemde beschermde soortengroepen stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In tabel 1 staat aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel B1.1 Beschermde soorten binnen het plangebied en het beschermingsregime
nader onderzoek nodig | |||||||
vrijstellingsregeling Ffw | tabel 1 | brede wespenorchis, zwanenbloem en dotterbloem egel, mol, haas, hermelijn, bunzing, wezel, huisspitsmuis, bosmuis en veldmuis bruine kikker, gewone pad, kleine watersalamander en de middelste groene kikker |
nee | ||||
ontheffingsregeling Ffw | tabel 2 | kleine modderkruiper | ja | ||||
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | nee | ||||
bijlage IV HR | alle vleermuizen rugstreeppad |
nee ja |
|||||
vogels | cat. 1 t/m 4 | geen | nee |
Toetsing en conclusie
Soortenbescherming
Het bestemmingsplan is het besluit dat ingrepen mogelijk maakt en een aantasting van beschermde dier- of plantensoorten kan betekenen. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke veranderingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden.
De benodigde werkzaamheden ten behoeve van de ontwikkelingen in het plangebied kunnen leiden tot aantasting van te beschermen natuurwaarden.