direct naar inhoud van Artikel 16 Algemene aanduidingsregels
Plan: Bedrijventerrein Grote Polder 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0638.BP00007-VAS1

Artikel 16 Algemene aanduidingsregels

16.1 Geluidszone - industrie
16.1.1 Doel aanduiding

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone - industrie' op de verbeelding, mogen geen nieuwe woningen - waaronder begrepen de splitsing van bestaande woningen - of ten behoeve andere geluidsgevoelige functies worden gebouwd.

16.1.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat het bepaalde in 16.1.1. buiten toepassing blijft, teneinde ingevolge de daar voorkomende bestemming(en) toegelaten geluidsgevoelige objecten te kunnen bouwen of gebruiken, mits

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de met deze gebiedsaanduiding gereserveerde ruimte voor het industrieterrein;
  • b. de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan de daarvoor geldende voorkeurgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde.
16.2 Molenbiotoop
16.2.1 Doel aanduiding

Naast de overige, krachtens dit bestemmingsplan aan de gronden gegeven bestemmingen, zijn de als 'Molenbiotoop' aangeduide gronden primair bestemd voor:

  • a. bescherming van de functie als werktuig van de in dit gebied voorkomende windmolen, onder andere gelet op de windvang;
  • b. bescherming van de waarde van deze molen als landschapsbepalend element.

16.2.2 Bouwregels

Voor het oprichten van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. binnen een afstand van 100 meter tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing en/of beplanting opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een afstand van 100 tot 400 meter tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing en/of beplanting opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • c. het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit lid onder a en b, indien:
    • 1. er sprake is van een situatie waarin vrije windvang en het zicht op de molen al beperkt zijn door bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, óf;
    • 2. zeker is gesteld dat de belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in de molenbeschermingszone worden gecompenseerd.
  • d. indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a tot en met c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

16.3 Veiligheidszone - lpg
16.3.1 Doel aanduiding

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' op de verbeelding, geldt dat de aldus aangeduide gronden ook zijn bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een aanwezige lpg-installatie.