direct naar inhoud van 4.10 Archeologie
Plan: Bedrijventerrein Grote Polder 2012
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0638.BP00007-VAS1

4.10 Archeologie

Nederland heeft als lid van de Raad van Europa het Verdrag van Valletta (Malta, 1992) ondertekend. Dit verdrag heeft als doel het Europese archeologische erfgoed veilig te stellen. Eén van de verdragsverplichtingen voor de Nederlandse overheid is dat zij moet streven naar afstemming en overeenstemming tussen de onderscheiden behoeften van de archeologie en de ruimtelijke ordening, door er op toe te zien dat archeologen worden betrokken bij het planningsbeleid ten einde te komen tot evenwichtige strategieën voor de bescherming, het behoud en het beter tot hun recht doen komen van plaatsen van archeologisch belang. De Nederlandse overheid dient waarborgen te creëren dat archeologen, stedenbouwkundigen en planologen stelselmatig met elkaar overleggen ten einde te komen tot wijziging van ontwikkelingsplannen die het archeologische erfgoed zouden kunnen aantasten. Daartoe zou bij de voorbereiding van bestemmingsplannen meer aandacht moeten worden besteed aan de (mogelijke) aanwezigheid van archeologische waarden en bij de aanwezigheid van archeologische waarden zouden beschermende regelingen in het plan moeten worden opgenomen. Daarbij dient volgens het Verdrag het uitgangspunt te zijn dat 'de bodemverstoorder betaalt'. In 2007 is als uitwerking van het Verdrag van Valetta de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Doel van deze wet is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten. De Wamz gaat uit van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijke ordeningsproces. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden moet dan ook rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Daarom is het voor het opstellen van een bestemmingsplan noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre in betreffende gronden archeologische waarden aanwezig kunnen zijn. Gebieden waar waarden aanwezig zijn, kunnen middels een dubbelbestemming voor archeologie door het bestemmingsplan worden beschermd. Voorafgaand aan werkzaamheden waarbij bodemingrepen plaatsvinden, dient dan in bepaalde gevallen nader archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd.

Archeologie
Langs de oevers van de Oude Rijn is reeds van oudsher sprake van een nederzettingenpatroon. Om die reden is de archeologische verwachtingswaarde langs de Oude Rijn middelhoog tot hoog. In onderstaande figuur is de archeologische verwachtingswaarde van het plangebied en directe omgeving weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0638.BP00007-VAS1_0006.jpg"

Figuur 6 uitsnede Cultuurhistorie Waardenkaart provincie Zuid-Holland

Zichtbaar is dat op het bedrijventerrein een redelijke tot grote kans op het aantreffen van archeologische sporen geldt. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient hiermee rekening te worden gehouden. Aangezien het bestemmingsplan grotendeels consoliderend is wordt volstaan met het opnemen van een dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie' om de potentiële waarden in de ondergrond te beschermen. Bij ontwikkelingen dient archeologisch onderzoek plaats te vinden alvorens een omgevingsvergunning kan worden verleend.

Cultuurhistorie
Bij ruimtelijke plannen is het ook belangrijk om rekening te houden met cultuurhistorische waarden van het plangebied en haar omgeving. Het bedrijventerrein Grote Polder is een tamelijk jong bedrijventerrein. Het terrein zelf vertegenwoordigt geen cultuurhistorische of landschappelijke waarden. Ook het verkavelingspatroon van het bedrijventerrein is niet opgezet volgens waardevolle lijnelementen.

Ten westen van het bedrijventerrein is een lijnelement van redelijke hoge waarde aanwezig. Het betreft de Meerburger Wetering die wordt begeleid door boezemkeringen. Dergelijke wetering en boezemkeringen vertegenwoordigen een belangrijk onderdeel van het karakter van het landschap in en om het veenweidegebied van de regio. Het lijnelement wordt met dit bestemmingsplan niet aangetast. Aangezien (het functioneren van) de Meerburger Wetering en de bijbehorende boezemkade in eerste instantie al via de Keur van het hoogheemraadschap is geborgd. Daarnaast is de boezemkade en de beschermingszone via een dubbelbestemming in dit bestemmingsplan opgenomen. Op deze wijze is het lijnelement van redelijk hoge waarde reeds afdoende beschermd. Hiervoor is geen aanvullende bescherming/ regeling benodigd.

Daarnaast bevindt het plangebied zich deels binnen de molenbiotoop van de Grote molden die in het buitengebied ten zuiden van het plangebied is gelegen. De vrije windvang die de molen in de huidige situatie heeft dient zoveel mogelijk te worden behouden. Deze vrije windvang wordt beschermd door middel van het opnemen van een molenbiotoop op de verbeelding en in de planregels. Binnen deze molenbiotoop geldt een rekenregel voor het bepalen van de toegestane hoogte van bebouwing binnen de molenbiotoop.

De Verordening Ruimte van Zuid Holland stelt ten aanzien van molenbiotopen van molens die buiten de bebouwingscontour8 (buitengebied) zijn gelegen dat tot de bebouwingscontour de 1 op 100-regel geldt, gerekend met de hoogtemaat van de onderste punt van de verticaal staande wiek. Te realiseren bebouwing buiten de bebouwingscontour dient op basis van deze rekenregel te worden getoetst.

De molenbiotoop is voor een deel ook in binnen de bebouwingscontour gelegen. De toegestane bebouwings- en beplantingshoogte op deze grens is het vertrekpunt voor de 1 op 30-lijn (vanaf dit punt moet een schuine lijn worden getrokken met een stijging van steeds 1 meter hoogte per 30 meter afstand). De toe te laten bouwhoogte van bebouwing binnen de bebouwingscontour dient dus te worden bepaald door middel van een combinatie van de 1/100ste regel (voor zover de rechte lijn tussen bebouwing en molen buiten de bebouwingscontour is gelegen) en de 1/30ste regel (voor zover de rechte lijn tussen bebouwing en molen binnen de bebouwingscontour is gelegen). Dit is in de planregels en op de verbeelding vertaald door het opnemen van de molenbiotoop op de verbeelding.