Plan: | Burgemeester Smeetsweg 4 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0638.BP00007WY001-VAS1 |
Er wordt een bouwplan ontwikkeld voor een kantoor met opslagruimte op de hoek van de Burgemeester Smeetsweg en de Industrieweg. Realisatie van dit plan is op grond van het geldende bestemmingsplan niet rechtstreeks mogelijk. Wel is in een dergelijke ontwikkeling voorzien door middel van een wijzigingsbevoegdheid. Om de uitvoering van het plan mogelijk te maken is dit wijzigingsplan opgesteld.
Het plangebied ligt ten noorden van de kruising van de Industrieweg en de Burgemeester Smeetsweg in Zoeterwoude-Rijndijk en sluit aan bij het bestaande bedrijventerrein. De onderstaande afbeelding toont globaal de ligging ervan.
Ligging plangebied (Bron: google maps)
Het wijzigingsplan staat niet op zichzelf, maar maakt onderdeel uit van het 'moederplan', Bedrijventerrein Grote Polder 2012 en houdt een wijziging van de verbeelding in.
Het bestemmingsplan Bedrijventerrein Grote Polder 2012 is vastgesteld op 30 augustus 2012. Het plangebied van dit wijzigingsplan heeft hierin de bestemmingen Groen, Verkeer - Verblijfsgebied en Water. Ook komen de dubbelbestemmingen Leiding - Riool en Waarde - Archeologie en de gebiedsaanduiding geluidzone - industrie voor. Tot slot heeft het gebied de aanduiding Wro-zone - wijzigingsgebied 2.
Uitsnede bestemmingsplan Bedrijventerrein Grote Polder 2012
In het volgende hoofdstuk wordt het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het van belang geachte Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Hoofdstuk 4 bevat een toets aan relevante wet- en regelgeving op het gebied van bodem, water, milieuzonering, luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid, ecologie, archeologie, duurzaamheid en kabels en leidingen. In hoofdstuk 5 komt de juridische opzet van het bestemmingsplan aan bod. In het laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en maatschappelijke aanvaardbaarheid.
Zoals op de voorgaande luchtfoto goed is te zien lag er centraal in het gebied een waterpartij. Deze is inmiddels in noordelijke richting verlegd. In de huidige situatie is het een bouwrijp terrein. De volgende foto's illustreren de bestaande situatie.
Zicht op het plangebied in oostelijke richting
Zicht op het plangebied in noordelijke richting
Met dit wijzigingsplan wordt het ruimtelijk kader geboden voor de ontwikkeling van een bedrijfsgebouw met opslag. Deze vindt plaats binnen de kaders van de in het geldende bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid. In paragraaf 3.4 wordt dit nader toegelicht.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is zo de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR is vastgesteld op 13 maart 2012 en verving verschillende bestaande nota's zoals:
In de SVIR staan plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeenten krijgen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening dan in het verleden. De sturing op verstedelijking, zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los.
De hiervoor behandelde structuurvisie is een beleidsstuk zonder bindend karakter voor lagere overheden. Om naleving van deze, en andere structuurvisies, te kunnen afdwingen, is door het Rijk besloten tot de vaststelling van algemene regels. Deze zijn opgenomen in het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (Barro). Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en op 28 maart 2017 voor het laatst gewijzigd.
In het Barro zijn geen specifieke regels opgenomen voor een bedrijfslocatie zoals met dit plan wordt gerealiseerd.
De Ladder voor duurzame verstedelijking vereist dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen worden gemotiveerd in het licht van zorgvuldig ruimtegebruik. De Ladder voor duurzame verstedelijking is op 1 oktober 2012 opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en per 1 juli 2017 herzien. Deze is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro en luidt:
"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."
De eerste vraag die beantwoord moet worden is of sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' in de zin van deze bepaling. Uit jurisprudentie volgt dat een uitbreiding van een bedrijventerrein met bouwmogelijkheid voor een nieuw bedrijfsgebouw gezien moet worden als een nieuwe stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 3.1.6 lid 2 Bro.
De volgende vraag is om te beschrijven dat behoefte is aan deze ontwikkeling. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 3.3.1.
Nu het een ontwikkeling is binnen het bestaand stedelijk gebied is het laatste deel van de Ladder voor duurzame verstedelijking niet aan de orde.
Samenvattend is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de vorm van uitbreiding van een bedrijventerrein, passend binnen de actuele behoefte en binnen het bestaand stedelijk gebied. Hiermee voldoet het plan aan het uitgangspunt van zorgvuldig ruimtegebruik, zoals met artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro is beoogd.
De Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) is op 9 juli 2014 door Provinciale Staten vastgesteld en op 1 augustus 2014 in werking getreden. De laatste actualisering is vastgesteld op 14 december 2016 en op 12 januari 2017 in werking getreden. De VRM geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.
De provincie richt zich op een efficiënte benutting van de ruimte en de netwerken, met blijvende aandacht voor de kwaliteit. Hierbij zal de bestaande situatie gelden als vertrekpunt, vormt de maatschappelijke vraag de leidraad voor het handelen en stuurt de provincie op het bereiken van haar doelen. De VRM biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel.
Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie.
Bebouwde ruimte
Het plangebied is, net als de gehele bebouwde kom van Zoeterwoude, aangeduid als 'bebouwde ruimte'.
Voor de bebouwde ruimte streeft de provincie naar een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied. De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten en opwaarderen. Dit leidt tot een intensiever en compact ruimtegebruik.
De provincie wil op verschillende manieren bijdragen aan het beter benutten van de bebouwde ruimte. Eén van die manieren is het opnemen van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' in de Verordening ruimte. Volgens de ladder voor duurzame verstedelijking moet een nieuwe stedelijke ontwikkeling primair plaatsvinden binnen het 'bestaand stads- en dorpsgebied' (BSD). Het BSD is gedefinieerd als: 'het bestaand stedenbouwkundig stelsel van bebouwing, met inbegrip van daartoe bouwrijp gemaakte terreinen, ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid (uitgezonderd glastuinbouw), detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.
Met deze herontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied wordt aangesloten bij de provinciale visie.
Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie de Verordening ruimte 2014 opgesteld, waarin de regels zijn opgenomen die de provincie stelt aan ruimtelijke ontwikkelingen. In deze paragraaf wordt ingegaan op de onderdelen uit de Verordening Ruimte die van toepassing zijn op de beoogde ontwikkeling.
Ladder voor duurzame verstedelijking (Artikel 2.1.1 Verordening ruimte)
Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt moet daarom voldoen aan de volgende eisen:
Met de uitvoering van dit plan wordt een bedrijfslocatie gerealiseerd, passend in de regionale behoefte. Dit is nader toegelicht in paragraaf 3.3.1. Daarbij is het locatie binnen het BSD. Het plan voldoet dan ook aan de uitgangspunten van de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Ruimtelijke kwaliteit (Artikel 2.2.1 lid 1 Verordening ruimte)
Een plan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
Deze ontwikkeling vindt plaats aansluitend aan een bestaand bedrijventerrein. In deze ontwikkeling was reeds voorzien met het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid. Het plan is in overeenstemming met de aard en de schaal van het gebied, waardoor sprake is van 'inpassen'. Hierdoor kan medewerking aan het plan worden verleend, mits voldaan wordt aan de richtpunten uit de ruimtelijke kwaliteitskaart. Het plangebied wordt zodanig ingericht dat deze goed past in de bestaande structuur.
In regionaal verband maakt de gemeente Zoeterwoude deel uit van de regio Holland-Rijnland. Vanuit dit samenwerkingsverband werken de deelnemende gemeenten op allerlei gebieden aan gemeenschappelijke visies. Met de Regionale Structuurvisie geven de Holland Rijnland-gemeenten richting aan de ruimtelijke ontwikkeling van de regio. Eén van de doelstellingen van de Regionale Structuurvisie 2020 Holland Rijnland is de economische structuur versterken en werkgelegenheid vergroten zodat het aandeel in het bruto binnenlands product (BBP) op een hoger niveau stabiliseert en werkgelegenheid aansluit bij de beroepsbevolking. Een belangrijk probleempunt hierbij is het gebrek aan beschikbare ruimte om te voldoen aan de kwalitatieve vraag.
Dat de regio ruimte wil blijven maken voor bedrijvigheid is niet vanzelfsprekend, gezien de druk op de ruimte. Er is momenteel nauwelijks nog uitgeefbaar terrein en bestaande terreinen voldoen niet allemaal aan de huidige eisen voor bedrijventerreinen.
Holland Rijnland creëert ruimte voor bedrijvigheid langs twee lijnen: herstructurering en uitbreiding. Herstructurering is het eerste speerpunt. Inmiddels zijn enkele grote herstructureringsopgaven gerealiseerd. Op de tweede plaats staat uitbreiding. Door de beperkte ruimte kan uitbreiding alleen selectief plaatsvinden. Dit wijzigingsplan maakt een beperkte uitbreiding mogelijk, waarmee deze bijdraagt aan de uitvoering van de structuurvisie.
De gemeenteraad van Zoeterwoude heeft op 30 augustus 2012 het bestemmingsplan Bedrijventerrein Grote Polder 2012 vastgesteld.
In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor deze locatie, aangeduid als Wro-zone - wijzigingsgebied 2. Op grond van artikel 18.3 van de planregels geldt voor dit gebied het volgende:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Wijzigingsgebied 2' op de verbeelding te wijzigen ten behoeve van de bestemming 'Kantoor' of 'Bedrijf tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten', met inachtneming van de volgende bepalingen:
Van deze wijzigingsbevoegdheid wordt gebruik gemaakt door een gedeelte van het gebied de bestemming 'Bedrijf' te geven. De bouwregels, genoemd onder de voorwaarden a en b worden hierbij overgenomen. Aan voorwaarde c en d is eveneens voldaan. De verantwoording van het groepsrisico vindt plaats in paragraaf 4.3. En in paragraaf 4.8 wordt onder andere ingegaan op het overleg met de waterbeheerder.
Het gebied heeft ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Op grond van deze dubbelbestemming is voordat bepaalde werkzaamheden uitgevoerd kunnen worden archeologisch onderzoek nodig. In het kader van deze ontwikkeling wordt het archeologisch onderzoek uitgevoerd, zoals toegelicht in paragraaf 4.7. Daarom wordt met dit wijzigingsplan ook gebruik gemaakt van de bevoegdheid uit artikel 11.5 van de planregels om de dubbelbestemming te laten vervallen.
De voorgestane ontwikkeling in het plangebied vereist dat inzicht verkregen wordt in de milieukundige gesteldheid van de bodem. Op basis van eerder uitgevoerd bodemonderzoek zijn ter plaatse geen (ernstige) bodemverontreinigingen te verwachten. Voor een actueel beeld van de bodemkwaliteit is een nieuw bodemonderzoek uitgevoerd. Deze is als bijlage 1 bijgevoegd.
Uit dit onderzoek blijkt dat er in de bovengrond enkele zware metalen en PAK de achtergrondwaarde overschrijden. Deze waarden geven echter geen aanleiding tot vervolgonderzoek. In het grondwater zijn geen verhoogde concentraties aangetroffen. Ook is het terrein vrij van asbest.
Met dit wijzigingsplan wordt de vestiging van een bedrijf mogelijk gemaakt, maximaal uit categorie 2 uit de lijst van bedrijfsactiviteiten. Op grond van de VNG uitgave ‘bedrijven en milieuzonering geldt voor deze bedrijfscategorie, wanneer wordt uitgegaan van de strengste eis (omgevingstype: rustige woonomgeving), een richtafstand van 30 m. De meest nabijgelegen woonbestemming bevindt zich op circa 60 m. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstanden en is geen onevenredige hinder voor de omgeving te verwachten. Deze ontwikkeling is passend in de omgeving.
Het plan betreft het realiseren van een kantoor met opslagruimte. Een dergelijk gebouw betreft een beperkt kwetsbaar object in het kader van de externe veiligheid.
Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon dodelijk getroffen wordt door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen vierentwintig uur per dag en gedurende het gehele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom de inrichting. De grenswaarde voor het PR is gesteld op een niveau van 10-6 per jaar. De norm 10-6 per jaar betekent dat de kans op een dodelijke situatie door een ongeval met gevaarlijke stoffen op een te bebouwen plek maximaal één op de miljoen per jaar mag zijn. Binnen de PR 10-6 contour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Voor beperkt kwetsbare objecten is deze waarde een richtwaarde. In nieuwe situaties kan hiervan alleen om gewichtige redenen worden afgeweken.
Het groepsrisico (GR) drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van overlijdt als gevolg van een ongeval, waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. Het groepsrisico wordt vergeleken met de oriëntatiewaarde.
De effecten ten aanzien van externe veiligheid zijn in beeld gebracht in het als bijlage 2 bijgevoegde rapport. Hieruit komen de volgende zaken naar voren.
Plaatsgebonden risico
Het plangebied bevindt zich niet binnen een PR-contour, waardoor het plaatsgebonden risico geen belemmering is voor het project.
Groepsrisico
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het tankstation aan de Burgemeester Smeetsweg.
In de omgeving zijn enkele aardgasleidingen aanwezig. Het invloedsgebied daarvan reikt echter niet tot het plangebied.
Het plangebied ligt ook buiten de zones van de A4 en N11, waarbinnen verantwoording over het groepsrisico afgelegd moet worden. Wel ligt het binnen het invloedsgebied ten aanzien van toxische vloeistoffen. Dit betekent dat voor beide bovenstaande routes de berekening van het groepsrisico achterwege kan blijven maar dat conform artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes in de toelichting van het bestemmingsplan ingegaan dient te worden op:
Groepsrisicoberekening
In zowel de huidige als toekomstige situatie is het groepsrisico een factor 0.09 ten opzichte van de oriëntatiewaarde. Dit groepsrisico wordt volledig bepaald door het lossen van de tankauto.
Groepsrisicoverantwoording
Het groepsrisico wordt bepaald door het lossen van de tankauto. De toename van dit groepsrisico is zeer beperkt en leidt niet tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde. Het betreft een locatie die goed bereikbaar is voor hulpdiensten. De ontwikkeling is daarbij beperkt van omvang en richt zich niet specifiek om verminderd zelfredzame personen. Er zullen vluchtwegen in meerdere richtingen worden gerealiseerd, waaronder vluchtwegen van de risicobron af.
Bij een incident met toxische stoffen op de N11 of A4 kan een giftige gaswolk ontstaan die de locatie kan bereiken. Bij een dergelijke calamiteit zijn geen bijzondere voorzieningen nodig om de omvang van een ramp te beperken en om de aanwezige personen veiligheid te bieden. Het sluiten van ramen, deuren en ventilatieroosters, en zoveel mogelijk uitschakelen van ventilatiesystemen na alarmering door de sirene van de Veiligheidsregio of bericht van NL-Alert, is daarvoor voldoende.
De bereikbaarheid van het gebied voor de hulpdiensten wijzigt niet na de realisatie van het plan. De hulpdiensten kunnen het gebied en/of locaties via toegangswegen bereiken om de omvang van een ramp te beperken. De aanwezige personen kunnen zich in veiligheid te brengen via routes, mits tijdig gewaarschuwd.
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn regels ten aanzien van luchtkwaliteit vastgelegd. Luchtkwaliteitseisen vormen geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:
Onderstaande alleen opnemen als het plan via de regeling NIBM wordt onderbouwd. Als een andere onderbouwing wordt gebruikt (eerste, tweede of vierde punt uit bovenstaande opsomming) hierop ingaan.
In het Besluit NIBM is bepaald dat een ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie luchtvervuiling als deze minder dan 3% van de grenswaarde, ofwel 1,2 microgram per m3, bijdraagt aan de concentraties luchtvervuiling.
In de regeling NIBM staan de getalsmatige grenzen van projecten die ´niet in betekenende mate´ (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging.
Er zijn twee mogelijkheden om aannemelijk te maken dat een project binnen de NIBM-grens blijft:
NIBM-tool
Door het ministerie van Infrastructuur en Milieu is, in samenwerking met Kenniscentrum InfoMil, de NIBM-tool ontwikkeld. Op basis hiervan kan aan de hand van de verwachte toename van verkeersbewegingen bepaald worden hoe deze ontwikkeling zich verhoudt tot de drempelwaarden. Voor deze ontwikkeling is de NIBM-tool ingevuld en deze geeft de volgende uitkomst.
Conclusie
Het project voldoet aan de NIBM-grens, waarmee wordt voldaan aan de regelgeving ten aanzien van luchtkwaliteit.
Met het wijzigingsplan wordt geen geluidsgevoelige functie mogelijk gemaakt. De Wet geluidhinder is op het toekomstige bedrijfspand niet van toepassing. Ook is geen sprake van een vestiging op een geluidsgezoneerd bedrijventerrein.
Wel ligt het plangebied binnen de geluidszone van het bedrijventerrein Barrepolder. Van een beperking van de gebruiksmogelijkheden van het daar gevestigde bedrijf (Heineken) is echter geen sprake.
Het bedrijf zal moeten voldoen aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer ten opzichte van de dichtstbijzijnde woningen. Dit zal, gezien de afstand tot deze woningen, van circa 75 meter, geen belemmering vormen.
Flora en fauna
Het plangebied betrof in de oude situatie een onbebouwd terrein met een watergang. In de afgelopen periode zijn hier diverse werkzaamheden uitgevoerd, waaronder het verleggen van de watergang en het opbrengen van zand in het kader van bouwrijp maken. In de verleende vergunning voor het verleggen van de watergang zijn voorwaarden opgenomen ter bescherming van flora en fauna. Gezien de huidige situatie is er geen aanleiding voor (nieuw) onderzoek.
Natura2000
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen Natura 2000-gebieden aanwezig. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Meijendel-Berkheide ligt op een afstand van ongeveer 9 kilometer. Het Natura 2000-gebied De Wilck ligt op ongeveer 2 kilometer, maar dit gebied is geen stikstofgevoelig Natura 2000-gebied.
Om de stikstofdepositie als gevolg van dit plan te bepalen op het daarvoor gevoelige gebied is een Aerius-berekening uitgevoerd. deze is als bijlage 3 opgenomen bij deze plantoelichting. Uit de berekening volgt dat er geen sprake is van een significante stikstofdepositie op Natura2000-gebieden.
Overige beschermde gebieden
De afstand van het plangebied tot het Natuurnetwerk Nederland bedraagt ongeveer 250 meter. De afstand tot het weidevogelgebied bedraagt ongeveer 400 meter. Het plangebied is niet gelegen in de strategische reservering natuur. Ook liggen er geen karakteristieke landschapselementen in het plangebied. De genoemde beschermde gebieden veroorzaken geen planologische belemmeringen voor het initiatief.
Het plangebied heeft in het geldende bestemmingsplan een archeologische dubbelbestemming, vanwege de verwachtingswaarde van het gebied. Door middel van een verkennend archeologisch onderzoek, bijgevoegd als bijlage 4, is de daadwerkelijke archeologische waarde in kaart gebracht.
Naar aanleiding van het onderzoek wordt de verwachtingswaarde voor archeologische resten uit het Neolithicum en de IJzertijd tot en met de Nieuwe tijd bijgesteld naar laag. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen om de Romeinse Limesweg of archeologische resten die betrekking hebben op deze Limesweg te vermoeden. Binnen dit plangebied worden dan ook geen archeologische resten bedreigd. Er is daarom geen aanleiding om de archeologische dubbelbestemming te handhaven voor het plangebied.
In het plangebied en in de omgeving daarvan zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig die met dit wijzigingsplan aangetast kunnen worden.
Ten behoeve van dit plan is een watergang verlegd. Hiervoor is door het Hoogheemraadschap van Rijnland op 18 maart 2013 vergunning verleend. Aan de vergunning zijn voorwaarden verbonden ter bescherming van de doorstroming en waterkwaliteit. De verlegging van de watergang is inmiddels, conform verleende vergunning uitgevoerd. Uit overleg met het Hoogheemraadschap, zie paragraaf 6.2.1, blijkt tevens dat verdere watercompensatie nodig is en dat deze realiseerbaar is. Met dit wijzigingsplan zijn dan ook geen waterbelangen in het geding.
In het gebied is een persleiding aanwezig. Hiervoor is een dubbelbestemming met veiligheidszone opgenomen in het bestemmingsplan, welke in dit wijzigingsplan behouden blijft. Werkzaamheden in het kader van bouwrijp maken zijn reeds uitgevoerd.
Met dit wijzigingsplan wordt een gedeelte van de verbeelding van het bestemmingsplan Bedrijventerrein Grote Polder 2012 gewijzigd. De plansystematiek van dit moederplan wordt gehandhaafd.
Het plangebied krijgt in zijn geheel de bestemming 'Bedrijf'. De dubbelbestemmingen en aanduidingen die binnen dit plangebied aanwezig zijn blijven van kracht, zoals deze in het geldende bestemmingsplan zijn opgenomen. Uitzondering hierop is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'. Deze vervalt met dit wijzigingsplan, zoals toegelicht in paragraaf 4.7.
Op de gronden binnen dit plangebied zijn de regels uit het bestemmingsplan Bedrijventerrein Grote Polder 2012 van kracht. Aanvullend zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgenomen bij de bestemming 'Bedrijf'. Ieder bouwplan binnen het plangebied moet voldoen aan deze randvoorwaarden. Ook kunnen deze aanleiding geven tot het stellen van 'nadere eisen' zoals bedoeld in artikel 3 lid 3 van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Grote Polder 2012".
Aan het wijzigingsplan ligt een concreet plan ten grondslag voor de bouw van een kantoor met opslagruimte. Werkzaamheden ten aanzien van het bouwrijp maken zijn reeds uitgevoerd. Het bouwplan wordt voor rekening en risico van de initiatiefnemer uitgevoerd. De economische haalbaarheid van het plan is niet in het geding.
In het kader van vooroverleg is het plan voorgelegd aan diverse overlegpartners. Hierna worden de ontvangen reacties samengevat weergegeven. Per reactie wordt aangegeven in hoeverre dit heeft geleid tot aanpassingen in het bestemmingsplan.
Omgevingsdienst West-Holland
Naar aanleiding van de beoordeling van de ter beschikking gestelde informatie concluderen wij dat zowel het aspect externe veiligheid als luchtkwaliteit geen belemmering zijn voor het plan. Tezamen met de eerdere adviezen is dan ook de eindconclusie dat de Omgevingsdienst ten aanzien van de beoordeelde milieuaspecten geen belemmeringen ziet voor de realisatie van het plan.
Reactie
De overlegreactie van Omgevingsdienst West-Holland geeft geen aanleiding tot aanpassingen in het wijzigingsplan.
Provincie Zuid-Holland
De provincie Zuid-Holland heeft aangegeven geen aanleiding te zien voor het maken van opmerkingen over het plan.
Reactie
Deze positieve reactie van de provincie Zuid-Holland geeft geen aanleiding tot aanpassingen in het wijzigingsplan.
Hoogheemraadschap van Rijnland
Het Hoogheemraadschap geeft aan dat in de waterparagraaf niet is opgenomen hoe de watercompensatie is geregeld voor de toename aan verhard oppervlak.
Er loopt een onderzoek om de elfenbaan in verbinding te brengen met het betreffende peilvak 'Grote Polder' middels duikers. Dit plan zit echter nog in de onderzoeksfase en is op korte termijn niet geregeld waardoor vooralsnog geen gebruik kan worden gemaakt van de optie om watercompensatie te realiseren in de Elfenbaan. Onlangs zijn wel gesprekken gevoerd over dit plan.
De watercompensatie moet voorafgaand aan, of gelijktijdig met, het aanbrengen van de verharding wordt gerealiseerd. Verzocht wordt om de benodigde watercompensatie aan te geven in een waterbalans (overzicht verharding en watercompensatie) in de toelichting van het plan.
Reactie
Het wijzigingsplan heeft een maximale watercompensatiebehoefte van ruim 600 m2, te realiseren in hetzelfde peilvak Grote Polder Industrie. Dit peilvak wordt in 2019 met grote duikers onder de spoorbaan door verbonden en uitgebreid met zeven hectare grasland (Elfenbaan). Dit gebied krijgt hierdoor een 10 cm hoger peil en wordt biodivers(er) ingericht. Zonder verdere ingrepen compenseert dit al 60 % van de totale actuele behoefte van het bedrijventerrein (3.500 m2). Waar en hoe aanvullende watercompensatie tot stand komt is bij terinzagelegging van het ontwerpplan nog niet bekend.
Vervolg
In de periode nadat het wijzigingsplan als ontwerp ter inzage lag, is gebleken dat het hoogheemraadschap niet akkoord gaat met de hiervoor genoemde watercompensatie. Van de zijde van het hoogheemraadschap zijn daarbij echter enkele alternatieven benoemd die (ook) voor de vereiste waterberging kunnen zorgen. Nu vaststaat dat de vereiste waterberging gerealiseerd kan worden vormt dit aspect geen belemmering voor vaststelling van het wijzigingsplan.
Het ontwerp van dit wijzigingsplan heeft overeenkomstig afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze termijn is er één zienswijze ontvangen. Zoals weergegeven in de Nota zienswijzen, bijlage 5 bij deze toelichting, gaf deze zienswijze aanleiding tot overleg tussen indiener, aanvrager en gemeente. Dit heeft geleid tot een gewijzigde vaststelling, waarbij stedenbouwkundige randvoorwaarden aan de planregels zijn gekoppeld.