direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Westwoud, Veldzichtstraat
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0638.BP00022-VAS2

Toelichting

Hoofdstuk 1 INLEIDING

1.1 AANLEIDING

Vanaf het schooljaar 2018-2019 verhuist de Westwoudschool naar de nieuwe Brede School in de wijk Bloemenweide. In augustus 2018 komt daardoor het bestaande schoolgebouw aan de Veldzichtstraat vrij. Dit zal worden gesloopt, waarna de locatie een nieuwe invulling krijgt met maximaal 10 gezinswoningen.

1.2 LIGGING EN BEGRENZING PLANGEBIED

Het plangebied is gelegen aan de Veldzichtstraat in Zoeterwoude, op de hoek met de Richellestraat. Aan de westzijde wordt het gebied begrensd door een waterloop en aan de zuidzijde grenst het aan bestaande woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0638.BP00022-VAS2_0001.jpg" Ligging plangebied (google maps)

1.3 VIGEREND BESTEMMINGSPLAN

Het plangebied ligt in het bestemmingsplan "Dorp-West 2011". Het gebied heeft hierin de bestemming 'Maatschappelijk' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' en 'Leiding - Riool'. De beoogde herinrichting van het gebied is in strijd met het geldende bestemmingsplan, omdat dit niet voorziet in woningbouw.

afbeelding "i_NL.IMRO.0638.BP00022-VAS2_0002.jpg"

Geldend bestemmingsplan met globale begrenzing plangebied

1.4 LEESWIJZER

In het volgende hoofdstuk wordt het plangebied beschreven. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van het van belang geachte rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid. Hoofdstuk 4 bevat een toets aan relevante wet- en regelgeving op het gebied van o.a. bodem, geluid, ecologie en archeologie. In hoofdstuk 5 komt de juridische opzet van het bestemmingsplan aan bod. In het laatste hoofdstuk wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid en maatschappelijke aanvaardbaarheid, waaronder het vooroverleg.

Hoofdstuk 2 GEBIEDS- EN PLANBESCHRIJVING

2.1 BESCHRIJVING PLANGEBIED

Het plangebied omvat het bestaande schoolgebouw met bijbehorend terrein. In de directe omgeving is woonbebouwing aanwezig en aan de achterzijde van het schoolgebouw is een watergang aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0638.BP00022-VAS2_0003.jpg"

Bestaand schoolgebouw

afbeelding "i_NL.IMRO.0638.BP00022-VAS2_0004.jpg"

Watergang achterzijde schoolgebouw

afbeelding "i_NL.IMRO.0638.BP00022-VAS2_0005.jpg"

Bestaande woonbebouwing aan de Veldzichtstraat

2.2 PLANBESCHRIJVING

Het vrijkomende gebied krijgt een nieuwe invulling met woningbouw, aansluitend bij de omgeving. Het exacte bouwplan staat nog niet vast, maar duidelijk is wel dat het gaat om maximaal 10 eengezinswoningen, die worden gericht op de Veldzichtstraat. Hiervoor wordt een bouwvlak vastgelegd en worden een maximale goot- en nokhoogte vastgelegd van respectievelijk 6 en 11 meter.

Hoofdstuk 3 BELEIDSKADER

3.1 RIJKSBELEID

3.1.1 STRUCTUURVISIE INFRASTRUCTUUR EN RUIMTE

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is zo de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR is vastgesteld op 13 maart 2012 en verving verschillende bestaande nota's zoals:

  • de Nota Ruimte;
  • de Structuurvisie Randstad 2040;
  • de Nota Mobiliteit.

In de SVIR staan plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeenten krijgen meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening dan in het verleden. De sturing op verstedelijking, zoals afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, Rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering, laat het Rijk los.

3.1.2 BESLUIT ALGEMENE REGELS RUIMTELIJKE ORDENING

De hiervoor behandelde structuurvisie is een beleidsstuk zonder bindend karakter voor lagere overheden. Om naleving van deze, en andere structuurvisies, te kunnen afdwingen, is door het Rijk besloten tot de vaststelling van algemene regels. Deze zijn opgenomen in het "Besluit algemene regels ruimtelijke ordening" (Barro). Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en op 28 maart 2017 voor het laatst gewijzigd.

In het Barro zijn geen specifieke regels opgenomen voor een inbreidingslocatie zoals met dit plan wordt gerealiseerd.

3.1.3 LADDER DUURZAME VERSTEDELIJKING

De Ladder voor duurzame verstedelijking vereist dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen worden gemotiveerd in het licht van zorgvuldig ruimtegebruik. De Ladder voor duurzame verstedelijking is op 1 oktober 2012 opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en per 1 juli 2017 herzien. Deze is opgenomen in artikel 3.1.6 lid 2 Bro en luidt:

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

De eerste vraag die beantwoord moet worden is of sprake is van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' in de zin van deze bepaling. Uit jurisprudentie volgt dat wanneer een bestemmingsplan voorziet in niet meer dan 11 woningen, deze ontwikkeling in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling kan worden aangemerkt. De Ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook niet van toepassing op het project.

Overigens voldoet het plan aan het uitgangspunt van zorgvuldig ruimtegebruik, zoals met artikel 3.1.6 lid 2 van het Bro is beoogd. Zoals in paragraaf 3.3.1 nader wordt toegelicht wordt voorzien in een actuele woningbehoefte en er is sprake van een ontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied.

3.2 PROVINCIAAL BELEID

3.2.1 VISIE RUIMTE EN MOBILITEIT

De Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) is op 9 juli 2014 door Provinciale Staten vastgesteld en op 1 augustus 2014 in werking getreden. De laatste actualisering is vastgesteld op 14 december 2016 en op 12 januari 2017 in werking getreden. De VRM geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer.

De provincie richt zich op een efficiënte benutting van de ruimte en de netwerken, met blijvende aandacht voor de kwaliteit. Hierbij zal de bestaande situatie gelden als vertrekpunt, vormt de maatschappelijke vraag de leidraad voor het handelen en stuurt de provincie op het bereiken van haar doelen. De VRM biedt geen vastomlijnd ruimtelijk eindbeeld, maar wel een perspectief voor de gewenste ontwikkeling van Zuid-Holland als geheel.

Vier rode draden geven richting aan de gewenste ontwikkeling en het handelen van de provincie.

  • 1. Beter benutten en opwaarderen van wat er is;
  • 2. Vergroten van de agglomeratiekracht;
  • 3. Verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit;
  • 4. Bevorderen van de transitie naar een water- en energie-efficiënte samenleving.


Bebouwde ruimte

Het plangebied is, net als de gehele bebouwde kom van Zoeterwoude, aangeduid als 'bebouwde ruimte'.

Voor de bebouwde ruimte streeft de provincie naar een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied. De provincie wil de bebouwde ruimte beter benutten en opwaarderen. Dit leidt tot een intensiever en compact ruimtegebruik.

De provincie wil op verschillende manieren bijdragen aan het beter benutten van de bebouwde ruimte. Eén van die manieren is het opnemen van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' in de Verordening ruimte. Volgens de ladder voor duurzame verstedelijking moet een nieuwe stedelijke ontwikkeling primair plaatsvinden binnen het 'bestaand stads- en dorpsgebied' (BSD). Het BSD is gedefinieerd als: 'het bestaand stedenbouwkundig stelsel van bebouwing, met inbegrip van daartoe bouwrijp gemaakte terreinen, ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid (uitgezonderd glastuinbouw), detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal-culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'.

Dit houdt niet in dat onbeperkt verdicht kan worden. Bij het bepalen of de woningbehoefte binnen de bebouwde ruimte opgevangen kan worden, is niet alleen de vraag of het fysiek mogelijk is om de woningbehoefte te accommoderen van belang. Ook moet er voldoende ruimtelijke kwaliteit behaald worden en voldoende groen binnen de bebouwde ruimte behouden blijven. Deze elementen zijn er vooral op gericht de leefkwaliteit van de inwoners te beschermen of zo nodig te versterken.

Met deze herontwikkeling binnen het bestaand stedelijk gebied wordt aangesloten bij de provinciale visie. Bij de planvorming wordt nadrukkelijk aangesloten bij de bestaande omliggende woonbebouwing. Het plan voegt zich hierdoor goed in de omgeving.

3.2.2 VERORDENING RUIMTE

Om het provinciaal ruimtelijk beleid uit te voeren heeft de provincie de Verordening ruimte 2014 opgesteld, waarin de regels zijn opgenomen die de provincie stelt aan ruimtelijke ontwikkelingen. In deze paragraaf wordt ingegaan op de onderdelen uit de Verordening Ruimte die van toepassing zijn op de beoogde ontwikkeling.

Ladder voor duurzame verstedelijking (Artikel 2.1.1 Verordening ruimte)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt moet daarom voldoen aan de volgende eisen:

  • a. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
  • b. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
  • c. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die,
    • 1. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld,
    • 2. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1 van toepassing is, en
    • 3. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 hectare.

Met de uitvoering van dit plan worden woningen toegevoegd aan de voorraad, waarmee in een actuele regionale behoefte wordt voorzien. Dit is nader toegelicht in paragraaf 3.3.1. Daarbij is het een herstructureringslocatie binnen het BSD. Het plan voldoet dan ook aan de uitgangspunten van de Ladder voor duurzame verstedelijking.

Ruimtelijke kwaliteit (Artikel 2.2.1 lid 1 Verordening ruimte)

Een plan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  • a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  • b. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard of schaal niet past binnen het gebied (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    • 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid;
  • c. als de ruimtelijke ontwikkeling qua aard en schaal niet past binnen het gebied (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    • 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied ook aandacht is besteed aan de overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    • 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen.

Deze woningbouwontwikkeling vindt plaats in een bestaand woongebied, op een locatie die vrijkomt voor herontwikkeling na de sloop van een schoolgebouw. Het plan is in overeenstemming met de aard en de schaal van het gebied, waardoor sprake is van 'inpassen'. Hierdoor kan medewerking aan het plan worden verleend, mits voldaan wordt aan de richtpunten uit de ruimtelijke kwaliteitskaart. Het plangebied wordt zodanig ingericht dat de nieuwe woningen goed passen binnen de bestaande structuur.

3.3 REGIONAAL BELEID

3.3.1 REGIONALE WOONAGENDA HOLLAND-RIJNLAND

De regionale woonagenda Holland Rijnland (RWA) met de bijbehorende woningbouwplanlijsten geeft inzicht in de vraag/aanbod verhoudingen op de regionale woningmarkt en een onderbouwing voor de (sub)regionale afstemming van woningbouwplannen, passend bij de Ladder voor duurzame verstedelijking. De RWA is in 2017 geactualiseerd en op 14 maart 2018 vastgesteld door het Algemeen Bestuur van Holland Rijnland, maar nog niet aanvaard door de provincie.

Met de regionale woonagenda 2017 (RWA 2017) ambieert de regio Holland Rijnland een actuele, kwalitatieve koers te schetsen voor een goed functionerende woningmarkt op regionaal, subregionaal en lokaal niveau. Er wordt daarmee aangesloten bij de opgave om 30.000 huishoudens extra te huisvesten in de regio, in verschillende woonvormen en woonmilieus.

Het Regionaal Afwegingskader Woningbouwbouwplannen (RAW) is het model waarmee regiogemeenten bepalen of een bestemmingsplan sub- of bovenregionale afstemming behoeft en waarmee het plan wordt verantwoord bij de provincie. In het kader van de ladder toetsen gemeenten hun woningbouwplannen aan het RAW als voor het plan een wijziging of herziening van het bestemmingsplan nodig is. Het gaat om zowel plannen uit de (actuele) lijst van projecten als om reserveplannen en nieuwe initiatieven. De afgestemde plannen worden vervolgens bij de eerstvolgende jaarlijkse actualisatie in de RAW verwerkt.

Het resultaat is een dynamische lijst van woningbouwplannen met een realistische planning die jaarlijks wordt gemonitord en besproken. De afstemming vindt (sub)regionaal plaats binnen de afzonderlijke subregio's en het AO Wonen van Holland Rijnland. De terugkoppeling vindt plaats in het regionale portefeuillehoudersoverleg Ruimte.

Het plan voor Bloemenweide-Noord, fase twee, waarvan dit project aan de Veldzichtstraat onderdeel uitmaakt, stond lange tijd in categorie 3 uit deze lijst. Plannen in deze categorie hebben ten minste de status 'visie' of 'optie', maar zijn in meerdere opzichten onzeker. Omdat het een dynamische lijst is, kunnen plannen na afstemming verschuiven naar een andere categorie.

Inmiddels heeft in februari 2018 over het voorliggende plan de benodigde afstemming plaatsgevonden binnen de subregio West van Holland Rijnland, waardoor deze is doorgeschoven naar categorie 2a. Dit zijn woningbouwplannen waarvoor nog geen bestemmingsplan is vastgesteld, maar waarvan de totale capaciteit past binnen de bandbreedte WBR en BP van de subregio West van Holland Rijnland.

Doorstroming

Met deze 10 woningen willen wij de doorstroming binnen de woningmarkt van Zoeterwoude en de regio bevorderen. De prijsklasse van ongeveer € 250.000 / € 300.000 sluit goed aan bij de lokale woningmarkt.

De koopwoningen passen binnen het beleid van de provincie, waarbij deze vooral stuurt op balans tussen vraag en aanbod op de woningmarkt. Op de korte termijn blijkt voor de provincie Zuid-Holland namelijk een forse behoefte aan eengezinswoningen, vaak in de koopsector. In een (sterk) vergrijzende samenleving lijkt dat een contra-intuïtieve uitkomst. De behoefte aan deze woningen komt voort uit de tendens dat ouderen steeds vaker lang in hun eigen woning blijven wonen. Om aan de directe vraag van woningzoekenden te voldoen geeft de behoefte daarom aan dat het nodig is woningen toe te voegen die er al zijn.

Duurzaamheid

De koopwoningen worden gasloos en met een hoge GPR-score (boven bouwbesluit) met name op het gebied van energiezuinigheid ontwikkeld.

3.4 GEMEENTELIJK BELEID

3.4.1 STRUCTUURVISIE DORP / ZUIDBUURT

In januari 2013 is de structuurvisie Dorp / Zuidbuurt vastgesteld. Hierin zijn de hoofdlijnen van de voorziene ontwikkelingen en het ruimtelijk beleid voor de gebieden Dorp en Zuidbuurt vastgelegd in de periode tot 2025. De visie is bedoeld als instrument waarmee burgers en maatschappelijke organisaties actief worden geïnformeerd over, en worden betrokken bij, de ruimtelijke visie op dit gebied.

De woningmarkt in Zoeterwoude sluit, ondanks recente kleine bouwprojecten nog lang niet aan op de groeiende vraag naar (passende) woningen in Zoeterwoude. Het aanbod daarvan is eenzijdig en bestaat grotendeels uit eengezinswoningen. Uitgangspunten voor de toekomst zijn:

  • het keren van de bevolkingsafname
  • zorgen dat de inwoners zoveel mogelijk de voor hen meest geschikte woning kunnen betrekken
  • zorgen dat in deze gemeente sprake blijft van een gemêleerde bevolkingssamenstelling

Welke ontwikkelingen gewenst zijn en in welke vorm zij binnen bovengenoemd uitgangspunt passen, wordt in de visie per deelgebied beschreven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0638.BP00022-VAS2_0006.jpg"

Herontwikkeling Emmauslocatie (Afbeelding uit structuurvisie Dorp / zuidbuurt)

Het plangebied is in de structuurvisie betrokken bij de herontwikkeling van de Emmauslocatie als onderdeel van de ontwikkeling van de Brede School. Als nieuwe invulling, na clustering van de bestaande schoollocaties wordt woningbouw genoemd.

3.4.2 WOONVISIE ZOETERWOUDE

Zoeterwoude heeft eind 2015 een nieuwe woonvisie vastgesteld, de Woonvisie Zoeterwoude 2025. Het toevoegen van betaalbare eengezinswoningen in de kern van Zoeterwoude-Dorp ten behoeve van doorstroming sluit goed aan bij de wensen en ambities die in de woonvisie zijn verwoord.

Hoofdstuk 4 OMGEVINGSASPECTEN

4.1 BODEM

De voorgestane ontwikkeling in het plangebied vereist dat inzicht verkregen wordt in de milieukundige gesteldheid van de bodem. Voor een actueel beeld van de bodemkwaliteit is een bodemonderzoek uitgevoerd, dat als bijlage 1 bij deze toelichting is gevoegd.

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat in de boven – en ondergrond en in het grondwater overschrijdingen van de achtergrond- en streefwaarden uit de Wet bodembescherming zijn aangetoond. Gezien de aard en de concentraties van de aangetoonde parameters in relatie tot de bestemming van het terrein, zijn echter geen verhoogde risico's voor de volksgezondheid en/of het milieu te verwachten.

De resultaten van het onderzoek vormen dan ook geen aanleiding tot nader onderzoek en zijn geen milieuhygiënische belemmering in relatie tot de bestemming van het terrein.

4.2 MILIEUZONERING

Binnen het plangebied moet met de milieuzoneringen van zowel bestaande als toekomstige bedrijven rekening worden gehouden. Dat is van belang om de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Voor het bepalen van de milieuzoneringen wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde Lijst van Bedrijfsactiviteiten. In deze lijst wordt per bedrijfscategorie aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid, gevaar) hiervan uit kan gaan en welke indicatieve afstand hierbij minimaal in acht genomen moet worden.

In de directe nabijheid van het plangebied zijn in de nieuwe situatie geen andere functies dan wonen aanwezig, waardoor er geen sprake is van een overschrijding van richtafstanden.

4.3 EXTERNE VEILIGHEID

Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico's, transportrisico's en risico's die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen.

In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid, is inzicht nodig in de eventuele aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid. Indien nodig dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.

Het effectgebied van een risicobron geeft aan tot op welke afstand er directe gezondheidseffecten kunnen zijn als er een ernstig ongeval bij de risicobron plaatsvindt". Het effectgebied is voor Externe Veiligheid vooral voor de Brandweer en hulpdiensten van belang aangezien binnen dit gebied ook niet-letale slachtoffers vallen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0638.BP00022-VAS2_0007.jpg"

Uitsnede risicokaart

Plaatsgebonden risico

In bovenstaande uitsnede is te zien dat de bestaande schoollocatie is aangeduid als kwetsbaar object. Er zijn geen inrichtingen, buisleidingen of transportroutes aanwezig waarvan een contour van het persoonsgebonden risico (PR grenswaarde) over het plangebied ligt.

Groepsrisico
Het plan ligt op circa 150 m van de N 206 en daarmee binnen het invloedsgebied van de N206. Echter vindt op dit gedeelte van de N206 slechts zeer beperkt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats zodat het groepsrisico hier laag zal zijn.

Effectgebied A4

De locatie ligt op een afstand van ca. 700 meter van de A4 en daarmee in het effectgebied van de A4. Vanwege het transport van toxische vloeistoffen van categorie LT3/LT2 heeft de A4 een effectgebied van meer dan 4 kilometer.

Volgens artikel 7 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen moet aan de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen aandacht worden besteed. Bij een incident met toxische stoffen op de A4 kan een giftige gaswolk ontstaan die de locatie kan bereiken. Bij een dergelijke calamiteit zijn geen bijzondere voorzieningen nodig om de omvang van een ramp te beperken en om de aanwezige personen veiligheid te bieden. Het sluiten van ramen, deuren en ventilatieroosters, en zoveel mogelijk uitschakelen van ventilatiesystemen na alarmering door de sirene van de Veiligheidsregio of bericht van NL-Alert, is daarvoor voldoende. Bij een incident met een LPG tankwagen kan een BLEVE ontstaan. De locatie is voldoende bereikbaar voor de hulpdiensten om de omvang van een ramp te beperken. De aanwezige personen kunnen zich in veiligheid te brengen mits tijdig gewaarschuwd.


Conclusie

In de nabijheid van het projectgebied zijn geen risicobronnen aanwezig die aanleiding geven tot nader onderzoek ten aanzien van de externe veiligheid.

4.4 LUCHTKWALITEIT

In hoofdstuk 5.2 van de Wet milieubeheer zijn de eisen ten aanzien van luchtkwaliteit vastgelegd. Deze staat bekend als de Wet luchtkwaliteit.

Uit de Wet luchtkwaliteit en de bijbehorende besluiten en regelingen volgt onder meer dat luchtkwaliteitseisen geen belemmering vormen voor een ruimtelijke ontwikkeling als deze 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse.

Het begrip 'niet in betekenende mate' is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Deze grens is voor enkele categorieën van projecten uitgewerkt in getalsmatige grenzen. Zo geldt voor woningbouwprojecten van maximaal 1.500 woningen (met één ontsluitingsweg) dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Dit project zit ruimschoots onder de genoemde grens.

In het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit vindt jaarlijks monitoring plaats van de luchtkwaliteit. Uit deze monitoring (https://www.nsl-monitoring.nl) blijkt dat er in de nabijheid van het plangebied geen overschrijdingen plaatsvinden ten aanzien van de concentraties stikstofoxiden en fijnstof.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het project.

4.5 GELUID

De voorgenomen ontwikkeling vereist dat inzicht wordt verkregen in de mogelijke hinder die ter plaatse op kan treden ten gevolge van het wegverkeerslawaai vanuit de directe omgeving. In verband hiermee is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door ANCOOR. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 2 bij deze toelichting.

Het plangebied ligt binnen de geluidszone van de N206. Uit het onderzoek volgt dat de voorkeursgrenswaarde van 48dB niet wordt overschreden als gevolg van deze weg. De N206 vormt dan ook geen belemmering voor dit project in het kader van de Wet geluidhinder.

De overige wegen zijn wegen waarvoor een maximum snelheid van 30km/h geldt. Voor dergelijke wegen geldt geen wettelijke geluidzone. De wegen in de directe omgeving avn het plan zijn ingericht als woonstraat en hebben een functie voor het lokale verkeer. De intensiteit is zodanig dat hiervan geen onevenredige geluidsbelasting is te verwachten. Ook zijn er in de directe omgeving geen bedrijfsactiviteiten aanwezig die kunnen leiden tot een overschrijding van geluidsnormen ter plaatse van het bouwplan.

4.6 ECOLOGIE

Ter bescherming van ecologische waarden moet er bij ruimtelijke ingrepen een afweging worden gemaakt in het kader van beschermde natuurgebieden en beschermde planten- en diersoorten. Om de mogelijke effecten in beeld te brengen is een quickscan natuurtoets uitgevoerd. Deze is als bijlage 3 bij deze plantoelichting gevoegd. De conclusies uit het onderzoek worden hierna samengevat.

Gebiedsbescherming

  • Gezien de afstand, de aard van de plannen, de tussenliggende infrastructuur en bebouwing zijn geen negatieve effecten op instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied te verwachten.
  • Gezien de afstand, de aard van de activiteiten en reeds bestaande verstoring zijn geen negatieve effecten op NNN-gebied of belangrijk weidevogelgebied te verwachten.

Soortenbescherming

  • In het plangebied zijn potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen in het schoolgebouw. Door voorgenomen sloopwerkzaamheden gaan mogelijk potentiële verblijfplaatsen van vleermuizen verloren. Schade aan onmisbaar foerageergebied en vliegroutes is niet te verwachten.
  • In het plangebied zijn geen jaarrond beschermde nesten van vogels aangetroffen. Wel zijn enkele algemeen voorkomende broedvogels van bebouwing aangetroffen of te verwachten zoals Houtduif, Merel, Turkse tortel en Merel.
  • Bij de geplande ingrepen kunnen enkele exemplaren en verblijfplaatsen van grondgebonden zoogdieren en amfibieën met een provinciale vrijstelling verloren gaan. Voor deze soorten geldt in voorliggende situatie automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen uit de Wet natuurbescherming, waardoor het nemen van vervolgstappen voor deze soorten niet aan de orde is.
  • In het plangebied zijn geen grondgebonden zoogdieren, amfibieën, flora, reptielen, ongewervelden en vissen aangetroffen of te verwachten die bescherming genieten, uitgezonderd soorten waarvoor een vrijstelling van ontheffingsplicht geldt in de provincie Zuid-Holland.

Vleermuisonderzoek

De quickscan geeft aanleiding tot het uitvoeren van nader onderzoek ten aanzien van vleermuizen. Dit onderzoek is uitgevoerd in het daarvoor geschikte seizoen, namelijk in het voorjaar en de zomer van 2018. Uit het onderzoek, waarvan de resultaten zijn opgenomen in bijlage 7 volgt dat de Westwoudschool wordt gebruikt door vleermuizen als paarverblijfplaats, zomerverblijfplaats en kraamverblijfplaats.

Het aanvragen van een ontheffing van de Wet natuurbescherming is noodzakelijk. Om een ontheffing te kunnen krijgen zijn de volgende maatregelen noodzakelijk:

  • ophangen twee kraamkasten vleermuizen. Deze moeten minimaal de zomerperiode van 2019 hangen, zodat vleermuizen hieraan kunnen wennen.
  • ophangen 8 vleermuiskasten voor zomerverblijven. Deze kasten moeten minimaal drie maanden voor de sloop opgehangen worden.
  • ophangen 4 vleermuiskasten voor paarverblijfplaatsen. Deze kasten moeten ook minimaal drie maanden voor de sloop opgehangen worden.

Conclusie

Gezien de resultaten van het vleermuisonderzoek moeten maatregelen worden getroffen en is een ontheffing van de Wet natuurbescherming nodig. De uitvoerbaarheid van het plan is hiermee echter niet in het geding. De benodigde ontheffing wordt aangevraagd en de vereiste maatregelen zullen worden getroffen, voordat de werkzaamheden worden uitgevoerd.

4.7 ARCHEOLOGIE EN CULTUURHISTORIE

Archeologie

In Nederland zijn archeologische waarden veelal onzichtbaar. Ze liggen grotendeels verborgen in de bodem, waardoor ze niet eenvoudig te karteren zijn. Slechts een deel van de archeologische rijkdom is zichtbaar aan het oppervlak. Om inzicht te krijgen in de archeologische situatie ter plaatse van het plangebied is onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 4 bij deze toelichting opgenomen.

Op basis van de onderzoeksresultaten wordt de kans zeer klein geacht dat er door de geplande werkzaamheden archeologische resten worden verstoord. Zoals op basis van het bureauonderzoek reeds verwacht werd, ligt het plangebied in het komgebied van de Oude Rijn. In het plangebied is het verwachte Hollandveen aangetroffen, afgedekt door een toemaakdek. De top van het Hollandveen is echter niet veraard of donkerbruin. In drie boringen zijn onder het Hollandveen getijdengeulafzettingen van het Voorschoten Tidal System aangetroffen. In de top van de getijdengeulafzettingen is geen archeologische laag waargenomen. Op basis van het veldonderzoek is de archeologische verwachting voor de aanwezigheid van vindplaatsen uit het Neolithicum t/m de Nieuwe tijd laag.

Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt in het plangebied in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen vervolgstap uit het proces van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) noodzakelijk geacht. Indien bij de uitvoering van de werkzaamheden onverwacht archeologische resten worden aangetroffen, dan is conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet aanmelding van de desbetreffende vondsten bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.q. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed verplicht (vondstmelding via ARCHIS).

Cultuurhistorie
Naast archeologische waarden onder de grond kunnen ruimtelijke ontwikkelingen ook van invloed zijn op cultuurhistorische waarden boven de grond. Het betreft dan bijvoorbeeld een molen(biotoop) of bepaalde landschappelijke structuren. In de omgeving van het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig waarop de voorgenomen ontwikkeling een (negatieve) invloed kan hebben.

4.8 WATER

De waterbeheerder ter plaatse van het plangebied is het Hoogheemraadschap van Rijnland. Bij deze ontwikkeling wordt rekening gehouden met de uitgangspunten die het Hoogheemraadschap heeft geformuleerd ten aanzien van duurzaam waterbeheer.

Met de gewijzigde invulling in het gebied neemt het verharde oppervlak af. In de bestaande situatie is het gebied vrijwel geheel verhard. Naast de bebouwing is namelijk vrijwel het gehele terrein ingericht als schoolplein. In de nieuwe situatie met woningen en bijbehorende tuinen zal van volledige verharding geen sprake meer zijn.

De bestaande watergang die het plangebied aan de westzijde begrenst wordt in stand gehouden.

Het plan heeft geen negatieve gevolgen ten aanzien van de waterhuishouding in het gebied.

4.9 VERKEER EN PARKEREN

Met het plan is geen aanpassing van de ontsluiting gemoeid. De woningen worden gericht op de bestaande Veldzichtstraat. Wel wordt een aanpassing gedaan in het openbaar gebied, waarmee parkeervoorzieningen worden gerealiseerd tussen de nieuwe woningen en de Veldzichtstraat. De weg wordt "duurzaam veilig" ingericht. Dat wil zeggen dat de maximum snelheid 30 km/h wordt afgedwongen door bijvoorbeeld de aanleg van drempels, plateaus en/of asverschuivingen.

Parkeernormen op basis van kencijfers parkeren CROW

Het CROW geeft parkeerkencijfers voor verschillende woningtypes. Onderstaande parkeernormen zijn daarop gebaseerd. Het CROW hanteert daarbij een indeling op basis van stedelijkheidsgraad, ligging t.o.v. een centrum en woningtypes. Algemeen uitgangspunt zijn de CROW categorieën matig stedelijk en rest bebouwde kom. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het centrum van Leiden beschouwd moet worden als het centrum van de agglomeratie waartoe Zoeterwoude behoort. Het voorzieningenniveau en de omvang van de dorpskern is te gering van omvang om als centrumgebied in relatie tot de parkeerkencijfers van het CROW te kunnen gelden.


Uitganspunten

  • 1. Het bezoekersaandeel zoals CROW dat hanteert is te hoog, daarom wordt in plaats van 0,3 per woning 0,15 pp (parkeerplaats) pw (per woning) gehanteerd.
  • 2. Het gemiddelde autobezit per huishouden voor de laagste inkomensgroepen ligt in Zoeterwoude 52% hoger dan voor Nederland. Het gemiddelde autobezit per huishouden voor alle inkomensgroepen samen in Zoeterwoude ligt ongeveer 21% hoger dan in Nederland. Volgens berekeningen gedaan ten behoeve van Meerburg is gebleken dat de het autobezit ongeveer 50% hoger ligt dan de onderkant van de CROW bandbreedtes voor de lage inkomens, die voor sociale woningen in aanmerking komen.
  • 3. Voor de rijtjeskoopwoningen is uitgegaan van een autobezit dat dichter bij het gemiddelde in Nederland ligt. Omdat het nieuwe woningen zijn met vaak jonge gezinnen en tweeverdieners is het waarschijnlijk dat het autobezit meer dan 21% van het gemiddelde in Nederland verschilt. Voor de berekening is uitgegaan van een autobezit dat 35% hoger ligt dan het gemiddelde in Nederland.
  • 4. CROW hanteert voor dit woningtype een bandbreedte van 1,5-2,3 parkeerplaats per woning.


Parkeernorm locatie Westwoud

De berekening, gebaseerd op de voorgaande uitgangspunten is als volgt:
Parkeernorm: 1,5 - 0,3 (bezoekersparkeren) + 0,35 x 1,2 + 0,15 (bezoekersparkeren)= 1,77 pppw. In de planregels is daarom een norm van 1,8 parkeerplaats per woning vastgelegd.

4.10 M.E.R.-BEOORDELING

M.e.r-plicht vanuit Besluit m.e.r.

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, middels een zogenaamde 'vorm-vrije' m.e.r. beoordeling, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Per 16 mei 2017 is de Implementatiewet 'herziening m.e.r.-richtlijn' in werking getreden. Hiermee is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Zo moet in het kader van de afwijkingsprocedure een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.


M.e.r.-plicht vanuit Wet milieubeheer art 7.2a

Op grond van deze bepaling uit de Wet milieubeheer is een vast te stellen plan m.e.r.-plichtig als in verband met de voorgenomen activiteit een passende beoordeling moet worden opgesteld op grond van artikel 2.7, lid 1 van de Wnb.


Beoordeling 

Een passende beoordeling op grond van de Wnb is niet aan de orde. Wel betreft het een project dat valt onder een categorie uit het Besluit milieueffectrapportage. In het Besluit milieueffectrapportage is namelijk opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling blijft ruim onder de drempelwaarde. Ook wanneer de verschillende herontwikkelingsplannen binnen de kern van Zoeterwoude, die zich in verschillende stadia van planvorming bevinden, samen worden genomen is sprake van een (gezamenlijke) omvang die ver onder de drempelwaarden ligt.

Gelet op de kenmerken van het plan zoals het relatief kleinschalige karakter ten opzichte van de genoemde drempelwaarden, de plaats van het plan (in reeds bebouwd gebied) en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de voorgaande paragrafen zijn opgenomen.

Zoals blijkt uit het ecologisch onderzoek zijn er geen negatieve effecten te verwachten ten aanzien van de instandhoudingsdoelstellingen van Natura2000-gebieden, NNN-gebieden of belangrijke weidevogelgebieden. Er zijn in de omgeving van het plangebied geen overschrijdingen ten aanzien van de drempelwaarden voor stikstofoxiden of fijnstof en met dit bestemmingsplan worden geen milieubelastende functies toegevoegd. Voor zover er sprake is van effecten dan beperken deze zich tot de directe omgeving. Indien uit het vleermuisonderzoek blijkt dat er effecten zijn ten aanzien van vleermuizen, dan zullen deze door middel van mitigerende maatregelen worden opgelost.

Op grond van artikel 7.19 eerste lid van de Wet milieubeheer is besloten dat geen milieueffectrapport behoeft te worden opgesteld. Dit besluit is opgenomen als bijlage 6 bij deze plantoelichting.


Conclusie

Het plan levert geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Voor dit plan is dan ook geen mer-procedure noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING

5.1 PLANSYSTEMATIEK

De Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze gepresenteerd moeten worden. Daarom stelt onder andere de Wro eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. De SVBP kent hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

5.2 OPBOUW REGELS

De regels zijn onderverdeeld in inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.

De inleidende regels vormen Hoofdstuk 1 en bevatten de begrippen en de wijze van meten. Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hierin zijn de regels bij de in het plan voorkomende bestemmingen opgenomen. Onder algemene regels, Hoofdstuk 3 zijn regels opgenomen die niet beperkt zijn tot een specifieke bestemming, maar gelden voor het gehele plangebied, zoals de anti-dubbeltelregel en algemene afwijkingsregels. Tot slot zijn in Hoofdstuk 4 de overgangsregels en de slotregel opgenomen.

5.3 TOELICHTING BIJ DE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In de SVBP2012 is een aantal begrippen voorgeschreven. Voor zover deze voorkomen in dit bestemmingsplan zijn deze begrippen overgenomen. De lijst is verder aangevuld met een aantal begrippen die voor een goede interpretatie en toepassing van de bestemmingsregels nodig zijn.

Artikel 2 Wijze van meten

Ook voor de wijze van meten geldt dat deze deels is overgenomen uit de SVBP2012 en is aangevuld voor zover dit voor een goede toepassing van het bestemmingsplan noodzakelijk is.

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

Binnen de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is een aantal in het openbaar gebied passende gebruiksvormen toegestaan zoals parkeren, het (ondergronds) verzamelen van huisvuil, groen- en waterpartijen, speelplekken en kleine nutsvoorzieningen en dergelijke.

Artikel 4 Wonen

Wonen is de voornaamste bestemming binnen het plangebied. Het bestemmingsplan is opgesteld met als doel om flexibiliteit te bieden, maar wel binnen enkele kaders die de omgeving voldoende waarborgen geven. Zo zijn de woningtypen en aantallen niet strak vastgelegd, maar is wel een bouwvlak en een maximale goot- en nokhoogte bepaald.

Artikel 5 Leiding - Riool

In het plangebied is een beschermingszone van een rioolleiding aanwezig. Deze heeft een omvang van 4 meter aan weerszijden van de rioolleiding. Ter bescherming van de leiding is er binnen deze zone geen bebouwing toegestaan en zijn aanlegwerkzaamheden niet toegestaan zonder dat hiervoor een vergunning is verleend.

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel is opgenomen om ervoor te zorgen dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten.

Artikel 7 Algemene bouwregels

In dit artikel zijn voor diverse typen bouwwerken algemene regels geformuleerd. Deze dienen toegepast te worden aanvullend op de bestemmingsspecifieke regels.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Dit artikel stelt enkele algemeen geldende beperkingen aan de gebruiksmogelijkheden van gronden binnen het bestemmingsplan.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Door middel van de algemene afwijkingsbevoegdheid kunnen burgemeester en wethouders bij het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsplanregels voor onder andere geringe overschrijding van bepaalde bouwregels. Deze bevoegdheid vergroot de flexibiliteit van het plan, maar is aan voorwaarden gebonden.

Artikel 10 Overige regels

Hierin is bepaald dat waar verwezen wordt naar wettelijke regelingen, de regelingen worden bedoeld die golden ten tijde van vaststelling van dit bestemmingsplan. Ook is een parkeerregeling opgenomen, waarmee wordt geborgd dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.

Artikel 11 Overgangsrecht

De formulering van het overgangsrecht is bindend voorgeschreven in artikel 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening. Met het overgangsrecht wordt beoogd dat bouwwerken en gebruik, die wel in overeenstemming zijn met het oude bestemmingsplan, maar niet met het nieuwe, kunnen voortduren. Volledige herbouw van een dergelijk bouwwerk is niet toegestaan, tenzij het teniet gaat als gevolg van een calamiteit. Voor het strijdige gebruik geldt dat als dit langer dan een jaar is onderbroken, niet meer hervat mag worden.

Artikel 12 Slotregel

In de slotregel is de aanhalingstitel van de regels vastgelegd.

Hoofdstuk 6 UITVOERBAARHEID

6.1 ECONOMISCHE HAALBAARHEID

De gemeente Zoeterwoude is eigenaar van de basisschoollocatie. De locatie Westwoud is onderdeel van het grotere project Bloemenweide Noord, waar onder andere de Brede School wordt gerealiseerd. Het project Bloemenweide Noord heeft een grondexploitatie, waarin de locatie Westwoud is meegenomen. De herontwikkeling van de locatie Westwoud heeft een positief resultaat in de grondexploitatie, waardoor de economische uitvoerbaarheid niet in het geding is.

6.2 MAATSCHAPPELIJKE AANVAARDBAARHEID

6.2.1 Inspraak

Op 5 april 2018 is een inloopavond geweest om het voorontwerp van dit nader toe te lichten. Naar aanleiding van deze avond en de terinzageligging van het voorontwerp van 10 april t/m 22 mei 2018 zijn 24 schriftelijke reacties binnengekomen. In de als bijlage 5 bijgevoegde Nota van beantwoording inspraakreacties zijn deze samengevat weergegeven en van een reactie voorzien.

De ingekomen inspraakreacties geven geen aanleiding tot aanpassing van het bestemmingsplan ten opzichte van het voorontwerp.

6.2.2 Vooroverleg

In het kader van vooroverleg is het plan voorgelegd aan diverse overlegpartners. Hierna worden de ontvangen reacties samengevat weergegeven. Per reactie wordt aangegeven in hoeverre dit heeft geleid tot aanpassingen in het bestemmingsplan.

Erfgoed Leiden en Omstreken

Met betrekking tot archeologie ziet het er goed uit.

Reactie

De overlegreactie van Erfgoed Leiden en Omstreken geeft geen aanleiding tot aanpassingen in het bestemmingsplan.

GGD Hollands Midden

Wij hebben vanuit de GGD geen opmerkingen op dit voorontwerp-bestemmingsplan. Indien u (en/of de projectontwikkelaar) met ons zou willen sparren hoe een goed binnenklimaat gerealiseerd kan worden, dan kunt u altijd contact met ons opnemen.

Reactie
Voor het bestemmingsplan geeft de reactie van de GGD Hollands Midden geen aanleiding tot aanpassingen.

Veiligheidsregio Hollands Midden

Er is geen aanleiding om in het kader van de ruimtelijke ordening nadere beheersmaatregelen te adviseren. In de omgeving zijn geen externe veiligheidsaspecten aanwezig. Het risico in het kader van externe veiligheid is daarom verwaarloosbaar. Wel vraagt de brandweer aandacht voor de bereikbaarheid van de woningen binnen het plangebied, een geringe overschrijding van de opkomsttijd en de aanleg van de primaire bluswatervoorziening. Onderstaande punten zijn gebaseerd op ongevallen binnen de plangrenzen.

Rampenbestrijding

Materieel - Voldoende capaciteit inzetbaar, zo nodig wordt er opgeschaald via de standaard alarmeringsprocedure.

Bereikbaarheid Het bouwwerk ligt aan de doorgaande weg. De locatie is goed bereikbaar via diverse toegangswegen en de wegafmetingen zijn voldoende. Voor de bereikbaarheid van de woningen binnen het plangebied zal in verband met het ontbreken van een indelingsplattegrond later een beoordeling gemaakt moeten worden. Vanaf de opstelplaats brandweervoertuig moet een voordeur van een woning binnen 40 meter bereikbaar zijn.

Tijd - De opkomsttijd van de brandweer naar het plangebied wordt overschreden. De wettelijke norm bedraagt 8 minuten voor gebouwen met een woonfunctie. Er is een gemiddelde overschrijding van de opkomsttijd van ca 30 seconden. Conform lid 2 van artikel 3.2.1. van het Besluit veiligheidsregio's kan voor bepaalde locaties gemotiveerd een andere opkomsttijd worden vastgesteld. Geadviseerd wordt deze geringe overschrijding te accepteren mede gezien de realisatie van bouwkundige en installatietechnische voorzieningen welke (behoren te) voldoen aan het nieuwbouwniveau van het Bouwbesluit 2012.

Bluswater - De primaire bluswatervoorziening is nog niet geprojecteerd in het plangebied. Graag ontvangen wij te zijner tijd een voorstel met de projecteringstekeningen van de brandkranen en eventuele andere bluswaterwinning mogelijkheden, inclusief de gereserveerde opstelplaats van het brandweervoertuig. In basis schrijft het Bouwbesluit een primaire bluswatervoorziening voor binnen 40 meter van de toegang van een gebouw. Omdat dit praktisch vaak niet haalbaar is, denkt de brandweer graag mee in oplossingen vanuit een risicogerichte aanpak. Indien het niet haalbaar blijkt te zijn, gaat de brandweer hierover graag met u en het drinkwaterbedrijf in gesprek.

De benodigde secundaire bluswaterwinning is toereikend. Het open water ligt binnen een afstand van 160 meter vanaf de planlocaties.

Slachtoffers - Geen bijzonderheden, uitgegaan wordt van zelfredzame personen.


Zelfredzaamheid

Schuilen / vluchten - Schuilen is niet van toepassing aangezien er geen externe veiligheidsaspecten relevant zijn.

Het veilig ontvluchten van het gebouw bij een brand komt in de aanvraag omgevingsvergunning activiteit bouwen naar voren. De ontvluchting vanuit het plangebied naar de openbare weg is voldoende mogelijk. Voor het bestemmingsplanadvies geen bezwaren.

Mogelijkheden tot handelen - Ruimtelijk relevante maatregelen ten aanzien van externe veiligheid zijn niet van toepassing aangezien er geen externe veiligheidsaspecten relevant zijn.

Alarmering - Voor alarmering van de bevolking, bij calamiteiten buiten het bouwwerk, wordt gebruik gemaakt van de waarschuwings-alarmeringssirene. In de nabijheid van het plangebied is een WAS-paal aanwezig. Daarnaast speelt ook het NL-alertsysteem een steeds belangrijkere rol bij het alarmeren van de bevolking.

Inschatten gevaar - Geen bijzonderheden, uitgegaan wordt van zelfredzame personen.


Reactie

Bij de verdere planuitwerking gelden de opmerkingen als aandachtspunten. Waar nodig zal er in de uitvoeringsfase nader overleg worden gevoerd.

De reactie van de Veiligheidsregio Hollands-Midden geeft geen aanleiding tot aanpassingen in het bestemmingsplan.


Provincie Zuid-Holland

Van de provincie Zuid-Holland is geen reactie ontvangen.

Hoogheemraadschap van Rijnland

Hoofdwatergang: Aan de westzijde van het plangebied ligt een hoofdwatergang. Deze hoofdwatergang heeft een belangrijke watervoerende functie, De watergang mag hierom niet versmald worden.

Persleiding: Aan de oostzijde van de watergang ligt een rioolpersleiding. Tijdens werkzaamheden in de grond moet er minimaal 2 meter afstand gehouden worden tot deze persleiding.

Klimaatadaptie: Korte, hevige buien zullen naar verwachting steeds vaker voorkomen. Dit klimaateffect heeft een grote impact in stedelijk gebied. Ook rond de Veldzichtstraat is er kans op wateroverlast bij extreme buien. Dit is te zien in de klimaat kaart van het Hoogheemraadschap van Rijnland: https://rijnland.klimaatatlas.net. Door klimaat-adaptief te bouwen kunnen problemen, zoals wateroverlast bij extreme buien, worden voorkomen.

Reactie

Met dit bestemmingsplan wordt de hoofdwatergang niet versmald en de aanwezigheid van de persleiding is een aandachtspunt tijdens de uitvoeringsfase. In hoeverre rekening gehouden kan worden met klimaat-adaptief bouwen wordt bij de uitwerking van het bouwplan onderzocht.

De reactie van het Hoogheemraadschap geeft geen aanleiding tot aanpassingen in het bestemmingsplan.

Verkeerskundige gemeente Zoeterwoude

Parkeren wordt bepaald op basis van het type woning(en), hiertoe wordt de CROW parkeernorm toegepast. Dit is goed verwoord in het bestemmingsplan. Voorgesteld wordt om in de plantoelichting op te nemen dat de weg "duurzaam veilig" wordt ingericht.


Reactie

Het voorstel wordt overgenomen in paragraaf 4.9.

Omgevingsdienst West-Holland

Externe veiligheid - In de toelichting zal nog aandacht aan de transportroutes N206 en A4 moeten worden besteed. Desondanks vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor het realiseren van het plan.

Geluid - Het akoestisch rapport is akkoord. Wij adviseren om de paragraaf over geluid in de toelichtingen aan te vullen met een beoordeling van de goede ruimtelijke ordening als gevolg van wegverkeerslawaai (30 km/h). Ook kan in dat kader nog worden aangegeven dat gezien de ligging van het plangebied er geen geluidhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten is te verwachten.

Milieueffectrapportage (m.e.r.) - In de toelichting dient nog aandacht te worden besteed aan de m.e.r. . Voor de m.e.r.-beoordeling kan gebruik worden gemaakt van de in de bijlage op genomen tabel. Op basis van de in de toelichting opgenomen m.e.r.-beoordeling nemen wij, voorafgaand aan de tervisielegging van het ontwerp bestemmingsplan een m.e.r. beoordelingsbesluit. De raad bekrachtigt dat besluit voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan.

Overig - Over de overige aspecten hebben wij geen opmerkingen. Deze vormen geen belemmering voor het plan.

Reactie

De paragrafen m.b.t. Externe veiligheid en Geluid zijn aangevuld. Ook is een paragraaf m.e.r.-beoordeling teoegevoegd.

6.2.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 17 juli 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In bijlage 8 wordt nader ingegaan op de zienswijzen en tot welke aanpassingen deze hebben geleid.