direct naar inhoud van 6.9 Water
Plan: Rijndijk
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0638.BP0003-0001

6.9 Water

Watertoets

In het Besluit ruimtelijke ordening is de 'watertoets' opgenomen. Deze heeft tot doel om ruimtelijke ontwikkelingen te toetsen aan het vigerende waterbeleid en de wateraspecten volwaardig mee te laten wegen bij de besluitvorming omtrent een goede ruimtelijke ordening. Dit proces komt in samenwerking tussen de gemeente en waterbeheerder tot stand.

Het waterbeheer in het plangebied wordt gevoerd door het Hoogheemraadschap van Rijnland. In het kader van de watertoets wordt over onderhavig bestemmingsplan en de uitgangspunten overleg gevoerd met de waterbeheerder. Vervolgens worden de aandachtspunten en opmerkingen van het Hoogheemraadschap van Rijnland verwerkt in het plan.

Beleidskader

Europees beleid

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW, 2000) schrijft voor dat in 2015 alle waterlichamen een 'goede ecologische toestand' (GET), en voor sterk veranderde/kunstmatige wateren een 'goed ecologisch potentieel' (GEP) moeten hebben bereikt. De chemische toestand moet voor alle waterlichamen (natuurlijk en kunstmatig) in 2015 goed zijn.

Rijksbeleid

Het Rijk heeft met het kabinetsstandpunt Anders omgaan met Water, Waterbeleid in de 21e eeuw, (WB21, 2000) het advies van de Commissie Waterbeheer 21e eeuw overgenomen. Men deelt de zorg dat het huidige watersysteem niet in staat is om klimaatverandering, bevolkingsgroei en economische groei goed op te vangen. Het waterbeheer moet veranderen om Nederland in de toekomst, wat water betreft, veilig, leefbaar en aantrekkelijk te houden. Belangrijk in de nieuwe aanpak is het realiseren van veerkrachtige watersystemen die weer de ruimte krijgen, het niet afwentelen van knelpunten in tijd of plaats, de drietrapsstrategie 'vasthouden, bergen, afvoeren', en de ruimte die nodig is voor de wateropgave te reserveren.

Het Nationaal Bestuursakkoord Water-actueel (NBW-actueel, 2008) is een actualisatie van het oorspronkelijke NBW uit 2003. Het betreft een overeenkomst tussen het Rijk, de provincies, het InterProvinciaal Overleg (IPO), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van WB21 en KRW zijn belangrijke peilers van het akkoord. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden zoals onder meer de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. In de actualisatie uit 2008 is meer nadruk gelegd op klimaatveranderingen, de stedelijke wateropgave, ontwikkelingen in de woningbouw en infrastructuur en de implementatie van de Kaderrichtlijn Water.

Provinciaal beleid

In het Beleidsplan Groen, Water en Milieu 2006-2010 is het provinciale beleid voor milieu en water, en ook voor natuur en landschap geïntegreerd. Rekening is gehouden met het beleid vanuit de KRW en het NBW. De provincie wil met het beleidsplan een leef- en investeringsklimaat realiseren dat gezond, groen en veilig is. Een duurzame ontwikkeling van stedelijk en landelijke gebied wordt voorgestaan door het toepassen van de lagenbenadering. Het beleidsplan bevat de randvoorwaarden vanuit onder meer de ruimtelijke wateropgave en aspecten van veiligheid (risico's van wateroverlast en overstroming). Momenteel werkt de provincie aan een nieuw Provinciaal Waterplan.

Waterschapsbeleid

De laatste jaren is het inzicht gegroeid dat, mede gezien de klimaatveranderingen, op een duurzamer wijze met het waterbeheer dient te worden omgegaan. De speerpunten voor het duurzame waterbeheer zijn het minimaliseren van wateroverlast, het realiseren van voldoende waterberging, het afkoppelen van verhard oppervlak en het voorkomen van diffuse verontreinigingen door toepassing van duurzame bouwmaterialen.

In het Waterbeheerplan, 'Waterwerk Rijnland 2006-2009' geeft Rijnland aan wat zijn ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De ambities en maatregelen richten zich op het waarborgen van de veiligheid, het verder verbeteren van het beheer en de inrichting van het waterhuishoudkundig systeem én het verbeteren van de waterkwaliteit. De verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. De maatregelen in 'Waterwerk Rijnland 2006-2009' bereiden het beheergebied de komende jaren voor op deze ontwikkelingen.

Rijnland is op meerdere manieren bezig om bovenstaande ambities te verwezenlijken. Enerzijds wordt bekeken of het huidige watersysteem aan de eisen voldoet en rekening houdend met klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling ook blijft voldoen. Zo nodig worden maatregelen uitgevoerd als dat niet het geval is (op orde krijgen). Anderzijds wordt er voor gezorgd dat bij veranderingen in het watersysteem als gevolg van ruimtelijke ontwikkelingen het watersysteem blijft voldoen (op orde houden). Met ingang van 2010 wordt het nieuwe Waterbeheerplan 2010- 2015 van kracht.

Voor het afkoppelen van verharding geldt de 'Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken' (2003) van de Werkgroep Riolering West-Nederland als beleidsuitgangspunt. Voor deze beslisboom is de kwaliteit van afstromend regenwater van verschillende oppervlakken onderzocht en op basis van deze metingen zijn de verharde oppervlakken opgedeeld in de drie categorieën:

  • Licht verontreinigd: het regenwater van daken en gevels mag direct afgekoppeld worden, mits er geen zinken dakgoten aanwezig zijn en er geen excessieve toepassing van lood en koper plaatsvindt. Indien er wel (veel) gebruik is gemaakt van deze materialen dienen deze materialen vervangen of behandeld (gecoat) te worden. Als dit niet gebeurt, mag er niet afgekoppeld worden. Voor licht verontreinigde oppervlakken, zoals vrijliggende langzaamverkeerspaden en schoolpleinen, is afkoppelen toegestaan.
  • Matig verontreinigd: voor deze oppervlakken (onder andere wijkontsluitingswegen en doorgaande wegen, parkeerterreinen, woonerven en winkelstraten) is afkoppelen toegestaan. Maar hierbij is het aanleggen van aanvullende zuiveringstechnieken (zand- en slibafvang, bodempassage) echter wel verplicht. Bij parkeerterreinen met een hoge wisselfrequentie en parkeerterreinen voor vrachtwagens is verder het aanbrengen van een olieafscheider verplicht.
  • (Zwaar) verontreinigde oppervlakken: dit zijn bedrijfsterreinen, busstations, marktplaatsen en trambanen, mogen niet worden afgekoppeld. Deze oppervlakken dienen op een verbeterd gescheiden stelsel of gelijkwaardige voorziening aangesloten te worden.
    Als conform de Beslisboom wordt afgekoppeld, kan voor de lozing worden volstaan met een melding, er is dan geen vergunning nodig. Bij afkoppelen dient voldoende en voldoende ruim oppervlaktewater aanwezig te zijn om het af te koppelen hemelwater te kunnen verwerken.
    De 'Keur 2006 en Beleids- en Algemene regels 2009' maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsbepalingen) voor waterkeringen (dijken en kaden), watergangen (kanalen, rivieren, sloten, beken) en andere waterstaatswerken (bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). Er kan een ontheffing van de in de Keur vastgelegde gebods- en verbodsbepalingen worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt wordt dat geregeld in een Keurvergunning. In de Beleids- en Algemene regels, die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt.

Bestaande situatie

Bodem en grondwater

Het plangebied beslaat het meest noordelijke deel van de gemeente Zoeterwoude, bestaande uit het woongebied van de kern Zoeterwoude-Rijndijk. Het plangebied stond vroeger onder invloed van de Oude Rijn, deze zorgde voor afzettingen van oeverwallen en rivierklei en voor de aanvoer van zoet water. De maaiveldhoogte bedraagt circa NAP -0,3 m en de bodem bestaat uit zware zavel. Volgens de Bodemkaart van Nederland geldt in het grootste deel van het plangebied grondwatertrap V*, in het oostelijke deel van het plangebied geldt echter grondwatertrap III. De bijbehorende grondwaterstanden zijn gegeven in tabel 6.3.

Tabel 6.3 Grondwatertrappen met bijbehorende grondwaterstanden

grondwatertrap   gemiddeld hoogste grondwaterstand   gemiddeld laagste grondwaterstand  
III   minder dan 0,4 m onder het maaiveld   0,8 m tot 1,2 m onder het maaiveld  
V*   0,25 m tot 0,4 m onder het maaiveld   meer dan 1,2 m onder het maaiveld  

Oppervlaktewater

Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door het primaire boezemwater van de Oude Rijn. De westelijke plangrens wordt gevormd door de Meerburgerwatering, terwijl de noordoostelijke plangrens wordt gevormd door de Weipoortsche Vliet. Ook deze wateren worden aangemerkt als primair boezemwater. Ten noorden van de Hoge Rijndijk ligt het plangebied in boezemland. Het boezempeil wordt gehandhaafd op NAP -0,6 m.

Ten zuiden van de Hoge Rijndijk ligt het plangebied in peilvak WW-06 van de Grote Polder. In dit peilvak geldt een vast peil van NAP -1,9 m. De zuidelijke plangrens wordt aangemerkt als een hoofdwatergang binnen de polder. Daarnaast bevinden zich met name in het westelijke deel van het plangebied nog een aantal watergangen, dit zijn geen hoofdwatergangen. In het uiterste westen van het plangebied bevindt zich het poldergemaal 'Industrieterrein Grote Polder'. Dit gemaal pompt overtollig polderwater in de Meerburgerwatering.

De Hoge Rijndijk wordt aangemerkt als boezemkade van de Oude Rijn. Daarnaast ligt ook langs de Meerburgerwatering een boezemkade.

Riolering

De bebouwing in het plangebied is aangesloten op een gemengd rioolstelsel. Dit betekent dat zowel hemelwater als afvalwater wordt afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie. In het plangebied bevinden zich vijf riooloverstorten; aan de Platanenlaan, de Laan van Meerburg, de Eikenlaan, de Antoniusstraat en aan de Rijnstraat. In het oosten van het plangebied ligt langs de Hoge Rijndijk en langs de Ommedijkseweg een rioolwatertransportleiding.

Toekomstige situatie

Consoliderend plan

Het voorliggende bestemmingsplan biedt geen directe ontwikkelingsmogelijkheden. Om die reden biedt dit plan weinig of geen mogelijkheden om het watersysteem en -beheer te verbeteren. Mochten er in de toekomst ontwikkelingen plaatsvinden, dan is het van belang om de uitgangspunten van duurzaam stedelijk waterbeheer, zoals geformuleerd door het Hoogheemraadschap van Rijnland, daar waar mogelijk toe te passen.

Concreet is het belangrijk om bij eventuele toekomstige ontwikkelingen duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen. Het geniet de voorkeur om afstromend hemelwater van schone oppervlakken te scheiden van afvalwater en af te voeren naar het oppervlaktewater. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Verder is het van belang dat wanneer het verhard oppervlak toeneemt, hiervoor gecompenseerd wordt in de vorm van nieuw oppervlaktewater.

Plankaart

Op de plankaart wordt al het oppervlaktewater van belang voor de waterberging binnen het plangebied bestemd als 'Water'. De kern- en beschermingszone van de waterkeringen in het plangebied worden aangegeven door middel van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Rioolpersleidingen zijn aangeduid door middel van de dubbelbestemming 'Leiding - Riool'.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan geen negatieve gevolgen heeft voor de bestaande waterhuishoudkundige situatie. Het plan voldoet dan ook aan de doelstellingen van duurzaam waterbeheer.