Plan: | Baroniestraat 24 Boxtel |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0757.BP06BARONIESTR-OTW2 |
Op de hoek van de Baroniestraat en de Annastraat in Boxtel staat de Heilig Hartkerk met bijbehorende pastorie en achterliggende tuin. Sinds begin 2015 worden er geen (ere)diensten meer gehouden in de kerk en ook de pastorie heeft haar functie verloren. Voor de renovatie en transformatie van de pastorie naar niet-zelfstandige wooneenheden is al vergunning verleend. De pastorie maakt geen onderdeel uit van het plangebied van dit bestemmingsplan.
Dit bestemmingsplan maakt, in de pastorietuin, de realisatie van 48 niet-zelfstandige wooneenheden in twee gebouwen mogelijk voor senioren en mensen met dementie. In het vervolg van deze toelichting wordt gerefereerd aan woonzorggebouwen.
De gewenste ontwikkelingen zijn niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan 'Boxtel Noord'. De gemeente Boxtel heeft aangegeven in principe medewerking te willen verlenen aan de wijziging van het bestemmingsplan. Het doel van voorliggend bestemmingsplan is een passend juridisch-planologisch kader te scheppen op basis waarvan de voorgestane ontwikkeling kan worden gerealiseerd.
Het plangebied is gelegen aan de Baroniestraat, in de bebouwde kom van Boxtel, ten noordwesten van het centrum. De Baroniestraat is één van de doorgaande verbindingsroutes in Boxtel.
Dit bestemmingsplangebied voorziet in de tuin van de pastorie. De zuidelijke begrenzing van het plangebied wordt gevormd door de Baroniestraat zelf. De westelijke plangrens wordt gevormd door het perceel behorende bij de Heilig Hartkerk met de pastorie en de aldaar aanwezige begraafplaats. De noordelijke grens wordt gevormd door watergang het Smalwater en ten oosten van het plangebied staat het voormalig St. Ursulaklooster. Dit klooster is ook niet meer als zodanig in gebruik, maar wordt ingezet als een centrum voor zorg, welzijn en cultuur. Onder andere zijn hier gevestigd: het Jongerencentrum B-Town, het Centrum voor Jeugd en Gezin, bureau Halt en de GGD. Ook het Boxtels Museum Mubo is hier gehuisvest.
In figuur 1.1 is de globale ligging van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1 Globale ligging plangebied (bron: ESRI Nederland, i.s.m. ruimtelijkeplannen en Kadaster)
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan 'Boxtel Noord', vastgesteld op 2 december 2010 en ook onherroepelijk sinds die datum. Ter plaatse van het plangebied gelden de bestemmingen 'Groen', 'Maatschappelijk' en 'Water'.
De gronden binnen de maatschappelijke bestemming zijn breed bestemd, onder andere voor sport en spel, gezondheidszorg, cultuur, welzijn, onderwijs en religie. De functie wonen is op basis van het geldend bestemmingsplan ter hoogte van de het terrein achter de pastorie in geen enkele vorm toegestaan.
Verder is geen sprake van een bouwvlak.
Aan de noordzijde van het plangebied, grenzend aan het Smalwater, geldt de bestemming 'Groen -1'. De gronden zijn onder andere bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, waterlopen en waterpartijen. Ook binnen deze bestemming is het gebruik van de gronden ten behoeve van het (zorg)wonen niet toegestaan.
Ook aan de noordzijde van het plangebied is het Smalwater zelf bestemd als 'Water'. Deze gronden zijn bestemd voor waterhuishouding, waterlopen, waterpartijen en waterberging maar tevens voor groenvoorzieningen en extensief recreatief gebruik. Aangezien ter plaatse ook de functieaanduiding 'ecologische waarde' is opgenomen, zijn deze gronden tevens bestemd voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden.
Figuur 1.2 Uitsnede vigerend bestemmingsplan Boxtel Noord
Dit bestemmingsplan bestaat uit drie delen:
Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige situatie en het planvoornemen. In hoofdstuk 3 wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan de beleidskaders van het Rijk, de provincie Noord-Brabant en de gemeente Boxtel. In hoofdstuk 4 worden diverse milieuhygiënische en planologische aspecten verantwoord. In hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven. Hoofdstuk 6 gaat in op de juridische planopzet.
Voor het opstellen van een bestemmingsplan is het van belang dat de uitgangssituatie, ofwel de bestaande situatie, goed in beeld wordt gebracht. In dit hoofdstuk volgt een beschrijving van deze situatie. Ook wordt nader ingegaan op het planvoornemen en de toekomstige situatie.
Meer dan honderd jaar was de Heilig Hartkerk aan de Baroniestraat in Boxtel, gebouwd en in gebruik genomen in 1901, het thuis voor een deel van de gelovige gemeenschap in Boxtel. Sinds 2015 worden er geen kerkelijke erediensten meer gehouden en is ook de pastorie niet meer als zodanig in gebruik. Op het achter gelegen terrein bevindt zich de tuin waar nog een enkele boom aanwezig is (zie ook paragraaf 3.4.9).
Figuur 2.1: Foto bestaande pastorie
Figuur 2.2: Vogelvluchtfoto van de kerk, de pastorie, het plangebied en de pastorietuin (bron: cyclomdia, 2021)
Het plangebied ligt in de wijk Breukelen. Breukelen is de oude kern van de gemeente Boxtel. De wijk ligt tegen het centrum van Boxtel, is grotendeels een woonwijk, met een eigen voorzieningenstructuur.
De Heilig Hartkerk met bijbehorende pastorie en achterliggende tuin, waar onderhavig plangebied onderdeel van uitmaakt, zijn al van functie gewijzigd. Er wordt daar gewoond in niet-zelfstandige wooneenheden. Verder is aan de overzijde van de Baroniestraat de basisschool Angelaschool gevestigd. Tevens bevindt zich hier een uitvaartonderneming. Op de hoek van de St. Annastraat en Baroniestraat is café de Adelaar gevestigd. Het St. Ursulaklooster is tegenwoordig niet meer in gebruik als klooster maar wordt ingezet als een centrum voor zorg, welzijn en cultuur. Onder andere zijn hier gevestigd: het Jongerencentrum B-Town, het Centrum voor Jeugd en Gezin, bureau Halt en de GGD. Ook het Boxtels museum Mubo is hier gehuisvest.
De tuin van de voormalige pastorie wordt herontwikkeld tot een woongebied waar 48 niet-zelfstandige wooneenheden worden gerealiseerd. Figuur 2.2 geeft een beeld van de beoogde inrichting.
Figuur 2.3: Beoogde inrichting (Bron: ontwikkelaar, oktober 2023)
Het ontwerp van twee geschakelde woonzorggebouwen is zorgvuldig ingepast tussen het bestaande ensemble van kerk, pastorie en klooster. In korrelgrootte en verschijningsvorm zal het passend zijn bij het naastgelegen St. Ursulaklooster alsmede bij de nieuwbouw Bracbant en de voormalige pastorie. De nieuwe woonzorggebouwen hebben een wisselende massaopbouw door deels de derde bouwlaag in een optische kap uit te voeren. Hiermee worden ook stedenbouwkundig accenten gemaakt die het gebouw een overhoekse uitstraling geeft en de entrees accentueren.
Figuur 2.4: Impressie gevel aan de Baroniestraat (Bron: ontwikkelaar)
Figuur 2.5: Impressie gevel aan de ontsluitingsweg van Bracbant (Bron: ontwikkelaar)
De stijlkeuze en materialisering sluit aan bij de bestaande bebouwing door gebruik van rood metselwerk en kozijnen met roeden en een lijnenspel wat verwijst naar de laat-negentiende-eeuwse architectuur van de belendingen.
De entrees van beide woonzorggebouwen (48 niet-zelfstandige wooneenheden in twee gebouwen) aan het Bracbant en de Baroniestraat, krijgen een extra accent door het metselwerk op te trekken en te voorzien van horizontale en verticale gevelbanden. De kleur van het metselwerk sluit aan bij de kleur en textuur van het St. Ursulaklooster. De bovenste bouwlaag wordt gedeeltelijk bekleed met antracietkleurige keramische gevelpannen en betimmerde goten. De hemelwaterafvoeren en kaders rondom de dakramen zijn van zink of een materiaal met deze uitstraling.
Voor de ontsluiting van de woonzorggebouwen wordt gebruik gemaakt van de bestaande inrit ten behoeve van het St. Ursulaklooster en de (zorg)woningen Bracbant.
Binnen het plangebied worden 29 parkeerplaatsen gerealiseerd. In paragraaf 4.7 wordt daar nader op ingegaan.
In afstemming met de provincie Noord-Brabant, waterschap De Dommel en de gemeente Boxtel is overleg gevoerd over het ontwikkelen van natuur in het plangebied nabij de rivier Smalwater direct ten noorden van het plangebied.
Een inrichtingsschets inclusief het document "Inrichting ecologische verbindingszone" is opgesteld. Het beleidsdocument "Groene Levensader door Boxtel" is hiervoor als onderlegger gebruikt. Het plangebied maakt onderdeel uit van een Nat Kralensnoer bestaande uit corridors en/of stapstenen. Stapstenen worden door elkaar verbonden door corridors. Nabij de planlocatie is al een stapsteen aanwezig. Het plangebied is daarom benaderd als corridor.
De inrichtingsvoorwaarden betreffen een voor het publiek niet toegankelijke natuurvriendelijke oever met struikenrij. Daarnaast zijn de inrichtingsvoorwaarden gebaseerd op soorten die een midden tot groot belang hebben in het gebied, gekeken naar de corridor-functie van het Smalwater.
De te ontwikkelen natuur in het plangebied krijgt de bestemming 'Natuur'. Daarnaast wordt in de regels van het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor realisatie en inrichting van deze natuur. De gronden met de bestemming 'Natuur' worden overgedragen aan de gemeente. De gemeente wordt daarmee verantwoordelijk voor het beheer en het onderhoud. In overleg met de gemeente is een beheerplan opgesteld.
De inrichtingsschets van de ecoloigsche verbindingszone onder figuur 2.3 weergegeven (zie ook bijlage 1 bij de regels). In figuur 2.6 is het dwarsprofiel opgenomen.
Figuur 2.6 Dwarsprofielen noord-zuid (Bron: ontwikkelaar, oktober 2023)
De nadere uitwerking van de inrichting van de ecologische verbindingszone is verankerd in de regels van dit bestemmingsplan. Daarbij is rekening gehouden met de randvoorwaarden voor de inrichting van het gebied en het beheer en onderhoud zoals opgenomen in bijlage 1 en 3 van de toelichting.
Daarnaast zal het groen binnen het plangebied bestaan uit de tuinen bij de niet-zelfstandige wooneenheden. De bestaande bomenstructuur met de karakteristieke bomenlaan direct ten oosten van het plangebied blijft gehandhaafd. Er is een boomeffectanalyse uitgevoerd. De rapportage van die analyse is opgenomen in bijlage 4 bij deze toelichting. In dit bestemmingsplan zal de handhaving en bescherming van de betreffende bomen juridisch worden verankerd. Tijdens de werkzaamheden worden de bomen eveneens beschermd. Ook de boom aan de Baroniestraat blijft in de beoogde situatie gehandhaafd.
Vanuit de voorwaarden van een kapvergunning dienen een vijftal bomen herplant te worden en dit wordt binnen de groeninrichting van de zowel de EVZ als de tuin van het zorgcomplex uitge voerd.
Water
De woonzorggebouwen (48 niet-zelfstandige wooneenheden in twee gebouwen) kijken aan de noordzijde uit op de waterloop Smalwater. Binnen het plangebied zelf wordt als onderdeel van de ecologische verbindingszone, oppervlaktewater gerealiseerd (zie ook paragraaf 4.3 en figuur 2.3 hiervoor).
De 48 niet-zelfstandige woonzorgeenheden bieden plaats aan senioren met een zorgvraag en specifiek voor mensen met dementie. De gebouwen worden geëxploiteerd door Wonen bij September. Om bij Wonen bij September te komen wonen, is een indicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) nodig. Wonen bij September levert kwalitatief hoogwaardige zorg voor mensen met indicatie VV04 of VV05.
De woonzorggebouwen bestaan uit twee afzonderlijke delen (noord- en zuid) die tegen elkaar gebouwd zijn. Beide gedeelten bestaan uit 3 verdiepingen met voor de beide delen tezamen:
- 48 niet zelfstandige wooneenheden;
- gezamenlijke ruimten;
- kantoor;
- sanitaire- en technische ruimten;
- bergingen.
In totaal worden er dus 48 niet-zelfstandige wooneenheden gerealiseerd: circa 24 voor het noordelijke bouwdeel en circa 24 voor het zuidelijke bouwdeel.
Begane grond
Eerste verdieping
Tweede verdieping
Figuur 2.8: plattegronden per verdieping (bron: ontwikkelaar september 2023)
De beoogde ontwikkeling moet worden getoetst aan het nu geldende rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. Hieronder is dit beleid nader beschreven.
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op Rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Dit komt samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven is combinaties te maken en win-win situaties te creëren, maar dit is niet altijd mogelijk. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Toetsing
De NOVI wordt gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Eén van de nationale belangen die relevant is voor het voorliggende bestemmingsplan is een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming. Hier wordt aan voldaan. Voor het overige is geen concreet beleid op nationaal niveau geformuleerd dat van belang is voor het voorliggend bestemmingsplan. De in de NOVI genoemde nationale belangen worden door de voorgenomen ontwikkelingen niet geschaad.
Het Barro is de juridische vertaling van het beleid dat geschetst is in het SVIR. Dit beleidsdocument bevat regels die doorwerken naar lagere overheden. Dit betekent dat de regels uit het Barro ook geïmplementeerd moeten worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen. Evenals de SVIR wordt het Barro gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Het Barro bevat regels voor bijvoorbeeld de mainportontwikkeling van Rotterdam, het kustfundament en defensie.
Toetsing
Op het plangebied zijn op basis van het Barro geen voorwaarden van toepassing.
Het Barro is de juridische vertaling van het beleid dat geschetst is in de NOVI. Dit beleidsdocument bevat regels die doorwerken naar lagere overheden. Dit betekent dat de regels uit het Barro ook geïmplementeerd moeten worden in provinciale en gemeentelijke ruimtelijke plannen. Evenals de NOVI wordt het Barro gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau. Het Barro bevat regels voor bijvoorbeeld de mainportontwikkeling van Rotterdam, het kustfundament en defensie.
Het kabinet heeft in de NOVI vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen, bijvoorbeeld voor defensie en waterveiligheid, de bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. Het gaat daarbij om het beschermen van de nationale belangen. Naar aanleiding van een advies van de Raad van State voorziet het Barro ook in een bij dit besluit behorende ministeriële regeling (Rarro).
Toetsing en conclusie
De NOVI, het Barro en het Rarro worden gekenmerkt door een hoog abstractie- en schaalniveau en hebben geen directe belangen die geborgd moeten worden ten aanzien van het plangebied. De ontwikkeling draagt ook niet bij aan het verwezenlijken van dit beleid.
De beoogde ontwikkeling betreft wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Toetsing daarvan heeft in paragraaf 3.2.4 plaatsgevonden.
De ladder is als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, moet in de toelichting worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte kan worden voorzien.
In het geval van de voorgenomen ontwikkeling gaat het om de bouw van 48 niet-zelfstandige wooneenheden. Omdat de functiewijziging groter is dan 500 m2 bvo, is sprake van een stedelijke ontwikkeling. Een toets aan de Ladder is dan ook noodzakelijk.
Aangezien de beoogde stedelijke herontwikkeling is voorzien binnen het bestaand stedelijk gebied is hierna de behoefte beschreven.
Beschrijving behoefte
De behoefte aan de zorgeenheden blijkt uit de provinciale prognose, de gemeentelijke prestatieafspraken en de concrete belangstelling voor en invulling van deze eenheden. Ter illustratie van onderhavig planvoornemen heeft initiatiefnemer een zorganalyse opgesteld die als Bijlage 5 aan deze toelichting is gehecht. In paragraaf 3.3.3 wordt specifiek ingegaan op de behoefte aan zorgwoningen. De niet-zelfstandige wooneenheden die in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt worden, zijn geschikt voor bewoners met zorgprofiel VV04 en VV05. In de bevolkings- en woningbehoefteprognose is beschreven dat er een concrete behoefte bestaat aan 17.400 wooneenheden voor intramuraal wonen.
Een groeiende groep mensen in Nederland krijgt te maken met dementie. Het gaat hierbij om de mensen met dementie zelf en hun naasten. Voor al deze mensen heeft dementie een grote impact op hun leven. Door het stijgen van het aantal mensen met dementie neemt de druk op de zorg toe. Dit geldt voor bijvoorbeeld de verpleeghuiszorg en de wijkverpleging. Overheid, wetenschap en verschillende zorgpartijen zoeken naar oplossingen om de druk op de zorg te verlagen. Zij kijken naar preventie, risicoprofilering, betere medicatie en betere organisatie van zorg. Om zorg voor mensen met dementie goed te kunnen organiseren, is het belangrijk de populatie goed in beeld te hebben. Om hoeveel mensen gaat het? Hoe oud zijn zij? Waar wonen ze en van welke zorg maken zij gebruik?
Uit cijfers van Alzheimer Nederland (Mensen met dementie per gemeente, Alzheimer Nederland) blijkt dat door de vergrijzing het aantal dementie patiënten fors toeneemt. Op basis van voorspellingen van de toekomstige bevolkingsopbouw, is een prognose gemaakt van het aantal mensen met dementie in de toekomst. Deze berekening is gemaakt door ABF Research in opdracht van Alzheimer Nederland.
Het aantal mensen met dementie groeit de komende decennia explosief naar meer dan een half miljoen in 2040. Gemeenten in de regio doen hun best om daar op in te spelen. Maar het is nog lang niet genoeg, vindt Alzheimer Nederland. In de regio's Den Bosch, Meierij en Bommelerwaard stijgt het aantal mensen met dementie de komende tijd in een kleine 20 jaar tot meer dan 10.000. Dat is bijna een verdubbeling ten opzichte van de huidige situatie (5.550).
*Getal in ronde haakjes (): percentage met dementie ten opzichte van de totale bevolking
†Getal in blokhaakjes []: stijging van het aantal mensen met dementie ten opzichte van het jaar 2022
Figuur 3.1: prognose mensen met dementie landelijk, regionaal en lokaal (bron: zorganalyse ontwikkelaar, juli 2023)
De gemeente Boxtel heeft prestatieafspraken gemaakt met woonstichting JOOST en HuurdersBelangenVereniging Boxtel/Liempde (Prestatieafspraken 2020-2024) over de huisvesting van bijzondere doelgroepen. Een aantal doelgroepen is in het bijzonder afhankelijk van specifiek aanbod in de (sociale of particuliere) huursector. Onder deze doelgroepen worden onder andere verstaan de kwetsbare ouderen die een beroep doen op specifieke woonvormen, omdat zelfstandig wonen niet meer mogelijk is.
In september 2022 heeft de gemeente Boxtel een woningmarktonderzoek laten uitvoeren (Companen, Woningmarktonderzoek en onderzoek wonen met zorg, 19 september 2022). Hieruit blijkt ook dat nu en in de toekomst sprake is van een tekort aan geclusterd wonen met zorg.
Tot slot is in dit kader van belang de inhoud van het gemeentelijk programma volkshuisvesting en wonen-welzijn-zorg dat in juli 2023 is vastgesteld (zie paragraaf 3.4.3).
De beoogde ontwikkeling voorziet in de behoefte door 48 niet-zelfstandige wooneenheden mogelijk te maken. Deze eenheden zijn geschikt voor de verhuur aan mensen met een zorgvraag en specifiek dementie.
Conclusie
Op basis van bovenstaande blijkt dat er behoefte bestaat aan zorgwoningen zoals voorzien in dit plan. Het planvoornemen voldoet daarmee aan de uitgangspunten zoals opgenomen in de Ladder voor duurzame verstedelijking.
Tot slot vindt de voorgenomen ontwikkeling plaats binnen het bestaand stedelijk gebied van Boxtel. De voorgenomen ontwikkeling voldoet daarmee aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.
In de Omgevingsvisie Noord-Brabant is het provinciaal beleid ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkelingen in de provincie Noord-Brabant op hoofdlijnen uiteengezet voor de periode tot 2050. Naast een beeld van het Noord-Brabant van nu is een beeld geschetst van het welvarend, verbonden, klimaatproof en vernieuwend Noord-Brabant van 2050. Hieruit zijn vier hoofdopgaven onderscheiden die nauw met elkaar samenhangen:
Samen met andere partijen, zoals gemeenten en bedrijven, wil de provincie uitvoering geven aan projecten die passen binnen deze opgaven. Van belang is dat het in de toekomst ook goed wonen, werken en verblijven blijft. Werken aan een goede omgevingskwaliteit zowel in de bebouwde als in de onbebouwde omgeving is het uitgangspunt.
Toetsing en conclusie
Stedelijke ontwikkelingen dienen in principe plaats te vinden binnen 'bestaand stedelijk gebied'. Herbestemmen wordt gezien als het nieuwe bouwen: als gevolg van economische, technologische en maatschappelijke ontwikkelingen staan de steden en dorpen van Brabant steeds vaker voor (omvangrijke) herbestemmings- en transformatieopgaven in hun bebouwde gebied. Hier liggen namelijk de kansen om de forse woningbouwopgave van circa 120.000 woningen in de komende tien jaar te realiseren. De beoogde ontwikkeling draagt hier op bescheiden wijze aan bij.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben op 25 oktober 2019 de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (hierna: Iov N-B) vastgesteld. Deze verordening is per 5 november 2019 in werking getreden.
Op 1 januari 2024 treedt de Omgevingswet in werking. Vanwege de Omgevingswet moet de provincie haar regelsysteem aanpassen. Straks heeft de provincie nog maar één verordening waarin alle regels zijn opgenomen over de fysieke leefomgeving. De Iov N-B is een eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening. Hierin worden de bestaande verordeningen over de fysieke leefomgeving samengevoegd tot één Interim omgevingsverordening, waaronder de huidige Verordening ruimte.
De Iov N-B is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie. In beginsel zijn de huidige regels met het huidige beschermingsniveau gehandhaafd.
In hoofdstuk 3 van Iov N-B zijn de instructieregels opgenomen die gemeenten moeten toepassen in hun bestemmingsplannen. Hierin staan de regels die nu nog zijn opgenomen in de Verordening ruimte. Vooruitlopend op de Omgevingswet richten de instructieregels zich op een evenwichtige toedeling van functies (in plaats van het bestemmen van ontwikkelingen). Dit betekent dat de regels ook vanuit functies (van gebieden) zijn opgebouwd. Daarnaast richten de regels zich op een goede omgevingskwaliteit, inclusief een veilige en gezonde leefomgeving (in plaats van een goede ruimtelijke kwaliteit). Tevens zijn een aantal algemene basisprincipes opgenomen.
In de Iov N-B zijn regels voor ontwikkelingen gekoppeld aan werkgebieden (structuren) en aanduidingen.
Figuur 3.2: Uitsnede kaart 3 Iov N-B: Instructieregels gemeenten: stedelijke ontwikkeling en erfgoed
Het plangebied ligt binnen het 'Stedelijk gebied' zoals weergegeven in figuur 3.2. Daarnaast ligt het noordelijk deel van het plangebied (gelegen tegen het Smalwater) binnen de zone 'behoud en herstel watersystemen' en als 'Natuur Netwerk Brabant - evz' (ecologische verbindingszone) (figuur 3.3.).
Figuur 3.3: Uitsnede kaart 4 Iov Noord-Brabant: Instructieregels gemeenten: natuur en stiltegebieden
Voor het planvoornemen zijn onderstaande regels en basisprincipes uit de Interim omgevingsverordening van toepassing:
Artikel 3.42 Duurzame stedelijke ontwikkeling
Toetsing
In dit geval is sprake van een duurzame stedelijke ontwikkeling van zorgeenheden binnen het bestaand stedelijk gebied van Boxtel. Het betreft de transformatie van vrijgekomen stedelijk gebied. Het Natuur Netwerk Brabant wordt met de ontwikkeling van een corridor verder vorm gegeven en de bebouwing blijft buiten deze zone. Met de realisatie van de nieuwbouw van de woonzorggebouwen (48 niet-zelfstandige wooneenheden) wordt rekening gehouden met de klimaatverandering en duurzame energie.
Basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies
Vooruitlopend op de Omgevingswet richten de instructieregels zich op een evenwichtige toedeling van functies. Dit betekent dat de regels ook vanuit functies (van gebieden) zijn opgebouwd. Daarnaast richten de regels zich op een goede omgevingskwaliteit, inclusief een veilige en gezonde leefomgeving (in plaats van een goede ruimtelijke kwaliteit).
artikel 3.5 Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit;
artikel 3.6 Zorgvuldig ruimtegebruik;
artikel 3.7 Toepassing van de lagenbenadering;
artikel 3.8 Meerwaardecreatie.
Toetsing aan artikel 3.5 zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit
Deze aspecten worden hierna beschreven.
Artikel 3.6 Zorgvuldig ruimtegebruik
Toetsing
Met het herontwikkelen van een vrijgekomen binnenstedelijke locatie wordt voldaan aan de regels voor zorgvuldig ruimtegebruik.
Artikel 3.7 Toepassing van de lagenbenadering
Toetsing
De toepassing van de lagenbenadering is een hulpmiddel om de effecten van een ontwikkeling in beeld te brengen. Het gaat daarbij om het effect op de lagen in wisselwerking met elkaar waarbij de factor tijd actief wordt benut. Het is van belang om te weten hoe de omgeving in elkaar steekt en te kijken naar alle lagen: de ondergrond, de netwerklaag, de bovenlaag en de tijdsdimensie. Tussen deze lagen bestaat een wisselwerking. Iedere laag kent zijn eigen dynamiek, verschillende veranderingssnelheid en mate van omkeerbaarheid bij ingrepen. Voor een aantal aspecten die bij de lagenbenadering betrokken worden, bevat de Iov N-B specifieke regels, zoals het Natuur Netwerk, de groenblauwe mantel, cultuurhistorische- en aardkundige waarden, stiltegebied en delen van het watersysteem.
In dit geval is sprake van een stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied van Boxtel. Op de ecologische verbindingszone is bij de toetsing aan artikel 3.25 en 3.27 ingegaan.
Artikel 3.8 Meerwaardecreatie
Toetsing
Met de voorgenomen ontwikkeling wordt meerwaarde gecreëerd door het toekennen van een nieuwe duurzame vervolgfunctie waar behoefte aan is, namelijk zorgwonen.
Artikel 3.25 Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone
Toetsing
Het planvoornemen voorziet binnen de aanduiding Natuur Netwerk Brabant in de ontwikkeling/verwezenlijking van een corridor als onderdeel van de ecologische verbindingszone.
De in lid 1 sub a voorgeschreven breedte van 50 meter ziet op de gehele breedte van de zone, in kwestie aan weerszijden vanuit het hart van de Smalwater zones van 25 meter. Ingevolge provinciaal beleid dient een ecologische verbindingszone in stedelijk gebied gemiddeld 50 meter breed te zijn (5 ha/km). Wanneer de zone op plekken smaller wordt ingericht - zoals het geval in dit planvoornemen -, dient dit onderbouwd te worden. Dit kan alleen als vanuit de doelsoorten en het funtioneren van de ecologische verbindingszone ook met minder volstaan kan worden.
Op minder dan 50 meter ten noordoosten van het onderhavige plangebied aan de Baroniestraat/ het Smalwater is al een stapsteen ingericht achter het Ursulaklooster. Zie daartoe de rapportage van Habitus en Ecogroen (Bijlage 1). Gezien de korte afstand van het plangebied tot de bestaande stapsteen, is door de ecologen van Habitus bepaald dat er geen andere stapsteen nodig is ter plaatse van het plangebied en hier kan worden volstaan met een zogenoemde corridor functie. Een corridor moet volgens eerdergenoemde beleidsdocumenten een breedte hebben van minimaal 10 meter. Als de corridor op de juiste manier wordt ingericht, acht Habitus een corridor met een breedte van 10 meter ook voldoende als habitat voor de betreffende doelsoorten.
In dit kader wordt opgemerkt dat de volgende extra compenserende elementen
Figuur 3.4: Corridor met stapstenen
Herbegrenzing zoekgebied EVZ
Gelet op het voorgaande dient de aanduiding NNB - evz ingevolge 'Kaart 4: Instructieregels gemeenten: natuur en stiltegebieden' herbegrensd worden. Deze herbegrenzing zal draagt bij aan het doel waarvoor het betreffende werkingsgebied is opgenomen en is daarmee gebaseerd op artikel 5.3, lid 1, sub b van de IOV.
De breedte van de aanduiding vanuit de huidige insteek van de beek Smalwater wordt van 25 meter, teruggebracht naar 10 meter. Hiertoe zal een verzoek worden ingediend.
Met het verzoek tot herbegrenzing van het werkingsgebied ‘Natuur Netwerk Brabant – ecologische verbindingszone’ in de IOV, wordt beoogd het werkingsgebied aan te passen aan de feitelijke inrichting van de EVZ, en wordt geanticipeerd op de wijziging in de Omgevingsverordening Noord-Brabant.
Met dit nieuwe bestemmingsplan wordt ter plaatse van de corridor een natuurbestemming toegekend. Daarmee wordt de te realiseren EVZ ter plaatse van het plangebied van een passende bestemming voorzien. In de verbeelding van het ontwerpbestemmingsplan is het te verwijderen deel van de aanduiding 'Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone' voorzien van de gebiedsaanduiding: 'overige zone - in interim omgevingsverordening te verwijderen zoekgebied ecologische verbindingszone.
overige zone - in interim omgevingsverordening te verwijderen zoekgebied ecologische verbindingszone
Figuur 3.5: Zone kleinschalige herbegrenzing
Op basis van de biotoopeisen van de doelsoorten hebben Habitus en Ecogroen een aantal inrichtingsvoorwaarden gesteld voor het plangebied. Deze zijn verwerkt in de inrichtingsschets (figuur 2.3) en staan beschreven in de rapportage in Bijlage 1.
De inrichting conform deze voorwaarden is tevens nader geborgd in de planregels middels een voorwaardelijke verplichting (artikel 3.4.1), gekoppeld aan voornoemde inrichtingsschets die tevens als Bijlage 1 aan de regels is gehecht. Met deze inrichting wordt de situatie ter plaatse voor zowel de waterhuishouding als de ecologische waarden verbeterd.
Doorkijk naar Omgevingsverordening
Op 1 januari 2024 zal de Interim omgevingsverordening (IOV) van rechtswege vervallen en gaat de Omgevingsverordening Noord-Brabant (Ovr) gelden. Voor een ontwerpbestemmingsplan dat (kort) vóór deze datum in procedure is gebracht geldt dat deze na 1 januari vastgesteld dient te worden op basis van de IOV zoals deze op 31 december 2023 luidde. Gedeputeerde Staten (GS) moeten op basis hiervan een besluit nemen over de herbegrenzing, waarna de wijziging van de IOV (na publicatie) in werking treedt en het bestemmingsplan in overeenstemming met de IOV kan worden vastgesteld.
GS kunnen echter vanaf 1 januari 2024 de vervallen IOV niet meer wijzigen. Waneer er voorafgaand aan het vervallen van de IOV geen besluit over de herbegrenzing genomen kan worden, wordt het bestemmingsplan vastgesteld zonder dat vooraf de herbegrenzing heeft plaatsgevonden volgens de werkwijze van de (vervallen) IOV. Indien uit de toelichting van het bestemmingsplan blijkt dat dit voldoet aan (gelijkluidende) inhoudelijke voorwaarden in de IOV en Ovr en daarmee onder beide regimes aanvaardbaar is kan de actualisatie van de omgevingsverordeningkaart (Ovr) op basis van het in werking getreden bestemmingsplan alsnog plaatsvinden.
Uit deze toelichting blijkt dat het bestemmingsplan voldoet aan de gelijkluidende voorwaarden voor herbegrenzing uit zowel de IOV als ook de Ovr.
Artikel 3.27 Behoud en herstel van watersystemen
Toetsing
In dit bestemmingsplan is in overleg met de provincie, waterschap en gemeente gekomen tot een nieuwe inrichting van het gebied aangrenzend aan Smalwater. Waterbergingscapaciteit wordt toegevoegd en een gedeelte van het plangebied wordt ingericht ten behoeve van een ecologische corridor. Met die nieuwe inrichting wordt een bijdrage geleverd aan het behoud en het herstel van het watersysteem ter plaatse.
De inrichting van voornoemde corridor is geborgd in de ter plaatse geprojecreerde bestemming 'Natuur' en een voorwaardelijke verplichting. Daarnaast is een gebiedsaanduiding opgenomen die een bouwverbod voor bouwwerken en een omgevingsvergunningstelsel voor werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden voorschrijft binnen de zone van 25 meter vanuit het hart van Smalwater.
Conclusie
De ontwikkeling voldoet aan de voorwaarden uit de Iov N-b.
Voor een actueel beeld van de toekomstige bevolkingsontwikkelingen, veranderingen in de leeftijds- en huishoudenssamenstelling en de hiermee samenhangende woningbehoefte in Noord-Brabant, actualiseert de provincie Noord-Brabant - zoals is vastgelegd in de Iov Noord-Brabant - regelmatig de bevolkings- en woningbehoefteprognose.
De actuele gegevens uit de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose vormen ook belangrijke ingrediënten voor de Brabantse Agenda Wonen (zie paragraaf 3.3.4).
In het kader van een duurzaam verstedelijkingsbeleid (zorgvuldig en zuinig ruimtegebruik) vindt de provincie het van belang, dat de mogelijkheden om het woningbouwprogramma in te zetten op binnenstedelijke locaties en voor het herbestemmen van leegstaand vastgoed goed worden benut.
Wonen met zorg en welzijn
Samenhangend met de vergrijzing liggen er in Brabant forse opgaven op het vlak van ‘wonen met zorg en welzijn’. Voorzien moet worden in een breed palet aan woonvormen, nodig om in te spelen op de woonwensen van ouderen.
Met de actualisering van de provinciale bevolkings- en woningbehoefteprognose is ook een indicatie gegeven van de (regionale) opgaven die er in Noord-Brabant liggen op het vlak van wonen met zorg en welzijn. Hierbij is onderscheid gemaakt in ‘beschermd wonen’, ‘beschut wonen’ en ‘geschikt wonen’. De vooruitberekeningen hebben betrekking op alle huishoudens (met gradaties van mobiliteitsbeperkingen) en op ouderen in instellingen (‘Verpleging’ en 'Verzorging, afgekort VV) en beslaan de periode 2015 tot 2045. In de prognose is rekening gehouden met de ontwikkelingen in het rijksbeleid, waardoor een groot deel van de verzorgingshuiszorg is geëxtramuraliseerd. Sinds 2014 worden er alleen nog nieuwe indicaties afgegeven voor VV4. Het aantal plaatsen in verzorgingshuizen (VV1-4, oftewel het ‘beschut wonen’) is in Brabant inmiddels nog maar ruim een derde over ten opzichte van 2010 (van 12.200 naar 4.500 plaatsen). Daarmee is de afbouw bijna geheel gerealiseerd.
Het aantal plaatsen in verpleeghuizen (VV5-10, oftewel het ‘beschermd wonen’) is in de periode 2010 tot 2015 in Noord-Brabant gegroeid van zo’n 12.000 naar 15.000 plaatsen, vooral door de toename van het aantal 75+ers. Dit komt doordat hospices niet meer onder het beschermd wonen vallen en doordat de vraag minder is gestegen, omdat mensen later naar het verpleeghuis gaan en er ook korter verblijven.
Maar wellicht is ook de vraag minder toegenomen, omdat meer ouderen gebruik maken van een ‘Volledig Pakket Thuis’ (VPT). Hierbij krijgen ouderen de verpleeg- en verzorgingshuiszorg aan huis of in een geclusterde woonvorm (het betreft zelfstandige woningen, dus geen instellingsplaatsen).
De komende jaren liggen er stevige opgaven op het vlak van wonen met zorg en welzijn. In figuur 3.6 is een tabel en grafiek opgenomen waarin de ontwikkeling van de vraag naar beschermd, beschut en geschikt wonen in Noord-Brabant is weergegeven.
Figuur 3.6: Ontwikkeling van de vraag naar beschermd, beschut en geschikt wonen in Noord-Brabant, 2012-2045 (2018=100)
Verhoudingsgewijs ligt de sterkste groei bij het beschermd wonen. Het aanbod tussen 2015 en 2045 zal bijna moeten verdubbelen. Voor het beschermd wonen, waar de zwaardere, intensievere vormen van zorg worden geboden, komt de vraagraming in 2045 14.500 plaatsen hoger uit dan het aanbod van 14.750 (intramurale) plaatsen in 2018.
De extramuralisering van verzorgingshuizen is bijna afgerond. Tussen 2018 en 2021 neemt de capaciteit in verzorgingshuizen in de provincie nog (verder) af, met zo’n 200 plaatsen. Samenhangend met de toenemende vergrijzing van de Brabantse bevolking neemt de vraag in de loop van de jaren ’20 echter wel weer toe, omdat ook op termijn nog een groot deel (75%) van de ‘VV-04’ beschut kan wonen. Tussen 2021 en 2045 zal de vraag naar beschut wonen met 3.100 plaatsen toenemen.
In landelijke gemeenten (zoals Boxtel) is de groei van de vraag naar wonen met zorg en welzijn relatief sterker dan in stedelijke gemeenten. Dat geldt vooral voor de intramurale vraag en de vraag naar geclusterde ouderenwoningen. Dit hangt samen met de vergrijzing, die in landelijke gemeenten sterker is dan in stedelijke gemeenten.
De zorgaanbieder die de woonzorggebouwen zal exploiteren biedt woonzorg aan mensen met een zorgprofiel VV4 en VV5 (VV4 valt onder beschut wonen, VV5 valt onder beschermd wonen). Zoals uit de prognose blijkt, zal er tot 2045 een forse groei zijn de behoefte aan beschut en beschermd wonen. Het planvoornemen voorziet daarom in een concrete behoefte.
Conclusie
Het planvoornemen voorziet binnenstedelijk in de realisatie van 48 niet-zelfstandige wooneenheden. De prognose gaat uit van een behoefte aan 17.400 intramurale plaatsen. Het planvoornemen sluit nadrukkelijk aan op het beleid van de provincie en voorziet in de behoefte aan zorgwoningen.
Versnelling van de woningbouwproductie, vernieuwing en verduurzaming van de bestaande woningvoorraad en het ombouwen van leegstaand vastgoed naar woningen. Dat zijn belangrijke doelen van de Brabantse Agenda Wonen. Met deze agenda geven Gedeputeerde Staten aan welke accenten er de komende jaren liggen bij het bouwen en wonen en hoe de provincie zich hiervoor gaat inzetten.
De Brabantse woningmarkt kent grote uitdagingen. Zo moet de woningvoorraad de komende 10 tot 15 jaar met 11%, ofwel zo’n 120.000 woningen, toenemen. De afgelopen jaren zijn te weinig woningen gebouwd. Bovendien verandert de vraag naar woonruimte sterk. Zo bestaat ruim 40% van de huishoudens in 2040 uit eenpersoonshuishoudens en is er een grote behoefte aan kleinere, betaalbare woonruimten. Ook het bouwen van voldoende woningen voor het middensegment op de woningmarkt –betaalbare koop en middeldure huur – blijft punt van aandacht. Verder vragen initiatieven voor nieuwe woonvormen als flexwonen, tiny houses, tijdelijk wonen en nieuwe combinaties van wonen, werken en zorg steeds vaker van overheden om experimenteerruimte te bieden.
Transformatie, herstructurering en inbreiding krijgen prioriteit
Woningbouw is het enige type vastgoed waar de komende jaren nog een behoorlijke vraag naar is, in tegenstelling tot bijvoorbeeld winkels, kantoren en maatschappelijk vastgoed. In paragraaf 3.3.3 is aangetoond dat wel sprake is van behoefte aan niet-zelfstandige wooneenheden zoals in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Woningbouw kan ook een substantiële bijdrage leveren aan maatschappelijke en ruimtelijke vraagstukken als verduurzaming en het terugdringen van leegstand. Na 2030 neemt de groei van de woningbehoefte sterk af, en verdwijnt ook de kans om werk te maken van transformatie, herstructuering en inbreiding. Dus de urgentie om in de komende paar jaar de vraag naar woningen slim te benutten is heel groot.
In de regionale woningbouwafspraken wil de provincie daarom prioriteit geven aan plannen voor herbestemming van leegstaande gebouwen of plannen voor inbreidingslocaties. Een principe dat ook iets kan betekenen voor bestaande woningbouwplannen, die dan niet, pas later, of na aanpassing kunnen worden gerealiseerd. Ook voert de provincie een brede inventarisatie uit naar potentiële transformatielocaties in steden en dorpen. Bij complexe transformaties kan de provincie mee investeren via het provinciale Ontwikkelbedrijf. Concrete keuzes daarvoor zijn in 2018 gemaakt.
De provincie geeft gemeente dus ruim baan bij transformaties. Om het gemeente gemakkelijk te maken mag er in centra veel meer gebouwd worden.
De gemeente heeft met de regiogemeenten uit Noordoost Brabant West en de provincie Noord-Brabant als onderdeel van de Brabantse Agenda Wonen nadere afspraken gemaakt in het document 'Wonen in Regionaal Perspectief - Noordoost Brabant West' uit november 2018.
Conclusie
Met de toevoeging van niet-zelfstandige wooneenheden voorziet het planvoornemen in een concrete behoefte. Het plangebied betreft een inbreidings- en transformatielocatie waarmee gehoor wordt gegeven aan de prioritering van de provincie.
In de gemeentelijke structuurvisie zijn de ruimtelijke verbanden onderzocht en vertaald. Hierbij zijn keuzes gemaakt op diverse terreinen zoals infrastructuur, bedrijventerreinen, vitalisering buitengebied, woongebieden, regionale positionering en op financieel-economisch vlak. Het doel van de structuurvisie is om een beleidskader te stellen voor ruimtelijke ontwikkeling: enerzijds als toetsing bij nieuwe ontwikkelingen, anderzijds als basis voor concrete projecten.
De structuurvisie bestaat uit drie hoofdproducten, een Atlas met een beschrijving van de gemeente, een inventarisatie van bestaand beleid en een analyse op een viertal thema’s: ‘wonen en leven’, ‘beleven’, ‘ondernemen’ en ‘verbinden’. Dit is vertaald naar een Agenda met een visie per deelgebied en een Bedrijfsplan met een uitvoeringsprogramma en Structuurkaart.
Toetsing en conclusie
De ontwikkeling valt binnen het programma 'wonen en leven'. De woonkwaliteit vormt de basis voor Boxtel om stabiel te blijven en om nog te kunnen groeien. Een aantrekkelijke leefomgeving en een sterk ‘herkenbaar’ centrum vormen de dragers, voor bestaande en voor nieuwe bewoners. Boxtel is een niche tussen stad en dorp; dat geeft intimiteit en maat en schaal aan woningen en voorzieningen. De woonomgeving in Boxtel is gevarieerd. De opgave voor het woningaanbod is te komen tot meer differentiatie en variatie. De beoogde ontwikkeling voorziet hierin met zorgeenheden ten behoeve van een groeiende doelgroep.
De woonvisie moet kaders bieden die de gemeente de komende jaren nodig heeft om samen met betrokken partijen zoals woningcorporaties vorm te geven aan het wonen in Boxtel. In de woonvisie zijn vijf opgaven benoemd die de komende jaren centraal staan in het woonbeleid:
De gemeente streeft naar een woningbouwprogramma dat aansluit bij de actuele vraag. De programmering van woningtypologieën is daarbij maatwerk en vraagt om een zekere flexibiliteit. Initiatieven gericht op voorkomen van (langdurige) leegstand in cultuurhistorisch waardevolle gebouwen worden gestimuleerd, net als particuliere wooninitiatieven in het stedelijke gebied.
De vraag naar woningen verandert door demografische ontwikkelingen. Het aandeel jongeren neemt af. Nieuwbouw voor starters is dan ook beperkt noodzakelijk. Het aantal huishoudens dat kleiner en meer betaalbaar wil wonen neemt toe. Ook groeit de groep ouderen de komende jaren. Gestimuleerd wordt ouderen tijdig te laten verhuizen naar een geschikte levensloopbestendige woning.
Prestatieafspraken
De gemeente Boxtel, Woonstichting JOOST en Huurders Belangen Vereniging Boxtel maken op basis van de woonvisie 2016-2025 jaarlijks prestatieafspraken. Met betrekking tot huisvesting van bijzondere doelgroepen, waaronder de niet-zelfstandige wooneenheden vallen, is het volgende vastgelegd.
Er moeten voldoende woningen beschikbaar zijn om statushouders en bijzondere doelgroepen in sociale huurwoningen te kunnen huisvesten. Een aantal doelgroepen is in het bijzonder afhankelijk van specifiek aanbod in de (sociale of particuliere) huursector. Onder deze doelgroepen worden onder andere verstaan de kwetsbare ouderen die een beroep doen op specifieke woonvormen, omdat zelfstandig wonen niet meer mogelijk is.
Toetsing en conclusie
Per wijk is er een woningbouwopgave uiteengezet in de woonvisie. Het plangebied ligt in Boxtel Noord. Meer diversiteit in de wijk door het realiseren van huurwoningen voor middeninkomens om de doorstroming te bevorderen staat, naast het toevoegen van ouderenhuisvesting, centraal.
De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van woningen voor bijzondere zorgdoelgroepen. Dit is in overeenstemming met de woonvisie en de prestatieafspraken.
Op 4 juli 2023 heeft de gemeenteraad het ‘Programma volkshuisvesting en wonen-welzijn-zorg 2023-2027' vastgesteld. Ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan is dit beleidsdocument nog niet gepubliceerd.
Deze toekomstvisie gaat over wonen in relatie tot welzijn en zorg en geeft richting aan wat voor thuis moet worden gebouwd en voor wie.
De toekomstvisie is samengevat in drie zogenaamde punten:
Onder deze drie punten zijn in totaal zeven taken benoemd.
1. Passende woningen en doorstroming
De juiste woning voor de juiste doelgroep: op de juiste plek en op het juiste moment. Een groot maatschappelijk onderwerp dat vraagt om meer regie vanuit de gemeente. Mensen die in Boxtel willen wonen, hebben in alle dorpen kans om een woning te vinden die bij hun inkomen en levenssituatie past. De kans op een woning wordt groter dankzij de doorstroming of toevoeging van woningen. Daarbij steunen wijken en dorpen binnen de gemeente elkaar rondom sociaal-maatschappelijke onderwerpen. Denk aan de huisvesting van migranten en mensen met een psychische kwetsbaarheid.
Meer passende en betaalbare woningen
Gemeente Boxtel wil meer passende en betaalbare woningen toevoegen aan het woningbouwprogramma. Het doel is om tegemoet te komen aan de vraag vanuit eigen inwoners. Met name voor:
2. Inspelen op de woningbehoefte
Het doel is om eigen inwoners kansen te bieden, maar ook om Boxtel en zijn dorpen op een goede manier verder te ontwikkelen. Daarbij wordt rekening gehouden met de groeiende vraag vanuit de omgeving.
Goede ligging tussen steden
Boxtel ligt zeer gunstig tussen de grote steden Eindhoven, Tilburg en ’s-Hertogenbosch. Deze goede ligging is een kans om mooie manieren van wonen toe te voegen en de samenleving te versterken. Om inwoners en de vraag uit de regio mee te nemen, bestaat de wens om veel meer woningen te bouwen. Daarmee wordt oneerlijke concurrentie voorkomen.
3. Vernieuwende en creatieve woonvormen
Er wordt gezorgd voor meer aanbod aan nieuwe manieren van wonen. Daarnaast wordt ruimte geboden aan snelle en creatieve woonoplossingen om in te spelen op de veranderende vraag.
4. Wonen-welzijn-zorg voor langer of weer zelfstandig wonen
Inwoners met een ondersteunings- of zorgvraag kunnen in ieder dorp wonen en passende ondersteuning en zorg ontvangen. Het uitgangspunt is inzetten op positieve gezondheid door sociale netwerken, beweging, ontmoeting, basisvoorzieningen (dichtbij of thuisgebracht), een toegankelijke omgeving en woningen.
5. Een thuis voor iedereen
Gemeente Boxtel wil een thuis voor iedereen bieden. Dat wordt aangemoedigd door mensen mee te laten doen in de samenleving en passende huisvesting te bieden.
6. Leefbare wijken en dorpen
In de dorpen blijven er door nieuwbouw mogelijkheden voor jong, oud en alles daartussenin. Deze mix zorgt ervoor dat de aanwezige voorzieningen en leefbaarheid op peil blijven. Er wordt ingezet op leefbare wijken en dorpen. Wijken die zowel fysiek als sociaal klimaatbestendig zijn, dus ook waarbij zorgen voor elkaar centraal staat. Wonen is namelijk meer dan een huis: wonen moet een thuis zijn. Belangrijk is dat inwoners zelf het initiatief nemen om sociale en maatschappelijke uitdagingen op te pakken.
7. Duurzaam wonen
De woningen en woonomgeving zijn duurzaam volgens de ambities uit de gemeentelijke Transitievisie Warmte, het uitvoeringsprogramma warmtetransitie en het klimaatakkoord.
Toetsing en conclusie
De beoogde ontwikkeling voorziet in de realisatie van woningen voor bijzondere zorgdoelgroepen. Dit is in overeenstemming met de toekomstvisie.
Totstandkoming
De vergadering van ingelanden van het Waterschap De Dommel heeft op 15 december 1999 ingestemd met de inrichtingsvisie voor de Dommel en het Smalwater. Het rapport 'Groene Levensader door Boxtel; Inrichtingsvisie Dommel en Smalwater door Boxtel' (hierna: de Groene Levensader) vigeert nog steeds.
Status van de visie
De inrichtingsvisie dient als onderlegger voor uitwerking van deelprojecten. Per plan betekent dit dat in de toekomst een integrale afweging van alle aspecten plaats vindt. De inrichtingsvisie geeft een streefbeeld weer hoe de toekomst zou kunnen zijn, zulks met respectering van de huidige situatie en bestemming.
Uit het voorwoord van het rapport de Groene Levensader blijkt dat dit rapport is bedoeld als een visie voor de inrichting van de ecologische verbindingszone Dommel en Smalwater door Boxtel. Het doel van deze inrichtingsvisie is om een totaalvisie te geven op de ecologische verbindingszone Dommel en Smalwater, waarin is aangegeven op welke manier de ecologisch verbindingszone gecombineerd kan worden met de stedenbouwkundige en recreatieve functies van de Dommel en Smalwater. Op pagina 1 van de visie is het volgende opgenomen: "Het plan beoogt het opstellen van een totaalvisie voor de ecologische verbindingszones Dommel en Smalwater door Boxtel. Tevens heeft de visie een strategisch karakter binnen het gemeentelijk ruimtelijk ordeningsbeleid. De visie fungeert als toetsingskader voor toekomstige ontwikkelingen zodat de ecologische kwaliteiten van Dommel en Smalwater worden veiliggesteld."
Het planvoornemen is niet in strijd met de Groene Levensader, voor de inrichtingsschets is de Groene Levensader als onderlegger gebruikt. Bebouwing van de tuin achter de pastorie wordt in de visie niet als onmogelijk beschouwd (zie onderstaande tekstpassage 1). Wel wordt als oplossingsrichting voorgesteld om de tuin in te richten als stapsteen (zie onderstaande tekstpassage 2 uit de visie). Dit is echter niet meer dan een oplossingsrichting. Daarnaast zijn de locaties van de streefbeelden in de Groene Levensader enkel indicatief. De exacte invulling vindt dan ook plaats bij de uitwerking van maatregelen in nog op te stellen inrichtingsplannen, zoals bijvoorbeeld gedaan is bij De Dommelvisie 2007. In deze uitwerkingsvisie is een stapsteen ingericht op een deel van de voormalige sportvelden.
Tekstpassage 1 (pagina 10 van de Groene Levensader)
“Reeds geruime tijd bestaan er plannen voor de bouw van enkele woningen in de tuin achter de pastorie van de Heilig Hartkerk. Daarnaast komt (op termijn) ruimte vrij achter de Bracbant-Havo waar eventueel gebouwd zou kunnen worden. Om het – beschermd straatbeeld – (Monumentenwet) van de Baroniestraat niet aan te tasten is er in het verleden voor gekozen de nieuwe woningen in de Pastorietuin langs de oever van het Smalwater te projecteren. Gedeputeerde Staten hebben hiervoor geen verklaring van geen bezwaar afgegeven omdat onvoldoende ruimte was gereserveerd voor de toekomstige ecologische verbindingszone. Of bebouwing in de pastorie tot de mogelijkheid behoort, kan nu nog niet worden aangegeven. Op korte termijn zal moeten worden gestart met voorbereidingen om te komen tot een visie en een bestemmingsplan voor het gebied Zandvliet.”
Tekstpassage 2 (pagina 56 van de Groene Levensader)
“Indien de (voormalige) bouwplannen zouden worden verwezenlijkt, worden de mogelijkheden voor de aanleg van stapstenen en flauwe oevers zeer beperkt. Binnen dit traject van Smalwater zijn enkele goed functionerende stapstenen noodzakelijk voor een redelijk functionerende ecologische verbindingszone. De mogelijkheden voor herinrichting langs en op het kerkhof zijn waarschijnlijk minimaal. Hier dient vooral gekeken te worden naar natuurvriendelijk beheer en kleine stapstenen ten behoeve van droge natuur. Oplossingsrichting: tuin achter de pastorie en terrein achter Bracbant-Havo inrichten als stapsteen, waar mogelijk natuurlijkvriendelijk beheer toepassen.”
Het rapport Groene levensader door Boxtel heeft door de jaren heen een strategisch karakter binnen het gemeentelijk ruimtelijke ordeningsbeleid gekregen. De visie uit het rapport fungeert als toetsingskader voor toekomstige ontwikkelingen zodat de ecologische kwaliteiten van Dommel en Smalwater worden veiliggesteld. In de StructuurvisiePlus uit 2002 is de Groene Levensader verwerkt. De centrale doelstelling van de StructuurvisiePlus is een kwaliteitsslag te maken, waarin de ruimtelijke kwaliteit integraal wordt benaderd. Onderhavige uitwerkingsvisie en inrichtingsplan sluiten aan op de Groene Levensader en de StructuurvisiePlus en geven een concrete invulling van de beoogde herinrichting van de beekdalen van Dommel en Smalwater door Boxtel.
Dat uit de tekst blijkt dat woningbouw in de tuin tot de mogelijkheden behoort, is hierboven uiteengezet. Ook is duidelijk dat de deeltrajectkaarten zijn opgesteld ter illustratie en zijn ondergeschikt aan de tekst daarvan. Deze lezing wordt ook bevestigd in de Uitspraak van de voorzieningenrechter van 19 november 2007 (zaaknummers: AWB 07/3369 en AWB 07/3370).
Toetsing
In afstemming met de provincie Noord-Brabant, waterschap De Dommel en de gemeente Boxtel is de inrichting van de toe te voegen natuur besproken. Daarbij is het plangebied op basis van het principe Nat Kralensnoer benaderd als corridor, en niet als stapsteen zoals uit het rapport de Groene Levensader kan worden opgemaakt. De gekozen inrichting van de ecologische verbindingszone binnen het plangebied in de vorm van een corridor wijkt af van de beoogde inrichtingsvisie voor het gebied zoals opgenomen in de Groene Levensader. Met de gekozen inrichting worden de beoogde ecologische doelstellingen zoals voorgesteld in de Groene Levensader wel bereikt en middels dit plan geborgd.
In deze strategische visie van 29 juni 2009 is aangegeven in welke richting de gemeente Boxtel zich in de periode 2010-2020 wil ontwikkelen. De visie spreekt een zestal ambities uit:
Toetsing
Voor voorliggende ontwikkeling zijn met name de ambities genoemd onder 1. en 5. van belang. Het planvoornemen draagt bij aan de ambitie om voorop te lopen op het gebied van duurzaamheid in Boxtel (zie ook paragraaf 4.11).
Daarnaast draagt het planvoornemen bij aan de ambitie om ook in 2020 een prima woongemeente te zijn. Er wordt een bijdrage geleverd aan de behoefte aan (zorg)woningen. Hierdoor is doorstroming mogelijk en worden indirect dus mogelijkheden geboden aan starters om een woning in Boxtel te kunnen betrekken.
In het uitvoeringsprogramma ‘Boxtel Energie Neutraal 2040’ wordt er ingegaan op specifieke activiteiten en beoogde resultaten voor verschillende perioden tot en met 2040. Voor woningbouw geldt dat in elk bestemmingsplan een duurzaamheidsparagraaf wordt opgenomen. In zowel onderhavige paragraaf, paragraaf 3.4.7 alsmede paragraaf 4.11 wordt uitgebreid stilgestaan bij het aspect duurzaamheid.
Projectontwikkelaars en bouwpartijen geven bij hun bouwplannen een onderbouwing van de mogelijkheden voor duurzaam gebruik, zodat de gemeente deze kan screenen qua energiegebruik.
In het kader van de duurzaamheid zijn tussen de gemeente en de initiatiefnemer afspraken gemaakt over hoe met energie en duurzaamheid wordt omgegaan. Deze afspraken zijn in een anterieure overeenkomst vastgelegd.
De gemeente Boxtel is na het uitvoeringsprogramma Boxtel Energie Neutraal 2040 samen met haar inwoners, ondernemers en maatschappelijke instellingen bezig met nieuw beleid omtrent energie en duurzaamheid. In 2017 is de visie ‘Duurzaam Boxtel 2030’ opgesteld. De visie bestaat uit vier thema’s, te weten: Samen leven in Boxtel, groen leven in Boxtel, ondernemend leven in Boxtel en energiek leven in Boxtel.
In het thema Samen leven in Boxtel staat het sociale aspect van duurzaamheid centraal. Binnen dit thema zijn er een viertal doelstellingen geformuleerd:
In het thema Groen leven in Boxtel staat het ecologische aspect van duurzaamheid centraal. Binnen dit thema wordt er ingezet op de volgende doelstellingen:
In het thema Ondernemend leven in Boxtel staat het economische aspect van duurzaamheid centraal. Ondernemers hebben een zeer bepalende rol in de duurzame ontwikkeling. De gemeente moet bedrijven en ondernemers mee krijgen om te verduurzamen en coördineert de acties. Dit doet de gemeente door:
In dit thema staat het aspect energie centraal. Boxtel wil als gemeente in 2030 energieneutraal zijn. Om dit te bereiken wil de gemeente:
In het plangebied wordt een tot dusverre privaat perceel gedeeltelijk openbaar toegankelijk gemaakt. Daarbij wordt veel aandacht geschonken aan een groene aankleding met zoveel mogelijk behoud van bestaande bomen en waar dat niet mogelijk is in de verkaveling, het vervangen door nieuwe bomen. Ook wordt ter plaatse de ecologische zone uitgebreid waardoor meer groen- en natuurkwaliteit ontstaat.
De afspraken over energie en duurzaamheid zijn zoals boven beschreven in de anterieure overeenkomst vastgelegd.
Het bestemmingsplan treedt regelend op voor wat betreft functie, plaatsing en maatvoering van gebouwen en andere bouwwerken. Bij vergunningverlening wordt een ingediend plan eerst getoetst aan het bestemmingsplan. Indien een plan in principe voldoet aan het bestemmingsplan vindt welstandstoetsing plaats volgens de Welstandsnota uit 2016.
De gemeente Boxtel kent een groot aantal rijks- en gemeentelijke monumenten, evenals cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en beeldbepalende panden. De genoemde panden en objecten met monumentale waarde zijn onder een bijzonder welstandsregime geplaatst.
Toetsing
Uit de Welstandsnota blijkt dat het plangebied valt onder het deelgebied 'bijzondere bebouwing, instellingen en instituten'. Instellingen en instituten hebben een sterke eigen identiteit, in enkele gevallen zijn ze in dezelfde stijl als de omliggende woonwijk ontworpen. Een sterke eigen architectonische expressie is daarbij van belang. Instituten vormen daarnaast met hun ruime groene setting een belangrijke kwaliteit voor de wijde omgeving. Bij nieuwbouw wordt de voorkeur gegeven aan ontwikkeling in één stijl passend in de eigen omgeving, bij voorkeur geclusterd of anderszins in onderlinge samenhang. Hoofdgebouwen worden daarnaast bij voorkeur naar de straatzijde georiënteerd. Ontwikkelingen moeten een bijdrage leveren aan de karakteristieken van de omgeving.
In paragraaf 2.2 wordt de beoogde ontwikkeling uitgebreid beschreven. Het beoogde plan is in overeenstemming met de redelijk eisen van welstand. Het advies van de Welstandscommissie is als Bijlage 2 aan deze toelichting gehecht en zal worden opgevolgd.
Conclusie
Het planvoornemen is op het gebied van welstand als passend binnen zijn omgeving beoordeeld. Er wordt aansluiting gezocht op de bouwstijlen in de directe omgeving (zie ook paragraaf 2.2).
De gemeente Boxtel heeft in 2007 het Bomenbeleidsplan vastgesteld. Het bomenbeleid heeft als doel om de kwaliteit van de leefomgeving en de beeldkwaliteit in de gemeente te handhaven en te bevorderen. Het beleid is daarnaast gericht op een toename van de biodiversiteit, ecologische waarde en duurzaamheid. Het beleid voor bomen sluit aan op aan de cultuurhistorische, landschappelijke, ecologische en architectonische waarde en houdt rekening met gebruikswaarde en toekomstige waarde. In het beleid wordt een hoofdboomstructuur onderscheiden die aansluit op de structuurlijnen uit de structuurvisie van de gemeente Boxtel.
Toetsing
In Boxtel staan oude beeldbepalende bomen die bijzondere bescherming verdienen. Van deze monumentale en bijzondere bomen heeft de gemeente een lijst opgesteld. Ter hoogte van de tuin achter de pastorie zijn twee door de gemeente aangewezen 'bijzondere bomen' aanwezig. Het betreft een notenboom en een esdoorn. Behoud en bescherming van bijzondere bomen is een belangrijk uitgangspunt bij de verdere planontwikkeling. De notenboom is mogelijk door de vorige eigenaar al verwijderd en is niet ter plaatse aangetroffen. Tussen initiatiefnemer en gemeente is een herplantplicht afgesproken ter compensatie van eerder gerooide bomen. Het inrichtingsplan (uitwerking) wordt ter goedkeuring aan het college van burgemeester en wethouders voorgelegd. De esdoorn wordt behouden en beschermd (conform bijlage 6).
Ook de bomenrij (8 Hollandse Lindes) ten oosten van het plangebied zal behouden blijven en tijdens de bouwwerkzaamheden worden beschermd. Daarbij wordt voldaan aan de aanbevelingen zoals opgenomen in bijlage 6 bij deze toelichting. Uit de Boomeffectanalyse blijkt dat, door gebruik te maken van de juiste bescherming, deze bomen goed behouden kunnen blijven.
Het Gemeentelijk verkeers- en vervoerplan 2008-2020 (GVVP) geeft een overzicht van maatregelen die nodig zijn om de gemeente Boxtel voor de komende jaren leefbaar, verkeersveilig en bereikbaar te houden. De gemeente Boxtel heeft haar parkeerbeleid in 2007 vastgelegd in de notitie ‘Parkeernormen Gemeente Boxtel’.
Toetsing
Toetsing van de beoogde ontwikkeling aan de geldende parkeernormen is opgenomen in paragraaf 4.7.
Een aantal onderzoeken en adviezen die als bijlagen aan de toelichting zijn gehecht zijn uitgezet ten tijde van een vorige versie van het project en gaan daarom uit van een iets ander woningbouwprogramma. Deze onderzoeken/adviezen zijn evenwel locatiegericht, zodat de aanpassingen van het woningbouwprogramma geen invloed hebben op de uitkomst van deze onderzoeken.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
Ten behoeve van onderhavige ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen als bijlage 7 bij deze toelichting.
Op basis van het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd.
Algemene bevindingen veldwerkzaamheden
In de uitkomende grond zijn geen waarnemingen gedaan die duiden op de mogelijke aanwezigheid van verontreinigende stoffen in de bodem. Tijdens de uitvoering van de veldwerkzaamheden is geen aanvullende informatie naar voren gekomen welke tot een aanpassing van de boorstrategie heeft geleid.
Grond
In de bovengrond zijn licht verhoogde gehalten aan lood, kwik en PAK aanwezig. In de ondergrond zijn geen verhoogde gehalten aangetoond.
Grondwater
In het grondwater is barium in een licht verhoogd gehalte gemeten. Tevens is een licht verhoogd gehalte aan zink aangetoond.
Nader bodemonderzoek
Op basis van voornoemde bevindingen is nader bodemonderzoek vanuit milieuhygiënisch oogpunt gezien niet aan de orde.
Pfas
Het plangebied is over het algemeen laag gelegen. Ter plaatse zullen gronden worden aangebracht om hoogteverschillen op te heffen. Er zullen dus geen gronden worden afgevoerd.
Actualisatie
Vanwege de leeftijd van het eerder uitgevoerde bodemonderzoek is een historisch vooronderzoek uitgevoerd (bijlage 8). Op basis van het vooronderzoek wordt geconcludeerd dat voldoende inzicht is verkregen in de mogelijke aanwezigheid van verontreinigingen op de onderzoekslocatie. De locatie is niet verdacht op het voorkomen van een bodemverontreiniging. Voor zover bekend zijn geen activiteiten op het perceel uitgevoerd die kunnen hebben geleid tot een bodemverontreiniging in de periode na 2016. De conclusies uit het onderzoek van 2016 blijven hierdoor van toepassing.
Uit het bodemonderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor de beoogde ontwikkeling. Het aspect bodem vormt derhalve geen belemmering. Deze conclusie wordt bevestigd in het historisch vooronderzoek.
Indien er werkzaamheden in of aan de waterkant van 'Smalwater' uitgevoerd worden, is naar alle waarschijnlijkheid een waterbodemonderzoek nodig. Indien dit het geval is, wordt contact opgenomen met Waterschap de Dommel.
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Zo moet voor de ontwerpbestemmingsplanfase een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen.
In het Besluit m.e.r. is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op 2000 of meer woningen. De beoogde ontwikkeling betreft de realisatie van maximaal 48 niet-zelfstandige wooneenheden en blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent dat kan worden volstaan met een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling'. Dit document is opgenomen als bijlage 9 bij deze toelichting. Daaruit blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten geen belangrijke negatieve milieugevolgen zullen optreden. Er is dan ook geen aanleiding voor het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure. De gemeente dient dit te bevestigen door middel van een besluit dat als bijlage bij deze plantoelichting zal worden opgenomen. De vormvrije mer-beoordeling is uitgevoerd voor de totale ontwikkeling (inclusief pastorie).
Het m.e.r.-beoordelingsbesluit wordt na besluitvorming toegevoegd.
De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het waterschap De Dommel, die verantwoordelijk is voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het plan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.
Europa:
Nationaal:
Provinciaal:
Waterschapsbeleid
Met het Waterbeheerprogramma 2022-2027 start Waterschap De Dommel met de 'watertransitie'; op weg naar een toekomstbestendige waterhuishouding. Uiterlijk in 2050 is de waterhuishouding in ons hele beheergebied toekomstbestendig. Dit betekent een waterhuishouding die in een goede waterkwaliteit voorziet. En een waterhuishouding die robuust, wendbaar en in balans is met de omgeving. Zowel in het bebouwde als het landelijke gebied en van de beekdalen tot en met de hoge zandruggen. Het grond- en oppervlaktewatersysteem kan de grotere weersextremen opvangen door maximaal gebruik te maken van de dempende sponswerking van de bodem/ondergrond en de natuurlijke hoogteverschillen voor het vasthouden van water.
We hanteren drie principes die inhoudelijke sturing geven aan de watertransitie:
We moeten ons, nog meer dan voorheen, aanpassen aan de veranderende leefomgeving en op zoek gaan naar nieuwe oplossingen en antwoorden. Juist de voor Midden-Brabant zo karakteristieke verwevenheid van bebouwing, landbouw en natuur is een kans om de wateropgaven slim in te passen. Dit vereist een integrale, gebiedsgerichte aanpak samen met alle partijen. Een gebiedsgerichte aanpak is alleen succesvol als naast de wateropgaven ook de opgaven vanuit natuur, stikstof, economie, landbouwtransitie, energietransitie, biodiversiteit, mobiliteit en woningbouw onderdeel van de aanpak zijn. Niet sectoraal, maar integraal. Alleen dan gaan we oplossingen vinden voor een leefbaar Midden-Brabant met een duurzaam en toekomstbestendig watersysteem dat goed is voor inwoners, bedrijven, landbouw en natuur. De grote uitdaging zit hem vooral in de vraag hoe we dit gaan bereiken. Meer dan voorheen gaan we daarbij:
Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2020-2024
Het VGRP is een beleidsplan dat op hoofdlijnen de invulling van de gemeentelijke watertaken weergeeft. Door middel van het VGRP legt de gemeente vast wat zij wil bereiken en wat de rol van burgers en bedrijven is ten aanzien van afval-, hemel-, en grondwater.
De gemeente heeft wettelijke zorgplichten ten aanzien van afval-, hemel- en grondwater. De ambitie is om in het verlengde van de zorgplichten bij te dragen aan gemeenschappelijke doelen zoals een klimaatbestendige en duurzame omgeving en een doelbewuste samenwerking met inwoners/bedrijven en regionale waterpartners.
Om invulling te geven aan deze ambities en de toekomstvisie zijn voor de aankomende planperiode de volgende speerpunten geformuleerd:
Per speerpunt is een ambitie en een strategie geformuleerd. Voor de beoogde ontwikkeling gaat het in het bijzonder om het gescheiden inzamelen van stedelijk afval- en hemelwater, hydrologisch neutraal ontwikkelen en het kiezen voor slimme bovengrondse oplossingen in de vorm van groenvoorzieningen en wadi's en het stroomlijnen van oppervlakkige afvoer.
Watervisie Boxtel
Samen met de gemeente Sint-Michielsgestel en Waterschap De Dommel heeft de gemeente Boxtel een Watervisie opgesteld. Het plan biedt een overzicht van de maatregelen die genomen moeten worden voor een goed waterbeheer. Daarbij gaat het om maatregelen op de korte en de lange termijn.
De Watervisie Boxtel is een afgeleide van het Waterbeheerplan en vormt als zodanig het kader voor de nadere uitwerking van onderliggende plannen, waaronder het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (hierna: vGRP). De thema’s en streefbeelden uit het Waterbeheerplan zijn geëvalueerd en waar nodig in de visie geactualiseerd. Dit betekent onder meer dat er ‘hydrologisch neutraal’ moet worden gebouwd conform de Hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen.
Eventuele compensatie, geëist door de gemeente, dient plaats te vinden volgens de voorkeursvolgorde: infiltreren, retentie binnen plangebied, retentie buiten plangebied of berging in bestaand watersysteem. Deze watertoets dient derhalve aangeleverd te worden ter goedkeuring aan het waterschap. Als een voorziening wordt aangelegd, kan een (indicatief) onderzoek naar de infiltratiecapaciteit van de bodem noodzakelijk zijn. In eerste instantie is de perceeleigenaar zelf verantwoordelijk voor de verwerking op zijn terrein.
Algemeen
Het plangebied is gelegen aan de Baroniestraat, in de bebouwde kom van Boxtel, ten noordwesten van het centrum (figuur 1.1). Het plangebied omvat het terrein achter de pastorie en is grotendeels onverhard. Omdat het plangebied binnen de bebouwde kom van Boxtel ligt is het plangebied niet gekarteerd. Uit het bodemonderzoek (zie paragraaf 4.1) blijkt dat de bodem uit matig fijn siltig zand bestaat.
Er is een watertoets uitgevoerd. Deze toets is opgenomen in bijlage 10.
Waterkwantiteit
Het Smalwater is op de legger van het Waterschap de Dommel aangegeven als primaire watergang (A-watergang), zoals zichtbaar in figuur 4.1. Deze primaire watergang heeft aan weerszijden een beschermingszone van 5 meter. Binnen de beschermingszones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. De primaire watergang heeft, op basis van de hier aanwezige natte natuurzone, ook een profiel van vrije ruimte van 10 meter. Het profiel van vrije ruimte is de ruimte die nodig is volgens de beheerder voor toekomstige verbeteringen. In het profiel van vrije ruimte is het verboden zonder vergunning werken te plaatsen, wijzigen of behouden.
Figuur 4.1 Uitsnede vastgestelde legger oppervlaktelichamen Waterschap de Dommel
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- en beschermingszone van een regionale/primaire waterkering.
Afvalwaterketen en riolering
Het plangebied is deels aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel.
Waterkwantiteit
Bij toename van verhard oppervlak met meer dan 500 m2 zijn volgens De Keur watercompenserende maatregelen noodzakelijk. Het planvoornemen voorziet in extra verharding met een oppervlakte van circa 2.060 m2. Conform het beleid van het Waterschap en de gemeente Boxtel is ten aanzien van de ontwikkeling een compenserende berging benodigd van circa 124 m3 (2.060 m2 x 60 mm / 1.000).
De keuze wordt gemaakt om waterberging ondergronds op te lossen, via infiltratiekratten onder de parkeerplaats. Bovengrondse waterberging is niet mogelijk vanwege de zelfredzaamheid van de zorgbehoevende bewoners van het pand.
De EVZ is niet bedoeld voor het oplossen van de ruimteclaim van de waterberging. De waterberging via ten onder de parkeerplaats is voldoende voor de complete waterberging (124 m3). De overstort (bij extreme buien, zoals het waterschap zelf aangeeft) kan naar de EVZ. In overleg met het waterschap zijn maatregelen verwerkt waarmee extra waterbergende capaciteit wordt toegevoegd. Ook vanwege de ligging aan de A-watergang en in de nabijheid van het profiel van vrije ruimte. De maatregelen leiden tevens tot een verbetering van de aanwezige ecologische verbindingszone. Binnen het plangebied wordt de ecologische verbindingszone ingericht met natuurlijke waterberging (retentiepoel).
Figuur 4.2 uitsnede inrichtingsplan met retentiepoel
Hemelwater van daken en erfverhardingen wordt op conventionele wijze ingezameld en geborgen in een ondergrondse hemelwaterbergingsvoorziening onder de parkeerplaats met een overstort naar de EVZ. Afhankelijk van het type voorziening en de belastbaarheid hebben ondergrondse systemen een bepaalde gronddekking nodig.
De GHG en de benodigde gronddekking zijn bepalend of een ondergrondse bergingsvoorziening zonder verlies van berging kan worden aangelegd. De GHG voor de planlocatie is ingeschat op 6,30 m +NAP. Het toekomstig maaiveldniveau ter plaatse van de parkeerplaats komt op 8,25 m +NAP te liggen. Daarmee zal de GHG in de toekomstige situatie op ca. 1,95 m -mv liggen.
In afstemming met de provincie Noord-Brabant, waterschap De Dommel en de gemeente Boxtel is overleg gevoerd over het ontwikkelen van natuur in het plangebied nabij de rivier Smalwater direct ten noorden van het plangebied. Daarbij is afgesproken om de bebouwingsvrije zone te verruimen en het initiatief hierop aan te passen (van 10 m naar 25 m). Zie paragraaf 2.2 en figuur 2.5 van de toelichting alsmede artikel 3.4.1 en bijlage 1 bij de regels.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid wordt de nieuwbouw voorzien worden van een gescheiden rioleringsstelsel. Hiermee wordt voorkomen dat schoon hemelwater bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt.
In artikel 3.4.3 de planregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het bergen van water. De uitvoerbaarheid is daarmee geborgd.
Het vuilwater (zogenaamde droogweerafvoer; DWA) zal in de toekomstige situatie worden aangesloten op het bestaande rioleringsstelsel in de omgeving. De mogelijkheden en wijze van aansluiting zal in overleg met de gemeente besproken moeten worden. Tevens zal voor de aansluiting een vergunning aangevraagd moeten worden.
De openbare ruimte en de corridor wordt onderhouden door gemeente. De watergang wordt door het waterschap onderhouden. In de legger zijn beschermingszones ten behoeve van dat onderhoud van de watergang opgenomen. Voor regulier onderhoud is dat 1 meter vanaf de insteek. Voor buitengewoon onderhoud is dat normaal gesproken 5 meter. Omdat het onderhoud vanaf de overkant van Smalwater (buiten het plangebied) wordt uitgevoerd, geldt hier een beschermingszone van 0 meter.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen.
Ten aanzien van het beoogde planvoornemen zullen zeer waarschijnlijk voor de onderstaande onderdelen een watervergunning worden aangevraagd of geldt tenminste een meldingsplicht (tenzij voldaan wordt aan de Algemene Regels (artikel 14 en 15) uit het Keur):
- Toename verhard oppervlak;
- Lozen van hemelwater op het oppervlaktewater;
- Tijdelijke grondwateronttrekkingen;
- Tijdelijke lozingen van bemalingswater;
- Werkzaamheden in het profiel van de vrije ruimte.
Op basis van deze invulling is de ontwikkeling in zowel ruimte als tijd hydrologisch positief uit te voeren. Er worden dan ook vanuit het oogpunt van de waterhuishouding geen belemmering verwacht ten aanzien van de ruimtelijke procedure en uitvoering van het plan. Voor de werkzaamheden in het profiel van de vrije ruimte, voor de realisatie van de ecologische verbindingszone, geldt een watervergunningplicht.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen, waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof.
Voor milieuzonering moet je formeel meten van het bouwvlak (van bijvoorbeeld een woning) tot aan de bestemmingsgrens/perceelsgrens van de milieuhinderlijke functie. Gezien de diversiteit aan functies (wonen in combinatie met maatschappelijke functies) in en rondom de planlocatie en de ligging van het plangebied nabij de drukke weg (Baroniestraat) kan het gebied worden aangemerkt als een 'gemengd gebied'.
Voor de begraafplaats geldt een richtafstand van 0 meter in gemengd gebied. Voor de kerk geldt een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. De afstand van de kerk tot de pastorietuin bedraagt minimaal 30 meter afstand. De beoogde ontwikkeling is daarmee op voldoende afstand gelegen. In de Heilig Hartkerk in Boxtel worden overigens sinds begin 2015 geen kerkelijke (ere)diensten meer gehouden. Wel zijn er sindsdien diverse activiteiten georganiseerd, zoals de uitvoering van een musical. Naast religieuze activiteiten zijn ter plaatse van de kerk op dit moment ook juridisch-planologisch andere functies toegestaan zoals ten behoeve van sport en spel, gezondheidszorg, onderwijs etc. Deze activiteiten kennen allemaal een maximale richtafstand van 10 meter ten opzichte van een gemengd gebied (milieucategorie 2). Hieraan wordt voldaan.
Aan de overzijde van de Baroniestraat, op ruim 20 meter afstand is de basisschool Angelaschool gevestigd. Deze afstand is gemeten vanaf het bouwvlak van de nieuwe woonzorggebouwen tot de perceelsgrens van de school. Voor een basisschool geldt een richtafstand van 10 meter ten opzichte van gemengd gebied. Aan deze richtafstand wordt voldaan. Tevens wordt het schoolplein aan de zuidzijde van de Angelaschool afgeschermd door de bebouwing van de Angelaschool. De school veroorzaakt dan ook geen relevante milieuhinder ter plaatse van het plangebied.
Ten oosten van het plangebied is het St. Ursulaklooster gelegen met daarin diverse dienstverlenende/maatschappelijke functies, waaronder de GGD, bureau Halt en het Centrum voor Jeugd en gezin. Voor deze activiteiten geldt een richtafstand van 0 meter in een gemengd gebied. Naast de huidige activiteiten zijn ter plaatse van het klooster ook juridisch-planologisch andere functies toegestaan. Deze activiteiten kennen, net als bij de kerk, allemaal een richtafstand van 10 meter ten opzichte van een gemengd gebied. Ook daaraan wordt voldaan.
Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de beoogde woningen sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat en dat in de omgeving geen bedrijven aanwezig zijn die door de woningbouwontwikkeling in hun bedrijfsvoering worden beperkt.
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting, dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (hierna: Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 meter binnen de transportroute.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (hierna: Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Bevi zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Beleid Boxtel 2010
In het beleidsstuk externe veiligheid van gemeente Boxtel (2010 )zijn een aantal gebiedstypen beschreven. Een daarvan is het gebiedstype' risicoluw gebied'. Een risicoluw gebied kenmerkt zich door een hoge bevolkingsdichtheid. Nieuwe risicovolle activiteiten zijn hier niet gewenst. Bij bestaande risicovolle inrichtingen worden de noodzaak en mogelijkheden tot sanering onderzocht. In de nabijheid van risicovolle infrastructuur zijn nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen toegestaan, mits het planontwerp wordt geoptimaliseerd (mogelijkheden voor beheersbaarheid van calamiteiten, zelfredzaamheid van de burgers etc.).
Figuur 4.3 Risicoluw gebieden
Figuur 4.4 Uitsnede EV signaleringskaart
Uit de informatie op de signaleringskaart blijkt dat het plangebied zich buiten het invloedsgebied van de weg, het water en risicovolle inrichtingen bevindt waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Circa 380 m ten westen van het plangebied is een DPO-leiding gelegen. Deze leiding heeft geen plaatsgebonden risicocontour van 10-6 per jaar. De leiding heeft een effectafstand (dodelijk) van 25 meter. De leiding vormt dan ook geen extern veiligheidsrisico ter plaatse van het plangebied.
Circa 360 meter ten westen van het plangebied worden gevaarlijke stoffen van o.a. de stofcategorie B2 vervoerd over het spoor. De spoorlijn heeft een PR-plafond van 6 meter. Het plangebied ligt daar ruimschoots buiten. Het invloedsgebied van het spoortraject bedraagt 995 meter. Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied, op circa 370 meter. Omdat het plangebied op meer dan 200 meter afstand is gelegen hoeven geen beperkingen te worden gesteld aan het ruimtegebruik ter plaatse van het plangebied. Wel is vanwege de ligging binnen het invloedsgebied een beknopte verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk.
Beleid Boxtel 2010
Het plangebied bevindt zich in het gebiedstype 'risicoluw gebied'. Er is hier sprake van toxisch scenario. Als afstand wordt nu nog 1.500 meter aangehouden, mogelijk wordt deze op 300 afgekapt. Het advies van de volstaat op dit vlak, ondanks het 3 jaar oud is. Ook hiervoor is een beknopte verantwoording opgesteld.
In het kader van het wettelijk vooroverleg is voor de verantwoording aanvullend advies gevraagd aan de Veiligheidsregio. Het advies van de Veiligheidsregio is opgenomen in bijlage 11 en 12 bij deze toelichting. Geadviseerd wordt om voor de inrichting van het plangebied de Beleidsregels bereikbaarheid en bluswater als uitgangspunt te nemen. Indien aan deze regels voldaan wordt is er sprake van goede ontvluchtings- en bestrijdingsmogelijkheden.
Zelfredzaamheid
In de toekomstige situatie worden niet-zelfstandige wooneenheden gerealiseerd. Gezien de aard en de activiteiten van de beoogde ontwikkeling wordt vanuit gegaan dat een groot deel van de aanwezigen gezien worden als verminderd zelfredzame personen. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchten. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over het spoor en bij een inrichting geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van aanwezige (mechanische) ventilatiesystemen. De Veiligheidsregio adviseert om middels een informatiebrief de ontwikkelaar en de toekomstige gebruikers, bewoners en personeel te informeren over de risico's en de handelingen die genomen kunnen worden bij een dreiging. Het is van belang dat er een duidelijk plan ligt voor het moment dat zich een incident voordoet. De aanwezige begeleiders/verzorgers moeten weten hoe te handelen. Hiermee wordt in optimale vorm invulling gegeven aan het risicobewustzijn van- en het nemen van een eigen verantwoordelijkheid door de burger. Deze informatie zorgt er ook voor dat de bewoners en personeel op het moment dat een incident plaats vindt direct weten hoe te handelen, dit heeft een positieve invloed op de mate van zelfredzaamheid. Dit scenario moet door de initiatiefnemer worden opgenomen in het bedrijfsnoodplan. Daarnaast wordt geadviseerd om dit te beoefenen met het personeel. Hiermee worden de aanwezigen beschermd tegen de blootstelling aan toxische gassen. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.
Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid
Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt op dit moment ontsloten via de Baroniestraat. De Baroniestraat gaat in oostelijke richting over op de Monseigneur Wilmerstraat. Via de Brederodeweg wordt in noordelijke en zuidelijke richting ontsloten op het hogere gelegen netwerk, de rijksweg A2. In oostelijke richting gaat de Monseigneur Wilmerstraat over op de Schijndelseweg, N618. Dit biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.
Figuur 4.5 breedte weg ivm bereikbaarheid hulpdiensten
De weg gelegen tussen Baroniestraat en Bracbant is breder dan 4,5 meter, zodat er voldoende ruimte is voor de hulpverleningsdiensten. Verder is er ook voldoende keermogelijkheid nabij de parkeerplaatsen van Bracbant.
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het spoor, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Daarnaast bevindt het plangebied zich in het risicoluw gebied van de gemeente Boxtel. Uit de beknopte verantwoording komt naar voren dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. De veiligheidssituatie zal met de beoogde ontwikkeling niet verslechten en wordt als aanvaardbaar gezien. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:
In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen en/of telecommunicatieverbindingen aanwezig. Bij graafwerkzaamheden op het terrein dient overigens wel rekening te worden gehouden met eventueel aanwezige kabels en niet planologische leidingen. Hiervoor dient voorafgaand aan de werkzaamheden een KLIC-melding gedaan te worden.
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en/of verkeersveiligheid.
De parkeerbehoefte wordt berekend op basis van de gemeentelijke parkeernormen 'Parkeernormen Gemeente Boxtel Binnen de bebouwde kom'. De verkeersgeneratie wordt berekend op basis van kencijfers uit CROW-publicatie 381. Hierbij wordt op basis van de omgevingsadressendichtheid en het autobezit per kengetal het gemiddelde van de bandbreedte gehanteerd. De ontwikkeling ligt in het gebied 'rest bebouwde kom' en heeft een stedelijkheidsgraad 'matig stedelijk'.
Onderzoek
Ontsluiting
Het plangebied wordt ontsloten op de Baroniestraat, een gebiedsontsluitingsweg met een maximum snelheid van 50 km/u. De Baroniestraat gaat in oostelijke richting over op de Monseigneur Wilmerstraat. Via de Brederodeweg wordt in noordelijke en zuidelijke richting ontsloten op het hogere gelegen netwerk, de rijksweg A2. In oostelijke richting gaat de Monseigneur Wilmerstraat over op de Schijndelseweg, N618. Via meerdere straten wordt in zuidelijke richting vanaf de Baroniestraat het centrum van Boxtel bereikt. In meer westelijke richting wordt het treinstation van Boxtel bereikt en wordt ontsloten op de kernen ten westen van Boxtel. Met name door de ligging aan een gebiedsontsluitingsweg is het plangebied goed bereikbaar voor het gemotoriseerd verkeer.
De Baroniestraat is, net als de meest omliggende wegen, voorzien van fietssuggestiestroken en trottoirs aan beide zijden van de weg. Het openbaar vervoer is op loopafstand bereikbaar, de dichtstbijzijnde bushalte is op enkele minuten gelegen aan de Annastraat, het treinstation is op 5-10 minuten loopafstand bereikbaar. De ontsluiting per langzaam verkeer en openbaar vervoer is ook goed te noemen.
Verkeersgeneratie
Bij het bepalen van de verkeersgeneratie is gebruik gemaakt van CROW publicatie 381. Hierbij wordt op basis van de omgevingsadressendichtheid en het autobezit voor de kengetalen het gemiddelde van de bandbreedte gehanteerd. Voor het berekenen van de verkeersgeneratie wordt uitgegaan van de locatie 'rest bebouwde kom'. Verder geldt voor de locatie een stedelijkheidsgraad van 'matig stedelijk'.
De verkeersgeneratie is bepaald voor een gemiddelde weekdag en een gemiddelde werkdag. De CROW-kentallen gaan uit van weekdagintensiteiten. De gemiddelde werkdagintensiteit is bepaald door gebruik te maken van een omrekenfactor 1,11 welke CROW-381 noemt voor woonfuncties.
Huidige situatie
In de bestaande situatie betreft het plangebied een braakliggend terrein. Dit genereert geen verkeer.
Verkeerstoedeling
Het plan wordt via één aansluiting ontsloten op de Baroniestraat. Op basis van de navigatietool van Google Maps is een inschatting gemaakt van de toedeling van het verkeer vanaf het plangebied (zie onderstaande afbeelding).
Figuur 4.6 Verkeerstoedeling plangebied
Verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid
Voor beoordeling van de verkeersafwikkeling is de verkeersgeneratie tijdens het maatgevende uur van belang. Als vuistregel geldt dat de verkeersomvang tijdens het maatgegevens uur circa 10% van de etmaalwaarde bedraagt. In dit geval gaat het in het drukste uur op werkdagen dan om (131 *10%) om 14 voertuigen. Deze geringe toename van verkeer kan zonder problemen worden afgewikkeld op de omliggende kruispunten en wegen en zal niet leiden tot een verslechtering van de verkeersafwikkeling.
Voor de beoordeling van de verkeersveiligheid kan gesteld worden dat met de geringe toename van het verkeer na planontwikkeling (14 motorvoertuigen in het drukste uur) dit geen effect heeft op de verkeersveiligheid. De verkeersveiligheid wordt dan ook niet negatief beïnvloed als gevolg van het plan.
Verkeersmodel BBMA 2022
Het provinciebrede Verkeersmodel geeft de prognose van de verkeersintensiteiten weer voor de jaren 2030 en 2040 ten opzichte van de verkeersintensiteiten in het jaar 2019.
Hierna zijn uitsnedes opgenomen van de Baroniestraat e.o.
Figuur 4.7a Verkeersinsiteiten 2019 (gemiddelde werkdag)
Figuur 4.7b Verkeersinsiteiten 2030 (gemiddelde werkdag)
Figuur 4.7c Verkeersinsiteiten 2040 (gemiddelde werkdag)
De Baroniestraat is gecategoriseerd als een erftoegangsweg met een maximumsnelheid van 30 km/u. Een erftoegangsweg kan normaal gesproken een verkeersintensiteit van 4.000 à 6.000 mvt/etmaal vlot en veilig verwerken.
Gelet op de De verkeersintensiteit van de Baroniestraat ter hoogte van het plangebied zal afnemen van 3.230 verkeersbewegingen per gemiddelde werkdag in 2019 naar 1.910 verkeersbewegingen per gemiddelde werkdag in 2030 en daarna licht toenemen tot 1.950 verkeersbewegingen per gemiddelde werkdag in 2040. Dus zowel in de huidige situatie, als in de toekomstige situatie sprake van een verkeersintensiteit die (ruim) binnen de verwerkingscapaciteit van de Baroniestraat blijft.
De beoogde ontwikkeling zorgt voor een verkeerstoename van 131 mvt/etmaal gedurende een gemiddelde werkdag. 40% daarvan zal in noord-oostelijke richting ontsluiten, de overige 60% zal in zuidwestelijke richting ontsluiten.
Ten opzichte van de capaciteit van de weg is de beoogde toename dermate laag dat de invloed op de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid van de weg verwaarloosbaar is.
Beoogde situatie
De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van twee woonzorggebouwen met 48 niet-zelfstandige wooneenheden.
Tabel 4.8 Verkeersgeneratie planontwikkeling
Woningtype | Aantal | Functie CROW 381 | Kengetal | Verkeersgeneratie | |
weekdag | werkdag | ||||
Zorgappartementen | 48 | Aanleunwoning/serviceflat | 2,45 per woning | 117,6 | 130,5 |
Totaal | 48 | 118 | 131 |
De beoogde ontwikkeling heeft een verkeersgeneratie van 118 mvt/weekdag en 131 mvt/werkdag. De verkeersgeneratie voor een gemiddelde werkdag is bepaald door de weekdagintensiteit te vermenigvuldigen met factor 1,11 (CROW publicatie 381).
Parkeren
De parkeerbehoefte is berekend aan de hand van de gemeentelijke parkeernormen.
Tabel 4.9 Toekomstige situatie
Woningtype | Functie p-beleid | Aantal | Parkeernorm | Parkeerbehoefte |
Zorgappartement | Zorgwoning, beschermd of verzorgd wonen | 48 | 0,6 p. woning | 29 pp |
De beoogde ontwikkeling heeft een parkeerbehoefte van 29 parkeerplaatsen. De totale parkeervraag zal worden opgelost binnen het plangebied zoals zichtbaar in onderstaande figuur. Daarmee wordt voldaan aan de parkeernorm van de gemeente Boxtel.
Figuur 4.10 Uitsnede inrichtingsplan, situering 29 parkeerplaatsen
Conclusie
Het plangebied heeft voor alle vervoerswijzen een goede ontsluiting. De verkeerstoename als gevolg van de ontwikkeling zal niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en/of verkeersveiligheid. De totale parkeerbehoefte zal worden opgelost binnen het plangebied.
Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km/u wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder van de weg moet worden getoetst. De geluidhinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden. Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. De waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.
Nieuwe woningen zijn geluidgevoelige functies, waarvoor in het kader van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh), akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden indien gelegen binnen de geluidzone van gezoneerde wegen. Het plangebied ligt binnen de geluidzone van gezoneerde wegen. Akoestisch onderzoek is uitgevoerd ten gevolge van wegverkeerslawaai. Het spoor heeft ter plaatse een geluidzone van 300 meter. Het plangebied is verder gelegen van het spoor. Onderzoek naar spoorweglawaai is daardoor niet noodzakelijk.
De nieuwe woningen in het plangebied zijn geluidgevoelige functies en liggen binnen de geluidszone van de Baroniestraat, Annastraat en Pastoor Erasstraat (allen 50 km/u). De Ons Doelstraat en de Prins
Bernhardstraat (binnen de 30 km/uur zone) zijn alleen meegenomen in het kader van de cumulatieve geluidbelasting. Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd onder de normen van de Wgh en conform de Standaard Rekenmethode II uit het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012. De rapportage van het akoestisch onderzoek, waarin wordt ingegaan op de uitgangspunten en resultaten van het onderzoek, is opgenomen in bijlage 13 bij deze toelichting. Hierna worden de resultaten kort samengevat.
De geluidbelasting bedraagt op zijn hoogst 56 dB ter plaatse van gevel direct aan de Baroniestraat (alle etages). De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt op zes beoordelingspunten overschreden (meerdere hoogtes). De hoogst toelaatbare geluidbelasting van 63 dB wordt nergens overschreden.
Bronmaatregelen
Het toepassen van geluidreducerend wegdek, het verlagen van verkeersintensiteiten of het
aanpassen van de maximale snelheid kan leiden tot lagere geluidniveaus. Gezien de mate waarin de voorkeursgrenswaarde wordt overschreden zal een meer geluidreducerend wegdek bij de Baroniestraat niet zorgen voor een situatie waarbij ter plaatse van de gewenste appartementen sprake zal zijn van een geluidbelasting onder de voorkeursgrenswaarde. Daarbij wordt opgemerkt dat het wegdek over een lang traject vervangen zou moeten worden, waardoor dit in relatie tot het aantal appartementen
financieel gezien niet mogelijk is. Maatregelen die de verkeersstromen wijzigen (zoals het verlagen van de verkeersintensiteiten of de maximumsnelheid) zullen niet ad hoc worden genomen, maar zijn
een onderdeel van een uitgebreide verkeersstudie. Het realiseren van dit kleine aantal woningen vormt doorgaans geen aanleiding voor een uitgebreide verkeersstudie. Daarnaast heeft de gemeente Boxtel ook aangegeven dat het verlagen van de maximumsnelheid op de Baroniestraat naar 30 km/u geen haalbare optie is.
Maatregelen bij de ontvanger
Bij het ontwerp van de wooneenheden wordt, waar nodig, rekening gehouden met de extra benodigde geluidwering en/of voorzieningen van de desbetreffende geveldelen. De gemeente zal bepalen welke voorzieningen/voorwaarden nodig zijn om de benodigde hogere waarden te verlenen. Bij de indeling van het beoogde appartementencomplex is al rekening gehouden met het aspect geluid. Door de gezamenlijke ruimtes zoveel mogelijk bij de voorgevel te plaatsen kan het aantal wooneenheden op de meest geluidbelaste gevel zo laag mogelijk worden gehouden.
Gemeentelijke beleid
Conform de Wgh kan er pas een hogere waarde worden verleend als voldaan wordt aan de
hoofdcriteria uit deze wet en aan de in het gemeentelijk beleid genoemde subcriteria. Voor de gemeente Boxtel is het geluidbeleid beschreven in het document 'Beleid hogere
grenswaarden gemeente Boxtel' ingesteld op 15-01-2008. In dit document worden algemene ontheffingscriteria genoemd en enkele bijzondere ontheffingscriteria voor de gemeente Boxtel. De algemene ontheffingscriteria zijn de bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke, financiële, vervoerskundige of verkeerskundige bezwaren tegen het nemen van maatregelen. Deze zijn in de bovenstaande paragrafen reeds besproken. Bij de bijzondere ontheffingscriteria voor de gemeente Boxtel valt het project ook onder het criterium voor stationslocaties, dat van toepassing is bij woningen binnen 1500 meter van een treinstation. Het plangebied is gelegen op circa 600 meter van station Boxtel. Er kan worden gesteld dat het gemeentelijk beleid geen belemmering vormt voor het aanvragen van een hogere waarde.
Bouwbesluit
De gecumuleerde geluidbelasting bij het appartementencomplex bedraagt ten hoogste 61 dB ter plaatse van de voorgevel aan de Baroniestraat (alle etages). De vereiste karakteristieke geluidwering 'Ga;k' bedraagt dan maximaal 61 - 33 = 28 dB. Het bevoegd gezag zal bepalen of er nader onderzoek naar de geluidwering van de gevels dient te worden gedaan.
In het ontwerp zal hieraan worden voldaan. Om dit te borgen is het bestemmingsplan een voorwaardelijke verplichting opgenomen. In de fase van vergunningverlening wordt dit getoetst.
Woon- en leefklimaat
Voor het beoordelen van het woon- en verblijfsklimaat ter plaatse van de te realiseren appartementen wordt gebruik gemaakt van de 'kwaliteitsindicatie geluid' van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).
De geluidniveaus ter plaatse van de gewenste appartementen variëren van 40 dB tot en met 61 dB. De milieukwaliteit wordt daarom over het algemeen gekwalificeerd als 'Zeer goedtot Slecht'. Het woon- en verblijfsklimaat ter plaatse van de appartementen kan evengoed wel als acceptabel worden aangemerkt wanneer de gevels over voldoende gevelwering beschikken om een binnenniveau van 33 dB te kunnen garanderen. Daarbij kan ook in de overweging worden meegewogen dat het grootste deel van de appartementen de beschikking zullen hebben over een geluidluwe gevel. Daarnaast zullen er ook gezamenlijke geluidluwe verblijfsruimtes en buitenruimte aanwezig zijn.
Hogere waarden
Hogere waardes zijn nodig voor de Baroniestraat. De berekende geluidbelasting bedraagt
maximaal 56 dB. Maatregelen zijn niet doelmatig. Het verlenen van hogere waarden wordt mogelijk geacht. Het ontwerpbesluit hogere grenswaarden Wet geluidhinder is als bijlage 14 bijgevoegd.
Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Ter plaatse is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Benodigde gevelwering (wegverkeerslawaai)
De gecumuleerde geluidbelasting bedraagt ten hoogste 56 dB. Voor de geveldelen van de gewenste appartementen bedraagt de vereiste karakteristieke geluidwering Ga;k dan maximaal 61 - 33 = 28 dB.
Woon- en leefklimaat
De milieukwaliteit wordt geclassificeerd als 'Zeer Goed' tot 'Slecht'. Het woon- en verblijfsklimaat ter plaatse van de appartementen kan evenwel als acceptabel worden aangemerkt. Op basis van de toelichting kan gesteld worden dat de cumulatieve geluidbelasting (wegverkeer) een aanvaardbaar woon- en verblijfsklimaat niet in de weg staat, met dien verstande dat een hogere grenswaarde dient te worden verleend.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (hierna: Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in onderstaand tabel weergegeven.
Stof | Toetsing van | Grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | ||
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Tabel 4.11 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden, die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het bestemmingsplan voorziet in de realisatie van maximaal 48 niet-zelfstandige wooneenheden.
In de NIBM-tool (versie 23-04-2022) is worst-case 2022 als jaar van planrealisatie aangehouden. Uit de berekening blijkt dat deze verkeerstoename zorgt voor een toename van het gehalte stikstof in de lucht van 0,07 µg/m³ en van fijnstof van 0,02 µg/m³ (onderstaand tabel). De toename van stikstof is onder 1,2 µg/m³. Het project draagt hierdoor niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide in de lucht. Een toetsing aan de grenswaarden is derhalve niet noodzakelijk.
Tabel 4.12 Resultaten NIBM-Tool
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de CIMLK-monitoringstool 2022(www.cimlk.ml) . De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Baroniestraat, direct ten zuiden van het plangebied. Uit de kaart blijkt dat in 2021 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2020; 13,7 µg/m³ voor NO2, 16,7 µg/m³ voor PM10 en 9,5 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Ter plaatse is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient onderzocht te worden of de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) en het beleid van de provincie ten aanzien van de bescherming van dier- en plantensoorten en de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland de uitvoering van het plan niet in de weg staan. In elk geval moet aannemelijk zijn dat vergunning of ontheffing van de bij of krachtens deze wet geldende verbodsbepalingen kan worden verkregen voor de activiteiten die met dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. Dit is anders indien uit de Wnb voortvloeit dat een passende beoordeling moet worden gemaakt. Deze dient te zijn verricht ten tijde van vaststelling van het bestemmingsplan.
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan, dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Bijzondere nationale natuurgebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) kan buitenom de gebieden, die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden Natura 2000, ook gebieden aanwijzen als Bijzonder nationaal natuurgebied. Dat kan wanneer het gebied is opgenomen op een lijst als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Habitatrichtlijn of het gebied onderwerp is van een procedure als bedoeld in artikel 5 van de Habitatrichtlijn. De beschermende werking, die geldt voor gebieden die behoren tot Natura 2000, geldt in dat geval ook voor het bijzondere nationaal natuurgebied.
Natuurnetwerk Nederland (NNN)
Gebieden, die deel uitmaken van het NNN, worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden, waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen, zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Noord-Brabant
In de provincie Noord-Brabant wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee, voor het op of in de bodem brengen van meststoffen en voor agrarische beregening uit grondwater. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 3 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wild zwijn en woelrat.
Ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen als bijlage 15 bij deze toelichting. Hierna wordt ingegaan op de bevindingen.
Natuurbescherming
Natura 2000
Gezien de afstand tot de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden (ruim 2 km tot ‘Kampina &
Oisterwijkse Vennen’) zijn fysieke verstoring en de gevolgen van licht, trillingen en geluid op voorhand uit te sluiten.
Mogelijke negatieve effecten van stikstofdepositie zijn gezien de aard van de ingreep en de afstand tot stikstofgevoelige natuur echter niet op voorhand uit te sluiten. Daarnaast valt het project niet onder de vrijstellingsregels in het kader van beheer en onderhoud. Daarom is een AERIUS-berekening nodig om de mogelijke gevolgen van de werkzaamheden en het toekomstige terreingebruik inzichtelijk te maken.
Figuur 4.13 Ligging plangebied t.o.v. Natura 2000-gebied Kampina & Oisterwijkse Vennen
Stikstof
De wijzigingen in verkeersstromen zouden kunnen leiden tot een toename van stikstofdepositie in Natura 2000-gebieden. Om stikstofdepositie binnen Natura 2000-gebieden door emissies van de realisatie- en gebruiksfase van de beoogde ontwikkeling uit te sluiten is hier een onderzoek voor uitgevoerd.
De memo van dit onderzoek is opgenomen in bijlage 16. De achterliggende stikstofberekeningen voor de realisatiefase is opgenomen in bijlagen 17 en 18 en de berekening voor de gebruiksfase is opgenomen in bijlage 19. In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat er voor de realisatie- en gebruiksfase geen depositiebijdrage binnen Natura 2000-gebieden wordt berekend. Er zijn geen rekenresultaten hoger dan 0,00 mol/ha/jr. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat ervoor de ontwikkeling geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming is verreist.
Natuur Netwerk Nederland
Het projectgebied grenst ten noorden aan de beek Smalwater, welke onderdeel is van het
Natuurnetwerk Nederland. Het functioneren van deze beek (inclusief oeverzone) als natte
ecologische verbindingszone mag door de ontwikkelingen niet worden aangetast. Hierbij
dient ook rekening gehouden te worden met mogelijke externe invloeden.
Om de ecologische functie van het Natuurnetwerk te behouden wordt een ecologische
verbindingszone aangelegd langs de oever van de beek. Het afwegingskader EHS dient
hiervoor te worden doorlopen, en het plan voor de groenstrook dient ter goedkeuring te
worden voorgelegd bij de provincie Noord-Brabant.
Door de aanleg van een voldoende brede en goed ingerichte ecologische verbindingszone
langs de oever, komt de ecologische functie van de beek naar verwachting niet in het geding.
Figuur 4.14 Ligging plangebied (rode druppel) t.o.v. NNB
Het planvoornemen geeft invulling aan het zoekgebied door het inrichten van een corridor. De inrichting (zie ook Bijlage 1) is tot stand gekomen in samenwerking met provincie, het waterschap en de gemeente is een inrichtingsschets opgesteld om richting te geven aan de te ontwikkeling natuur in het plangebied. In paragraaf 2.2.1 wordt dit beschreven.
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming is gericht op het duurzaam in stand houden van soorten in hun
natuurlijk leefgebied. Niet alleen de instandhouding van verblijfplaatsen is van belang, maar ook de instandhouding van het leefgebied. Te allen tijde dient men de zorgplicht in acht te nemen. Deze zorgplicht houdt in dat nadelige gevolgen voor flora en fauna zoveel mogelijk moet worden voorkomen. De zorgplicht geldt voor alle planten en dieren, beschermd of niet.
Voor het planvoornemen is een bronnenonderzoek (o.a.: Nationale Databank Flora en Fauna) verricht naar het voorkomen van beschermde soorten in het onderzoeksgebied en in de directe omgeving daarvan. Door middel van een veldbezoek is een inschatting gemaakt van de te verwachten beschermde soorten in het plangebied. Daarna is bekeken welke effecten de werkzaamheden kunnen hebben op de mogelijk aanwezige beschermde soorten.
Grondgebonden zoogdieren
De voorgenomen ingreep kan een negatief effect hebben op diverse soorten marters zoals
de wezel, bunzing en steenmarter. Mogelijke verblijfplaatsen in de verruigde groenstroken
en tussen de takken- en stenenstapels gaan tijdens de werkzaamheden verloren.
Nader onderzoek (sporenonderzoek en wildcamera’s) moet uitwijzen of marterachtigen
daadwerkelijk gebruik maken van het projectgebied en of een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig is. Dit type onderzoek is jaarrond mogelijk en duurt 6 tot 12 weken, afhankelijk van de periode in het jaar.
Verder zijn er mogelijk vaste rust- of verblijfplaatsen en (functionele) leefomgeving van de
waterspitsmuis zijn aanwezig rond het Smalwater, aan de noordgrens van het perceel. De
voorgenomen werkzaamheden in deze omgeving hebben mogelijk een schadelijk effect op
aanwezige waterspitsmuizen. Nader onderzoek moet uitwijzen of de waterspitsmuis al dan
niet aanwezig is en of een ontheffing in het kader van de Wnb nodig is voor deze soort. Dit
type onderzoek maakt gebruik van diervriendelijke muizenvallen, welke gedurende enkele achtereenvolgende dagen worden gecontroleerd.
Tot slot dient voor een algemene soort (zoals de egel) invulling te worden gegeven aan de
zorgplicht. Voor vrijgestelde soorten geldt geen ontheffingsplicht, maar moet wel voorkomen worden dat dieren tijdens het opruimen van de stenen, takkenhopen en de struiken worden verwond. Deze werkzaamheden dienen dus voorzichtig plaats te vinden, waarbij mogelijk aanwezige dieren de kans moeten krijgen om zelfstandig een veilig heenkomen te vinden.
In het ontwerp van de ecologische zone kunnen takkenhopen worden opgenomen welke
kunnen dienen als schuilplaats voor kleine zoogdieren. Bij de afrastering van het toekomstige terrein kan men rekening houden met de toegankelijkheid voor grondgebonden zoogdieren (bijvoorbeeld door heggen te gebruiken of ruimte te creëren onder hekken en schuttingen).
Vleermuizen
Verblijfplaatsen of essentieel leefgebied zijn binnen het projectgebied niet aanwezig. Wel
dient (licht)verstoring van verblijfplaatsen in de nabije gebouwen te worden voorkomen.
Hetzelfde geldt voor de bomenrij en de beek langs het perceel, welke zeer waarschijnlijk
onderdeel uitmaken van een belangrijke vliegroute voor de vleermuizen in de omgeving.
Zowel tijdens de werkzaamheden (bouwlampen) en de definitieve situatie (terreinverlichting) dient men hier alert op te zijn.
In de nieuwbouw kunnen verblijfplaatsen van vleermuizen worden opgenomen, bijvoorbeeld door de inbouw van vleermuiskasten of het toegankelijk maken van (delen van) de spouw.
Vogels
Potentiële nestplekken voor boom- en gebouwbewonende vogels in de directe omgeving
bevinden zich buiten de invloedsfeer van de werkzaamheden. Wel kunnen algemene broedvogels nestelen in de te verwijderen struiken en langs de oever van het Smalwater. Actieve nesten mogen geen negatief effect ondervinden, ongeacht de soort. Rooien van de struiken en werk langs de oevers dient daarom buiten het broedseizoen (buiten half maart – half juli) plaats te vinden. Indien dit niet plaats kan vinden buiten het broedseizoen, dient de vegetatie voor verwijdering te worden gecontroleerd op de aanwezigheid van actieve nesten. Dit neemt een risico met zich mee dat bij een actief nest de werkzaamheden moeten wachten tot de jongen het nest hebben verlaten.
In de nieuwbouw kunnen naast vleermuisvoorzieningen ook nestkasten voor vogels zoals huismussen en gierzwaluwen worden opgenomen. De tuin en ecologische verbindingszone kunnen huismusvriendelijk worden ingericht met bijvoorbeeld (zand)badderplekken en voldoende schuilmogelijkheden zoals struiken. Vogelhuisjes in de tuin kunnen kansen bieden voor diverse algemene broedvogels zoals kool- en pimpelmezen.
Reptielen, amfibieën en vissen
Geschikt habitat om te rusten, voort te planten of te overwinteren is voor zwaar beschermde reptielen, amfibieën en vissen niet aanwezig in het projectgebied. Mogelijk leefgebied (voor vissen) in de nabije beek wordt door de werkzaamheden niet aangetast. Incidenteel kunnen wel algemene (vrijgestelde) amfibieën op het terrein voorkomen. Voor deze soorten kan tijdens de werkzaamheden worden volstaan met de zorgplicht. De aanleg van de ecologische verbindingszone heeft naar verwachting een netto positief effect of deze soortengroepen. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig.
Door het opnemen van een plas of poel met ondiepe, groene oevers ontstaat er geschikt
voortplantingswater voor diverse soorten amfibieën in de ecologische verbindingszone.
Flora
In het projectgebied zijn geen beschermde planten te verwachten. Geschikte groeiplaatsen
zijn namelijk niet aanwezig. Een ontheffing in het kader van de Wnb is voor planten niet
nodig.
Ongewervelden
In het projectgebied worden geen beschermde ongewervelden verwacht. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is niet nodig voor deze soortengroep.
Een poel of vijver biedt behalve voor amfibieën ook geschikt leefgebied voor diverse soorten watergebonden insecten. Verder is bijvoorbeeld een bloemenrijke tuin voordelig voor talloze soorten bijen, vlinders en andere insecten. Zogenaamde ‘insectenhotels’ in de tuin of rond de verbindingszone kunnen daarnaast voorzien in schuilplekken voor diverse soorten insecten.
Houtopstanden
De bomen rond het projectgebied vallen onder de bebouwde kom houtopstanden en zijn
daarom vrijgesteld van de meld- en herplantplicht van de Wet natuurbescherming.
Wel hebben de bomen vanuit de gemeente een beschermde status, en mogen ze dus geen
schade ondervinden van de ontwikkelingen. Geadviseerd wordt om een boomeffectanalyse te laten uitvoeren om de mogelijke gevolgen van de werkzaamheden (zowel boven- en ondergronds) te bepalen.
Invasieve exoten
Tijdens de quickscan zijn geen invasieve exoten waargenomen binnen het projectgebied en deze worden hier ook niet verwacht. Wet- en regelgeving omtrent invasieve exoten is
daarom niet van toepassing.
Functioneren corridor in geheel van de EVZ
Uit het inrichtingsadvies van Habitus/Ecogroen (Bijlage 1) volgt dat als gevolg van de inrichting van de natuurstrook tussen Smalwater en Baronietuin als corridor in de zin van de Groene Levensader (Boxtel 1999), daar een soortenrijk biotoop zal ontstaan die aan tal van planten en dieren doortocht maar ook huisvesting kan bieden.
Er wordt een retentiepoel gerealiseerd, zodat in ecologische zin zelfs wel gesproken kan worden van een kleine stapsteen, omdat er voldoende habitat is voor een satellietpopulatie van kamsalamander en voortplantende weidebeekjuffers. Ook biedt het terrein straks naar verwachting geschikt leefgebied voor waterspitsmuis, waarmee de oevers zowel leefgebied als corridor kunnen vormen voor populaties van deze kwetsbare soort. Het gaat niet om de genoemde doelsoorten alleen: de habitats die worden gerealiseerd zijn voor tal van oever-, grasland- en struweelbewoners een uitstekend leefgebied.
Als de inrichtingseisen worden overgenomen, de functie afdoende planologisch worden geborgd, en het beheer adequaat wordt uitgevoerd, dan functioneert de complete EVZ (met andere stapstenen) door deze corridor een stuk beter dan voorheen, en is optimaal gebruik gemaakt van de potenties die het terrein biedt.
Op basis van de uitgevoerde AERIUS berekening wordt geconcludeerd dat er geen stikstofdepositie is op het Natura 2000-gebied in de omgeving. Het ontwikkelen van natuur binnen het plangebied is van toegevoegde waarde op het Natuurnetwerk.
Voor de volgende soorten wordt geen conflict verwacht in het kader van de Wet natuurbescherming:
De pastorie maakt geen onderdeel uit van het plangebied. Eerder werd vanwege de aanwezigheid van vleermuizen in de pastorie een activiteitenplan opgesteld en ontheffing verleend. De werkzaamheden aan de pastorie zijn afgerond. Ten behoeve van de nieuwbouw wordt aanbevolen om zoveel mogelijk van het oude groen te integreren in de nieuwbouwplannen en kritisch te kijken naar de uitvoering van de (straat)verlichting van het terrein. Daar is bij de beoogde inrichting rekening mee gehouden.
De gemeenteraad heeft op 4 juli 2023 de 'Strategie klimaatadaptatie 2023-2030' vastgesteld. Ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan is het uitvoeringsprogramma op basis van dit beleidsdocument nog niet gepubliceerd.
De lokale klimaatadaptatiestrategie van de gemeente Boxtel maakt de gemeente de komende zeven jaar klimaatbestendiger door middel van 21 ambities verdeeld over de thema’s ‘Wateroverlast, Hitte, Droogte en Waterveiligheid’ en zes actielijnen. Het beoogde resultaat is een veerkrachtige gemeente die zich aanpast aan de mogelijke gevolgen van klimaatverandering op fysiek, sociaal en economisch vlak. Deze strategie is de eerste stap in deze richting en krijgt een praktisch vervolg in de vorm van een uitvoeringsprogramma.
De gemeente Boxtel kent uitgebreid beleid met betrekking tot duurzaamheid. In de paragrafen 3.4.5, 3.4.6 en 3.4.7 is ingegaan op dit beleid. Duurzame ontwikkeling betekent voor de gemeente Boxtel zorgen voor hier en nu en voor daar en later. Duurzame ontwikkeling richt zich dus op het eigen gebied, de eigen mensen, maar ook op de relaties met de wereld om ons heen en in de toekomst. De gemeente Boxtel heeft de ambitie om op het gebied van duurzaamheid voorop te lopen.
De woningen en het openbaar gebied krijgen een hoog duurzaamheidsniveau in lijn met bovengenoemde ambitie. De woningen worden gerealiseerd als nul op de meter woningen. Conform wetgeving zullen de nieuwe woningen gasloos worden uitgevoerd. Alle overige maatregelen op het gebied van duurzaamheid worden verder uitgewerkt ter voorbereiding op een aanvraag omgevingsvergunning. Tussen gemeente en initiatiefnemer zijn als onderdeel van deze uitwerking de onderstaande afspraken gemaakt. Dit wordt vastgelegd in de anterieure overeenkomst.
Bij het ontwerpen van de niet-zelfstandige wooneenheden wordt op het thema energie en het thema toegankelijkheid hoog gescoord. Dit houdt in dat alle appartementen als energie neutrale woningen worden gebouwd. Dit geldt voor zover in huidige ontwerp bij dit type woningen/wooneenheden en deze oriëntatie ook mogelijk is. Indien dit niet mogelijk is, zal de initiatiefnemer aantonen dat alle technische mogelijkheden zijn aangewend om de "energie neutrale-woning" in de niet-zelfstandige wooneenheden te realiseren. Vervolgens zal de initiatiefnemer de maximale inspanningsverplichting hanteren om zo dicht mogelijk bij het uitgangspunt te komen van het realiseren van alle niet-zelfstandige wooneenheden op energie neutraal niveau. Vooralsnog is afgesproken dat de bebouwing voldoet aan de Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG) en de aanvullende eis TOjuli.
In het appartementencomplex wordt voorzien in een inpandige verzamelruimte voor afval. Initiatiefnemer maakt zelf afspraken met een afvalinzamelingsbedrijf.
De nieuwbouw wordt duurzaam en natuurinclusief gerealiseerd. Er zullen verblijfplaatsen voor vleermuizen, gierzwaluwen en huismussen worden opgenomen. Door de ligging tegen de door de ontwikkelaar te realiseren corridor in de EVZ draagt het gebouw met haar verblijfplaatsen voor bedreigde soorten bij aan het instandhouden en uitbreiden van deze soorten.
Erfgoedwet
Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Besluit ruimtelijke ordening
Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) dient in de toelichting van elk bestemmingsplan een beschrijving te worden gegeven van de aanwezige cultuurhistorische en archeologische waarden van het plangebied.
Gemeentelijk beleid
In de 'Nota gemeentelijk archeologiebeleid Boxtel' heeft de gemeente vastgelegd hoe zij omgaat met het archeologisch erfgoed. Er staat in waar en wanneer archeologisch onderzoek nodig is en geeft tekst en uitleg bij de archeologische classificatiekaart. De classificatie gaat in op de mogelijkheid tot het aantreffen van archeologische vondsten.
Archeologie
Op basis van de gemeentelijke beleidskaart heeft het plangebied een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. Archeologisch onderzoek is vereist bij bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten die groter zijn dan 50 m2 en dieper gaan dan 0,4 meter onder maaiveld.
Figuur 4.15 Uitsnede archeologische beleidskaart
Op basis van de zeer hoge archeologische verwachtingswaarde is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage 21 opgenomen bij deze toelichting. Uit het onderzoek blijkt dat in het plangebied dekzanden of nat-eolische zanden voorkomen, waarin oorspronkelijk een beekeerdgrond is gevormd. In de Late Middeleeuwen of Nieuwe tijd is een dikke antropogene eerdlaag opgebracht. Er zijn geen restanten van een podzolbodem aangetroffen, wat betekent dat het gebied altijd nat is geweest en daarmee onaantrekkelijk voor bewoning of landbouw. De hoge verwachting voor bewoningssporen en sporen van landgebruik uit de periode Laat-Paleolithicum – Middeleeuwen kan dan ook worden bijgesteld van hoog naar laag. De verwachting voor bewoningssporen uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd was laag en blijft laag.
De archeoloog heeft door middel van een selectieadvies geoordeeld dat nu voldoende is onderbouwd dat de gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied naar laag kan worden bijgesteld voor alle perioden. Het selectieadvies is opgenomen als bijlage 22 bij deze toelichting. Verder vervolgonderzoek binnen de AMZ-cyclus is daarom niet noodzakelijk.
Door middel van onderzoek is aangetoond dat ter plaatse van het plangebied geen sprake is van een zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. De verwachtingswaarde kan dan ook worden bijgesteld naar laag. De geldende dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' hoeft dan ook niet meer opgenomen te worden in dit bestemmingsplan.
Per 1 januari 2012 is de wet Modernisering Monumentenzorg (hierna: MoMo) in werking getreden. Als gevolg van de MoMo wijzigt de Bro (artikel 3.1.6, lid 2). Wat eerst voor alleen archeologie gold, geldt nu ook voor al het cultureel erfgoed. In de toelichting van het bestemmingsplan dient een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.
Op basis van de Iov Noord-Brabant en de Cultuurhistorische Waardenkaart (hierna: CHW) zijn diverse cultuurhistorisch waardevolle elementen ter hoogte van het plangebied aanwezig.
Figuur 4.16 Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart provincie Noord-Brabant.
Het plangebied ligt binnen een gebied dat is aangeduid als "Historische stedenbouw". Het noordelijke deel van het als historische stedenbouw begrensde gebied aan de Baroniestraat heeft gemengde bebouwing. De bebouwing bestaat uit woonhuizen en villa's uit de periode 1880-1910, het voormalig St. Ursulaklooster (1911), enkele jongere villa's en de parochiekerk van het Heilig Hart uit 1901. Het gebied wordt ontwikkeld met respect en met behoud van deze karakteristieke bebouwing.
De rijke historie van het plangebied is reeds beschreven in paragraaf 2.1.1. Onderhavig planvoornemen voorziet in het bebouwen van de tuin van de voormalige pastorie. Eerder werd met een afzonderlijke procedure voorzien in de duurzame instandhouding van de pastorie als rijksmonument. De pastorie maakt geen onderdeel uit van dit plangebied.
Dit planvoornemen is eerder besproken met de monumentencommissie en ook goedgekeurd. Het advies van de Monumentencommissie is als Bijlage 23 aan deze toelichting gehecht en zal worden opgevolgd. Het planvoornemen doet geen afbreuk aan de cultuurhistorische waarden van het gebied en de monumentale status van de voormalige pastorie.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Wanneer met een juridisch-planologisch plan een bouwplan, zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 lid 4 Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk wordt gemaakt, dient conform artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan te worden opgesteld. Deze eis geldt niet indien het kostenverhaal anderszins is verzekerd. In zo'n geval hoeft de gemeenteraad bij vaststelling van het bestemmingsplan geen exploitatieplan vast te stellen.
Met dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. Echter, met de ontwikkelende eigenaar van de gronden is, zoals bepaald in artikel 6.24 Wro, een anterieure overeenkomst gesloten, voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Alle aanpassing in het openbaar gebied komen voor rekening van de ontwikkelaar. Ook schade veroorzaakt door de bouwwerkzaamheden komen voor rekening van de ontwikkelaar.
Omgevingsdialoog
Op verschillende momenten in het proces is overleg gevoerd met omwonenden en andere belanghebbenden waaronder onder ander met omwonenden, bewonersvereniging Zandvliet, de Natuurwerkgroep Boxtel, directie van tegenover gelegen Ursulaschool, directie van woningbouwstichting Joost, provincie Noord-Brabant, bestuur stichting WoonGewoon, waterschap De Dommel en Werkgroep Uitvoering Bestemmingsplan Buitengebied Boxtel (WUBBB).
De eerste dialoog heeft plaatsgevonden in het voorjaar van 2017. Tijdens een rondgang door de buurt is gesproken met het parochiebestuur, de tuinploeg van de begraafplaats, de lokale woningbouwvereniging, de directeur van de tegenoverliggende Ursulaschool en omwonenden. Tijdens de rondgang is gesproken over de aankoop van de parochie en beoogde bestemming van de tuin.
In maart 2019 heeft een algehele informatieavond plaatsgevonden, waar de omwonenden voor waren uitgenodigd. Op grond van reacties is het ontwerp op onderdelen aangepast en besproken op bewonersbijeenkomsten in mei en september 2019. Ook dit heeft geleid tot aanpassingen in het ontwerp, mede onder advisering van specialisten op het gebied van landschapsarchitectuur en dementievriendelijke ontwerpen.
In oktober 2022 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden waarvoor de directe achterburen wonende aan de Deken Broekmanlaan (nummers 16 t/m 32) zijn uitgenodigd. Tijdens deze avond was de ontwikkelaar aanwezig. De Ecologische Verbindingszone is deze avond nader toegelicht evenals de procedure die voor deze ontwikkeling zal moeten worden doorlopen.
In november 2022 is er een inloopavond geweest voor de gehele buurt waarbij de ontwikkelaar, gemeente, architect en exploitant de omwonende hebben geïnformeerd over het aangepaste plan. Deze avond is de Ecologische Verbindingszone nader toegelicht. De exploitant was aanwezig om uitleg te geven over de zorgvisie, de te leveren zorg en criteria voor bewoning. De procedure die voor deze ontwikkeling zal moeten worden doorlopen is gepresenteerd.
Er is een communicatieplan opgesteld met als doel omwonenden, inwoners en andere belanghebbenden op de hoogte te houden van de ontwikkeling. Tijdens de bestemmingsplanprocedure en de bouwrealisatie zullen er communicatiemomenten zijn waarin de initiatiefnemer en/of de aannemer de doelgroepen zal informeren en betrekken bij het project.
De verslagen van de omgevingsdialoog zijn als bijlage 25 toegevoegd.
Wettelijk vooroverleg
In het kader van het wettelijk vooroverleg, conform artikel 3.1.1. Bro, is het concept ontwerpbestemmingsplan toegezonden aan de diverse overlegpartners zoals de provincie Noord-Brabant, het Waterschap de Dommel en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Deze instanties hebben een reactie ingediend (bijlage 24).
De Rijksdienst voor het Culturele Erfgoed adviseert positief over de duurzame transformatie van de pastorie. De werkzaamheden aan de pastorie zijn op grond van de eerder verleende omgevingsvergunning al uitgevoerd en de pastorie maakt geen onderdeel uit van het plangebied van dit bestemmingsplan. Daarnaast wordt geadviseerd de toekomstige ontwikkelingen in de pastorietuin te relateren aan de ruimtelijke en architectonische functies en gebouwen in de omgeving. In het ontwerp is hier rekening mee gehouden.
De reacties van de provincie en het waterschap hebben betrekking op een eerder ontwerp. Op grond van deze reacties hebben vele gesprekken tussen provincie, waterschap, gemeente en initiatiefnemer plaatsgevonden. Daarbij is overeenstemming bereikt over het ontwikkelen van natuur binnen het plangebied, de randvoorwaarden en de uiteindelijke inrichtingsschets.
Daarnaast is de paragraaf Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2020-2024 geactualiseerd en is de waterbergingsopgave verduidelijkt met dwarsprofielen, een berekening van de oppervlakte en is de bergingscapaciteit in beeld gebracht. Ook de planregels zijn aangepast. Ook de opmerkingen van het waterschap op het concept ontwerpbestemmingsplan zijn overgenomen.
Volledigheidshalve is het programma van eisen van gemeente, waterschap en provincie als bijlage 26 aan deze toelichting gehecht.
Rijkswaterstaat, Gasunie en Brabant Water hebben aangegeven geen belang te hebben bij dit initiatief en hebben geen opmerkingen gemaakt.
Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan zal, tegelijk met de ontwerpbeschikking tot het verlenen van hogere waarden in het kader van de Wet geluidhinder, voor een periode van 6 weken ter visie worden gelegd. In deze periode is het voor een ieder mogelijk een zienswijze tegen de plannen in te brengen.
Na afloop van de tervisielegging worden de zienswijzen beoordeeld en wordt het bestemmingsplan en een zienswijzenverslag aangeboden aan de gemeenteraad.
De aanvraag voor de kleinschalige herbegrenzing zal met het ontwerpbestemmingsplan en de ontwerpbeschikking langs het college gaan en dan 6 weken ter inzage liggen.
Bij het opstellen van het bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Daarnaast is voor het bestemmingsplan aangesloten bij de landelijke standaard voor bestemmingsplannen: de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (hierna: SVBP2012).
Overeenkomstig SVBP2012 kent de indeling in hoofdstukken, waarin de regels zijn opgenomen, de volgende vaste volgorde:
Hierna volgt een beschrijving van de bestemmingen die in dit bestemmingsplan voorkomen.
In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn.
Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/percelen gemeten moeten worden.
De regels van een bestemming worden als volgt opgebouwd en benoemd (niet altijd overal van toepassing):
De ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt op grond van de bestemming 'Maatschappelijk'. De nieuwbouw wordt mogelijk gemaakt door het opgenomen bouwvlak en de daaraan gekoppelde maximale bouwhoogte. Door middel van een maatvoeringsaanduiding is vastgelegd dat hier maximaal 48 wooneenheden zijn toegestaan. Het gaat hier specifiek om niet-zelfstandige wooneenheden, zijnde woningen gekoppeld aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geïndiceerde zorgbehoefte.
Binnen de bestemming is wel de voorwaardelijke verplichting opgenomen dat de inrichtingsschets (of een uitgewerkte versie daarvan) binnen de bestemming 'Natuur' binnen 3 jaar na een onherroepelijke omgevingsvergunning voor de bouw van de woonzorggebouwen en ook als zodanig in stand wordt gehouden.
Verder zijn er ook voorwaardelijke verplichtingen opgenomen voor de zekerstelling dat bij de nieuwbouw wordt voldaan aan de akoestisch binnenwaarde conform het bouwbesluit en de realisatie van voldoende waterberging.
Om de oever van Smalwater planologisch te kunnen beschermen en het inrichtingsplan, zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels, te kunnen realiseren, is het betreffende gebied als 'Natuur' bestemd. Met deze bestemming worden de compenserende maatregelen in het kader van de ecologische verbindingszone en de waterberging specifiek mogelijk gemaakt. Tevens is hier de aanduiding 'ecologische verbindingszone' opgenomen om duidelijk te maken dat deze gronden zijn bedoeld voor de realisatie en instandhouding van de ecologische zone zoals verwerkt in dit bestemmingsplan.
De gronden hier zijn bestemd voor het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke waarden. Groenvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige functies zijn hier de functies. Ter plaatse van de aanduiding ´ecologische verbindingszone´ zijn de gronden bestemd voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan.
Het gebied voor de voorgevelrooilijn, het gebied tussen de nieuwe bebouwing en de Baroniestraat en een strook grond parallel aan de Baroniestraat, heeft de bestemming 'Tuin' gekregen. Deze gronden mogen alleen gebruikt worden als tuin en hier mogen geen bouwwerken worden gerealiseerd. Het realiseren van vergunningsvrije bouwwerken is hier ook uitgesloten doordat deze gronden niet zijn aangemerkt als erf zoals bedoeld in artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.
In de anti-dubbeltelregel wordt bepaald dat grond, die eenmaal in aanmerking is genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarin uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, deze bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk.
In de algemene bouwregels is een bepaling opgenomen over bestaande maten.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
In de algemene gebruiksregels is een nadere bepaling opgenomen met betrekking het gebruik van de gronden.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt omschreven in welke gevallen bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels. Het gaat hier om de overschrijding van de bouwgrenzen, voor zover deze afwijkingen niet onder de regel 'algemene bouwregels' valt te scharen. Dit betreft bijvoorbeeld de bevoegdheid om af te wijken van de voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende percelen.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
Ten behoeve van het behoud en herstel van de watersystemen is een gebiedsaanduiding opgenomen die de gronden binnen 25 meter vanuit het hart van Smalwater beslaat. Daarbinnen mogen geen gebouwen worden gebouwd en is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen voor bepaalde bepaalde werkzaamheden en werken, geen bouwwerken zijnde.
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt aangegeven in hoeverre en in welke gevallen van een wijzigingsbevoegdheid gebruik kan worden gemaakt in geval van gewenste dan wel noodzakelijke geringe afwijkingen van de bestemmingsgrenzen.
In deze bepaling is geregeld dat alle wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan. Daarnaast is bepaald dat bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie van een bestaand bouwwerk voorzien dient te worden in de realisatie van voldoende parkeergelegenheid.
In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van het gebruik en het bouwen in strijd met het plan geregeld. In artikel 23.1 is de in artikel 3.2.1 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor bouwwerken opgenomen. In artikel 23.2 is de in artikel 3.2.2 Bro voorgeschreven bepaling omtrent het overgangsrecht voor gebruik opgenomen.
De regels kunnen worden aangehaald onder de naam: Regels van het bestemmingsplan 'Baroniestraat 24 Boxtel'.