Plan: | Gemondesestraat 8, Liempde |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0757.BP01GEMONDESESTR8-VA01 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Gemondesestraat 8, Liempde" van de gemeente Boxtel.
Op de locatie aan de Gemondesestraat 8 te Liempde is thans camping De Mus'donck gevestigd. Planologisch zijn verblijfsmogelijkheden in de vorm van kampeermiddelen en in een kampeerboerderij mogelijk. De vorige eigenaar heeft echter de afgelopen jaren enkele vaste staanplaatsen gecreëerd die planologisch niet mogelijk waren. De initiatiefnemers hebben onlangs de camping gekocht en wensen daarom:
Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan "Buitengebied 2011". De gemeente Boxtel heeft echter aangegeven, onder specifieke voorwaarden, medewerking te willen verlenen aan het initiatief door middel van een herziening van het bestemmingsplan.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de ruimtelijke onderbouwing en regels voor het realiseren van de door de nieuwe eigenaar gewenste mogelijkheden.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Boxtel, sectie P, nummer 33. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 17.605 m². De gronden zijn particulier in eigendom.
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Buitengebied 2011", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 10 juli 2014. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Ter plaatse van het plangebied geldt de enkelbestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Deze gronden zijn onder andere bestemd voor:
een en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen,erven, terrassen, terreinen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.
Tevens bevat het plangebied de volgende dubbelbestemmingen:
Conclusie
Voorliggend initiatief betreft:
Dit initiatief is niet mogelijk binnen het vigerende bestemmingsplan. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en plangebied weer.
PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Boxtel, ten oosten van de kern Boxtel en ten noorden van de kern Liempde. Op circa 675 meter in zuidwestelijke richting is de A2 gesitueerd. De rivier De Dommel stroomt in zuidwestelijke richting op ongeveer 290 meter afstand.
De directe omgeving van het plangebied is agrarisch gebied met zowel bouwland als grasland. De wegenstructuur is wisselend met aan de Gemondesestraat zowel een laanboomstructuur als open stukken, tot de aanwezigheid van knotwilgen aan beide zijden even verderop.
Het plangebied betreft de voormalige camping De Mus'donck. Naast de bedrijfswoning zijn hier de volgende accommodaties aanwezig (zie onderstaande afbeelding):
BESTAANDE ACCOMMODATIES
Onderhavig plangebied wordt in de huidige situatie ontsloten middels twee inritten op de Gemondesestraat. De Gemondesestraat betreft geen belangrijke ontsluitingsfunctie voor de omgeving, omdat het een weg in het buitengebied betreft waar enkel bestemmingsverkeer gebruik van maakt. Hierdoor is de verkeersintensiteit relatief laag.
Onderhavig plangebied is in zijn huidige staat functioneel in gebruik als camping (thans niet meer onderhouden). Binnen het plangebied is een verscheidenheid aan plantensoort aanwezig, zowel inheems als niet-inheems. Dit zorgt voor een verstrengeling aan groen, waarbij overwoekerde kamers zijn gecreëerd. Door het plangebied loopt een zuidoost-noordwest georiënteerde, gedeeltelijk drooggelegde, beek. Tevens wordt het plangebied zowel in noordelijke als in oostelijke richting begrensd door een afwateringssloot.
In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen. Op onderstaande afbeelding is de nieuwe (indicatieve) inrichting van het perceel weergegeven, tevens bijgevoegd als bijlage 1.
(INDICATIEVE) INRICHTINGSSCHETS
De initiatiefnemers zijn de oprichters van BlueWoods, een onderneming die deze camping wil omturnen tot een zelfvoorzienende samenleving. Het woord ‘blauw’ is ontstaan doordat de initiatiefnemers zich hebben laten inspireren door de 'Bluezones'. Vijf gebieden op aarde waar mensen in gezondheid én vitaliteit gemiddeld 100 jaar en ouder worden. Het geheim:
''Heb een levensdoel, beweeg iedere dag, ga bewust om met voeding en omring je met dierbaren.''
De vijf kernwaarden van BlueWoods bestaan uit:
Onderhavig plangebied wordt herontwikkeld naar een locatie voor een groene camping, conform de wijze waarop BlueWoods zich wil ontwikkelen. De recreatieve activiteiten zijn gericht op verblijfsrecreatie (kamperen en verblijfsaccommodaties), dagrecreatie en minimale horeca. Het plan wordt landschappelijk ingepast in de omgeving. De ontwikkeling van BlueWoods als recreatief bedrijf zal in fases verlopen, maar met een vooropgezet plan qua functies en schaalgrootte. Op deze wijze kunnen functies en inrichting zo flexibel mogelijk qua aansluiting op het recreatief beleid van Boxtel afgestemd worden.
Het plangebied kan grofweg worden opgedeeld in een drietal schillen. In de kern (1) ligt het zwaartepunt en richting de buitenste schil (3) wordt het terrein steeds natuurlijker en ervaart de bezoeker meer rust, zie onderstaande afbeelding. Vanuit de kern naar buiten toe zijn de schijven als volgt te definiëren:
ZONERING PLANGEBIED
In aanvulling op bovenstaande opsomming voorziet onderhavige ontwikkeling in verschillende elementen, te weten:
Middels bovenstaande elementen worden de bestaande activiteiten en de recreatieve functies verder uitgebouwd en geoptimaliseerd om de dagrecreant en korte termijn bezoeker tegemoet te komen. Het belangrijkste uitgangspunt voor deze doorontwikkeling is een ruimtelijke kwaliteitsverbetering. Middels onderhavig planvoornemen vindt deze kwaliteitsverbetering plaats.
De initiatiefnemers zijn voornemens om zo weinig mogelijk verlichting toe te passen. Op plaatsen waar verlichting gewenst is, zal gebruik gemaakt worden van vleermuisvriendelijke verlichting (Batlamp). De Batlamp is voorzien van amberkleurig licht (ledlicht) die blindheid bij vleermuizen, en andere nachtdieren, voorkomt.
Hieronder zal per element een omschrijving worden gegeven van wat de ontwikkeling inhoudt.
In de huidige situatie herbergde de voormalige camping (camping De Mus'donck) circa 15 vaste kampeerplaatsen hoofdzakelijk gesitueerd tegen de oostelijke grens van het plangebied. Deze plaatsen zijn door de tijd heen steeds meer verkaveld doordat niet-inheemse plantensoorten voor kamervorming hebben gezorgd. Onderhavig planvoornemen voorziet in:
De 10 standplaatsen voor jaarrond kamperen (10) worden gesitueerd tegen de oostelijke grens van het plangebied. In tegenstelling tot de huidige verkaveling van de vaste plaatsen wordt een overlap gecreëerd met de seizoensplaatsen (11). Middels de integratie van deze plaatsen wordt een eenheid gevormd. Dit wordt versterkt door het idee deze plaatsen te voorzien van diverse fruitbomen. De seizoensplaatsen worden hoofdzakelijk gesitueerd in de noordoostelijke hoek en tegen de noordelijke grens van het plangebied. De thans aanwezige groepsaccommodatie blijft in onderhavig plan behouden en wordt niet verruimd.
In de huidige situatie is thans een gezamenlijke binnenruimte (inclusief bar) aanwezig binnen de bestaande bebouwing (4). Deze binnenruimte grenst aan het boerderijhof, die thans gedeeltelijk verhard is. Dit boerderijhof (7) is tevens voorzien van een thans in verval geraakte jeu-de-boules baan. De initiatiefnemers zijn voornemens om de gezamenlijke binnenruimte (huiskamer) in ere te herstellen waarbij een ruimte ontstaat voor ondergeschikte horeca ten dienste van de verblijfsrecreatie met een oppervlakte van niet meer dan 300 m² bvo (inclusief het buitenterras). Dit buitenterras dient te worden gezien als verlengstuk van de binnenruimte.
In de huidige situatie zijn reeds 2 recreatiewoningen aanwezig op het terrein (3), direct gesitueerd ten oosten van de bestaande parkeergelegenheid. De initiatiefnemers zijn voornemens deze te behouden en te legaliseren. Juridisch zullen deze recreatiewoningen worden toegestaan middels de aanduiding 'recreatiewoning'. Ook is uitbreiding in de toekomst hiermee niet direct mogelijk.
In de huidige situatie zijn reeds 3 trekkershutten aanwezig op het terrein (6), direct gesitueerd ten noorden van het bestaande hoofdgebouw. De initiatiefnemers zijn voornemens deze te behouden en te legaliseren. Juridisch zullen deze trekkershutten worden toegestaan middels de aanduiding 'trekkershutten'. Ook is uitbreiding in de toekomst hiermee niet direct mogelijk.
In de noordwestelijke hoek van het plangebied zijn de initiatiefnemers voornemens om een voedselbos inclusief fruitboomgaard (13) aan te leggen. Dit voedselbos komt voort uit de wens om biobased en zelfvoorzienend te kunnen opereren. Dit voedselbos zal worden voorzien van een verscheidenheid aan groenten. In aanvulling op het voedselbos wordt een fruitboomgaard gecreëerd, in aanvulling op verspreid te planten fruitbomen op het gehele perceel. Deze fruitboomgaard wordt gebruikt voor het fruit en de producten die hiervan gemaakt kunnen worden.
In aanvulling op paragraaf 3.2.6 zijn de initiatiefnemers voornemens om een moestuin inclusief kwekerskas (8 en 9) te realiseren om de gasten te kunnen voorzien van eigen streekproducten. De kas wordt gerealiseerd om ook in de winter eigen producten te kunnen produceren.
De initiatiefnemers zijn voornemens om een struinpad (13) aan te leggen die grofweg een pad vormt om de thans bestaande bebouwing. Dit struinpad kan worden gezien als een natuurlijke route over de camping.
De thans aanwezige parkeerlocatie (P), gesitueerd ten westen van de bestaande bebouwing, zal blijven bestaan en enkel worden voorzien van een opknapbeurt. Daarnaast wordt in de zuidoostelijke hoek, ter hoogte van de bestaande inrit, een tweede parkeerplaats (P) gerealiseerd. De locatie van deze parkeerplaats wordt gezien als de ideale locatie, daar de ervaring leert dat de bezoekers niet te dicht tegen de Gemondesestraat willen recreëren, in verband met geluidsoverlast.
Tevens is er op beide parkeerplaatsen ruimte voor fietsparkeerders. Middels het voorzien in elektrische laadpalen, zowel voor de fiets- als auto.
In het plan ligt een sterke nadruk op de ontwikkeling van een camping met recreatievoorzieningen voor dagjesmensen, wandelaars en fietsers. Het aspect 'Groen' en integratie met het buitengebied spelen hierbij, conform de BlueWoods-gedachte, een grote rol. Inpassing van het terrein wordt met gebiedseigen beplanting gerealiseerd. Deze kenmerken worden kleinschalig teruggebracht in de transformatie van het plangebied. Middels de realisatie van een bos vormt het geheel een zachte overgang tussen het agrarische buitengebied en de camping.
Daarnaast worden maatregelen genomen voor de biotoopverbetering van diverse soorten vogels. Daarvoor worden onder andere extra nestgelegenheid aangeboden voor huismus en spreeuw.
Onderhavig plangebied beschikt in de huidige situatie over twee ontsluitingen op de Gemondesestraat. De nieuwe uitgangssituatie zal gebruik blijven maken van deze twee inritten. De thans bestaande bomenrij langs de Gemondesestraat zal gerespecteerd blijven. Verkeerskundig vormt het gebruik van deze inritten geen probleem.
Het voornemen betreft de verruiming van een thans bestaande camping, waar naast legalisatie van de thans bestaande bouwwerken ook een maximum aan kampeerplaatsen wordt vastgelegd. De verruiming betreft hoofdzakelijk de verruiming van de toegestane bebouwing (van 800 m² naar 1.500 m²). Deze ontwikkeling heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "ASVV 2012'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Boxtel wordt aangeduid als matig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Boxtel tot het buitengebied behoort.
Analyse
In de nieuwe situatie zijn binnen het plangebied de volgende elementen aanwezig:
In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.
Onderdeel | Verkeersgeneratie | Aantal/Grootte | Totaal |
Bedrijfswoning | 8,2 per woning | 1 woning | 8,2 |
Groepsaccommodatie | 12,4 per 10 kamers | 20 kamers | 24,8 |
Campingplaatsen | 0,4 per campingplaats | 50 plaatsen | 20,0 |
Recreatiewoningen | 2,7 per woning | 2 woningen | 5,4 |
Trekkershutten | 2,7 per woning | 3 woningen | 7,1 |
Horeca | 15,0 per 100 m² bvo | 300 m² bvo | 45,0 |
Totaal | 110,5 |
Conclusie
Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat onderhavig planvoornemen gemiddeld zorgt voor 111 verkeersbewegingen per etmaal. Aangenomen wordt dat dit aantal verkeersbewegingen via de Gemondesestraat en omliggende wegen kan plaatsvinden.
Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor goed functioneren van het initiatief en voorkomt overlast voor de omgeving. De gemeente Boxtel heeft ter plaatse van onderhavige locatie geen gemeentelijk parkeerbeleid vastgesteld. Voor de te hanteren parkeernormen zal hierdoor worden aangesloten bij de parkeerkencijfers van Nationaal kenniscentrum voor infrastructuur, verkeer en openbare ruimte (CROW: Toekomstbestendig parkeren, december 2018). De gemeente Boxtel wordt aangeduid als matig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Boekel tot het buitengebied behoort.
Analyse
In de nieuwe situatie zijn binnen het plangebied de volgende elementen aanwezig:
In de onderstaande tabel is de berekening, conform de CROW, van het parkeervraagstuk uiteengezet.
Onderdeel | Parkeren | Aantal/Grootte | Totaal |
Bedrijfswoning | 2,4 per woning | 1 woning | 2,4 |
Groepsaccommodatie | 4,5 per 10 kamers | 20 kamers | 9,0 |
Campingplaatsen | 1,2 per campingplaats | 50 plaatsen | 60,0 |
Recreatiewoningen | 2,1 per woning | 2 woningen | 4,2 |
Trekkershutten | 2,1 per woning | 3 woningen | 6,3 |
Horeca | 6,0 per 100 m² bvo | 300 m² bvo | 18,0 |
Totaal | 99,9 |
Op basis van deze informatie kan gesteld worden dat het initiatief ten minste moet voorzien in 100 parkeerplaatsen. Aangezien de horecavoorzieningen ondergeschikt zijn aan de camping en de horeca geen zelfstandige horecagelegenheid betreft, wordt binnen dit plan gerekend met 30% van de benodigde parkeerplaatsen (= 6). Daarnaast staat BlueWoods voor: ''De voetprint zo klein mogelijk houden'' dit betekent dat de gasten gestimuleerd wordt om met een ander vervoermiddel dan de auto te komen. De benodigde 100 parkeerplaatsen kunnen hierdoor met 12 verminderd worden tot 88.
Conform onderstaande afbeelding kan gesteld worden dat op beide parkeerterreinen gezamenlijk plaats is voor 38 auto's. De benodigde parkeerplaatsen ten behoeve van de campinggasten zelf (50), kunnen worden voorzien op deze campingplaatsen zelf waarbij ten minimaal 1 parkeerplaats bij elke plek wordt gerealiseerd.
PARKEERPLAATSEN
Gezien de ondergeschikte horeca in combinatie met parkeren bij de campingplaats kan geconcludeerd worden dat 38 parkeerplaatsen, aanwezig op beide parkeerterreinen, voldoende parkeergelegenheid bieden.
Binnen het initiatief zullen de reeds bestaande niet-inheemse groenelementen worden vervangen door inheemse soorten. De beeldbepalende boom, aangegeven in bijlage 1, zal hierin behouden blijven. Daarnaast wordt middels de landschappelijke inpassing, reeds toegelicht in paragraaf 3.2.10, nieuwe groenelementen toegevoegd aan de ruimte. Er wordt niet voorzien in de aanleg van oppervlaktewater.
Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.
Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.
Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:
Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.
Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als opvolger van de SVIR. In dit strategisch beleidsdocument schetst de overheid een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Nederland staat de komende jaren voor grote opgaven: de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen, duurzame energie opwekken, klimaatverandering, ende overgang naar een circulaire economie vragen meer ruimte dan er beschikbaar is. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden. In dit licht zijn de NOVI de nationale belangen opnieuw gedefinieerd:
Analyse
Het voorgenomen initiatief is in lijn met de Omgevingsvisie en geeft invulling aan het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit en het waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving. Bij de planvorming wordt rekening gehouden met de diverse milieuaspecten, landschap, water, natuur en cultuurhistorie, geheel in lijn met de NOVI.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan de 'Nationale Omgevingsvisie (NOVI)'
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving.
De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig plan zijn geen van de nationale belangen aan de orde. Er hoeft daarom ook geen toetsing aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening plaats te vinden.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Onderhavig initiatief betreft de verruiming van een thans bestaande camping, waar naast legalisatie van de thans bestaande bouwwerken ook een maximum aan kampeerplaatsen wordt vastgelegd. De verruiming betreft hoofdzakelijk de verruiming toegestane bebouwing (van 800 m² naar 1.500 m²). Dit wordt op basis van jurisprudentie verstaan onder een stedelijke ontwikkeling (accommodaties voor recreatie). Hetgeen betekent dat er getoetst moet worden aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
Behoefte
Onderhavig planvoornemen voorziet in een legalisatie van de thans bestaande bouwwerken op de camping (trekkershutten en recreatiewoningen) en een verruiming in het totale aantal toegestane bouwwerken. Onderhavig planvoornemen voorziet niet tot onaanvaardbare situaties uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, omdat voldaan wordt aan de milieuplanologische aspecten (zie hoofdstuk 5). Daarnaast overstijgt de vraag het aanbod. Verder is onderhavige locatie uniek in haar soort, omdat in de omgeving geen vergelijkbare accommodatie aanwezig is. Hieruit wordt geconcludeerd dat er behoefte is aan onderhavige ontwikkeling.
Buiten bestaand stedelijk gebied
Zoals eerder is aangehaald dient - indien de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - gemotiveerd te worden waarom deze ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden.
Onderhavig initiatief leidt niet tot de nieuwvestiging van een bedrijf. Enkel wordt voorzien een legalisatie van de thans bestaande bouwwerken op de camping (trekkershutten en recreatiewoningen) en een verruiming in het totale aantal toegestane bouwwerken binnen het landelijke gebied opgenomen in de Interim Omgevingsverordening. Daarnaast is verhuizing naar een nieuwe locatie in redelijkheid geen optie voor de onderneming, noch ruimtelijk, noch financieel.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze nota's getoetst.
In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.
De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:
Analyse
Onderhavig plan betreft de verruiming van een thans bestaande camping, waar naast legalisatie van de thans bestaande bouwwerken ook een maximum aan kampeerplaatsen wordt vastgelegd. De verruiming betreft hoofdzakelijk de verruiming van de toegestane bebouwing (van 800 m² naar 1.500 m²). Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.
ad 1. | De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. Onderhavig planvoornemen voorziet niet in de nieuwbouw van nieuwe gebouwen. Een toetsing aan dit aspect is hierdoor niet van toepassing. |
ad 2. | Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. |
ad 3. | Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Dit initiatief resulteert niet in uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied. Dit aspect is hierdoor niet van toepassing. |
ad 4. | Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door het mogelijk maken van een verruiming van een thans bestaande camping, waar naast legalisatie van de thans bestaande bouwwerken ook een maximum aan kampeerplaatsen wordt vastgelegd, wordt een positieve bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee het vestigingsklimaat. |
Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
De Interim Omgevingsverordening (geconsolideerde versie 15 april 2022) bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2024 in werking zal treden.
De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):
Onderhavig plan betreft de verruiming van een thans bestaande camping, waar naast legalisatie van de thans bestaande bouwwerken ook een maximum aan kampeerplaatsen wordt vastgelegd in het 'Landelijk gebied'. Conform artikel 3.71 IOV kan een bestemmingsplan voorzien in de redelijke uitbreiding van een bestaande niet-agrarische functie. Onderstaand is dit artikel overgenomen en wordt hieraan getoetst.
Artikel 3.71 bestaande niet-agrarische functie in landelijk gebied
Een bestemmingsplan van toepassing op Landelijk gebied bevat regels voor een bestaande niet-agrarische functie die kunnen voorzien in een redelijke uitbreiding, als dat past binnen de gewenste ontwikkelingsrichting van het gebied waarbij de volgende aspecten zijn betrokken:
Ter plaatse van het plangebied gelden de volgende gebiedskenmerken:
Cultuurhistorisch waardevol gebied
Het artikel 3.29 IOV stelt regels ter bescherming van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Deze gronden zijn mede gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken zoals beschreven in de Cultuurhistorische Waardenkaart. Onderhavig plan omvat geen graafwerkzaamheden en/of realisering van bebouwing en betreft geen uitbreiding van het campingterrein. Middels voorliggend bestemmingsplan worden geen cultuurhistorische waardvolle elementen aangetast. Er hoeft derhalve geen nadere toetsing plaats te vinden.
Attentiezone waterhuishouding
Het artikel 3.26 IOV stelt regels voor bescherming van de waterhuishouding en sluit functies en activiteiten uit die een negatief effect hebben op de hydrologische instandhoudingsdoelen van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant. Onderhavig plan omvat geen graafwerkzaamheden en/of bebouwing. Er hoeft derhalve geen nadere toetsing plaats te vinden.
Stalderingsgebied
Het artikel 3.52 IOV stelt regels aangaande de ontwikkeling van veehouderijen. Onderhavig plan omvat geen veehouderij. Er hoeft derhalve geen nadere toetsing plaats te vinden.
Beperking veehouderijen
Het artikel 3.51 IOV stelt regels aangaande de ontwikkeling van veehouderijen. Onderhavig plan omvat geen veehouderij. Er hoeft derhalve geen nadere toetsing plaats te vinden.
De voor het plan relevante basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van
functies zijn:
Zorgplicht voor een goede omgevingskwaliteit
Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in het gebied (toepassing lagenbenadering) en meerwaardecreatie.
Er is sprake van zorgvuldig ruimtegebruik, omdat middels onderhavig plan de voormalige camping De Mus'donck thans leegstaande bebouwing door BlueWoods opnieuw gebruikt gaat worden. Daarnaast wordt het campingterrein opnieuw ingericht, waarbij niet-inheemse beplanting zal worden verwijderd.
Het plan neemt een verrommelde situatie weg en leidt tot verbetering van de waterhuishouding in het gebied. Er is daarmee tevens een waardecreatie in het algemeen belang.
Onderhavig plan zorgt niet voor de realisatie van nieuwe gebouwen. Echter worden de jaarronde en de tijdelijke kampeerplaatsen zorgvuldig gesitueerd in de derde (en buitenste) schil. Hierbij is rekening gehouden met en uitgegaan van de bestaande stedenbouwkundige, landschappelijke en natuurlijke waarden. Daarnaast worden nieuwe landschapselementen toegevoegd, gebaseerd op de lagenbenadering.
De meerwaarde wordt gecreëerd door het realiseren van landschapselementen, die bijdragen aan het landschapstype én de ecologie.
Kwaliteitsverbetering landschap
Conform artikel 3.9 IOV moeten ruimtelijke ontwikkelingen in landelijk gebied gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering van het landschap. Deze kwaliteitsverbetering is beschreven in paragraaf 4.3.2 waarin het project aan de gemeentelijke 'Ambitie van Boxtel' wordt getoetst.
Het plan is niet in strijd met de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant.
In juli 2011 heeft de gemeenteraad van Boxtel de 'Structuurvisie Verfrissend Boxtel' voor het gemeentelijk grondgebied vastgesteld. Hierin wordt een integrale visie gegeven op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente. De visie bestaat ten eerste uit een Atlas, hierin wordt een inventarisatie van het huidige beleid gemaakt en een beschrijving van het huidige Boxtel gegeven. Vervolgens is een analyse gemaakt op vier integrale thema’s: wonen en leven, beleven, ondernemen en verbinden. Daaropvolgend zijn een agenda, welke de belangrijkste vraagstukken bevat, en een bedrijfsplan gemaakt. De vier thema’s vormen de rode draad van de visie. In het thema ‘wonen en leven’ wordt een voorwaardenkaart voor aangenaam leven geschetst, in het thema ‘beleven’ wordt een troevenkaart van Boxtel gegeven, in het thema ‘ondernemen’ wordt een kansenkaart voor vitaliteit geschetst en in het thema ‘verbinden’ wordt een vervlechtingskaart van duurzame relaties gegeven.
In de structuurvisie wordt de nadruk gelegd op de ligging van Boxtel en de omringende dorpen in het Nationale Landschap 'Het Groene Woud'. Beide entiteiten zijn onmiskenbaar aan elkaar gekoppeld, het wonen en werken kunnen daar direct van profiteren. Ondanks de wenselijke verschillen tussen de bebouwde kommen en het buitengebied, wordt juist ook gezocht naar overeenkomsten. Hierbij wil de gemeente Boxtel de omgeving niet grondig in aanzien veranderen, maar de bestaande sterke punten van de gemeente beter benutten. Hiertoe worden in de structuurvisie onder andere een aantal concentratiegebieden aangegeven waar de voor de visie belangrijke projecten worden geplaatst.
Voor het buitengebied streeft Boxtel naar:
Analyse
Onderhavig plan betreft de verruiming van een thans bestaande camping, waar naast legalisatie van de thans bestaande bouwwerken ook een maximum aan kampeerplaatsen wordt vastgelegd. De verruiming betreft hoofdzakelijk de verruiming van de toegestane bebouwing (van 800 m² naar 1.500 m²). Middels dit planvoornemen wordt aangesloten bij het beschermen en versterken van de natuurwaarden (sanering niet-inheemse soorten en aanplanting inheemse soorten). Daarnaast sluit onderhavig planvoornemen aan bij het verbeteren van de recreatieve gebruiksmogelijkheden. Deze 'groene' vorm van recreatie wordt gezien als een versterking van het buitengebied.
Conclusie
Het plan past binnen de 'Structuurvisie Verfrissend Boxtel'.
Naar aanleiding van het uitgangspunt van het leveren van een kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals inmiddels opgenomen in artikel 3.9 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant en de daaromtrent gemaakte regionale afspraken, heeft de gemeente Boxtel op 14 april 2015 'De ambitie van Boxtel' vastgesteld. In deze landschapsinvesteringsregeling wordt geregeld hoe de gemeente invulling geeft aan de verplichting van de provincie Noord-Brabant om kwaliteitsverbetering van het landschap te borgen bij ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied.
In 'De ambitie van Boxtel' zijn ruimtelijke ontwikkelingen in drie categorieën ingedeeld:
Het vergroten van het aantal m² bebouwing binnen de bestemming 'Recreatie' betreft een categorie 3-ontwikkeling.
Ruimtelijke ontwikkelingen zijn in drie categorieën ingedeeld. Voorliggend initiatief is een zogenaamde categorie 3-ontwikkeling. De provincie eist bij een categorie 3-ontwikkeling dat sprake is van:
De basisinspanning moet ten minste 25% (ten minste één zijde grenst aan de bestemming 'Agrarisch') van de waardevermeerdering van de grond bedragen. De benodigde kwaliteitsverbetering van het landschap is berekend. In onderstaande schema's is de waardebepaling van de grond voor de bestaande en nieuwe situatie weergegeven.
WAARDE HUIDIGE SITUATIE
Categorie | Omvang | Eenheidsprijs | Waarde | ||||
Intensieve recreatie | 17.605 m² | € 125,-/m² | € 2.200.625,- | ||||
Totaal | € 2.200.625,- |
WAARDE NIEUWE SITUATIE
Categorie | Omvang | Eenheidsprijs | Waarde | ||||
Intensieve recreatie | 17.605 m² | € 125,-/m² | € 2.200.625,- | ||||
Uitbreiding bebouwing recreatie | 700 m² | € 35,-/m² | € 24.500,- | ||||
Uitbreiding bebouwing horeca | 300 m² | € 35,-/m² | € 10.500,- | ||||
Totaal | € 2.235.625,- |
Uit de berekening volgt dat de benodigde landschappelijke kwaliteitsverbetering 25% * (2.235.625 - 2.200.625) = € 8.750,- bedraagt. Deze berekening is als bijlage opgenomen in de overeenkomst tussen de gemeente en initiatiefnemer, zie paragraaf 4.3.2.3.
De feitelijke tegenprestatie bestaat in voorliggend plan uit de volgende elementen:
Het recreatieterrein ligt in het Dommeldal ter hoogte van Boxtel-Liempde. Dit gebied bestaat uit oud cultuurlandschap met akkers, weilanden en bosjes langs de sterk slingerende Dommel.
Landschappelijke inpassing
Het terrein is in de huidige situatie omzoomd met een brede rand van bomen en heesters in volwassen stadium. Deze rand schermt het terrein af van het omringende landschap. Aangezien deze randen behouden blijven, is het niet nodig het terrein verder landschappelijk in te passen.
Kwaliteitsverbetering
Door concrete maatregelen wordt gezorgd voor een kwaliteitsverbetering in het landschap.
De soorten die worden toegevoegd zorgen voor meer biodiversiteit en fourageermogelijkheden voor de aanwezige fauna. Op grotere schaal vormt het recreatieterrein zo een stapsteen tussen de aanwezige of te ontwikkelen natuurgebieden in het Dommeldal.
Deze fourageermogelijkheden betreffen de aanleg van een voedselbos en het aanplanten van 42 stuks hoogstamfruitbomen.
De hierboven benoemde landschapselementen (waaronder gebruikte plantensoorten), conform de 'Handreiking kwaliteitsverbetering', zijn weergegeven op het als bijlage 2 opgenomen beplantingsplan en de als bijlage 3 opgenomen beplantingslijst.
De waarde van deze kwaliteitsverbetering van het landschap bedraagt € 9.158,87 en is berekend aan de hand van:
In de berekening is uitgegaan van de als bijlage 2 opgenomen kaart. Deze is als bijlage opgenomen in de privaatrechtelijke overeenkomst tussen de gemeente en initiatiefnemer, zie paragraaf 4.3.2.3.
De geplande investering (€ 9.158,87) is groter dan van de benodigde investering (€ 8.750,-). Hiermee is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 3.9 van de Interim Omgevingsverordening.
De Interim Omgevingsverordening eist dat bij het vaststellen van een ruimtelijk besluit is aangetoond dat de kwaliteitsverbetering van het landschap financieel, juridisch en feitelijk is geborgd. De initiatiefnemer en de gemeente hebben daarom een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten waarin de aanleg en het beheer van de landschappelijke inpassing is vastgelegd. Hiermee wordt voldaan aan de criteria van de Interim Omgevingsverordening.
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Het initiatief omvat geen uitbreiding van bebouwing en betreft geen bestemmingswijziging naar een gevoeliger functie. Het uitvoeren van een bodemonderzoek is in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet noodzakelijk.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Invloed plan op de omgeving
Onderhavig plan betreft de verruiming van een thans bestaande camping, waar naast legalisatie van de thans bestaande bouwwerken ook een maximum aan kampeerplaatsen wordt vastgelegd. De verruiming betreft hoofdzakelijk de verruiming van de toegestane bebouwing (van 800 m² naar 1.500 m²).
Het initiatief betreft een milieucategorie 3.1-bedrijf (SBI-code 553, 552) in een rustig buitengebied. Een dergelijke inrichting kent de volgende richtafstanden:
Hieruit volgt dat het aspect stof geen nadere motivering behoeft. Binnen 30 meter liggen woningen (gevoelige objecten) van derden (Gemondesestraat 7). Het plan maakt nieuwe ontwikkelingen mogelijk, deels vanuit legalisatie. Om de aspecten 'geur' en 'gevaar' nader te motiveren is een onderbouwing noodzakelijk.
Geur
Ten aanzien van het aspect geur is met name de bereiding van maaltijden in de horecagelegenheid van belang. De ligging hiervan is vastgelegd op de verbeelding met een aanduiding. Deze ligt op een grotere afstand van de Gemondesestraat 7 dan de 30 meter VNG-richtafstand. Daarmee wordt voldaan aan een goede milieuzonering.
Gevaar
Voor gevaar geldt een richtafstand voor campings van 30 meter. Deze is vooral ingegeven door de mogelijkheid van opslag van propaan in tanks. Hiervoor gelden ook afstandsregels op grond van het Activiteitenbesluit wet milieubeheer. Aan deze afstanden kan worden voldaan, de inrichting van het terrein is zodanig flexibel dat dergelijke gevaarlijke opslagen verder weg van het gevoelige object (Gemondesestraat 7) kunnen worden gesitueerd. Hiermee kan worden voldaan aan een goede milieuzonering.
Geluid
Binnen 50 meter liggen woningen (gevoelige objecten) van derden (Gemondesestraat 7). Het plan maakt nieuwe ontwikkelingen mogelijk, deels vanuit legalisatie. Om het aspect 'geluid' nader te motiveren heeft NIPA milieutechniek b.v. een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd, rapport: ''Akoestisch onderzoek ruimtelijke onderbouwing bestemmingsplanwijziging Gemondesestraat 8 te Liempde'' (24 oktober 2022, N222507.001c/LHO). Het rapport is bijgevoegd als bijlage 4 van de toelichting.
NIPA milieutechniek b.v concludeert dat:
Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus
Uit de berekeningen blijkt dat het langtijdgemiddelde geluidniveau LAr,LT in de representatieve bedrijfssituatie als gevolg van de activiteiten op het bedrijfsterrein niet voldoet aan de in hoofdstuk 2 weergegeven toetsingswaarden in stap 2. De overschrijding wordt veroorzaakt door muziekgeluid. Aan de toetsingswaarden van stap 3 wordt wel voldaan.
Maximale geluidniveaus
Uit berekeningsresultaten blijkt dat het hoogste maximale geluidsniveau als gevolg van de activiteiten op het bedrijfsterrein voldoet aan de in hoofdstuk 2 weergegeven toetsingswaarden in stap 2.
Eindconclusie
Uit dit onderzoek volgt dat de onderzochte bedrijfsvoering geen knelpunten veroorzaakt met betrekking tot de geluiduitstraling en dat het bestaande woon- en leefklimaat ter plaatse van geluidgevoelige objecten in de omgeving niet onevenredig wordt aangetast.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Er liggen geen milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven. Het plan vormt geen belemmering voor de omliggende bedrijven.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Het kader voor het beoordelen van externe veiligheid bestaat met name uit:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daarnaast getoetst aan de van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit onder meer het Activiteitenbesluit en het Besluiten algemene regels ruimtelijke ordening.
Kernbegrippen
In het beoordelingskader staan twee kernbegrippen centraal:
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre eventuele externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente), waardoor het externe veiligheidsaspect wordt meegewogen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. In onderstaand overzicht (volgend uit de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico) zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.
Bron | Wanneer en opzet verantwoording groepsrisico |
Inrichtingen (Bevi) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. |
Buisleidingen (Bevb) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of 2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of 3) personen zich buiten de 100% letaliteitgrens bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden. |
Transportroutes (Bevt) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of 2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of 3) personen zich buiten de 200 meter-zone bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden. |
Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.
Onderhavige locatie is gelegen op korte afstand van de buisleidingen A-525-deel-1, A-526-deel-1 en A-527-deel-1. Om dit aspect nader te motiveren heeft Kragten een Carola-berekening uitgevoerd, rapport: ''Externe veiligheid Buisleidingen; Gemondesestraat 8 te Liempde'' (11 mei 2022, 20220511-VKL091-RAP-CAR-0.1). Dit rapport is bijgevoegd als bijlage 5.
Kragten concludeert dat:
Naast de Carola-berekening heeft Kragten voor het aspect 'Externe Veiligheid' ook een verantwoording voor de hoogte van het groepsrisico opgesteld, rapport: ''Verantwoording hoogte groepsrisico; Gemondesestraat 8 te Liempde'' (12 mei 2022, 20220512-VKL091-NOT-VGR-0.1). Dit rapport is bijgevoegd als bijlage 6. Hierin is tevens het advies van de Veiligheidsregio Brabant Noord verwerkt.
Hieruit volgt dat:
Bevt - Water-, weg- en spoorwegtransport
In artikel 7 en 8 van het Bevt is opgenomen wanneer sprake is van het verantwoorden van het groepsrisico. In onderhavige situatie is sprake van een beperkte verantwoordingsplicht waarbij de verantwoording dient in te gaan op de volgende onderdelen:
Als gevolg van het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg, dient binnen de planlocatie rekening te worden gehouden met een toxisch scenario.
Toxisch scenario
Toxische vloeistoffen en gassen kunnen vrijkomen als een tankwagen met toxische stoffen het begeeft als gevolg van bijvoorbeeld een incident. Hierbij komen de toxische stoffen vrij in de vorm van een plas of een wolk. Bij een toxische plas zal deze vervolgens (gedeeltelijk) verdampen, waarbij een toxische wolk wordt gevormd. Afhankelijk van de windrichting en de weersomstandigheden kan de toxische wolk richting het plangebied drijven.
Bestrijdbaarheid/beheersbaarheid
De beheersbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om haar taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen, maar ook de brandweerzorgnorm wordt hier onder geschaard. Hierbij hanteert de brandweer richtlijnen zoals beschreven in de publicatie “Handleiding bluswatervoorziening en bereikbaarheid” van brandweer Nederland.
Uit bovengenoemde handleiding volgt het advies dat het plangebied goed bereikbaar moet zijn voor de hulpverleningsdiensten via twee van elkaar onafhankelijke aanvals-wegen, waardoor in geval van calamiteiten het plangebied bereikbaar is.
Zorgnorm
De brandweerzorgnorm is een aanbevolen opkomsttijd die afhankelijk is van het soort object en de risico's voor de aanwezige personen. De opkomsttijd bestaat uit een optelsom van de uitruktijd en de aanrijdtijd. De uitruktijd betreft de tijd die men heeft vanaf het alarmeren totdat men gereed is om te vertrekken naar het plaats van het incident. De uitruktijd voor een beroepskorps ligt lager dan die van een vrijwillig korps, omdat de beroepsmedewerkers zich in de directe nabijheid van de kazerne bevinden.
Bestrijdbaarheid toxisch scenario
Bij een ongeval met toxische gassen en vloeistoffen kan de brandweer, afhankelijk van de stofintensiteit en het groeiscenario, optreden door de gaswolk neer te slaan of te verdunnen/op te nemen met water. Hiertoe dienen voldoende bluswatervoorzieningen nabij de risicobron aanwezig te zijn. De aanwezigheid van bluswatervoorzieningen binnen het plangebied is met het oog op een toxische scenario niet relevant.
Ook ten aanzien van de bereikbaarheid is bij een toxisch scenario met name de bereikbaarheid van de risicobron maatgevend. De inrichting van het plangebied heeft geen invloed op de bereikbaarheid en de bluswatervoorzieningen ter plaatse van de risicobron.
Zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchten.
Mobiliteit van de aanwezigen
Binnen het plangebied worden geen functies voorzien die specifiek bedoeld zijn voor minder zelfredzame personen. Het plan betreft de realisatie van een camping. Indien minder zelfredzame personen aanwezig zijn, wordt er van uitgegaan dat zij met behulp van valide personen in veiligheid kunnen worden gebracht.
Mogelijkheden voor ontvluchting/schuilen
Bij incidenten zal een afweging gemaakt moeten worden tussen schuilen of vluchten.
Bij een toxische wolk kunnen mensen komen te overlijden als gevolg van blootstelling aan de toxische stof. Of mensen daadwerkelijk komen te overlijden is afhankelijk van de dosis, die bestaat uit de blootstellingsduur en de concentratie waaraan de persoon is blootgesteld. Aangenomen wordt dat personen die zich binnen in een van de buitenlucht afgesloten ruimte bevinden een 10 keer zo lage kans hebben te overlijden als personen die zich buiten bevinden (PGS 3).
Het beste advies bij het vrijkomen van een toxische wolk als gevolg van een incident op de weg is te schuilen, mits ramen, deuren en ventilatie gesloten kunnen worden. Aangezien het de realisatie van een camping betreft, dienen aanwezige personen te vluchten naar een (bij)gebouw op de camping. Aangezien het bestaande (bij)gebouwen betreft, is het uitgangspunt dat deze voldoende luchtdicht zijn. Indien een mechanisch ventilatiesysteem aanwezig is, dient dit bij een (dreigende) calamiteit met één handeling uitgeschakeld te worden.
Indien desalniettemin bij een toxische wolk wordt besloten het gebied te ontruimen, is het van belang dat personen haaks op de wolk kunnen vluchten. Hiervoor is het nodig dat er haaks op elkaar staande vluchtwegen beschikbaar zijn, die van de bron af gericht zijn. Deze wegen mogen niet doodlopend zijn. Op basis van het bestaande wegennet kan afzijdig van de bronnen gevlucht worden.
Risicocommunicatie
In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat de zelfredzaamheid kan worden verbeterd door maatregelen zoals een waarschuwings- en alarmeringssysteem en risicocommunicatie (hoe te handelen bij een incident, gebaseerd op het eerder genoemde scenario). In geval van een calamiteit is het van levensbelang dat de aanwezigen tijdig gewaarschuwd worden. Vluchtroutes dienen zichtbaar en duidelijk en in meerdere talen te worden aangeduid. Hierbij zijn het opstellen van een bedrijfsnoodplan en de bedrijfshulpverlening inrichten en oefenen op het beschreven scenario interne maatregelen die de zelfredzaamheid verhogen. In het ontruimingsplan (dit maakt onderdeel uit van het bedrijfsnoodplan) dient onder andere te worden beschreven:
Het ontruimingsplan dient opgesteld te worden in samenspraak met de brandweer. Daarnaast dienen ontruimingsoefeningen te worden gedaan waarbij de frequentie hiervan in overleg met de brandweer kan worden vastgesteld.
De invulling van de risicocommunicatie dient conform de Wet veiligheidsregio's door het bestuur van de Veiligheidsregio's uitgevoerd te worden. De Veiligheidsregio ondersteunt en adviseert de gemeenten hierin in voorbereiding op een alarmering bij rampen.
Bevb – Transport door leidingen
In artikel 12 lid 3 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen juncto artikel 8 van de Regeling externe veiligheid buisleidingen is opgenomen wanneer sprake is van het verantwoorden van het groepsrisico. In onderhavige situatie is sprake van een beperkte verantwoordingsplicht voor de buisleiding, waarbij de verantwoording dient in te gaan op de volgende onderdelen:
Ad 1)
Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied voor externe veiligheid van buisleidingen A-525-deel-1 en A-526-deel-1.
In de huidige situatie is het beoogde perceel niet bebouwd. In de toekomstige situatie zal een camping gerealiseerd waar maximaal 125 personen kunnen verblijven.
Als gevolg van het planvoornemen zal de personendichtheid binnen het invloedsgebied van de buisleiding toenemen.
Ad 2)
De externe veiligheidsrisico's van de buisleiding zijn kwantitatief vastgesteld. De berekeningen van de hoogte van het groepsrisico van de betreffende buisleiding hebben overeenkomstig de voorschriften plaatsgevonden met het rekenprogramma CAROLA.
Uit de CAROLA-berekening blijkt dat zowel in de huidige als toekomstige situatie geen groepsrisico berekend wordt.
Ad 3)
Voor de bestrijding van een calamiteit is de inrichting van het gebied van belang. Bij een dreigende breuk van een hogedruk aardgasleiding richt de brandweer zich op het veilig stellen van het effectgebied en het voorkomen van een ontsteking. Als uitstroming plaats vindt, zal de Gasunie de leiding inblokken. Afhankelijk van het systeem en de afstand tot de breuk kan het enkele uren duren voor de leiding is leeg gelopen. In geval van een directe ontsteking kunnen hulpdiensten door de enorme hittestraling de fakkel beperkt benaderen om gewonden te helpen. De fakkel zelf kan niet door de brandweer worden geblust. Er dient te worden gewacht tot het ingeblokte leidingdeel leeg is gelopen.
Naast het tijdig aanwezig zijn met voldoende materieel is tevens de bereikbaarheid in algemene zin en de specifieke risicolocatie cruciaal. De aspecten 'bereikbaarheid calamiteit' en de '(primaire en secundaire) bluswatervoorziening' speelt hierin een rol.
Ad 4)
Het maatgevende scenario voor ongevallen met aardgastransportleidingen is fakkelbrand. Slachtoffers kunnen vallen door de warmtestraling en een drukgolf. Alle aanwezigen die door de vuurbal worden getroffen komen te overlijden. Hiernaast kunnen rondvliegende brokstukken en glasscherven plaatselijk zware schade aanbrengen aan personen en gebouwen.
De mogelijkheden om zelfredzaamheid te vergroten
Het risico op een incident met een hoge druk aardgasleiding wordt voornamelijk bepaald door het risico van schade aan de leiding door (graaf)werkzaamheden nabij de leiding. Een belangrijkste bronmaatregel om het risico te verkleinen is het opnemen van een aanlegvergunningstelsel voor een strook aan weerszijden van de aardgastransportleiding. Daarnaast dient in het bestemmingsplan te worden opgenomen dat binnen de belemmeringenstrook (5 meter aan weerszijden van de leiding) een bouwverbod geldt. Tot slot wordt geadviseerd om grondwerkzaamheden, zoals heien, op minder dan 20 meter van de buisleiding onder toezicht van de leidingbeheerder te laten uitvoeren. door deze maatregelen wordt het groepsrisico verder gereduceerd.
Mogelijkheden voor ontvluchting/schuilen
Binnen het invloedsgebied van de aardgastransportleiding is vluchten de beste optie. Wat betreft een fakkelbrand na leidingbreuk geldt dat deze zich snel kan ontwikkelen. Afhankelijk van de afstand van de recreatieverblijven tot de aardgasleiding, zijn er scenario´s waarbij vluchten niet of nauwelijks mogelijk is. De hittestraling is daarvoor te groot. Aangezien het plangebied volledig buiten de 100% letaliteitsgrens valt, zijn er mogelijkheden voor zelfredzaamheid. Zelfredzaamheid is mogelijk, mits ontvluchting op een juiste manier mogelijk is. Vluchten kan dan alleen via een route buiten het ´zicht´ van de fakkel.
Vluchtroutes moeten personen direct van de calamiteit wegleiden. Bij de inrichting van het plangebied dienen voldoende vluchtwegen aanwezig te zijn om het plangebied in geval van calamiteit te ontvluchten. De vluchtwegen dienen van de leiding af gericht te zijn. In de voorliggende situatie zijn voldoende vluchtmogelijkheden via het achterliggende gebied, dat niet omheind zal blijven.
Bovengenoemde punten ten aanzien van bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid zijn voor advies aan de regionale brandweer voorgelegd. De gemeente Boxtel dient de voorliggende rapportage alsmede het advies van de brandweer mee te wegen in haar besluitvorming.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
In de directe omgeving van het plangebied is enkel de veehouderij aan de Gemondesestraat 10 gelegen. Hiervoor gelden de vaste afstanden tot geurgevoelige objecten behorende bij een voormalige veehouderij. Deze afstand bedraagt minimaal 50 meter tot objecten buiten de bebouwde kom en 100 meter tot objecten binnen de kom.
Ter plaatse van de camping dient er sprake te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Indien er wordt voldaan aan de vaste afstanden is er in beginsel sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De afstand van de veehouderij tot het plangebied bedraagt 50 meter waardoor ter plaatse van de van de locatie aan de Gemondesestraat 8 sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Ten aanzien van het aspect geur kan daarom worden gesteld dat er een aanvaardbaar woon- en leefklimaat heerst in de beoogde situatie.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Het plan omvat geen nieuwe geluidgevoelige objecten. Een nadere toetsing aan het aspect geluidhinder is niet aan de orde.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen. Onderhavig plan omvat de verruiming van een thans bestaande camping, waar naast legalisatie van de thans bestaande bouwwerken ook een maximum aan kampeerplaatsen wordt vastgelegd. De verruiming betreft hoofdzakelijk de verruiming van de toegestane bebouwing (van 800 m² naar 1.500 m²) en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.
De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt 'Rijkswaterstaat , 700707'.
categorie | grenswaarde | 2019 | 2020 | 2030 | ||
jaargemiddelde concentratie NO2 | 40 µg/m³ | 23,8 | 22,1 | 13,7 | ||
jaargemiddelde concentratie PM10 | 40 µg/m³ | 19,3 | 19,1 | 16,1 | ||
jaargemiddelde concentratie PM2.5 | 25 µg/m³ | 11,7 | 12,0 | 9,3 | ||
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10 | 35 | 7,1 | 6,9 | 6,0 |
Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.
Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.
Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen. De Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 - die bedoeld is bij de nieuwvestiging of verandering van veehouderijen - biedt een stappenplan dat ook deels geschikt is voor de beoordeling van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van veehouderijen.
Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een giftig effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. Conform stap 5 van het stappenplan moet de ligging van het initiatief ten opzichte van veehouderijen worden beoordeeld. Bij een afstand van meer dan 1 kilometer tot pluimveehouderijen en van meer dan 250 meter tot overige veehouderijen (behoudens geitenhouderijen) is er geen gevaar voor de volksgezondheid als gevolg van endotoxinen. Het Bestand Veehouderijbedrijven biedt de benodigde gegevens van de veehouderijen.
Analyse
Het plan omvat de uitbreiding van één milieugevoelig object. In een straal van 1000 meter rondom het plangebied is ten minste één pluimveebedrijf gevestigd (Saat 6-6a). De aanwezigheid van dit pluimveebedrijf binnen een afstand van 1 km hoeft echter geen belemmering te vormen voor het planvoornemen.
''Uit het onderzoek Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO) bleek dat in de jaren 2009-2013 er sprake was van een verhoogd voorkomen van longontstekingen onder omwonenden die binnen een straal van 1 kilometer van een pluimveehouderij woonden. In de jaren daaropvolgend (2014-2016) werd dat verband niet meer gevonden. Ook in het aanvullende, recente onderzoek in de regio Utrecht/Gelderland/Overijssel werd een dergelijk verband niet meer gevonden. Dit in tegenstelling tot het verband tussen het verhoogd voorkomen van longontsteking bij omwonenden nabij een geitenhouderij (2 km). In de handreiking veehouderij en volksgezondheid, opgesteld door het Ondersteuningsteam, wordt aangegeven dat het wonen nabij een pluimveehouderij (binnen een straal van 1 km) leidt tot het advies om een advies bij de GGD op te vragen. In het ondersteuningsteam zijn de laatste onderzoeksresultaten recent besproken en is besloten dat er geen advies meer wordt gegeven om een GGD advies op te vragen op grond van het criterium "wonen binnen een straal van 1 kilometer van een pluimveehouderij".
Binnen 250 meter van het plangebied is één overige veehouderij gelegen: Gemondesestraat 10. De gemeente dient derhalve een advies bij de GGD op te vragen.
Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.
Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van geitenhouderijen.
Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.
Analyse
Het plan leidt niet tot het toevoegen van woningen of andere functies waar personen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat de gronden rondom het plangebied thans niet in gebruik zijn voor boom- en fruitteelt en bovendien ook niet zijn aangewezen als boomteeltontwikkelingsgebied. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.
De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.
Analyse
Het plan leidt niet tot het toevoegen van woningen of andere functies waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat er sprake is van een zeer grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk ruim 3,3 kilometer, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.
Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.
De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage genoemde ontwikkelingen. Er is derhalve geen nadere m.e.r.-beoordeling nodig.
Gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
Onderhavig plangebied kent de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - Categorie 3' en 'Waarde - Archeologie - Categorie 4'. Deze dubbelbestemmingen verplichten archeologisch onderzoek bij bodemingrepen van bepaalde omvang. Onderhavig initiatief zorgt niet voor nieuwe verstoringen van de gronden (enkel oppervlakkige verharding zonder funderingsdiepte). Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk. Ondanks een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Onderhavig plangebied kent de dubbelbestemmingen 'Waarde - Kleinschalig cultuurlandschap' en 'Waarde - Leefgebied soorten van kleinschalig cultuurlandschap'.
Waarde - Kleinschalig cultuurlandschap
Ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Kleinschalig cultuurlandschap' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige samenhangende cultuurhistorische waarden waaronder de kavelstructuur met bijbehorende begroeiing, zandwegenstructuur en rabatten/slotenpatroon.
Onderhavig planvoornemen zorgt niet voor een aanpassing van de kavelstructuur, zandwegenstructuur en rabatten/slotenpatroon. De bijbehorende begroeiing zal positief worden beïnvloedt, daar niet-inheemse begroeiing wordt verwijderd en inheemse begroeiing wordt aangeplant. Daarnaast omvat het plan geen graafwerkzaamheden en/of realisering van bebouwing en betreft geen uitbreiding van het campingterrein. Middels voorliggend bestemmingsplan worden geen cultuurhistorische waardvolle elementen aangetast.
Waarde - Leefgebied soorten van kleinschalig cultuurlandschap
Ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Leefgebied soorten van kleinschalig cultuurlandschap' zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het leefgebied van soorten van kleinschalig cultuurlandschap. Hieronder wordt begrepen:
Onderhavig planvoornemen zorgt middels de aanleg van het voedselbos/fruitboomgaard en de aanplanting van inheemse plantensoorten voor een versterking van het leefgebied van soorten van kleinschalig cultuurlandschap. Daarnaast omvat het plan geen graafwerkzaamheden en/of realisering van bebouwing en betreft geen uitbreiding van het campingterrein. Middels voorliggend bestemmingsplan wordt het 'Leefgebied soorten van kleinschalig cultuurlandschap' niet aangetast.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland. Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan enerzijds om verstorende effecten zoals geluid, licht en trillingen op natuurgebieden behorende tot het Natuurnetwerk Nederland en anderzijds om stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden.
Verstorende effecten
Gezien de aard en omvang van het plan en de afstand tot Natuurnetwerk Nederland kan worden geconcludeerd dat het plan geen verstorende effecten heeft op gebieden behorende tot Natuurnetwerk Nederland.
Stikstofdepositie
Bijlage 7 bevat het stikstofdepositie-onderzoek opgesteld door Bureau Verkuylen (V02, 25 augustus 2022) waarin de gebruiksfase is beoordeeld (bouwfase ontbreekt). Daaruit volgt dat het plan geen significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden heeft.
Soortenbescherming
Om het aspect 'soortenbescherming' inzichtelijk te maken heeft Ecolybrium een verkennend flora en fauna onderzoek uitgevoerd: rapport "Rapportage Quickscan Ecologische Waarden Gemondesestraat 8 te Liempde" (18 april 2023; 22-1317). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 8.
Ecolybrium concludeert dat:
Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.
Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap De Dommel. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.
Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap De Dommel. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:
benodigde compensatie (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m) |
Het gemeentelijk beleid is opgenomen in meerdere documenten welke elkaar aanvullen. Zo is de 'Watervisie Boxtel' een afgeleide van het 'Waterplan', welke is opgesteld in samenspraak met de gemeente Sint-Michielsgestel en Waterschap De Dommel, en vormt als zodanig het kader voor de nadere uitwerking. Dit is het beleidskader totdat deze wordt opgenomen en geactualiseerd in de toekomstige omgevingsvisie. Een van de recent geactualiseerde beleidsstukken is het 'verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2020-2024 (vGRP)'. Dit beleid borduurt voort op het 'verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2015-2019'. In het vGRP heeft de gemeente Boxtel enkele speerpunten opgesteld die leidend zijn voor het handelen van de gemeente. Dit zijn: een klimaatbestendig Boxtel(1), wijkgerichte rioolvervanging (2), samenwerken met inwoners, bedrijven en waterpartners (3), verankeren water- en rioolbeheer in de Omgevingswet (4), water plaatselijk zuiveren en hergebruiken (5) en als laatste de grondwaterhuishouding (6).
Uit de speerpunten volgt ook dat de gemeente aan perceeleigenaren het waterbewustzijn voor het verwerken van het hemelwater (speerpunt 1, ambitie 2), wil overbrengen. Daarnaast vragen zij in de ‘Strategie hemelwater’ dat als belangrijkste aandachtspunt bij ontwikkelingen opgenomen dat er ‘hydrologisch neutraal’ moet worden ontwikkeld, conform de Hydrologische uitgangspunten bij de keurregels voor afvoeren van hemelwater van de gezamenlijke Brabantse waterschappen. Hierbij wordt, in afwijking van het beleid van het waterschap, een ondergrens van toename verharding van 250 m² gehanteerd.
Ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Attentiegebied EHS' zijn de gronden behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden). Bij toename van het verhard oppervlak is 'hydrologisch neutraal bouwen' het uitgangspunt. Voor een toename van het verharde (bebouwings)oppervlak van 250 m² is een advies van het waterschap vereist.
Onderhavig planvoornemen zorgt niet voor een toename van het verharde (bebouwings)oppervlak. Hiermee wordt de waterhuishoudkundige situatie op onderhavige locatie niet negatief geschaad.
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van De Dommel. Door het waterschap zijn een aantal principes opgesteld waar ruimtelijke ontwikkelingen aan worden getoetst. Per 1 maart 2015 gelden de bepalingen uit de Keur 2015, art. 15 van de Algemene regels resp. art. 13 van de Beleidsregels, voor het afkoppelen van hemelwater. Tot 500 m² hoeft op basis van de Keur geen voorziening te worden getroffen. In afwijking van het beleid van het waterschap stelt het 'verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan 2020-2024 (vGRP)' een ondergrens van maximaal 250 m².
Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verhard oppervlak (bebouwing en bestrating) in de huidige en nieuwe situatie. In de eerste kolom staat het type verharding. In de tweede kolom staat het verhard oppervlak van de bestaande situatie. De derde kolom geeft de afname van verhard oppervlak. De toename van verhard oppervlak staat in de vierde kolom. De laatste kolom geeft het verhard oppervlak van de nieuwe situatie (nieuw = bestaand - afname + toename).
omschrijving | bestaand | toename | nieuw | ||||||||||||
bebouwing | 800 | m2 | 700 | m2 | 1.500 | m2 | |||||||||
bestrating | 2.100 (waarvan 1.800 m² aan halfverharding = 0) |
m2 | 0 | m2 | 2.100 (waarvan 1.800 m² aan halfverharding = 0) |
m2 | |||||||||
totaal | 2.900 (waarvan 1.800 m² aan halfverharding = 0) |
m2 | 700 | m2 | 3.600 (waarvan 1.800 m² aan halfverharding = 0) |
m2 |
Het plangebied is thans gedeeltelijk verhard. Als gevolg van de uitbreiding zal de bebouwing/verharding toenemen met maximaal 700 m² (bestrating parkeerplaatsen bestaat uit halfverharding en wordt conform het beleid niet meegenomen). Bij een toename van het verhard oppervlak van meer dan 250 m2 hanteert de gemeente Boxtel dat het nieuwe verharde oppervlak met een compensatieberging van 60 mm dient te worden geborgen op eigen terrein.
Uitgaande van de door het waterschap gehanteerde rekenregel bedraagt de benodigde bergingscapaciteit voor het gehele plangebied 108 m³ (= 1.800 x 0,06). Al het hemelwater wordt op de camping zelf opgevangen. De regenwaterafvoer is volledig afgekoppeld van de riolering. Regenwater dat op de kampeermiddelen terecht komt wordt in groenstroken opgevangen. Er is met uitzondering van, de daken van de bestaande gebouwen/kampeermiddelen, een verharding bij de horeca geen sprake van een verhard oppervlak. Het betreft een half open verharding of een open verharding in de vorm van gras. Het aanleggen van een gesloten verharding of lozing van hemelwater op het riool wordt op de camping niet toegestaan. Middels deze vorm van afwatering wordt aangesloten bij één van de punten uit het Waterbeheerprogramma 2022-2027:
''Elke druppel vasthouden en infiltreren waar deze valt; agrarische bedrijven hebben de bodem op orde om maximaal te kunnen infiltreren en zij maken, boven of onder de grond, ruimte voor berging van al het ‘eigen water’.''
Hiermee wordt voldaan aan het Waterbeheerprogramma 2022-2027.
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.
Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Gemondesestraat geloosd worden.
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.
In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren niet tot de in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Het vaststellen van een exploitatieplan is derhalve niet verplicht.
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
De initiatiefnemers hebben contact gezocht met de direct omwonenden en hebben hen geïnformeerd over voorliggend initiatief. Een verslag van het gevoerde omgevingsdialoog is bijgevoegd als bijlage 9 van de toelichting.
Het ontwerpbestemmingsplan ‘Gemondesestraat 8, Liempde’ wordt conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende personen en instanties. Daarnaast doorloopt het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 28 juni 2023 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is één zienswijze tegen het plan ingediend. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het plan.
De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan op 24 oktober 2023 ongewijzigd vastgesteld.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Recreatie - Verblijfsrecreatie (artikel 3)
De bestemming 'Recreatie' is toegekend aan het gehele plangebied. Hierbij is middels specifieke aanduidingen aangegeven waar welke bebouwing is toegestaan. Hoewel de functies niet begrensd zijn, wordt de omvang daarvan begrensd door de maximale oppervlakte van de bebouwing. Aan huis verbonden beroepen zijn ook toegestaan.
Waarde - Archeologie - Categorie 3 (artikel 4)
Het westelijke deel van het plangebied heeft een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Derhalve is binnen het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - Categorie 3' van toepassing, die de verplichting tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek legt op ontwikkelingen waarbij de bodemingreep dieper is dan 0,5 m over meer dan 125 m².
Waarde - Archeologie - Categorie 4 (artikel 5)
Het oostelijke deel van het plangebied heeft een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Derhalve is binnen het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - Categorie 4' van toepassing, die de verplichting tot het uitvoeren van archeologisch onderzoek legt op ontwikkelingen waarbij de bodemingreep dieper is dan 0,5 m over meer dan 500 m².
Waarde - Attentiegebied EHS (artikel 6)
De dubbelbestemming 'Waarde - Attentiegebied EHS' is toegekend aan het gehele plangebied. De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuur(waarden). Bij toename van het verhard oppervlak is "hydrologisch neutraal bouwen" het uitgangspunt. Voor een toename van het verharde (bebouwings)oppervlak van 250 m2 is een advies van het waterschap vereist.
Waarde - Kleinschalig cultuurlandschap (artikel 7)
De dubbelbestemming 'Waarde - Kleinschalig cultuurlandschap' is toegekend aan het gehele plangebied. De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige samenhangende cultuurhistorische waarden waaronder de kavelstructuur met bijbehorende begroeiing, zandwegenstructuur en rabatten/slotenpatroon.
Waarde - Leefgebied soorten van kleinschalig cultuurlandschap (artikel 8)
De dubbelbestemming 'Waarde - Leefgebied soorten van kleinschalig cultuurlandschap' is toegekend aan het gehele plangebied. De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het leefgebied van soorten van kleinschalig cultuurlandschap.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 9)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel
10
)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.
Algemene gebruiksregels (artikel
11
)
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.
Algemene afwijkingsregels (artikel
12
)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.
Algemene wijzigingsregels (artikel
13
)
In dit artikel is een aantal algemene wijzigingsmogelijkheden opgenomen. Deze wijzigingen betreffen onder meer het toevoegen van de aanduiding 'monument' en het wijzigen van de archeologische dubbelbestemming.
Algemene procedureregels (artikel
14
)
In dit artikel zijn nadere eisen met betrekking tot de procedure opgenomen.
Overige regels (artikel
15
)
In dit artikel zijn regels met betrekking tot de prioritering van de dubbelbestemmingen en de bouwverordening opgenomen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 16)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 17)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.