1.1 Plan:
Het bestemmingsplan "Esschebaan 31 Boxtel" van de gemeente Boxtel.
1.2 Bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0757.BP01ESSCHEBAAN31-VST1 met de bijbehorende regels inclusief bijlagen.
1.3 AAB:
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen.
1.4 Aan-huis-verbonden bedrijf:
Een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, en waarbij deze activiteit door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend.
1.5 Aan-huis-verbonden beroep
Een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, en waarbij deze activiteit door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend.
1.6 Aanbouw:
Een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht en qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.7 Aardkundige waarden:
Waarden van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen danwel anderszins vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem, van algemeen belang zijn vanuit aardkundig oogpunt.
1.8 Agrarisch grondgebruik:
Het weiden van vee en/ of het verbouwen van gewassen, boomgaardfruitteelt en teelt van houtgewas met agrarische productiefunctie daaronder begrepen, met uitzondering van het verbouwen van gewassen in een volkstuincomplex.
1.9 Akkercomplex:
Door gelijksoortig gebruik in het verleden samengevoegde bolakkers.
1.10 Archeologische (verwachtings)waarde:
De waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis.
1.11 Bebouwing:
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.12 Bebouwingscluster:
Een vlakvormige verzameling van gebouwen buiten bestaand stedelijk gebied.
1.13 Bebouwingsconcentratie:
Een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.
1.14 Bed & breakfast:
Het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan een beperkt aantal personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.15 Bedrijf:
Een bedrijfseconomische eenheid, gericht op het behalen van winst.
1.16 Bedrijfsgebouw:
Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.17 Beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte:
De totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.
1.18 Bestaand stedelijk gebied:
Gebied dat het bestaande ruimtebeslag van een kern bevat ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies.
1.19 Bestaande (bedrijfs)gebouwen:
Bouwwerken die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.20 Bestaand:
- voor zover dit betrekking heeft op bebouwing, gaat het om de oppervlakte van de bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- voor zover dit betrekking heeft op het gebruik van grond en opstallen, gaat het om het gebruik zoals dat aanwezig was op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
1.21 Bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
1.22 Bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; indien en voorzover twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak.
1.23 Bijgebouw:
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.24 Bolle akker:
Akker waarvan het oppervlak bol ligt; het midden van de akker is dan een halve tot een hele meter hoger gelegen dan de rand van de akker.
1.25 Bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.26 Bouwgrens:
De grens van een bouwvlak.
1.27 Bouwlaag:
Doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.
1.28 Bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Indien en voorzover twee bouwpercelen middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwperceel.
1.29 Bouwperceelgrens:
Een grens van een bouwperceel.
1.30 Bouwvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.31 Bouwwerk:
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.32 Cultuurhistorische waarden en kenmerken:
Waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.
1.33 Dak:
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.34 Dienstverlening:
Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.
1.35 Extensief recreatief medegebruik:
Een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.
1.36 Gebiedswaarden:
De landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische, archeologische en aardkundige waarden van het gebied, zoals deze tot uiting komen in de omschrijvingen van de bestemmingen en dubbelbestemmingen.
1.37 Gebouw:
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 Geluidsgevoelige functies:
Bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.39 Geluidsgevoelige gebouwen:
Gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.40 Hoofdgebouw:
Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.41 Houtteelt:
De bedrijfsmatige uitoefening van uitsluitend de functie houtproductie op gronden die in principe hiervoor tijdelijk worden gebruikt en waarvoor daartoe vrijstelling is verleend van de melding en herplantplicht ex artikel 2 en 3 van de Boswet.
1.42 Huishouden:
Een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Vaak is een huishouden gebaseerd op bloedverwantschap en huwelijksverbinding of een met een huwelijksverbinding gelijk te stellen samenlevingsverband.
1.43 Kampeermiddel:
Een tent, tentwagen, een kampeerauto of een caravan, niet zijnde een stacaravan.
1.44 Kampeerterrein:
Terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.45 Landschappelijke inpassing:
Een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestande dan wel nog te ontwikkelen landschappelijke (ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische) landschapskwaliteiten; dit kan door middel van architectuur (vormgeving, situering, bebouwing en materiaalgebruik), aanleg van landschappelijke en/ of natuurlijke elementen al dan niet in combinatie met sloop.
1.46 Landschappelijke waarde:
Gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap en de natuurwaarden, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.
1.47 Landschapsversterkingsplan:
Een rapportage waarin is aangegeven op welke wijze een bepaalde ontwikkeling leidt tot een substantiële versterking van de gebiedswaarden. De rapportage bevat versterkingsmaatregelen als het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving.
1.48 Milieuhygiënische uitvoerbaarheid:
Overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, natuur, etcetera, aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden.
1.49 Nevenactiviteiten:
Activiteiten die ondergeschikt zijn aan de primair aan de gronden toegekende functie.
1.50 Normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden:
Werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming.
1.51 Onderbouw:
Een ruimte die beneden peil is gelegen.
1.52 Onderkomens:
Voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen.
1.53 Open akker:
Groot open akkergebied, ontstaan door plaggenbemesting, met een typische maat van 50 tot 200 hectare. Open akkers beslaan vaak een flink stuk van een in of kort na de laatste ijstijd gevormde dekzandrug.
1.54 Overkapping:
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder eigen wanden dat aan maximaal twee zijden begrensd een gesloten wand kent.
1.55 Paardenbak:
Een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony’s en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen.
1.56 Permanente teeltondersteunende voorziening:
Teeltondersteunende voorziening die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt, niet zijnde een kas.
1.57 Peil:
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- indien in of op het water wordt gebouwd: de gemiddelde hoogte van de aan het water grenzende gronden.
1.58 Prostitutie:
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding.
1.59 Seksinrichting:
De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.60 Stacaravan:
Een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grotere afstanden, als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, en dat dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben.
1.61 Teelt van houtgewas met agrarische productiefunctie:
Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt.
1.62 Voeropslagvoorziening:
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bedoeld voor de opslag van diervoeders.
1.63 Volkstuin:
Een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik.
1.64 Volkstuincomplex:
Een terrein met een oppervlakte van tenminste 10 are waarop zich twee of meer volkstuinen bevinden.
1.65 Voorgevel:
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.
1.66 voorgevelrooilijn
de als zodanig op de verbeelding behorende bij dit plan aangegeven voorgevelrooilijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt.
1.67 Vormverandering van een bouwblok:
Wijziging van de begrenzing van een bouwvlok zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte.
1.68 Wonen:
Het gehuisvest zijn of het huisvesten van personen in een woning/woonhuis.
1.69 Woning:
Een complex van ruimten dat dient voor de huisvesting van:
- één huishouden, of;
- één huishouden plus maximaal twee individuele personen, of;
- maximaal 4 individuele personen.
1.70 Woonhuis:
Een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.
1.71 Water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
Water en voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.72 WUBBB:
De Werkgroep Uitvoering Bestemmingsplannen Buitengebied Boxtel.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.1.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.1.2 De breedte van een gebouw:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
2.1.3 De dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.1.4 De goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.1.5 De inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.1.6 De oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- voor lengten in meters (m);
- voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- voor verhoudingen in procenten (%);
- voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarisch grondgebruik;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik;
- doeleinden van openbaar nut;
- het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, onverharde wegen, kavelpaden, groenvoorzieningen en sloten.
3.2 Bouwregels
Op de voor '
Agrarisch' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, met dien verstande dat:
- uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
- in afwijking van het bepaalde onder a schuilstallen zijn toegestaan, uitsluitend voor zover deze reeds legaal bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, op de plaats en tot de afmetingen zoals die bestonden op genoemd tijdstip.
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- teeltondersteunende voorzieningen met een permanent karakter zijn niet toegestaan;
- voeropslagvoorzieningen zijn niet toegestaan;
- paardenbakken zijn niet toegestaan;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, (waaronder erf- en terreinafscheidingen) bedraagt niet meer dan 1 meter;
- poorten zijn toegestaan tot een hoogte van maximaal 2 meter.
3.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte en de bouwhoogte van bebouwing;
- de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen.
3.3.2 Afwegingskader
De in
lid 3.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of landschappelijke inpassing;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
- ter verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik;
- ten behoeve van de milieusituatie;
- ten behoeve van de verkeersveiligheid;
- ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.3.3 Procedure
Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in
lid 13.1 van toepassing.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van gronden voor het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Vormverandering 'Wonen'
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming '
Agrarisch' wijzigen in de bestemming '
Wonen' ten behoeve van de vormverandering van het vlak met de bestemming '
Wonen', onder de voorwaarden dat:
- de totale oppervlakte van de bestemming 'Wonen' niet toeneemt;
- de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is;
- de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;
- de artikelen lid 3.5.3 en lid 3.5.4 in acht worden genomen.
3.5.2 Vergroting 'Wonen'
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming '
Agrarisch' wijzigen in de bestemming '
Wonen' ten behoeve van de vergroting van het vlak met de bestemming '
Wonen', onder de voorwaarden dat:
- de oppervlakte van de bestemming 'Wonen' met maximaal 15% toeneemt;
- de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is;
- de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapsversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;
- de artikelen lid 3.5.3 en lid 3.5.4 in acht worden genomen.
3.5.3 Voorwaarde wijziging
- door de wijziging de landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische of archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
3.5.4 Advies
Met betrekking tot de toepassing van de in
lid 3.5.1 en
lid 3.5.2 genoemde bevoegdheden wordt advies ingewonnen bij:
- de WUBBB ten aanzien van de vraag of de gebiedswaarden in voldoende mate worden versterkt bij uitvoering van het ingediende landschapsversterkingsplan (voor zover deze voorwaarde bij de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen), waarbij de WUBBB zich zo nodig baseert op een deskundigenrapport;
- de AAB wanneer sprake is van een bedrijfseconomisch advies en/of belang;
- het waterschap ten aanzien van de vraag of de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig wordt aangetast.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen, waaronder het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 Landschappelijk inpassingsplan;
met de daarbij behorende:
- waterlopen, waterpartijen en waterberging;
- bermen en beplanting;
- paden;
- voorzieningen van algemeen nut;
- waterstaatkundige werken;
- extensief recreatief medegebruik.
4.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut.
4.2.2 Algemeen nut
Voor het bouwen van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende bepalingen:
- de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter;
- de maximale oppervlakte bedraagt 15 m2.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijde geldt dat dit niet is toegestaan, tenzij het betreft:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van erf- en/of perceelsafscheiding(en) waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 m.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- het realiseren van parkeerplaatsen;
- het gebruik als kampeerterrein;
- buitenopslag;
- het lozen en/of opslaan van stoffen.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 4.1 sub a indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals bedoeld in bijlage 2 van deze regels, andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
- de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in het landschap inpassingsplan opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijke beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in het inrichtingsplan genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
- hetgeen onder a beschreven kan worden aangetoond met een waarde berekening inclusief toelichting en beplantingsplan;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige waarden.
Artikel 5 Verkeer - Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
- het vervoer over de weg;
- het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;
een en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals (on)gelijkvloerse kruisingen met (spoor)wegen, voet/fietspaden, bermen en bermsloten, taluds, faunapassages en parkeer- en groenvoorzieningen en water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
Op de tot '
Verkeer - Verkeer' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bestemming.
5.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
- de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen, palen, (licht)masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag niet meer dan 10 meter bedragen;
- de bouwhoogte voor overige bouwwerken mag niet meer dan 3 meter bedragen.
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen in een woning;
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte woning': een ruimte-voor-ruimte woning;
- aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven in de hoofd- en bijgebouwen tot een vloeroppervlakte van 50 m2;
- het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.
6.2 Bouwregels
Op de tot '
Wonen' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
6.2.1 Hoofdgebouwen
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- per bouwvlak mag ten hoogste 1 woonhuis worden gebouwd;
- de inhoud mag niet meer dan 600 m3 bedragen, met dien verstande dat:
- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte woning' de inhoud niet meer dan 750 m3 mag bedragen;
- de goothoogte mag niet meer dan 4,5 meter bedragen;
- de bouwhoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen;
- de dakhelling mag niet minder dan 25º en niet meer dan 60º bedragen;
- de woning moet binnen 3 meter tot de als zodanig op de verbeelding weergegeven voorgevelrooilijn worden opgericht;
- de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 5 meter bedragen;
- in afwijken van het bepaalde onder c tot en met f geldt dat indien een grotere inhoud, een hogere goothoogte, een hogere bouwhoogte respectievelijk een lagere of hogere dakhelling legaal aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan, deze afstand, maximale inhoud, maximale goothoogte, maximale bouwhoogte en minimale respectievelijk maximale dakhelling geldt;
- ondergrondse gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd onder de oppervlakte van de woning.
6.2.2 Bijgebouwen
Voor bijgebouwen gelden de volgende regels:
- de dichtst bij het hoofdgebouw gelegen gevel van het bijgebouw mag alleen binnen een straal van 30 meter van de gevel van het hoofdgebouw worden opgericht;
- het bijgebouw mag niet vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan mogen worden opgericht;
- de gezamenlijke grondoppervlakte mag niet meer dan 100 m2 bedragen;
- de goothoogte mag niet meer dan 3,25 meter bedragen;
- de bouwhoogte mag niet meer dan 5 meter bedragen;
- ondergrondse gebouwen onder bijgebouwen zijn niet toegestaan.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 meter bedragen;
- voor overkappingen geldt een maximale bouwhoogte van niet meer dan 3,25 m, met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 30 m2 bedraagt;
- in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 meter bedragen.
6.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
- de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
6.3.2 Afwegingskader
De in
lid 6.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of landschappelijke inpassing;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
- ter verbetering van de gebiedskwaliteit ten behoeve van duurzaam agrarisch grondgebruik;
- ten behoeve van de milieusituatie;
- ten behoeve van de verkeersveiligheid;
- ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.3.3 Procedure
Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in
lid 13.1 van toepassing.
6.4 Afwijken van de bouwregels
6.4.1 Geringere dakhelling gebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
lid 6.2.1 sub e ten behoeve van een geringere dakhelling.
6.4.2 Hogere erfafscheiding/hekwerken voor de voorgevel
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
lid 6.2.3 ten behoeve van een grotere hoogte voor erfafscheidingen en hekwerken vóór de voorgevel van het hoofdgebouw, onder de voorwaarden dat:
- de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 meter;
- de stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
6.4.3 Voorwaarden afwijking
De in
lid 6.4 genoemde vergunning wordt slechts verleend, onder de voorwaarden dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4.4 Advies
Met betrekking tot de toepassing van de in
lid 6.4 genoemde bevoegdheden wordt advies ingewonnen bij de WUBBB ten aanzien van de vraag of de gebiedswaarden in voldoende mate worden verstrekt bij uitvoering van het ingediende landschapsversterkingsplan (voor zover deze voorwaarde bij de afwijkingsbevoegdheid is opgenomen), waarbij de WUBBB zich zo nodig baseert op een deskundigenrapport.
6.5 Specifieke gebruiksregels
6.5.1 Strijdig gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van werknemers en de direct daarmee in verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook en was gelegenheid;
- het bewonen dan wel laten bewonen van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen, tenzij hiervoor een omgevingsvergunning is verleend.
6.5.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijk inpassing
- gebruik van de gronden en gebouwen overeenkomstig het bepaalde in lid 6.1 is toegestaan, mits de landschappelijk inpassing, overeenkomstig het in Bijlage 1 Landschappelijke inpassingsplan opgenomen landschappelijk inpassingsplan, uiterlijk binnen twee jaar na het in werking treden van het bestemmingsplan is gerealiseerd. De landschappelijke inpassing dient na realisatie duurzaam te worden beheerd en in stand gehouden;
- gebruik van het perceel conform de bestemming 'Wonen' is toegestaan mits de te saneren bebouwing inclusief te verwijderen erfverharding, zoals weergegeven op de inrichtingsschets van de landschappelijk inpassing in Bijlage 1 is gesaneerd binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
6.5.3 Parkeren
- ten behoeve van het gebruik in relatie tot de omvang van het gebruik, dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat:
- per woning minimaal 3 parkeerplaatsen op eigen terrein zijn gerealiseerd;
- dit in stand wordt gehouden;
- burgemeester en wethouders kunnen afwijking van het bepaalde onder a, indien het voldoen aan de parkeernormen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, danwel naar het oordeel van burgemeester en wethouders op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien;
- het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a indien op een andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
6.6.1 Bed & breakfast in bestaande gebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
lid 6.1 ten behoeve van het gebruik van bestaande bebouwing voor bed & breakfast, onder de voorwaarden dat:
- maximaal aan 8 personen logies en ontbijt zal worden geboden, waarbij de maximale oppervlakte voor alle voorzieningen getroffen ter realisatie van het bed & breakfast, ten hoogste 100 m2 bedraagt;
- de toeristisch-recreatieve functie ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;
- de activiteiten plaatsvinden binnen bestaande bebouwing, waarbij heeft te gelden dat de kamers deel uitmaken van het hoofd(woon)gebouw of een architectonisch, constructief en/of functioneel ondergeschikt gebouw, gelegen op maximaal 100 meter van het hoofdgebouw, zodat de nevenactiviteiten en het hoofd(woon)gebouw kunnen worden gezien als een ruimtelijke eenheid;
- de afwijking milieuhygiënisch uitvoerbaar is;
- er geen onevenredige verkeersaantrekkende werking en parkeerdruk ontstaat;
- de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapsversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving en/of de sloop van voormalige agrarische bedrijfsgebouwen.
6.6.2 Advies
Met betrekking tot de toepassing van de in
lid 6.6 genoemde bevoegdheden wordt advies ingewonnen bij de WUBBB ten aanzien van de vraag of de gebiedswaarden in voldoende mate worden versterkt bij uitvoering van het ingediende landschapsversterkingsplan (voor zover deze voorwaarde bij de afwijkingsbevoegdheid is opgenomen), waarbij de WUBBB zich zo nodig baseert op een deskundigenrapport.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Vormverandering 'Wonen'
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming '
Wonen' wijzigen in de bestemming '
Agrarisch' ten behoeve van de vormverandering van het vlak met de bestemming '
Wonen', onder de voorwaarden dat:
- de totale oppervlakte van de bestemming 'Wonen' niet toeneemt;
- de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is;
- de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapsversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving.
6.7.2 Voorwaarden wijziging
Ten aanzien van de in
lid 6.7.1 genoemde bevoegdheid geldt dat:
- door de wijziging de landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische of archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast.
6.7.3 Advies
Met betrekking tot de toepassing van de in
lid 6.7.1 genoemde bevoegdheid geldt dat:
- de WUBBB ten aanzien van de vraag of de gebiedswaarden in voldoende mate worden versterkt bij uitvoering van het ingediend landschapsversterkingsplan (voor zover deze voorwaarde bij de wijzigingsbevoegdheid is opgenomen), waarbij de WUBBB zich zo nodig baseert op een deskundigenrapport;
- de AAB voor zover sprake is van een bedrijfseconomisch advies en/of belang;
- het waterschap ten aanzien van de vraag of de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig wordt aangetast.
Artikel 7 Waarde - Leefgebied van half-open cultuurlandschap
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Waarde - Leefgebied van half-open cultuurlandschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het leefgebied van soorten van half-open cultuurlandschap, waaronder begrepen agrarische gronden me een half-open karakter en de daarbij behorende natuurkwaliteiten, extensief gebruikte perceelsranden en overhoekjes.
7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.2.1 Verbod
- grondwerkzaamheden zoals het afgraven, ophogen, vergraven en egaliseren van gronden;
- waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanleggen van een drainagestelsel en het aanbrengen van onderbemaling, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaand drainagestelsel door een gelijkwaardig stelsel, waaronder een peilgestuurd stelsel;
- het aanleggen, dempen of wijzigen van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen voor zover groter dan 200 m2 per ingreep;
- het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 50 cm bedraagt;
- het verwijderen of wijzigen van perceelsgrenzen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden, landschapselementen en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
- het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter.
7.2.2 Uitzonderingen op verbod
Het in
lid 7.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
- normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden betreffen;
- het normale agrarisch gebruik betreffen;
- plaatsvinden binnen de bestemming 'Wonen';
- plaatsvinden in het kader van natuurontwikkeling of -beheer;
- die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
7.2.3 Afwegingskader
De in
lid 7.2.1 genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden.
Onder de waarde van deze gronden wordt ondermeer verstaan de waarde als leefgebied voor soorten van halfopen cultuurlandschap, zoals deze waarde tot uitdrukking komt in de aanwezigheid van weide- en akkervogels, akkerland, natte of vochtige, matig voedselrijke kruidenrijke graslanden, slootranden en wegbermen en opgaande beplanting.
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1.1 In acht te nemen afstand
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen dienen, wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden grenzend aan de gronden bestemd voor verkeersdoeleinden de volgende afstanden uit de as van de op de verbeelding nader onderscheiden wegen in acht genomen:
- 'Verkeer - Snelverkeer': 100 meter;
- 'Verkeer - Railverkeer': 20 meter;
- 'Verkeer - Onverhard' en 'Verkeer - Voet-/fietspad': 10 meter.
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen dienen, wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden grenzend aan de gronden bestemd voor verkeersdoeleinden de volgende afstanden uit de rand van de op de verbeelding nader onderscheiden wegen in acht genomen:
- 'Verkeer - Verkeer': 8 meter.
9.1.2 Afwijken in acht te nemen afstand
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
lid 9.1.1, onder de voorwaarde dat uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van het wegbeheer, de verkeersveiligheid daaronder begrepen, geen bezwaar bestaat.
9.2 Geluidzones langs wegen
Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van:
- 250 meter ter weerszijden van een weg met een of twee rijstroken;
- 400 meter ter weerszijden van een weg met drie of vier rijstroken;
mogen toegelaten geluidsgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting als genoemd in artikel 82 lid 1 van de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde.
9.3 Geluidzones langs spoorwegen
Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van:
- 100 meter ter weerszijden van het Duits lijntje;
- 400 meter ter weerszijden van het traject Boxtel - 's Hertogenbosch;
- 700 meter ter weerszijden van het traject Boxtel - Tilburg;
- 800 meter ter weerszijden van het traject Boxtel - Eindhoven;
mogen toegelaten geluidsgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting als bedoeld in artikel 4 lid 1 van het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
10.1 Strijdig gebruik
Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan:
- het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
11.1 Afwijkingsbevoegdheid
11.1.1 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- de bij recht in de regels gegeven maatvoeringen, afmetingen, inhoudsmaten en percentages tot niet meer dan 10% van die maatvoeringen, afmetingen, inhoudsmaten en percentages, onder de voorwaarden dat deze afwijking niet geldt voor:
- de maximale toegestane bebouwde oppervlakte van niet-agrarische bedrijven;
- de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van waterlopen of wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mat wordt aangepast, indien waterhuishoudkundige aspecten en/of de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, onder de voorwaarden dat de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de technisch betere realisering van de bestemmingen of bouwwerken;
- de bestemmingsregels en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht met een bouwhoogte van niet meer dan 10 meter, met dien verstande dat deze afwijking niet geldt voor terrein- en erfafscheidingen;
- de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
- plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
- gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
- (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, onder de voorwaarde dat de bestemmingsvlakgrens met niet meer dan 1,5 meter wordt overschreden;
- het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, luchtwassers en lichtkappen;
- het bepaalde in lid 6.2.3 ten behoeve van een windturbine met een bouwhoogte van niet meer dan 15 meter, onder de voorwaarden dat:
- vergunning alleen wordt verleend voor gronden die zijn gelegen op een afstand van niet meer dan 100 meter van de A2, een spoorlijn (het Duits lijntje daaronder niet begrepen) of een bedrijventerrein;
- voor afwijking van het bepaalde in lid 6.2.3 sub c geldt dat daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarde van de aangrenzende gebiedsbestemmingen en/of de landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische en/of archeologische waarden;
- rekening wordt gehouden met de externe veiligheid van leidingen.
11.2 Afwegingskader
De in
lid 11.1.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend, onder de voorwaarden dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de milieuhygiënische uitvoerbaarheid, waaronder begrepen leidingbelangen;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische of aardkundige waarden.
Artikel 12 Algemene wijzigingsregels
12.1 Bebouwing opnemen of verwijderen uit de Monumentenlijst
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door gebouwen of elementen op te nemen in of te verwijderen uit de bijlage 1 Monumentenlijst, indien de beeldbepalende waarde daartoe aanleiding geeft.
12.2 Monument opnemen op of verwijderen uit de verbeelding
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' op de verbeelding op te nemen of daarvan te verwijderen, indien een aanvulling op of verwijdering uit de bijlage 1 monumentenlijst heeft plaatsgehad.
12.3 Toevoegen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - Categorie 2', 'Waarde - Archeologie - Categorie 3' of 'Waarde - Archeologie - Categorie 4' toe te kennen, onder de voorwaarde dat uit archeologisch onderzoek blijkt dat op de betreffende gronden archeologische waarden of archeologische verwachtingswaarden aanwezig zijn die deze bescherming behoeven.
Artikel 13 Algemene procedureregels
13.1 Nadere eisen
Bij het stellen van nadere eisen wordt de volgende procedure gevolgd:
- het voornemen tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
- de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op elektronische wijze;
- de bekendmaking houdt mededeling in dat belanghebbenden schriftelijk of elektronisch hun zienswijzen kunnen indienen gedurende de onder a genoemde termijn;
- degenen die tijdig hun zienswijzen schriftelijk of elektronisch hebben ingediend worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen mondeling nader toe te lichten;
- burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 14 Overige regels
14.1 Werking wettelijke regels
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
14.2 Prioriteit van (dubbel)bestemmingen
- waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming;
- waar dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
- de eerste pin laats de regels van de bestemming 'Leiding - Gas';
- in de tweede plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Brandstof';
- in de derde plaats de regels van de bestemming 'Leiding - Olie';
- in de vierde plaats de regels van de bestemmingen 'Waarde - Archeologie - Categorie 2, 'Waarde - Archeologie - Categorie 3' en 'Waarde - Archeologie - Categorie 4';
- in de vijfde plaats de regels van de bestemming 'Waterstaat - Waterbergingsgebied';
- in de zesde plaats de regels van de bestemming 'Waarde - Attentiegebied EHS';
- in de zevende plaats de regels van de bestemmingen 'Waarde - Bolle akker', 'Waarde - Kampina', 'Waarde - Dommeldal', 'Waarde - Historisch akkercomplex', 'Waarde - Kleinschalig cultuurlandschap', 'Waarde - Landgoed', 'Waarde - Leefgebied soorten van half-open cultuurlandschap', 'Waarde - Leefgebied soorten van half-open cultuurlandschap - 2', 'Waarde - Leefgebied soorten van stromend water', 'Waarde - Open akkercomplex', 'Waarde - Leefgebied soorten van kleinschalig cultuurlandschap' en 'Waarde - Waardevolle vegetaties'.
14.3 Uitsluiten aanvullende werking Bouwverordening
De regels van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
- de richtlijnen voor het verlenen van ontheffing van de stedenbouwkundige bepalingen;
- de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
- de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
- het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
- de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden, en;
- de ruimte tussen bouwwerken.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijkingen naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.1.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in
lid 15.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in
lid 15.1.1 met maximaal 10%.
15.1.3 Uitzonderingen
Het bepaalde in
lid 15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder of in afwijking van een vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2.1 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Vogel- en Habitatrichtlijnen (richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979 en richtlijn 92/43/EEG van 21 mei 1992) beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaand gebruik.
15.2.2 Wijziging gebruik
Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in
lid 15.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
15.2.3 Onderbreken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in
lid 15.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. In het geval van meerjarige teelt is geen sprake van onderbroken gebruik, mits het gebruik is hervat aan het eind van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de teelt is gestaakt.
15.2.4 Uitzonderingen
Het bepaalde in
lid 15.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
"Regels van het bestemmingsplan Esschebaan 31 Boxtel"