direct naar inhoud van Verbindingsweg Ladonk-Kapelweg (VLK)
Plan: Verbindingsweg Ladonk - Kapelweg (VLK) 2017
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0757.BP01VLK2017-otw1

Verbindingsweg Ladonk-Kapelweg (VLK)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het gebied aan de west- en zuidzijde van de kern Boxtel heeft te maken met verschillende ontwikkelingen en knelpunten op het gebied van verkeersveiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid. Een van de knelpunten betreft het functioneren van de route vanaf de A2 door de bebouwde kom via de dubbele overweg in de Tongersestraat richting bedrijventerrein Ladonk en Haaren. Knelpunten zitten in de leefbaarheid langs de Kapelweg en de bereikbaarheid (verkeersafwikkeling) van bedrijventerrein Ladonk.

Met de aanleg van een nieuwe verbinding van bedrijventerrein Ladonk naar de Kapelweg (hierna VLK) verbetert de leefbaarheid en verkeersveiligheid van het buurtschap Kalksheuvel. Daarnaast zorgt de weg voor een verbetering van de bereikbaarheid van bedrijventerrein Ladonk.

Enkele jaren geleden heeft de gemeenteraad het voorlopig ontwerp (VO) van de nieuwe weg vastgesteld (23 oktober 2012). Dit VO is aan de hand van de onderzoeken die destijds zijn uitgevoerd in het kader van de planvorming uitgewerkt en definitief gemaakt. Het definitief ontwerp is toen planologisch vastgelegd in een ontwerpbestemmingsplan. Dit ontwerpbestemmingsplan heeft ter visie gelegen.

Na deze ter visie legging is de planvorming, wat betreft de bestemmingsplanprocedure, stil komen te liggen. Het bestemmingsplan dat als ontwerp ter visie is gelegd, is niet vastgesteld. Dit heeft te maken met de ontwikkelingen rondom het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS). Een procesverantwoording is opgenomen in Hoofdstuk 5.

Maatregelenpakket Programma Hoogfrequent Spoorvervoer Boxtel

De bestemmingsplanprocedure is na de ter visie legging stil komen te liggen. Dit heeft te maken met de ontwikkelingen rondom het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS). Hieronder wordt kort ingegaan op PHS.

In Nederland wordt er steeds meer gebruik gemaakt van de spoorwegen. Voor personen, maar ook voor goederen. Daarom heeft het ministerie van Infrastructuur en Milieu het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) opgesteld. Hierin staan allerlei maatregelen om het spoor voor te bereiden op de toekomst. Het PHS maakt het mogelijk dat op de drukste trajecten van het Nederlandse spoor in 2020 zes Intercity's en – waar mogelijk – twee tot zes Sprinters per uur rijden, terwijl er voldoende ruimte blijft voor goederentreinen.

Om dit te realiseren wordt een groot deel van het goederenvervoer van de Brabantroute verplaatst naar de Betuweroute. Goederentreinen richting het zuiden rijden in de toekomst over het traject vanaf de Betuweroute, via onder andere Meteren, en 's-Hertogenbosch naar Boxtel. Op dit moment rijden deze treinen over het traject Breda-Tilburg-Boxtel-Eindhoven. Voor Boxtel en Haaren (Esch) betekent dit een afname van het goederenvervoer op de ene spoorweg, een toename op de andere en een toename van het personenvervoer op beide.

Onderdeel van PHS vormt Maatregelenpakket PHS Boxtel. Dit Maatregelenpakket bestaat uit vijf deelprojecten waarvan de VLK er één is. Het totaalproject (vijf deelprojecten samen) is van groot belang voor de ontwikkeling van de leefbaarheid en verkeersveiligheid in Boxtel. Het project is dan ook gericht op het creëren van een functionele verkeersstructuur afgestemd op de groei van de gemeente en de plannen voor de hele kern van Boxtel. Dit maatregelenpakket wordt gerealiseerd in een samenwerking tussen Rijk, provincie en gemeente. De gemeente en ProRail voeren de projecten uit.

Zie verder paragrafen4.4 , 5.3 en 5.4.

Zowel het civieltechnisch ontwerp als het ontwerpbestemmingsplan van de VLK zijn na de ter visie legging in 2013 op onderdelen aangepast. In Hoofdstuk 2 van deze toelichting wordt ingegaan op het ontwerp dat ten grondslag ligt aan dit bestemmingsplan. Aanleg van de weg VLK past niet in de ter plaatse geldende bestemmingsplannen. Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van de VLK juridisch-planologisch mogelijk.

1.2 Huidige situatie

1.2.1 Verkeerskundige situatie

De Keulsebaan is de ontsluitingsroute van de bedrijventerreinen Ladonk en Vorst richting de A2. Verkeer richting Oisterwijk maakt gebruik van de Kapelweg. Daarnaast speelt de route via de dubbele overweg in de Tongersestraat een rol voor het verkeer vanaf de A2 richting bedrijventerrein Ladonk en Haaren.

Langzaam verkeer

Over het fietspad in het verlengde van de Loxvenseweg ligt een recreatieve route. Deze buigt vanuit zuidelijke richting komend af naar de Molengraafseweg en vervolgens de Kapelweg. Het is vanuit het gemeentelijke fietsbeleid 'Boxtel Bicycle' wenselijk een verbinding te maken richting de oostzijde van de beide spoorlijnen.

De Keulsebaan, Industrieweg, Mijlstraat, Van Salmstraat en de Kapelweg maken deel uit van het regionaal primaire fietsnetwerk. Hierbij is aangegeven dat de bestaande voorzieningen niet voldoen aan de inrichtingseisen uit het plan. De dubbele overweg maakt ook deel uit van het fietsnetwerk.


Openbaar vervoer

In de huidige situatie is er geen sprake van haltevoorzieningen voor openbaar vervoer, waar rekening mee dient te worden gehouden, ter hoogte van de bestaande en / of direct kruisende wegen.

1.2.2 Ruimtelijke structuur

In afbeelding 2 is de omgeving van het plangebied opgenomen. Daarna volgt een korte beschrijving van de ruimtelijke structuur van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01VLK2017-otw1_0001.png"

Afbeelding 2 Topografische kaart van het gebied

Het plangebied betreft voornamelijk agrarisch gebied met op enkele plaatsen opgaande beplanting. Bebouwing is voornamelijk aanwezig ter hoogte van Tongeren en Kalksheuvel. Tussen Oisterwijk en Boxtel loopt het spoor en parallel aan het spoor loopt de Kapelweg. Zuidelijker ligt de weg Kalksheuvel met haar opgaande beplanting. In het zuiden van het plangebied ligt bedrijventerrein Ladonk. Net ten noorden van dit bedrijventerrein ligt waterloop het Smalwater. Op het bedrijventerrein ligt de bestaande weg Colenhoef.

1.3 Vigerende bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied gelden verschillende bestemmingsplannen. Hierna is aangegeven welke bestemmingsplannen dit zijn en is aangegeven welke bestemmingen er gelden ter plaatse van het plangebied.

In het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' dat is vastgesteld op 10 april 2012 door de gemeenteraad van Boxtel, valt het plangebied overwegend samen met agrarische bestemmingen, met diverse waarden (dubbelbestemmingen) en zoneringen (onder andere vanwege de reconstructie). Ook valt het plangebied deels samen met de bestemmingen 'verkeer' en 'water' en raakt het plangebied twee locaties waar de bestemming 'wonen' geldt.

In het bestemmingsplan 'Buitengebied Ontwikkelplan 2013' dat op 26 november 2013 is vastgesteld door de gemeenteraad zijn regels op verscheidene onderdelen gewijzigd ten opzichte van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011'. De begrenzing van bestemmingen ter plaatse of in de directe omgeving van het plangebied zijn niet gewijzigd.

Beide bestemmingsplannen 'Buitengebied' zijn gelijktijdig onherroepelijk geworden met de uitspraak van de Raad van State van 30 juni 2014 (201206258/1/R3).

Ter hoogte van het bedrijventerrein geldt nog een oud bestemmingsplan: 'Industrieterrein II (1978)'. Dit wegdeel is destijds buiten het nieuwe bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Ladonk' (vastgesteld door de raad op 25 juni 2013) gehouden om zo ruimte te creëren / behouden voor de nieuwe aansluiting. Dit bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Ladonk' is herzien middels het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Ladonk Noordwesthoek 2014'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van Boxtel op 20 mei 2014.

Afbeelding 3 Uitsnede van de vigerende bestemmingsplannen (bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' en bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Ladonk Noordwesthoek 2014', met indicatie van de VLK.

De aanleg van de VLK past niet binnen de geldende bestemmingsplannen. Derhalve is dit bestemmingsplan opgesteld waarin de ontwikkeling van de VLK wordt mogelijk gemaakt.

1.4 Leeswijzer

Het volgende hoofdstuk gaat in op de planbeschrijving van de VLK. Vervolgens wordt in Hoofdstuk 3 het relevante beleidskader beschreven. Hoofdstuk 4 gaat in op het nut en de noodzaak van de VLK. Hoofdstuk 5 geeft een verantwoording van het proces dat is doorlopen om tot voorliggend bestemmingsplan te komen met onderliggend ontwerp en bijbehorende onderzoeken. In Hoofdstuk 6 komen de omgevingsaspecten aan de orde en worden eventueel uitgevoerde onderzoeken toegelicht. Hier zijn ook de consequenties vanuit deze onderzoeken voor het bestemmingsplan opgenomen. De juridische aspecten zijn nader toegelicht in Hoofdstuk 7 en in Hoofdstuk 8 volgen ten slotte de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen. Het civieltechnisch ontwerp dat in 2013 is opgesteld vormt de basis voor het ontwerp bestemmingsplan dat nu voor ligt. Aan de hand van aanvullende uitgangspunten is dit aangepast tot het huidige civieltechnische ontwerp. Een aantal locaties vraagt om specifieke aandacht. In paragraaf 2.3 komen deze locaties aan de orde. De tekeningen van het civieltechnisch ontwerp dat de basis vormt voor voorliggend ontwerp bestemmingsplan, zijn opgenomen in Bijlage 1.

2.2 Planbeschrijving op hoofdlijnen

De belangrijkste uitgangspunten / kenmerken van de VLK zijn als volgt:

  • De VLK is buiten de bebouwde kom een erftoegangsweg. Dit houdt in dat de VLK bestaat uit een rijbaan die aan weerszijden verhard is (zogenaamde redresseerstroken) en een vrij liggend fietspad. De zogenaamde redresseerstroken zijn verharde stroken die aanwezig zijn langs de rijbaan en als doel hebben om uit de koers geraakte voertuigen op te vangen en terug op koers te brengen. Een redresseerstrook is van de rijbaan gescheiden door een retroflecterende witte streep. Buiten de bebouwde kom geldt een maximumsnelheid van 60 km/u.
  • Binnen de bebouwde kom is de VLK een gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/u.
  • Ter hoogte van de nieuwe komgrens op Kalksheuvel ten oosten van de aansluiting van de VLK op de weg Kalksheuvel wordt de VLK een erftoegangsweg. Binnen de bebouwde kom geldt een maximumsnelheid van 30 km/u.
  • De weg voldoet aan de ontwerprichtlijnen van Duurzaam Veilig en de richtlijnen van het CROW.
  • Landbouwverkeer is toegestaan op de VLK.

Principes landschappelijke inpassing VLK

Daar waar de VLK parallel aan het spoor ligt, worden bomen in het verlengde van de VLK geplant. Daar waar de VLK het landschap zal doorsnijden, is het karakter van het bestaande landschap leidend wat betreft de landschappelijke inpassing. Er wordt geen begeleidende beplanting langs de VLK aangelegd, waar deze het open landschap doorsnijdt. Door de VLK op deze manier in te passen vormt deze een nieuwe overgang naar het landschap en geeft deze inzichten in de verschillende landschapstypen. De weg wil geen prominente plaats innemen in het landschap.

De karakteristiek van het landschap wordt zoveel mogelijk behouden door doorsnijdingen van bestaande landschapselementen zo compact / smal mogelijk te maken. Door zo min mogelijk bomen en opgaande beplanting te verwijderen blijven de beeldbepalende groenstructeren herkenbaar in het landschap.

De mogelijkheid is behouden om een haag te planten tussen de rijbaan en het fietspad. Hierdoor kan een gescheiden gebied ontstaan voor de fietsers en is er minder hinder van lichtstralen van de auto's het gebied in.

Aan weerzijden van de VLK komen watergangen te liggen voor de opvang van het regenwater. Zie ook paragraaf 6.2 van deze toelichting.

Op een aantal locaties vindt compensatie plaats vanwege de aantasting van natuurwaarden. Deze zijn in dit bestemmingsplan voorzien van een passende bestemming. De nadere duiding en de motivatie voor het aanwijzen van deze locaties komen aan de orde in paragrafen 6.5 en 6.6.

Risicoanalyse overwegveiligheid

Dit Maatregelenpakket PHS Boxtel (waar de VLK deel van uit maakt) heeft samen met de extra treinen als gevolg van PHS grote invloed op de veiligheid van de overwegen in Boxtel. Dit maakte het noodzakelijk een risicoanalyse overwegveiligheid uit te voeren. Deze risicoanalyse is opgenomen in bijlage 2. Deze analyse beantwoordt de vraag of de gevolgen van het maatregelenpakket PHS Boxtel en de verhoging van treinfrequentie op de corridor Rotterdam - Dordrecht – Breda – Eindhoven van PHS voldoen aan het landelijke beleid op gebied van overwegveiligheid en de regelgeving van ProRail. De concrete tweede vraag is of de huidige overweg Kapelweg kan worden omgebouwd tot fietsoverweg of dat deze overweg geheel moet worden opgeheven.

Eindconclusie van deze analyse is dat de toename van treinfrequenties op de lijn naar ’s- Hertogenbosch op het oostelijk deel van de dubbele overweg Tongersestraat leidt tot zeer grote risicotoename. Het opheffen van de dubbele overweg Tongersestraat heeft daarom ook een zeer grote verlaging van risico tot gevolg. Er kan worden gesteld dat voor het totaal aan overwegen in Boxtel, in de PHS-corridor Breda - Eindhoven, de overwegveiligheid niet verslechtert en dat de risico’s worden beheerst. Op overweg d'Ekker kunnen risico's worden beheerst door hier rekening mee te houden in het ontwerp van de overweg d’Ekker. Tevens kan worden gesteld dat wordt voldaan aan de beleidsregels van ProRail.

De risicoanalyse overwegveiligheid vormt input voor het ontwerp van de VLK.

2.3 Nadere uitwerking locaties

Binnen het plangebied ligt een aantal locaties waar tijdens het ontwerpproces extra aandacht aan is geschonken. Het gaat om de volgende locaties:

  • Overweg Kapelweg
  • Noordelijke toeleidende weg Overweg D'ekker
  • Overweg D'ekker
  • Rijbaan Kalksheuvel
  • Rijbaan Colenhoef

Hierna wordt dieper ingegaan op deze vijf locaties. Zie Bijlage 1 voor de tekeningen van het civieltechnisch ontwerp.

Overweg Kapelweg

Het tracé van de VLK loopt in het ontwerp vanaf de passage van de Kleine Aa tot aan de overweg D’ekker parallel aan het spoor aan de noordzijde door. De overweg Kapelweg wordt afgewaardeerd tot een geregelde overweg voor langzaam verkeer. Het tracé van de VLK blijft in hoogteligging constant doorlopen parallel aan het maaiveld voor en na de hellingbaan richting de bestaande overweg Kapelweg. De hellingbaan aan de noordzijde van de overweg wordt daarom afgegraven. Het te overbruggen hoogteverschil in het aan te brengen toeleidende fietspad richting de overweg aan de noordzijde van het spoor wordt in de tussenberm tussen spoor en VLK overwonnen. Daarnaast sluit deze hierbij beter aan op de Kromakker.

De aanwezige gastransportleiding is in de huidige situatie al buitenom het grondlichaam van de hellingbaan heen gepositioneerd. Om een conflict met deze leiding te voorkomen moet de watergang parallel aan het tracé van de VLK aan de noordzijde onderbroken worden. Door plaatselijk het regenwater via goten en kolken te transporteren naar de naastgelegen watergangen kan de afwezigheid van de bermsloot worden gecompenseerd.

Aan de zuidzijde van de overweg wordt de Kapelweg doodlopend gemaakt voor doorgaand verkeer. De uitrit van Kapelweg 57 en het naastgelegen zandpad (Vinkenberg) blijven ongewijzigd waardoor de bereikbaarheid gegarandeerd wordt. Hierdoor blijft de nieuw ingerichte overweg toegankelijk voor voetgangers, fietsers en ruiters die deze overweg gebruiken als verbinding tussen het zandpad (Vinkenberg) en Kromakker.

Noordelijke toeleidende weg Overweg D'ekker

Om de VLK haaks aan te kunnen sluiten op de overweg D’ekker wordt het tracé uitgebogen om ruimte te creëren voor een bocht richting de spooroverweg. De doorsnijding van het landschap is hier zoveel mogelijk beperkt. De mogelijkheid om de straat Tongeren in de toekomst eventueel compact aan te sluiten, blijft aanwezig.

Omdat de bocht vrij scherp is, wordt de binnenbocht sowieso gedeeltelijk vrijgehouden van opgaande beplanting om zo het zicht niet te belemmeren. Dit is noodzakelijk om voldoende zicht te creëren voor verkeer dat vanuit de noordelijke aansluiting van de rijbaan Tongeren de VLK op wil rijden.

Overweg D'ekker

In het kader van overwegveiligheid (zie Bijlage 2) is de spooroverweg voorzien van een middengeleider in de rijbaan om de verschillende rijrichtingen te scheiden. Zijaansluitingen op het tracé van de VLK liggen 50 m van de overweg vandaan, om te voorkomen dat er een wachtrij (terugslag) ontstaat tot op de overweg. De overweg is zoveel mogelijk gepositioneerd op de locatie van de huidige overweg om het aantal aanpassingen aan het bestaande spoorbeveiligingssysteem op de toeleidende spoorvakken zoveel mogelijk te beperken.

Door de ligging op de bestaande locatie wordt tevens voorkomen dat het tracé van de VLK op de aanwezige gastransportleidingen komt te liggen.

Kalksheuvel

Het buurtschap Kalksheuvel krijgt ter hoogte van de Kempseweg-Loxvenseweg een aansluiting op de VLK door middel van een kruising. Deze kruising wordt vormgegeven als een voorrangskruising buiten de bebouwde kom, met vrijliggende oversteekvoorziening voor de fiets. Door de aanwezigheid van de voorrangsregeling en de oversteekvoorzieningen voor de fietsers wordt de inrichting van het kruispunt licht opgewaardeerd ten opzichte van een standaard kruispuntoplossing bij twee elkaar kruisende erftoegangswegen buiten de bebouwde kom.

Omdat het zicht op naderend verkeer op de VLK zeer goed is voor de overstekende fietser en omdat er maar één rijbaan hoeft te worden overgestoken, is het niet nodig om ook nog middengeleiders aan te brengen op de VLK.

De Loxvenseweg sluit aan op de Kempseweg. Hierbij buigt de Loxvenseweg licht uit zodat het mogelijk is voor landbouwverkeer met aanhanger om vanaf de Loxvenseweg in één beweging de Colenhoef op te draaien.

Het voorstel is om de komgrens te verplaatsen richting de aansluiting met de VLK. Het wegvak tussen de aansluiting en de plangrens ter hoogte van Kalksheuvel 47 (buiten dit bestemmingsplan) wordt dan ingericht als erftoegangsweg binnen de bebouwde kom, met een rijbaan van 3,00 m breed en aan weerszijde daarvan suggestiestroken van 1,25 m breed welke uitgevoerd zijn in rood asfalt. Hier geldt een snelheid van 30 km/u.

Om het wegvak en de toegang tot Kalksheuvel extra de uitstraling van een verblijfsgebied mee te geven is het kruisingsvlak Kalksheuvel-Loxvenseweg voorzien van een afwijkende kleur en type verharding. Hiermee worden tevens de gelijkwaardigheid van deze aansluiting en daarmee de verblijfsfunctie van het wegvak benadrukt.

Herinrichting Colenhoef

Tussen de passage met het Smalwater en de aansluiting Schouwrooij wordt voorzien in een inrichting die de vele verschillende type verkeersdeelnemers veilig ten opzichte van elkaar afwikkelt. De weg Colenhoef wordt ingericht met een rijbaan voor het gemotoriseerd verkeer. Het vrijliggende fietspad wordt via een losse brug over het Smalwater geleid. Door dit fietspad licht uit te buigen is het mogelijk om de uitstroom voorziening te behouden op de huidige positie.

Ten zuiden van het Smalwater wordt het vrijliggende fietspad aangesloten op de rijbaan. Vanaf dit punt wordt de Colenhoef uitgevoerd als een rijbaan met een rijbaan en fietsstroken. Deze inrichting komt overeen met de bestaande inrichting van Schouwrooij zoals deze in het verlengde van Colenhoef ligt.

Tussen de brug over het Smalwater en de aansluiting op de Colenhoef wordt een ruimtereservering opgenomen in de berm om het vrijliggende fietspad in de toekomst door te kunnen trekken. In deze brede berm komen ook alle kabels en leidingen te liggen.

De aangrenzende bedrijven behouden een directe aansluiting door middel van een inrit op de rijbaan. Voor het bedrijf MSB worden twee inritten ingepast die toegankelijk zijn voor trekkers met oplegger.

De komgrens is gepositioneerd ten noorden van het Smalwater. De komgrens ligt ter hoogte van een groene strook die parallel aan het Smalwater loopt. Hierdoor wordt de wijziging van een weg buiten de bebouwde kom naar een weg binnen de bebouwde kom extra benadrukt. De poortconstructie komt hierdoor extra tot zijn recht. Het onverharde pad parallel aan de noordzijde van het Smalwater wordt uitgebogen richting de komgrens. Gebruikers van het recreatieve pad kunnen ter hoogte van de komgrens de weg oversteken. Omdat het om een onverhard pad gaat wordt er geen voorrangsregeling aangebracht ter plaatse van deze oversteek.

De oostelijke tak van Schouwrooij wordt ondergeschikt aangesloten op de doorgaande route van Colenhoef. Deze aansluiting is voorzien van grote aansluitbogen. Dit is noodzakelijk om de bochten toegankelijk te houden voor groot vrachtverkeer. Om de aansluiting visueel te versmallen is in het ontwerp een overrijdbare, niet verhoogde, midden geleider ingepast. Deze is uitgevoerd in een afwijkende kleur verharding. Deze geleider is wel overrijdbaar in verband met het vrachtverkeer.

2.4 Wijzigingen ten opzichte van ontwerp 2013

Zoals gezegd heeft in 2013 reeds een ontwerpbestemmingsplan ter visie gelegen. Aan dit ontwerpbestemmingsplan lag een civieltechnisch ontwerp ten grondslag dat op een aantal punten afweek van het civieltechnisch ontwerp dat als basis heeft gediend voor voorliggend ontwerp bestemmingsplan. Hierna is aangegeven wat de verschillen zijn tussen de twee civieltechnische ontwerpen.


Overweg Kapelweg

Naar aanleiding van zienswijzen vanuit de bestemmingsplanprocedure in 2013 is in samenwerking met Prorail onderzocht of de overweg Kapelweg alsnog beschikbaar kan blijven voor langzaam verkeer (wandelaars, fietsers en ruiters). De hiervoor uitgevoerde risicoanalyse overwegen wijst uit dat met aanvullende maatregelen de overweg Kapelweg gehandhaafd kan worden voor langzaam verkeer. Deze langzaam verkeerverbinding legt de verbinding tussen de wegen Vinkenberg en Kromakker. Hierbij is rekening gehouden met het in te passen hoogteverschil tussen de spoordijk en de hoogte van de rijbaan VLK.


Overweg D'ekker

In samenwerking met Prorail is gekeken naar verkeersveiligheid ter plaatse van de bestaande overweg D'ekker. De hiervoor uitgevoerde risicoanalyse overwegen adviseert onder andere om een middengeleider op de as van de rijbaan VLK toe te passen en geen wegen op de VLK aan te sluiten binnen 50 meter uit de kant van het spoor. Dit advies is verwerkt in het ontwerp dat als basis heeft gediend voor dit bestemmingsplan.

Aansluiting loonbedrijf

De VLK komt direct naast het loonbedrijf van Pinxteren te liggen. Daarnaast doorsnijdt de VLK de rijbaan Tongeren. De aansluiting van het gebied Tongeren vanuit de oostelijke richting op de VLK vormt echter een apart deelproject (zie ook Hoofdstuk 5) en daarom is in het civieltechnisch ontwerp voorzien in een tijdelijk uitrit voor het loonbedrijf, aangesloten op de VLK.


Dwarsprofiel VLK (gedeelte tussen overweg D'ekker en Colenhoef)

De rijbaanbreedte VLK (gedeelte overweg D'ekker-Colenhoef) is afgestemd op de bestaande rijbaanbreedte vanuit de richting Oisterwijk. Dus deze rijbaan is 6 meter breed in plaats van 5,5 meter breed zoals in het eerdere civieltechnisch ontwerp. Aanleiding hiervoor is om zo bermschade te verkleinen en tegemoetkomend verkeer elkaar meer ruimte te geven. In dit deel van de VLK is immers ook een aantal bochten verwerkt en er is sprake van vrachtverkeer (VLK is een toegangsweg voor bedrijventerrein Ladonk) en landbouwverkeer op de VLK.


Kruising rijbaan Kalksheuvel-VLK

De kruising van de VLK met de weg Kalksheuvel betreft een voorrangskruising. Naar aanleiding van het geactualiseerde verkeersmodel is deze kruising getoetst op afwikkelcapaciteit voor gemotoriseerd verkeer en oversteekbaarheid voor fietsverkeer. Uit de toetsing blijkt dat een voorrangskruising prima voldoet en dat de oversteekbaarheid goed is. Op basis van de gesprekken met de werkgroep VLK en de zorg die daarin is geuit over de oversteekbaarheid door fietsers, is voor de fietsers een eigen oversteekvoorziening opgenomen.


Rijbaan Kalksheuvel

De rijbaan Kalksheuvel vervult straks een belangrijke ontsluitende functie voor het buurtschap Kalksheuvel. Dit betekent dat de rijbaan Kalksheuvel een bijpassend rijbaanprofiel nodig heeft (30km/uur binnen de bebouwkom met gemengd verkeer). De gemeente werkt samen met buurtschap Kalksheuvel aan een ontwerp voor de herinrichting van het buurtschap. De aanpak van het riool ter plaatse vormt de aanleiding voor deze herinrichting. In dit bestemmingsplan wordt een deel van de rijbaan Kalksheuvel tot de aansluiting VLK aangepast aan het benodigde rijbaanprofiel.


Aansluiting VLK op Colenhoef

De afgelopen jaren is een strook grond van het bedrijf MSB aan de Colenhoef verworven. Gevolg hiervan is dat de rijbaan VLK/Colenhoef opschuift richting de nieuwe eigendomsgrens van MSB. Hierdoor hoeven in tegenstelling tot het voorgaande civieltechnisch ontwerp twee bedrijfspercelen met bebouwing niet aangekocht te worden en kan de bestaande overstortconstructie onder de huidige rijbaan Colenhoef grotendeels worden gehandhaafd. Tevens ontstaat er ruimte om in een later stadium het vrijliggende fietspad langs de VLK verder door te zetten op bedrijventerrein Ladonk


Dilemma's

Binnen het actualisatieproces van het civieltechnisch ontwerp is een aantal dilemma's geconstateerd, die zijn besproken met stakeholders en de werkgroep VLK. Deze hebben al dan niet geleid tot een aanpassing van het civieltechnisch ontwerp. Het gaat hierbij om:


Ontsluiting landbouwpercelen

De bereikbaarheid van de landbouwpercelen binnen de driehoek VLK-buurtschap Kalksheuvel-Kapelweg is nog eens nader bekeken. Het is ongewenst dat landbouwverkeer met deze bestemming door het buurtschap Kalksheuvel rijdt. Er is gekeken of de rijbaan Kapelweg in combinatie met een verkeerskundige knip nabij het buurtschap op de VLK kan worden aangesloten. Deze optie past niet binnen de financiele kaders en conflicteert met het aanwezige fietsverkeer (primaire fietsroute). In het civieltechnisch ontwerp is vastgehouden aan het uitgangspunt zoals gehanteerd in het civieltechnisch ontwerp van 2013 waarbij het zandpad Akkerstraat vanuit de oostelijk richting wordt aangesloten op de VLK zodat via de Akkerstraat de landbouwpercelen kunnen worden ontsloten.


Kruising rijbaan Kalksheuvel-VLK

De werkgroep Kalksheuvel heeft haar zorg geuit over de oversteekbaarheid van de VLK voor fietsverkeer op dit kruispunt. De werkgroep ziet graag dat deze kruising als een rotonde wordt uitgevoerd met als argument dat de oversteekbaarheid voor fietsers dan beter is (lagere conflictsnelheid) en deze dan tevens een poortconstructie vormt als entree voor het buurtschap Kalksheuvel en bedrijventerrein Ladonk. Toetsing wijst uit dat de oversteekbaarheid bij een voorrangskruising voor fietsverkeer voldoet. De keuze voor een rotonde brengt meer kosten met zich mee die niet passen binnen de financiële kaders van het project. Daarnaast vormt de rotonde een oriëntatiepunt (immers de rijsnelheid is daar laag) wat juist een ongewenste verkeersaantrekkende beweging richting het buurtschap Kalksheuvel kan versterken. Om invulling te geven aan de zorg vanuit de werkgroep voor de oversteek van fietsers, is het civieltechnisch ontwerp aangepast zodat er sprake is van een voorrangskruising waarbij fietsers gescheiden van het gemotoriseerd verkeer oversteken.


Aansluiten fietspad VLK op Colenhoef

Het fietspad VLK (eenzijdig 2-richtingen) sluit aan op de bestaande fietsroutestructuur op Ladonk (fietsstroken op de rijbaan). Dit was in het civieltechnisch ontwerp van VLK 2013 ook het geval. Dit betekent dat fietsers op Colenhoef een oversteekbeweging moeten maken om van het fietspad VLK op de bestaande fietsstrook aan de overzijde van de rijbaan te komen. Dit is in het kader van de verkeersveiligheid (vanwege de verwachte verkeersintensiteiten en de bedrijfsvoering aldaar) geen optimale situatie. Er wordt dan ook geadviseerd om in navolging van de realisatie van de VLK verder te werken aan versterking van de fietsstructuur op Ladonk.

Binnen de werkgroep VLK is er sprake van een dilemma ten aanzien van nut een noodzaak van de van het fietspad. Binnen de werkgroep is er geen consensus over het nut en de noodzaak van het fietspad VLK tussen overweg D'ekker en Colenhoef. Een deel van de werkgroep pleit voor aanleg van het fietspad VLK tussen overweg D'ekker en Colenhoef omdat deze een verdere vermazing van de fietsstructuur (ook ruitersport) biedt in het gebied als toegang naar de Kampina (recreatief) en omdat deze deel uitmaakt van vastgesteld gemeentelijk fietsbeleid (Boxtel Bicycle). Een ander deel van de werkgroep pleit ervoor om het fietspad VLK tussen overweg D'ekker en Colenhoef niet aan leggen en fietsverkeer alleen de mogelijkheid te geven om vanaf overweg D'ekker via de Kapelweg over het buurtschap Kalkheuvel te geleiden met als argument het versterken van de leefbaarheid en sociale veiligheid binnen het buurtschap. Tevens is dan ook het verkeersveiligheidknelpunt in de vorm van de fietsoversteek aan de Colenhoef niet aan de orde.

Wel is de werkgroep unaniem van mening dat de aansluiting van het fietspad op de Colenhoef geen optimale situatie is. Het civieltechnisch ontwerp dat als basis heeft gediend voor dit bestemmingsplan gaat nog steeds uit van een vrijliggend fietspad langs de gehele VLK. In de wetenschap dat de ongelukkige fietsoversteek op Colenhoef qua veiligheid een aandachtspunt vormt en deze oversteek en de versterking van de fietsstructuur op Ladonk nog een opgave is. Deze keuze is gemaakt omdat dit past binnen het gemeentelijk vastgesteld beleid, aansluit bij de wens om een fijnmazig fietsnetwerk te realiseren en passend is binnen de financiële kaders. Een definitieve afweging rondom de aanleg van het fietspad VLK tussen overweg Dékker en Colenhoef wordt gemaakt op basis van de ontvangen reacties aangaande dit onderdeel in het voorlopig ontwerp na afloop van het ter inzageleggen van dit ontwerp bestemmingsplan.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

In de Nationale Omgevingsvisie staan de belangrijkste plannen voor de inrichting van Nederland op de lange termijn. Op dit moment zijn er bijna 80 visies en beleidsplannen. Elk plan gaat in op een apart onderwerp. Een van deze plannen is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Deze is op 13 maart 2012 vastgesteld. De SVIR verving toentertijd verschillende bestaande nota's zoals: de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. Het Rijk zet in de SVIR uiteen welke nationale belangen het heeft in het ruimtelijke en mobiliteitsdomein en welke instrumenten hiervoor worden ingezet.

Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven en laat dan ook meer over aan provincies en gemeenten. De SVIR gaat uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Dit betekent dat het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op dertien nationale belangen, waarvoor het verantwoordelijk is en resultaat wil boeken. Buiten deze dertien belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

De SVIR geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR formuleert het Rijk drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar & veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
  • 2. Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
  • 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.


Het Rijk wil samen met de decentrale overheden werken aan een robuust en samenhangend mobiliteitssysteem. Robuustheid en samenhang, met inzet van alle beschikbare modaliteiten, zijn noodzakelijk om een goede bereikbaarheid te kunnen garanderen. Het regionale en nationale mobiliteitssysteem hangen nauw met elkaar samen en goede aansluiting tussen de verschillende systemen is van belang. De decentrale overheden zijn verantwoordelijk voor een robuust en samenhangend regionaal mobiliteitssysteem waarin langzaam en recreatief verkeer een volwaardige plaats hebben.


Het voorgenomen initiatief is in lijn met de structuurvisie, aangezien verder geen nationale belangen in het geding zijn. Als de Omgevingswet (naar verwachting) in 2019 ingaat vervalt het SVIR. Deze gaat dan op in de overkoepelende Nationale Omgevingsvisie.

3.1.2 Nationaal verkeers- en vervoersplan (NVVP)

In het Nationaal Verkeers- en Vervoersplan (NVVP) "Van A naar Beter" schetst het kabinet het Nederlandse verkeers- en vervoersbeleid voor de periode 2004-2020. In het NVVP wordt aandacht besteed aan mobiliteitsmanagement. Mobiliteitsmanagement is een pakket van maatregelen om optimaal gebruik te maken van bestaande infrastructuur en om de bereikbaarheid per openbaar vervoer en fiets te verbeteren.


Mobiliteitsmanagement wordt vooral ingezet door lokale en regionale overheden en omvat de volgende instrumenten:

  • Locatiebeleid: situering van woonwijken en locaties voor bedrijven wordt meer geïntegreerd met het verkeers- en vervoersbeleid en met aandacht voor de bereikbaarheid per openbaar vervoer en fiets. Zo worden reizigers minder afhankelijk van de auto. Bij bedrijvenplanning wordt aandacht gegeven aan ontsluiting via meerdere vervoerwijzen (auto, openbaar vervoer en langzaam verkeer).
  • Parkeerbeleid: er komt meer regionale afstemming en samenwerking in het parkeerbeleid.
  • Vervoermanagement: het vervoermanagement bij bedrijven krijgt een nieuwe impuls in regionale programma's, waarbij aansluiting wordt gezocht bij arbeidsomstandigheden en milieuzorg binnen bedrijven. Bevordering van het gebruik van fiets, openbaar vervoer en carpoolen maken deel uit van het programma. ICT- ontwikkelingen bieden kansen voor de toepassing van flextijden en teletoepassingen.


Het NVVP doet geen gebiedsspecifieke uitspraken. Het voorgenomen initiatief is in lijn met de uitgangspunten uit de NVVP.

3.1.3 Duurzaam veilig

Voor reconstructie van bestaande of realisatie van nieuwe infrastructuur gelden verder de uitgangspunten van Duurzaam Veilig. Een belangrijk uitgangspunt van Duurzaam Veilig is het verbeteren van de verkeersveiligheid door uniformiteit. Hierbij is zowel het structuur- als uitwerkingsniveau van belang. Dit uitgangspunt kan vertaald worden in drie basisprincipes:

  • 1. Voorkom onbedoeld gebruik van de infrastructuur; wegen dienen eenduidig te worden onderscheiden naar hun functie, namelijk een stroom-, ontsluitings- of verblijfsfunctie.
  • 2. Voorkom ontmoetingen met grote snelheids- en richtingsverschillen; gevaarlijke conflicten moeten per voertuigcategorie worden uitgesloten.
  • 3. Voorkom onzeker gedrag van verkeersdeelnemers; om onzekerheid bij de weggebruikers zo veel mogelijk te beperken, moet gezorgd worden voor een beperkt aantal eenduidige wegcategorieën, gekoppeld aan de stroom-, ontsluitings- en verblijfsfunctie.


Het CROW heeft de herkenbaarheid van de wegcategorieën verder uitgewerkt, zodat voor de weggebruiker sneller duidelijk is welk (snelheids)gedrag van hem wordt verwacht. Het CROW heeft daartoe nieuwe richtlijnen opgesteld, vastgelegd in de 'Richtlijn Essentiële Herkenbaarheidkenmerken van weginfrastructuur, wegwijzer voor implementatie'.

Bij de totstandkoming van het ontwerp van de weg is rekening gehouden met de uitgangspunten van Duurzaam Veilig.

3.1.4 Nationaal Milieubeleidsplan 4 (NMP4)

Op 8 juni 2001 is het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4) door het kabinet vastgesteld. In het NMP4 is het doel gesteld om per 2030 de afwenteling van milieuproblemen, op volgende generaties en op mensen in arme landen, te stoppen. Dit kan worden bereikt door de grote milieuproblemen in clusters aan te pakken: energiehuishouding, biodiversiteit en hulpbronnen, milieudruk door de landbouw, stoffen, externe veiligheid, milieu en gezondheid en milieubeleid en de leefomgeving. Verandering kunnen worden georganiseerd via systeeminnovatie.

Milieubeleid en ruimtelijk beleid moeten elkaar versterken. Om de bijdrage van het milieubeleid aan de kwaliteit van de leefomgeving te versterken worden drie veranderingen aangebracht:

  • De samenhang tussen milieu- en ruimtelijk beleid.
  • De samenhang tussen het beleid van verschillende overheden wordt versterkt.
  • De verantwoordelijk van mede-overheden voor de plaatselijke leefomgeving wordt vergroot.

Het uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid voor het definiëren en realiseren van milieukwaliteit en de uitvoering van het beleid op het meest passende bestuursniveau komt te liggen.


Het NMP4 doet geen gebiedsspecifieke uitspraken. Wel worden voor de verschillende milieuaspecten aandachtspunten gegeven. Hier zal rekening mee moeten worden gehouden bij nieuwe ontwikkelingen.

3.1.5 Omgevingswet

Met de Omgevingswet wil de overheid de regels voor ruimtelijke ontwikkeling vereenvoudigen en samenvoegen. Naar verwachting treedt de Omgevingswet in 2019 in werking. In de Omgevingswet komen 26 bestaande wetten op het gebied van bouwen, milieu, water, ruimtelijke ordening en natuur samen.

Natuur, bos en landschap

Op 15 december 2015 heeft de Eerste Kamer de nieuwe Natuurwet aangenomen, voluit de Wet natuurbescherming. Vanaf 1 januari 2017 is de Nieuwe Natuurwet ingegaan. In deze wet komen de Boswet, Flora- en faunawet en de oude Natuurbeschermingswet 1998 samen. In de Wet natuurbescherming wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming: Natura 2000-gebieden en gebieden deel uitmakend van NatuurNetwerk Nederland (NNN) (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS)). Volgens de Wet natuurbescherming mag een planologische ontwikkeling geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied. Het plangebied ligt in de nabijheid van Natura 2000-gebied Kampina & Oisterwijkse vennen.

Soortenbescherming
Op basis van de Wet natuurbescherming zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Wet natuurbescherming is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Wet natuurbescherming gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. In de wet is een differentiatie aangebracht in niveau van bescherming. Soorten opgenomen in de Habitat richtlijn, de Vogelrichtlijn en beschermde soorten van de Rode Lijst zijn beschermd onder het zwaarste regime.

In het kader van de planvorming voor de VLK is destijds een quick scan Natuurwetgeving uitgevoerd. Deze is geactualiseerd en gecompleteerd. In paragraaf 6.5 wordt hier nader op ingegaan.

Bodem

Via de Aanvullingswet bodem Omgevingswet en Aanvullingsbesluit bodem Omgevingswet worden de regels voor bodem onderdeel gemaakt van de Omgevingswet. Het nieuwe wettelijke instrumentarium voor bodem berust op drie pijlers:

  • 1. Het voorkomen van nieuwe verontreiniging of aantasting (preventie);
  • 2. Het meewegen van bodemkwaliteit als onderdeel van een brede afweging over de kwaliteit van de leefomgeving in relatie tot functies (toedeling van functies);
  • 3. Het op duurzame en doelmatige wijze beheren van resterende historische verontreinigingen (beheer historische verontreinigingen).

Bovenstaande regels komen in plaats van de huidige regels voor het beheer van bodemkwaliteit, zoals de Wet bodembescherming, het Besluit bodemkwaliteit en het Besluit uniforme saneringen.

3.2 Provinciaal en regionaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening (2011)

Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Hierin is het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040) beschreven. Belangrijke beleidswijzigingen hebben betrekking op de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Brabant. De grote uitdaging voor Noord-Brabant is om het (hoog)stedelijk gebied verder te ontwikkelen tot een krachtig netwerk en tegelijkertijd de groene en blauwe waarden van Noord-Brabant te versterken.

Ten aanzien van het aspect mobiliteit wordt in de Structuurvisie uitgegaan van een groei met 40% in de periode tot 2030. De automobiliteit in Noord-Brabant is in de afgelopen 10 jaar met zo'n 25% gegroeid. In de komende jaren zal deze groei zich voortzetten.

De ligging van de stedelijke concentratiegebieden aan internationale assen en de verbinding tussen de verschillende stedelijke concentratiegebieden (door regionale assen) zijn cruciaal voor het economisch functioneren van Brabant. Het creëren van een betere verknoping van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkeling en bevordering van de bereikbaarheid zijn essentieel. Het landschap dient meer aandacht te krijgen bij de uitbreiding en aanleg van infrastructuur omdat een goede afstemming van de vormgeving van wegen met de omgeving bijdraagt aan de kwaliteit van Brabant. De bereikbaarheid tussen steden, en tussen steden en omliggende regio's, dient te worden verbeterd. Daarbij wordt bestaande weginfrastructuur optimaal benut en infrastructuur uitgebouwd als dat noodzakelijk is. De provincie streeft naar een betere verknoping van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkelingen en een verbetering van de bereikbaarheid van Brabant. De aanleg van de nieuwe VLK draagt bij aan deze ambitie.

3.2.2 Verordening Ruimte Noord-Brabant (2014)

De provincie geeft in de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening de hoofdlijnen van het ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040). De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt. Zaken uit de structuurvisie die van provinciaal belang zijn, zijn vastgelegd in de Verordening ruimte. De Verordening Ruimte 2014 bevat regels, waaraan de in de verordening vermelde gemeentelijke planologische besluiten moeten voldoen.

De Verordening ruimte Noord-Brabant 2014 bevat in grote lijnen de volgende onderwerpen:

  • Bevordering van ruimtelijke kwaliteit
  • Stedelijke ontwikkeling
  • Natuurgebieden en andere gebieden met waarden
  • Agrarische ontwikkelingen
  • Overige ontwikkelingen in het buitengebied


De verordening bevat in hoofdzaak instructieregels. Gemeenten dienen deze regels bij het opstellen van bestemmingsplannen, wijzigings- of uitwerkingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen waarbij wordt afgeweken van een bestemmingsplan in acht te nemen.

Hierna zijn de voor dit plan van toepassing zijnde artikelen uit de Verordening Ruimte 2014 opgesomd. Daarnaast is aangegeven hoe in het bestemmingsplan invulling is gegeven aan deze artikelen. De VLK valt samen met de volgende structuren uit de Verordening Ruimte: Natuurnetwerk Brabant, Groenblauwe mantel en Gemengd landelijk gebied. Hierna komen de relevante artikelen die van toepassing zijn aan de orde. In paragraaf 6.5 wordt eveneens ingegaan op het Natuurnetwerk Brabant.

Wegen binnen 'Groenblauwe mantel'

In artikel 7.19 van de Verordening staan regels opgenomen voor wegen binnen de 'Groenblauwe mantel'. Hierin is aangegeven welke aspecten aan bod moeten komen in de toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in de aanleg of wijziging van een gemeentelijke of provinciale weg binnen de Groenblauwe mantel. Hieronder zijn de aspecten weergegeven en is aangegeven waar in voorliggende toelichting deze aspecten terugkomen.

  • a. een omschrijving van het gebied waarop het voorbereidend onderzoek was gericht; Zie hoofdstuk 1 en 2.
  • b. een beschrijving van de aard van het verkeerskundig probleem waarop dat voorbereidend onderzoek was gericht en van de aard van de ruimtelijk relevante ontwikkelingen in het gebied; Zie Hoofdstuk 4.
  • c. een onderbouwing van de voorkeur voor het in het plan opgenomen tracé, mede aan de hand van het voorbereidend onderzoek bedoeld onder a en b; Zie hoofdstuk 4 en 6.
  • d. een beschrijving van het aantal te realiseren rijstroken; Zie hoofdstuk 2.
  • e. een beschrijving van de te treffen maatregelen, de inpassing van die maatregelen en de ligging in het terrein; Zie hoofdstuk 2.
  • f. een onderbouwing dat de ontwikkeling onder toepassing van artikel 6.1, eerste lid (bescherming groenblauwe mantel), gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken; Zie paragrafen 6.5 en 6.6 en de voorwaardelijke verplichting in de regels (Artikel 5).
  • g. een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken, beperken of compenseren van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk, voor zover die voorzieningen rechtstreeks verband houden met de uitvoering van het werk. Zie paragrafen 6.5 en 6.6 en de voorwaardelijke verplichting in de regels (Artikel 5).

Wegen binnen Gemengd landelijk gebied

In artikel 7.19 van de Verordening staan regels opgenomen voor wegen binnen Gemengd landelijk gebied. Hierin is aangegeven welke aspecten aan bod moeten komen in de toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in de aanleg of wijziging van een gemeentelijke of provinciale weg buiten bestaand stedelijk gebied. Hieronder zijn de aspecten weergegeven en is aangegeven waar in voorliggende toelichting deze aspecten terugkomen.

  • a. Een omschrijving van het gebied waarop het voorbereidend onderzoek was gericht; Zie hoofdstuk 1 en 2 .
  • b. Een beschrijving van de aard van het verkeerskundig probleem waarop dat voorbereidend onderzoek was gericht en van de aard van de ruimtelijk relevante ontwikkelingen in het gebied; Zie Hoofdstuk 4.
  • c. Een onderbouwing van de voorkeur voor het in het plan opgenomen tracé, mede aan de hand van het voorbereidend onderzoek bedoeld onder a en b; Zie hoofdstuk 4 en 6.
  • d. Een beschrijving van het aantal te realiseren rijstroken; Zie hoofdstuk 2. 
  • e. Een beschrijving van de te treffen maatregelen, de inpassing van die maatregelen en de ligging in het terrein; Zie hoofdstuk 2.
  • f. Een beschrijving van de te treffen voorzieningen, gericht op het ongedaan maken, beperken of compenseren van de nadelige gevolgen van de uitvoering van het werk, voor zover die voorzieningen rechtstreeks verband houden met de uitvoering van het werk. Zie paragrafen 6.5 en 6.6 en de voorwaardelijke verplichting in de regels (Artikel 5).

Natuurnetwerk Brabant (NNB, voorheen EHS)

Het doel is behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Dit betekent dat de ecologische waarden en kenmerken van deze gebieden beschermd moeten worden, rekening houdend met de overige aanwezige waarden en kenmerken, waaronder cultuurhistorie. Hiertoe geldt het zogenaamde “nee, tenzij”-regime. Dit betekent dat (nieuwe) plannen, projecten of handelingen niet zijn toegestaan indien zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten. Zolang een dergelijke aantasting niet plaatsvindt, is er vanwege de NNB geen grond om de activiteit geen doorgang te laten vinden. Wanneer de wezenlijke kenmerken worden aangetast, hangt af van de actuele en potentiële waarden van het gebied. Is er sprake van een significant effect op de wezenlijke kenmerken dan kan een ingreep in beginsel alleen nog plaatsvinden als er sprake is van een groot openbaar belang en er geen alternatieven beschikbaar zijn (bij individuele ingrepen) of als een combinatie van plannen, projecten of handelingen per saldo tot een (kwantitatieve en kwalitatieve) versterking van het NNB leidt. Paragraaf 6.5 gaat in op het ruimtebeslag van de VLK in het NNB. Conclusie is dat de aanleg van de weg wel leidt tot ruimtebeslag in het NNB, maar dat er geen sprake is van significante effecten. De aantasting van het NNB wordt gecompenseerd.

Natuurnetwerk Brabant - ecologische verbindingszone 

Het doel is verwezenlijking, behoud en beheer van een natuurverbinding waarbij het zoekgebied een breedte heeft van ten minste 25 meter. Een ontwikkeling mag dit doel niet in de weg staan. Zie hiervoor ook paragraaf 6.5. De aanleg van de VLK belemmert de verwezenlijking, behoud en beheer van een natuurverbinding niet.

Behoud en herstel van watersystemen

Het doel is verwezenlijking en behoud, beheer en herstel van watersystemen waarbij het gebied een breedte heeft van ten minste 25 meter aan weerszijden van de waterloop. Een ontwikkeling mag dit doel niet in de weg staan. Dit stelt beperkingen aan verharding, bebouwing en ophoging van gronden binnen het zoekgebied. Zie hiervoor de watertoets in paragraaf 6.2. De aanleg van de VLK belemmert de verwezenlijking, behoud, beheer en herstel van het watersysteem niet.

Zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit

Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling bevat een verantwoording dat het plan bijdraagt aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, waaronder in ieder geval een goede landschappelijke inpasbaarheid en geeft toepassing aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. In Hoofdstuk 2 en 3 is aangegeven hoe de tracékeuze tot stand is gekomen en welke afweging daarbij ten aanzien van zorgvuldig ruimtegebruik is gemaakt. Hoofdstuk 6 gaat in op de milieu-aspecten. Financiële middelen voor de borging van de ruimtelijke kwaliteit zijn beschikbaar. In de regels bij voorliggend plan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die borgt dat het initiatief daadwerkelijk goed wordt ingepast.

Kwaliteitsverbetering van het landschap

Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied, bepaalt dat die ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving. De toelichting bij een dergelijk bestemmingsplan bevat een verantwoording van de wijze waarop financieel en juridisch en feitelijk is geborgd dat de verbetering past binnen de hoofdlijnen van het te voeren ruimtelijk beleid voor dat gebied. Hierop wordt in paragraaf 6.6 ingegaan. Financiële middelen voor de borging van de ruimtelijke kwaliteit zijn beschikbaar. In de regels bij voorliggend plan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die borgt dat het initiatief daadwerkelijk goed wordt ingepast.

Cultuurhistorie en archeologie

De Verordening geeft geen cultuurhistorische of archeologische waarden van provinciaal belang aan binnen het plangebied. In het kader van de planvorming is nader archeologisch onderzoek uitgevoerd, zie verder paragraaf 6.4.

3.2.3 Provinciaal verkeers- en vervoersplan (PVVP)

De Provincie Noord-Brabant heeft in november 2006 haar nieuwe PVVP 'Verplaatsen in Brabant' vastgesteld, dat voortborduurt op de Nota Mobiliteit. Het PVVP geeft de richting van het provinciaal beleid t/m 2020 aan. Daarnaast bevat het PVVP een dynamische beleidsagenda een gebundeld overzicht van doelen en thema's op tactisch niveau die de provincie Noord-Brabant in de periode 2012-2016 zelfstandig of samen met haar regionale partners op heeft gepakt. Naar verwachting wordt er in 2017 een vervolg aan de dynamische beleidsagenda gegeven.

Bij de uitvoering van het PVVP werkt de provincie samen met gemeenten, Rijkswaterstaat en andere organisaties volgens een GebiedsGerichte Aanpak (GGA). Hierbij staan deur-tot-deur-benadering, maatwerk en samenwerking centraal. Concreet gaat het om het bereikbaar houden van Brabantse steden, het voorkomen van dichtslibben van de provincie en het verzekeren van acceptabele reistijden voor personen en goederen op een duurzame, innovatieve manier. Voor de gemeente Boxtel zijn de volgende beleidsuitgangspunten concreet van belang:

  • Auto; een brede inzet van dynamisch verkeersmanagement (DVM) op het gehele Brabants wegennet.
  • Fiets; opstellen van regionale fietsnetwerken per GGA-regio en realiseren van ontbrekende schakels; samen werken aan het oplossen en voorkomen van barrières.
  • Openbaar Vervoer; invoeren van de regionale integrale aanpak openbaar vervoer (RIA) en de vervoersarchitect; vaststellen van een basisniveau aan collectieve vervoersvoorzieningen, met name van specifieke doelgroepen; samen werken aan het verbeteren van de toegankelijkheid.
  • Veiligheid; een evenredig deel van de landelijke doelstellingen realiseren; samen werken aan de aanpak van black spots en een Duurzaam Veilig wegennet, met name in de 60 km/h-zones buiten de bebouwde kom; realisatie van een kwaliteitsnet voor goederenvervoer dat aan de normen voor externe veiligheid voldoet.
  • Ecologie; leefbaarheid, biodiversiteit en landschap meenemen als dwingend criterium bij alle ontwikkelingen en planfasen van mobiliteitsprojecten.
  • Geen nieuwe doorsnijdingen van het landschap ten opzichte van de infrastructuur op de plankaart van het streekplan; samen werken aan ontsnippering.


Voor de aanleg van de VLK speelt met name het aspect verkeersveiligheid en leefbaarheid. Essentieel in de studie is namelijk het verbeteren van de verkeersveiligheid en leefbaarheid, met name in Kalksheuvel. Daarnaast staat de ontsluiting van bedrijventerrein Ladonk in centraal. Door een verbetering van het netwerk voor goederenvervoer wordt een winst behaald op het gebied van veiligheid en leefbaarheid voor Kalksheuvel en het centrum van Boxtel.

3.2.4 Nota bodembeleid

De Nota bodembeleid heeft betrekking op het beheergebied van de gemeenten Bernheze, Boxmeer, Boxtel, Landerd, Maasdonk, Mill & Sint Hubert, Schijndel, Sint Anthonis, Sint Michielsgestel, Uden en Veghel. Het doel van deze nota is het geven van concrete richtlijnen voor een duurzaam beheer van de bodem en het scheppen van heldere kaders voor saneringen die onder de bevoegdheid van de gemeente vallen.


Subdoelen zijn:

  • Het voorkómen van bodemverontreiniging.
  • Het faciliteren van grondverzet binnen de regio zonder uitgebreid bodemonderzoek.
  • Kleinere onderzoeksinspanning bij bouwen en grondtransactie.
  • Vermindering kosten en administratieve lasten particulieren en milieuadviesbureaus bij grondverzet en saneringen.

Om het toepassen van grond of baggerspecie binnen de regio te kunnen faciliteren, zonder dat telkens een bodemonderzoek of partijkeuring hoeft te worden uitgevoerd, hebben de gemeenten in 2011 een regionale bodemkwaliteitskaart op laten stellen. Deze bodemkwaliteitskaart bestaat uit de volgende deelkaarten:

  • 1. Een ontgravingskaart.
  • 2. Een toepassingskaart.
  • 3. Een bodemfunctieklassenkaart.

Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning, de wijziging van een bestemming of bij gemeentelijke grondtransacties is in veel gevallen bodemonderzoek vereist. In de nota is beschreven wanneer bodemonderzoek daadwerkelijk nodig is en hoe de gegevens worden getoetst. In het kader van de planvorming voor de nieuwe weg VLK is bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn beschreven in paragraaf 6.3.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Verfrissend Boxtel

De Structuurvisie Verfrissend Boxtel (28 juni 2011) is het beleidskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. Het is enerzijds een toetsingskader voor nieuwe initiatieven, anderzijds de basis voor concrete projecten en daarnaast een instrument om ondernemers en andere overheden bij de planvorming te betrekken en ze daarin te faciliteren. De plannen en ontwikkelingen op gemeentelijk niveau dienen daarnaast te matchen met de doelstellingen op Rijks- en provinciaal niveau. De Structuurvisie is ook hiervoor het richtinggevende kader

In de Structuurvisie is de VLK als nieuw aan te leggen weg opgenomen. Aangegeven is dat de verkeersontsluiting zorgt voor:

  • Ontlasting van het knooppunt ter hoogte van de dubbele spoorwegovergang in de Tongersestraat voor autoverkeer.
  • Verbetering van de leefbaarheid van Kalksheuvel.
  • Verbetering van de bereikbaarheid van bedrijventerreinen Ladonk en Vorst.

3.3.2 Strategische structuurvisie: Boxtel 2020, duurzaam en dynamisch centrum in het Groene Woud

De strategische visie is verwoord in zes ambities. Door de keuze hiervoor komen niet alle gemeentelijke taken en activiteiten in deze visie aan de orde; een strategische visie geeft de hoofdrichting en de zwaartepunten aan.

De zes ambities zijn:

  • Boxtel blijft voorop met duurzaamheid;
  • Boxtel ontwikkelt toerisme en recreatie tot een volwaardige bedrijfstak;
  • Boxtel versterkt zijn positie als werkgelegenheidsgemeente;
  • Boxtel werkt aan een sterk centrum;
  • Boxtel is ook in 2020 een prima woongemeente;
  • Boxtel heeft een modern bestuur.

Met betrekking tot de verbetering van de verkeersstructuur en de ontsluiting van Ladonk en Vorst heeft de gemeenteraad met de vaststelling van het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (GVVP) de oplossingsrichting vastgesteld.

3.3.3 Gemeentelijk verkeers- en vervoersplan (GVVP)

Het gemeentelijk beleid met betrekking tot verkeer en vervoer en parkeren is vastgesteld in het GVVP (2008-2020) en een Parkeerbeleidsplan. Een aantal beleidsdoelstellingen heeft specifiek betrekking op de nieuwe VLK:

  • Het vermijden van doorgaand vrachtverkeer door de kern van Boxtel. Ook het transport van gevaarlijke stoffen moet vermeden worden. Met name de Baroniestraat ondervindt hinder van het doorgaande vrachtverkeer. Deze straat is ook verkeersonveilig, hoofdzakelijk door het ontbreken van vrijliggende fietsvoorzieningen;
  • Het vermijden van sluipverkeer door de Van Hornstraat. Onder sluipverkeer wordt in deze situatie verstaan 'verkeer dat hier geen herkomst of bestemming heeft en van wegen gebruik kan maken met een hogere orde'.
  • De leefbaarheid van het buurtschap Kalksheuvel verbeteren.
  • Het verbeteren van de bereikbaarheid en de ontsluiting van bedrijfseconomische- en industriegebieden. Dit betekent ook het verbeteren van de bereikbaarheid en de ontsluiting van bedrijventerrein Ladonk. Bedrijventerrein Ladonk ligt strategisch dicht bij de A2 en het spoor, en is daarom een belangrijke vestigingslocatie. Boxtel is economisch sterk afhankelijk van de kwaliteit van deze vestigingslocatie. Echter, er is maar één hoofdontsluiting. Mocht zich daar een calamiteit voor doen, dan is Ladonk slecht bereikbaar.
  • Voorkomen van hinder voor directe omgeving door goede inpassing infrastructuur.
  • Problematiek van de dubbele spoorwegovergang in de Tongersestraat oplossen.
  • Beter benutten van de huidige infrastructuur.
  • Verbeteren verkeersveiligheid. Met name de locaties Industrieweg / Mijlstraat en Parallelweg Zuid / Keulsebaan.
  • Bevorderen fietsverkeer en wens voor een primaire fietsroute langs de VLK. Dit is verder uitgewerkt in Boxtel Bicycle van de gemeente.

Als uitwerking van het GVVP zijn de 'Probleemanalyse Tracé A2-Ladonk-Kapelweg', 'Tracéstudie A2-Ladonk-Kapelweg, quick scan alternatieven' en 'TALK-nadere vergelijking alternatieven' uitgevoerd. De 'Probleemanalyse' is door de raad behandeld en de overige twee rapporten zijn door de raad vastgesteld. Zie verder Hoofdstuk 4 en Hoofdstuk 5.

3.3.4 Vigerende bestemmingsplannen

Het bestemmingsplan Buitengebied 2011 is door de gemeenteraad vastgesteld op 10 april 2012. Het nieuwe bestemmingsplan is een actualisatie van het plan uit 2006. Inhoudelijk is het plan geactualiseerd op de volgende onderdelen:

  • Het besluit van de provincie en de uitspraak van de Raad van State.
  • Veranderde wetgeving en beleid.
  • Overige kleinere aanpassingen.

Zie ook paragraaf 1.3.

De gronden liggen hoofdzakelijk binnen de bestemming "Agrarisch" danwel "Agrarisch met Waarden". Deels loopt de weg ook over gronden met de bestemming "Bedrijf" en "Wonen". Het bestemmingsplan "Aanpassing aardgas transportleiding in Boxtel" is opgesteld ten behoeve van de verlegging van de aardgas transportleiding. De onderliggende bestemmingen uit het bestemmingsplan Buitengebied 2011 blijven vigeren. Er is enkel een dubbelbestemming ten behoeve van de gasleiding aan toegevoegd.

Het bestemmingsplan "Industrieterrein II" (1978) ligt binnen de bestemming "Industriële Bedrijven, met bijbehorende erven". Op 25 juni 2013 is het nieuwe bestemmingsplan voor het bedrijventerrein Ladonk vastgesteld. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan is afgestemd op het plangebied van het nieuwe bestemmingsplan voor bedrijventerrein Ladonk.

3.3.5 Nota gemeentelijke archeologiebeleid Boxtel

In de Nota gemeentelijk archeologiebeleid Boxtel (vastgesteld door de raad op 23 april 2013) worden de beleidsuitgangspunten en hun achtergronden beschreven. Het archeologiebeleid ten aanzien van het buitengebied is conform de regeling in het bestemmingsplan Buitengebied.

In hoofdlijnen komt het erop neer dat bij ruimtelijke initiatieven die leiden tot bodem verstoring archeologisch inventariserend (voor)onderzoek noodzakelijk is in gebieden met een middel-hoge of hoge archeologische verwachtingswaarde en in gebieden met bekende archeologisch resten (de zogenaamde archeologische terreinen). Een onderzoeksverplichting geldt als de oppervlakte van de bodemverstorende ingreep groter is dan een voor de gebieden vastgestelde ondergrens én indien de verstoring ook dieper reikt dan de gestelde diepte-ondergrens (0,5 m beneden maaiveld in het buitengebied en 0,4 m in het binnenstedelijk gebied). Regulier grondgebruik wordt daarmee vrijgesteld van de archeologische onderzoeksverplichting.


Met dit beleid aangevuld met een aantal implementatie documenten, is de gemeente in staat om op verantwoorde wijze een archeologiebeleid te implementeren dat een juiste balans weet te vinden tussen een goede omgang met het archeologisch erfgoed en andere maatschappelijke belangen die bij planontwikkelingen moeten worden gewogen. In lijn met de Nota is ten behoeve van de VLK verder archeologisch onderzoek uitgevoerd, zie paragraaf 6.4.

3.3.6 Economische visie gemeente Boxtel: deel Kadernota Economie

De Economische Visie uit 2009 heeft als doel het behouden en versterken van de huidige economische structuur. De economische visie wordt als kader naar concrete projecten vertaald via vier uitvoeringsprogramma's: bedrijventerreinen, onderwijs & arbeidsmarkt, detailhandel & horeca toerisme, toerisme & recreatie.

In deze visie is aangegeven dat de kwaliteit van een bedrijventerrein staat of valt met optimale bereikbaarheid. Deze bereikbaarheid staat wat betreft bedrijventerreinen Ladonk en Vorst enigszins onder druk. De capaciteit van de infrastructuur van de bedrijventerreinen Ladonk en Vorst naar de A2 is een belangrijke bron van zorg. De VLK draagt bij aan een betere bereikbaarheid van de bedrijventerreinen.

3.3.7 Fietsnota

In 2010 is een Fietsnota Boxtel Bicycle opgesteld en vastgesteld met daarin aandacht voor het fietsnetwerk, betere fietsvoorzieningen, fietsroutes, fietsverhuur, betere fietsenstallingen in het Centrum en aanpak van fietsendiefstal (Boxtel Bicycle – Fietsvisie 2010-2020). De verbeteringen van de fietsverbindingen richten zich bijvoorbeeld op betere recreatieve fietsverbindingen tussen Kampina, het Groene Woud en het centrum van Boxtel. Ook is de wens opgenomen voor een primaire fietsroute langs de VLK en is de ambitie benoemd om woon-werkverkeer per fiets te stimuleren.

Bij het ontwerp van VLK is rekening gehouden met voorzieningen voor fietsverkeer.

Hoofdstuk 4 Nut en noodzaak en onderbouwing oplossingsrichting

Dit hoofdstuk gaat in op de onderbouwing van de nut en noodzaak van de aanleg van de VLK. Er wordt daarbij aandacht besteed aan de knelpunten die in de huidige situatie worden ervaren en de analyse die is gedaan om tot een uiteindelijke voorkeursvariant van de VLK te komen.

Voor de rapporten en besluiten in het kader van PHS (voor zover deze niet als bijlagen bij dit bestemmingsplan zijn opgenomen) wordt verwezen naar de pagina PHS op de site van de gemeente Boxtel.

4.1 Beleid

Het gemeentelijk beleid met betrekking tot verkeer en vervoer en parkeren is vastgesteld in het GVVP (2008-2020) en een Parkeerbeleidsplan. Zie paragraaf 3.3.3.

4.2 Knelpunten huidige situatie en in de toekomst

Als uitwerking van het GVVP is de 'Probleemanalyse Tracé A2-Ladonk-Kapelweg' d.d. 29 maart 2010 opgesteld. Het rapport is opgenomen in Bijlage 3. Het doel van deze probleemanalyse is het in beeld brengen van de verkeers- en leefbaarheidsproblematiek in het studiegebied van het Tracé A2-Ladonk-Kapelweg. Het rapport is door de raad behandeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01VLK2017-otw1_0002.png"

Afbeelding 4: Studiegebied Probleemanalyse Tracé A2-Ladonk-Kapelweg, zie Bijlage 3

Gelet op de verstreken tijd en de ontwikkelingen in het kader van PHS is een nieuwe verkeerskundige onderbouwing opgesteld. Deze onderbouwing is opgenomen in Bijlage 4.

Leefbaarheid en verkeersveiligheid

In de huidige situatie komen in het onderzoeksgebied knelpunten voor ten aanzien van de leefbaarheid en verkeersveiligheid. Op het gebied van leefbaarheid ontstaan problemen op de route tussen de A2 in het oosten en de Kapelweg in het westen, welke vooral worden ervaren op het gebied van oversteekbaarheid, visuele hinder, overlast door geluid (ook van het treinverkeer), stank en trillingen en op het gebied van verkeersonveiligheid. Dit speelt met name in buurtschap Kalksheuvel, waar het grote aandeel (vracht)verkeer op de Kapelweg negatieve invloed heeft op de leefbaarheid. De Kapelweg in Kalksheuvel is een woonstraat en heeft een voorkeursgrenswaarde van maximaal 3.000 motorvoertuigen per etmaal, hetgeen als richtwaarde is vastgelegd in het GVVP. De huidige etmaalintensiteiten zitten boven deze theoretische grenswaarde. De theoretische grenswaarde voor de Kapelweg wordt in de autonome situatie in 2028 nog verder overschreden, waardoor de functie van de weg (erftoegangsweg) niet overeenkomt met het gebruik. Dit kan leiden tot verkeersonveilige situaties en toename van de (beleefde) knelpunten ten aanzien van de leefbaarheid (geluidhinder, oversteekbaarheid etc.).

Op de Tongersestraat is de verkeersintensiteit in de autonome situatie (2028) ruim 7.000 mvt/etmaal. Deze hoge intensiteit voor de functie van de weg (erftoegangsweg), in combinatie met de dubbele spoorwegovergang, zorgt ook voor een doorstromings-, verkeersveiligheids- en leefbaarheidsknelpunt. In de ochtendspits en in de avondspits ontstaan door de frequente spoorwegovergangsluitingen wachtrijen tot maximaal 250 meter. Deze wachtrijen leiden tot 'terugslageffecten' op andere kruispunten. Door de wachtrijen ontstaan verkeersonveilige situaties. Stilstaande auto's en vrachtwagens blokkeren de weg voor andere weggebruikers (met name fietsers). Auto's en vrachtwagens die het spoor niet hoeven te kruisen passeren de wachtrij aan de linkerkant, met gevaarlijke situaties voor andere weggebruikers tot gevolg.

Tevens kunnen bij een dergelijke verkeersintensiteit conflicten ontstaan tussen langzaam verkeer en vrachtverkeer op wegvakken zonder vrijliggende fietsvoorzieningen. Op basis van de ongevallenanalyse (Probleemanalyse Tracé A2-Ladonk-Kapelweg, zie Bijlage 3) blijkt dat de kruispunten Van Salmstraat/Tongerensestraat, Mijlstraat/Van Salmstraat, Industrieweg/Mijlstraat en Keulsebaan/Eindhovenseweg tot de belangrijkste ongevallenlocaties behoren van het onderzoeksgebied.

Bereikbaarheid

Het bedrijventerrein Ladonk is ontsloten via de Keulsebaan naar het hoofdwegennet (A2). Naast de Keulsebaan is er alleen een secundaire ontsluiting voor Ladonk, die loopt via het buurtschap Kalksheuvel. Dit maakt de bereikbaarheid van Ladonk kwetsbaar, vooral in geval van calamiteiten. De verkeersprognoses laten zien dat de verkeersintensiteiten tot 2030 nog verder toenemen. Dit betekent een verergering van het knelpunt rond Kalsheuvel, en op de Van Salmstraat en een deel van de Kapelweg. Ook zal er meer druk komen op de Keulsebaan.

Noodzaak

Gelet op de doelstellingen van het gemeentelijk verkeers- en vervoersplan, gelet op alle geconstateerde knelpunten en gelet op het feit dat het verkeer de (belangrijkste) oorzaak is van de leefbaarheidsproblemen, moet een eventuele oplossing van dit probleem dan ook gezocht worden in ingrepen of beïnvloeding van het verkeer. Alternatieve routes ontbreken op dit moment.

4.3 Variantenstudie en nadere vergelijking

In november 2010 is de 'Tracéstudie A2 - Ladonk - Kapelweg (TALK), quick scan alternatieven' opgesteld. Het rapport is opgenomen in Bijlage 5.

In deze tracéstudie is gezocht naar maatregelen om de doelstellingen van het GVVP te realiseren. Er zijn verschillende oplossingsalternatieven geformuleerd en de effecten van deze alternatieven zijn voor diverse aspecten onderzocht en beoordeeld. Onderstaande figuur geeft een overzicht van de alternatieven die in de quick scan zijn meegenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01VLK2017-otw1_0003.png"
Afbeelding 4 Overzicht van de alternatieven die in de quick scan zijn meegenomen


Per thema zijn beoordelingscriteria geformuleerd. Deze beoordelingscriteria zijn hieronder weergegeven:


Leefbaarheid Kapelweg (Kalksheuvel)

  • Intensiteit Kapelweg (Kalksheuvel)
  • Doorgaand verkeer Kapelweg (Kalksheuvel)
  • Oversteekbaarheid Kapelweg (Kalksheuvel)
  • Wegverkeerslawaai Kapelweg (Kalksheuvel)
  • Luchtkwaliteit Kapelweg (Kalksheuvel)


Bereikbaarheid bedrijventerrein Ladonk

  • Verkeersstructuur
  • Wegvakbelasting: IC-verhoudingen


Andere criteria

  • Doorgaand verkeer van/naar Oisterwijk
  • Toekomstbestendigheid
  • Fiets
  • Ruimtelijke inpasbaarheid
  • Water
  • Natuurwaarden
  • Cultuurhistorie
  • Archeologie
  • Nieuwe situaties wegverkeerslawaai
  • Nieuwe situaties luchtkwaliteit
  • Procesgevolgen


De diverse alternatieven zijn beoordeeld aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria. Een overzicht van deze beoordeling is opgenomen in de beoordelingstabel hierna (zie ook Bijlage 6). De criteria externe veiligheid, bodem en kosten zijn niet onderscheidend. De alternatieven zijn hier dan ook niet apart op beoordeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01VLK2017-otw1_0004.png"

Afbeelding 5 Beoordelingstabel quick scan, zie ook Bijlage 6 


Op grond van de beoordeling is voorgesteld om de volgende alternatieven nader te onderzoeken:

  • Alternatief 0+ of 0++: optimalisatie van huidige wegennet, als referentiesituatie. Bij de nut-noodzaakafweging is het raadzaam het 0-alternatief nader te onderzoeken.
  • Alternatief 1 en 3a: nieuwe verbindingsweg in verlengde van Colenhoef, op de korte of middellange termijn geen nieuwe spoorwegovergang, op de lange termijn een ongelijkvloerse spoorwegovergang.
  • Alternatief 4: nieuwe verbindingsweg ter plaatse van Loxvenseweg, gelijkvloerse spoorwegovergang. Eventueel zoals alternatief 1 en 3a te verdelen naar twee fases: eerst geen nieuwe spoorwegovergang, op lange termijn wel een nieuwe spoorwegovergang.


De meest kansrijke alternatieven (alternatieven 1, 3a en 4) zijn nader onderzocht ['TALK: nadere vergelijking alternatieven', Oranjewoud, d.d. 26 mei 2011]. Hierbij is ook het nulalternatief meegenomen, ondanks dat uit de variantenstudie is gebleken dat deze onvoldoende oplossend vermogen heeft, De alternatieven met een nieuwe verbindingsweg zijn gespiegeld aan dit nulalternatief.

Het totale rapport is opgenomen in Bijlage 7.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01VLK2017-otw1_0005.png"

Afbeelding 6 Indicatieve ligging van de alternatieven 1, 3a en 4


De alternatieven 1, 3a en 4 houden de aanleg van een nieuwe verbindingsweg in. Deze alternatieven zijn dan ook uitgewerkt in een verkeerskundige tracéuitwerking. Op basis van deze tekening zijn de alternatieven nader onderzocht. Per thema zijn ook in de nadere vergelijking beoordelingscriteria geformuleerd. Deze beoordelingscriteria zijn hieronder weergegeven:

Leefbaarheid Kapelweg (Kalksheuvel)

  • Verkeersintensiteit en doorgaand verkeer
  • Oversteekbaarheid Kapelweg (Kalksheuvel)
  • Wegverkeerslawaai

Bereikbaarheid bedrijventerrein Ladonk

  • Verkeersstructuur
  • Wegvakbelasting: IC-verhoudingen


Andere verkeersgerelateerde criteria

  • Doorgaand verkeer van/naar gemeenten Haaren en Oisterwijk
  • Toekomstbestendigheid
  • Intensiteit op andere wegen
  • Verkeersveiligheid en fietsverkeer
  • Verkeersstructuur algemeen
  • Benutten bestaande infrastructuur


Overige criteria

  • Ruimtelijke inpasbaarheid
    • 1. Percelen en gebouwen
    • 2. Kabels en leidingen
  • Natuur
  • Archeologie
  • Cultuurhistorie
  • Wegverkeerslawaai
  • Kosten


De alternatieven zijn beoordeeld aan de hand van bovengenoemde beoordelingscriteria. Een overzicht van deze beoordeling is opgenomen in de beoordelingstabel hierna (zie ook bijlage 5 van het rapport in Bijlage 7. De criteria luchtkwaliteit, water, bodem en externe veiligheid zijn niet onderscheidend. De alternatieven zijn hier dan ook niet apart op beoordeeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01VLK2017-otw1_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01VLK2017-otw1_0007.png"

Afbeelding 7 Beoordelingstabel nadere vergelijking, zie ook Bijlage 7


Gelet op de beoordeling vallen alternatieven 0+, 0++ en alternatief 3a af. Alternatief 1 heeft de minste impact, maar scoort minder goed op verkeerskundige aspecten. Alternatief 4 scoort goed voor verkeer, maar heeft negatieve consequenties voor cultuurhistorie vanwege de doorsnijding van het gehucht Tongeren. Indien deze nadelige effecten kunnen worden beperkt, zodat deze opwegen tegen het voordeel van onder andere verkeersveiligheid en fietsverkeer, gaat de voorkeur uit naar alternatief 4.

Uit de vergelijking blijkt dat het onderscheidend vermogen tussen de kansrijke alternatieven gering is, en dat elk alternatief een aantal positieve en negatieve effecten kent. Op basis daarvan is geconcludeerd dat een voorkeursalternatief kan worden samengesteld uit overwegend positieve onderdelen van de onderzochte kansrijke alternatieven. Dit samengestelde voorkeursalternatief bestaat uit een aansluiting op bedrijventerrein Ladonk zoals in alternatief 1 en 3a, een gelijkvloerse schuine kruising met het spoor ter hoogte van de huidige spoorwegovergang d'Ekker, en vervolgens aansluiten op het profiel van de bestaande Kapelweg aan de noordzijde van het spoor zoals in alternatief 4 en 3a.


De gemeenteraad heeft op 28 juni 2011 het samengestelde voorkeurstrace vastgesteld, zie Bijlage 8 en Bijlage 17. Hiermee is een goede ruimtelijke onderbouwing van het voorkeurstracé ontstaan en heeft een zorgvuldige afweging plaats gevonden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01VLK2017-otw1_0008.png"

Afbeelding 8 Vastgesteld voorkeurstracé VLK (door gemeente op 28 juni 2011). Zie Bijlage 8 voor de kaart op groter formaat.


Het voorkeurstracé is uitgewerkt in een civieltechnisch ontwerp waarmee de exacte ligging, de landschappelijke inpassing, het benodigde ruimtegebruik en de kosten inzichtelijk zijn gemaakt. Een toelichting op dit civieltechnisch ontwerp is opgenomen in Hoofdstuk 2.

4.4 Toelichting op de gekozen omleidingsvariant B14/B15 in het kader van PHS

In het kader van het Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) is door partijen, de gemeente Boxtel, ProRail, het ministerie van I&M, gezamenlijk de problematiek ter hoogte van de dubbele overweg Tongersestraat in Boxtel aangepakt. De provincie was hierbij nauw betrokken. De resultaten van een eveneens gezamenlijk en intensief traject van burgerparticipatie zijn in een variantenstudie nader onderzocht en uitgewerkt. Voor deze variantenstudie wordt verwezen naar de pagina PHS op de site van de gemeente Boxtel.

De twee nader onderzochte en uitgewerkte oplossingsrichtingen betroffen:

  • Tunnelvariant, die uitgaat van het realiseren van een tunnel voor gemotoriseerd verkeer ter plaatse van de dubbele overweg Tongersestraat;
  • Omleidingsvariant, die uitgaat van het geheel of gedeeltelijk sluiten van de dubbele overweg Tongersestraat, het omleiden van verkeer en handhaven van een verbinding voor langzaam verkeer door aanleg van een tunnel ter plaatse van de dubbele overweg (B14/B15).

De varianten binnen de twee oplossingsrichtingen zijn op vijf hoofdcriteria beoordeeld:

  • Oplossend vermogen/verkeerskundige effecten
  • Financiën
  • Beleidskader
  • Leefbaarheid
  • Ruimtelijke inpassing

Op basis van deze beoordeling is een voorkeursvariant per oplossingsrichting bepaald. Deze twee voorkeursvarianten zijn nader bekeken op de aspecten kosten en fasering. De beide uitgewerkte voorkeursvarianten voldoen in ruime mate aan de gestelde doelen en bieden een oplossing voor de problematiek van de dubbele overweg. Beide varianten hebben ook nadelen of ongewenste neveneffecten. Alle voor- en nadelen afwegend voldoet B14/B15 variant 6 omleiding Zuidelijke Randweg het beste aan de gestelde doelstellingen en randvoorwaarden.

Op basis van deze variantenstudie is door de gemeenteraad van Boxtel op 26 november 2013 een inhoudelijke keuze gemaakt voor de omleidingsvariant B14/B15 (zie Bijlage 17). Tijdens de bestuursconferentie PHS op 18 december 2013 hebben partijen afgesproken deze oplossing verder uit te werken.

De voorkeursvariant "B14/15 variant 6" kent de volgende onderdelen:

  • 1. Opheffen gelijkvloerse overwegen op de Tongersestraat;
  • 2. Aanleg van de Verbindingsweg Ladonk - Kapelweg (VLK) en de daarbij horende maatregelen van/aan de overwegen Kapelweg (opheffen/handhaven voor langzaam verkeer), Bakhuisdreef (opheffen) en D'ekker (vernieuwen);
  • 3. Aanpassingen Tongeren t.b.v. veiligheid fietsverkeer en snelheidsbeperking gemotoriseerd verkeer;
  • 4. Opwaardering Keulsebaan tussen Everbos en aansluiting met de A2;
  • 5. Realisatie van een fietstunnel ter plaatse van de Tongersestraat tussen Breukelsestraat en Kapelweg en met een aansluiting op Tongeren. De dubbele spooroverweg in Boxtel zal onttrokken worden voor gemotoriseerd verkeer. In plaats hiervan komt er een fietstunnel onder beide sporen door.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01VLK2017-otw1_0009.png"

Afbeelding 9: Overzicht maatregelen van de vastgestelde voorkeursvariant (Bestuursovereenkomst PHS, Oplossing dubbele spoorwegovergang Tongersestraat Boxtel, Ministerie I en M, provincie Noord-Brabant en gemeente Boxtel, mei 2015)

4.5 VLK als oplossing voor huidige knelpunten

4.5.1 VLK

Om de verkeerseffecten van de VLK in beeld te brengen is gebruik gemaakt van een verkeersmodel. Dit model geeft inzicht in de verkeersstromen voor de huidige situatie (gekalibreerd op basis van telcijfers) en een plansituatie (afgestemd op vastgestelde ontwikkelingen en de autonome groei van het verkeer). De resultaten uit het verkeersmodel (zie Bijlage 4) laten zien hoe het verkeer zich verdeeld over het wegennet, wanneer er bepaalde ingrepen in het wegennet plaatsvinden. Hieruit blijkt het volgende:

Door alleen de realisatie van de VLK is een aantal positieve effecten in het wegennet zichtbaar. Via de VLK rijden ruim 5.000 mvt/etmaal. De afname van verkeer is duidelijk te zien op de Kapelweg (ten oosten van de VLK), de Van Salmstraat en de spoorwegovergang Tongersestraat. Ook de weg Tongeren en De Braken wordt rustiger. Toenames zijn te zien op bijvoorbeeld de Schouwrooij en richting de Keulsebaan.


In het gebied aan de noordzijde van het spoor zien we toenames op de Mezenlaan en Nergena, waar verkeer als gevolg van de veranderende route ook andere wegen zoekt om richting Boxtel te rijden. Daarbij treden nog verschillen op afhankelijk van de situatie of de weg Tongeren wel of niet is aangesloten op de VLK. Ook maakt het uit of Tongeren direct is aangesloten op de VLK of indirect (via de Mezenlaan).

Voor langzaam verkeer betekent de VLK een toevoeging aan het fietsnetwerk. Qua hulpdiensten geeft de VLK de mogelijkheid om het bedrijventerrein via de westzijde te benaderen, waarbij minder hinder als gevolg van de spoorwegovergangen optreedt.


Globaal getoetst aan de doelstellingen van de VLK uit het GVVP, zorgt de VLK voor een goede secundaire ontsluiting van het bedrijventerrein Ladonk. Daarnaast neemt de verkeersdruk in het buurtschap ook verder af, doordat de directe verbinding via de Kapelweg niet meer mogelijk is. Wel is geconstateerd dat er op een aantal andere wegen sprake is van toenames van de verkeersintensiteit.

4.5.2 Relatie VLK en Maatregelenpakket PHS

Op grond van het verkeersmodel is ook onderzocht wat de effecten zijn van de aanleg van het totale maatregelenpakket PHS Boxtel, waar de VLK deel van uit maakt, zie paragraaf 1.1.

In het kader van het totale Maatregelenpakket neemt de functie van de VLK als secundaire ontsluiting toe, aangezien de dubbele overweg bij de Tongersestraat voor gemotoriseerd verkeer wordt afgesloten. Hierdoor is een verschuiving te zien naar meer verkeer op de Keulsebaan en ook een toename op de VLK. De VLK heeft een verkeersintensiteit van ca. 6.500 mvt/etmaal in 2028 en wordt daarmee goed gebruikt. Duidelijk is dat de Keulsebaan de hoofdontsluiting van het bedrijventerrein is (meer dan 20.000 mvt/etm) en dat de VLK als secundaire ontsluiting fungeert. De verkeersintensiteit op de Kapelweg (ten westen van de VLK) neemt toe van 3.620 mvt/etmaal in de autonome situatie naar 6.210 mvt/etmaal in de plansituatie. Tegelijkertijd neemt de verkeersintensiteit op Tongeren en op de Kapelweg ter hoogte van Kalksheuvel, af.

De combinatie van maatregelen zorgt ervoor dat er een verschuiving plaatsvindt van verkeer naar de randen van Boxtel. Tongeren, de Tongersestraat en de Kapelweg in buurtschap Kalksheuvel verliezen door de afsluiting van de spoorwegovergang hun doorgaande functie en worden alleen nog gebruikt door bestemmingsverkeer. Hierdoor verbeteren de leefbaarheid en verkeersveiligheid in de buurtschappen Kalksheuvel en Tongeren.

Daarbij is ook een afname van verkeer te zien in het centrum van Boxtel. Hierdoor verbetert ook daar de leefbaarheid, aangezien verkeer van en naar Ladonk via de route Keulsebaan rijdt.


Door het verkeer meer naar de rand van de kern te verschuiven, wordt het ook drukker op de wegen aan de noordwestzijde van Boxtel, met name op de Mezenlaan. Op een aantal van deze wegen wordt in het kader van het deelproject Tongeren al gekeken naar maatregelen. De verkeersintensiteit op deze wegen wordt echter niet dusdanig hoog dat deze leidt tot een verslechtering van de leefbaarheid of verkeersveiligheid. De enige weg waar de intensiteiten hoger zijn dan de gewenste richtwaarde is de Leenhoflaan. Hier zal nader bekeken worden of aanvullende maatregelen nodig zijn.

In het ontwerp van de VLK is voorzien in vrijliggende fietspaden. Bovendien worden twee nieuwe fietsverbindingen gerealiseerd: de fietsverbinding richting Oisterwijk en de fietsverbinding van Lennisheuvel naar het noorden. Bij de aanpassingen van de verkeersstructuur blijven zoveel mogelijk overwegen voor langzaam verkeer open, bij de Kapelweg wordt de overweg aangepast, bij de Tongersestraat zijn plannen voor en tunnel. Daarmee is het fietsnetwerk behouden en zelfs verbeterd.

Hoofdstuk 5 Procesverantwoording

Zoals gezegd loopt het planvormingstraject voor de VLK reeds enkele jaren. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het proces wat in dit kader is doorlopen. Eerst wordt kort stilgestaan bij de aanleiding voor de planvorming waarna in chronologische volgorde de verschillende stappen in beeld worden gebracht.

Voor de rapporten en besluiten in het kader van PHS (voor zover deze niet als bijlagen bij dit bestemmingsplan zijn opgenomen) wordt verwezen naar de pagina PHS op de site van de gemeente Boxtel.

5.1 Keuze voorkeurstracé

In Hoofdstuk 2 is ingegaan op de variantenstudie die heeft plaatsgevonden om te komen tot een voorkeurstracé. De gemeenteraad heeft op 28 juni 2011 het samengestelde voorkeurstrace vastgesteld, zie Bijlage 8. Hiermee is een goede ruimtelijke onderbouwing van het voorkeurstracé ontstaan en heeft een zorgvuldige afweging plaatsgevonden. Het voorkeurstracé is uitgewerkt in een voorlopig civieltechnisch ontwerp (VO) waarmee de exacte ligging, de landschappelijke inpassing, het benodigde ruimtegebruik en de kosten inzichtelijk zijn gemaakt.

5.2 Ontwerp bestemmingsplan 2013

In 2013 is er een ontwerp bestemmingsplan in procedure gebracht voor de VLK, gebaseerd op het civieltechnisch ontwerp uit 2013. Dit ontwerp bestemmingsplan heeft van 23 augustus tot en met 3 oktober 2013 ter visie gelegen.

In het kader van deze ter visie legging heeft er een informatiebijeenkomst plaatsgevonden waar het plan is toegelicht. Er zijn 38 zienswijzen op dit ontwerp bestemmingsplan ingediend, zie paragraaf 8.2.4.

Vervolgens is deze planologische procedure aangehouden vanwege de volgende ontwikkelingen:

  • de herstructurering van het bedrijf MSB;
  • de ontwikkelingen in het kader van PHS.

In het kader van de planvorming zijn in het najaar van 2011 oriënterende gesprekken met alle eigenaren/bewoners gevoerd. In 2012 zijn zij per brief geïnformeerd en uitgenodigd om op basis daarvan nog een persoonlijk gesprek te voeren. Een aantal eigenaren heeft hiervan gebruik gemaakt. In 2013 zijn de eigenaren/bewoners regelmatig geïnformeerd over de stand van zaken met betrekking tot het ontwerp, de uit te voeren onderzoeken en het bestemmingsplan.

5.3 Participatietraject en informatietraject rondom PHS

Er heeft een zorgvuldig participatie- en informatietraject rondom het project PHS en het Maatregelenpakket PHS Boxtel plaatsgevonden (periode 2012/2013). De participatie is in de volgende stappen uitgevoerd.

  • Eerst zijn algemene informatiebijeenkomsten georganiseerd waar bewoners informatie kregen over de plannen en de werkwijze van PHS in de regio en de gemeente.
  • Vervolgens is ambtelijk met gemeenten besproken welke varianten ProRail heeft ontwikkeld.
  • Daarna zijn per cluster workshops georganiseerd waarin betrokken bewoners informatie konden halen over varianten en waar zij eerste ideeën over eigen varianten konden inbrengen onder andere met behulp van een digitale tekentafel.
  • Enkele weken later zijn technische spreekuren georganiseerd voor belanghebbenden die een eigen variant nader wilden uitwerken.
  • Ten slotte zijn per cluster workshops georganiseerd waar bewoners en belanghebbenden hun variant konden presenteren.


De varianten van de bewoners zijn bij de varianten gevoegd die door ProRail waren ontwikkeld. Vervolgens zijn alle varianten beoordeeld. De resultaten van dit proces zijn teruggekoppeld aan de gemeenten en de bewoners.

Op 26 november 2013 heeft de gemeenteraad gekozen voor de omleidingsvariant B14/B15 (zie Bijlage 17).

Tevens zijn gedurende dit proces diverse nieuwsbrieven verstuurd. Deze nieuwsbrieven zijn te vinden op de pagina PHS op de site van de gemeente Boxtel.

5.4 Bestuursovereenkomst

Naar aanleiding van PHS is er een traject op gang gekomen waar in overleg met Ministerie en Provincie over de financiering van de oplossing en het inbrengen van de voorkeursvariant in MER Meteren - Boxtel heeft plaatsgevonden. Dit overleg heeft geleid tot een Bestuursovereenkomst die getekend is door het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, de provincie Noord-Brabant en de gemeente Boxtel. Deze overeenkomst is getekend op 20 mei 2015. Deze overeenkomst dient als basis voor de planuitwerkings- en realisatiefase van 'omleidingsvariant B14/B15, variant 6'.

Overeenkomstig artikel 10 van de bestuursovereenkomst is op 10 december 2015 een Plan van Aanpak opgesteld. In dit Plan van Aanpak worden onder meer de organisatie, planning, planontwikkeling, risico's en dergelijke verder uitgewerkt. De bestuursovereenkomst dient als basis voor de verdere uitwerking. Het Plan van Aanpak vormt de praktische vertaling daarvan naar een dagelijkse praktijk. Op basis van dit Plan van Aanpak is vervolgens gestart met de verdere uitwerking van de vijf deelprojecten.

5.5 Communicatie en draagvlak

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer heeft gevolgen voor de omwonenden van het spoor, de gebruikers van de spoorwegovergangen en de bereikbaarheid. De gemeenten Boxtel en Haaren vinden het daarom belangrijk om in goede afstemming met de omgeving en betrokkenen het proces vorm te geven. In het kader van het betrekken van de omgeving, heeft er uitvoerig en op verschillende manieren communicatie plaatsgevonden. Er is een klankbordgroep opgericht en vervolgens zijn er ook enkele werkgroepen, waaronder een werkgroep VLK, in het leven geroepen. Tevens zijn er vier algemene nieuwsbrieven verspreid.

Werkgroep VLK
De werkgroep die in het leven is geroepen bestaat hoofdzakelijk uit bewoners vanuit de directe omgeving en vertegenwoordiging van belangengroepen zoals bijv. De Fietsersbond. Bij de start van de werkgroep zijn de deelnemers meegenomen in het proces van PHS Boxtel, de doelstelling van de werkgroep en de kaders van het deelproject.

In enkele sessies is de werkgroep bijgepraat over de laatste stand van zaken binnen het deelproject VLK. Omdat het voorlopig ontwerp van de VLK een actualisatieslag betreft, zijn met de werkgroep ontwerpdilemma's besproken ten aanzien van bereikbaarheid en de verkeersveiligheid met als uitgangspunt de insteek van het voorlopig ontwerp uit 2013. Daar waar nodig is een aantal onderdelen nader onderzocht en teruggekoppeld aan de werkgroep. In samenspraak met de werkgroep en naar aanleiding van inbreng van de werkgroep zijn ideeën getoetst en afgewogen en is het ontwerp aangepast.

Klankbordgroep

Er is sinds april 2015 een klankbordgroep ingesteld voor het deelgebied Boxtel-Haaren (Esch). De klankbordgroep bestaat uit 21 deelnemers. Tien personen nemen deel aan de klankbordgroep namens een belangengroep. Elf personen nemen deel als inwoner van een wijk in Boxtel of Haaren (Esch). Er is extra aandacht besteed aan de waarborging van de vertegenwoordiging van inwoners die in een gebied wonen nabij de spoorzone: Kalksheuvel, Breukelen en Esch. De klankbordgroep denkt mee en adviseert over proces.

5.6 Ontwerp bestemmingsplan VLK 2017

Hetgeen in de werkgroep en de klankbordgroep is besproken én het verdere communicatietraject heeft geresulteerd in het ontwerp dat ten grondslag ligt aan dit bestemmingsplan en de onderzoeken die hierbij zijn gevoegd. Zie verder ook paragraaf m.b.t. maatschappelijke uitvoerbaarheid, verderop in dit plan. Hier wordt de formele procedure toegelicht. Zie paragraaf 8.2.

Hoofdstuk 6 Omgevingsaspecten

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van het verrichte onderzoek naar relevante feiten en belangenafweging (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).


Om tot een gedegen planontwikkeling te komen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, die inzicht geven in de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd. Voor uitgebreidere informatie wordt verwezen naar de feitelijke onderzoeken in de bijlagen.

6.1 M.e.r.-beoordeling

In 2013 is door de gemeente Boxtel een ontwerpbestemmingsplan in procedure gebracht voor de VLK. In het kader van deze procedure is een afweging gemaakt of een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk was. Deze procedure van het bestemmingsplan is na de ter visie legging in 2013 om verschillende redenen aangehouden. Zie paragraaf 5.2 van deze toelichting. Anno 2016/2017 is opnieuw voorafgaand aan de 'nieuwe' planprocedure de vraag gesteld of een milieueffectrapportage (m.e.r.) dient te worden doorlopen. Hierna zijn de bevindingen hiervan (nogmaals) opgenomen.

6.1.1 Besluit milieueffectrapportage

Op grond van het Besluit m.e.r. moet voor bepaalde activiteiten een milieueffectrapport (MER) worden opgesteld. In het Besluit m.e.r. is opgesomd welke activiteiten m.e.r.-plichtig zijn in de zogenoemde C- en D-lijst. De categorieën uit de C- en D-lijst van het Besluit m.e.r. die van toepassing kunnen zijn bij VLK staan beschreven in de tabel hierna.

Cat.   Activiteiten   Gevallen   Van toepassing op VLK  
C 1.2   De aanleg van een autosnelweg of autoweg.   n.v.t.   Neen. De VLK voldoet niet aan de beschrijving van activiteiten. Het is geen autosnelweg of autoweg.  
C 1.3   De aanleg, wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een autosnelweg of autoweg.   In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van 10 kilometer of meer.   Neen. De VLK voldoet niet aan de beschrijving van activiteiten. De VLK voldoet ook niet aan de beschrijving van gevallen, want de VLK is aanzienlijk korter in lengte en krijgt twee rijstroken.  
D 1.1   De wijziging of uitbreiding van een autosnelweg of autoweg.   In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van 5 kilometer of meer.   Neen. De VLK voldoet niet aan de beschrijving van activiteiten. Het is geen autosnelweg of autoweg.  
D 1.2   De wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een autosnelweg of autoweg.   In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van 5 kilometer of meer.   Neen. De VLK voldoet niet aan de beschrijving van activiteiten. De VLK voldoet ook niet aan de beschrijving van gevallen, want de VLK is aanzienlijk korter dan 5 km en krijgt 2 rijstroken.  

Tabel 1: Analyse m.e.r.-(beoordelings)plicht


De conclusie luidt dat er vanuit het Besluit m.e.r. voor de VLK geen sprake is van m.e.r.-plicht en dat er geen sprake is van m.e.r.-beoordelingsplicht. Aangezien de VLK ook niet voldoet aan de beschrijving van activiteiten, is er vanuit het Besluit milieueffectrapportage ook geen noodzaak om een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren.

6.1.2 Wet milieubeheer art. 7.2a Passende beoordeling

M.e.r.-plicht kan ook het gevolg zijn van de natuurwetgeving in combinatie met de Wet milieubeheer (Wm). Op grond van art. 7.2a lid 1 Wm zijn plannen die op grond van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling verplicht zijn en waarvoor een Passende beoordeling in het kader van de Wet Natuurbescherming moet worden gemaakt m.e.r.-plichtig.

Gezien de grote afstand tot Natura 2000-gebieden zijn mogelijke effecten van de VLK op instandhoudingsdoelstellingen, zoals vernietiging, verdroging e.d. uit te sluiten.

Wat betreft stikstofdepositie doet zich de volgende situatie voor. De VLK kan extra verkeer genereren, of verkeersstromen laten veranderen, waardoor onderzocht moet worden of de stikstofdepositie op Natura 2000-gebied wijzigt. Wanneer er sprake is van wijzigingen van stikstofdepositie, kan er sprake zijn van mogelijke significante gevolgen op instandhoudingsdoelstellingen. Daardoor kan een Passende beoordeling nodig zijn, en dat brengt met zich mee dat er een MER dient te worden opgesteld.

Om beter zicht te krijgen op de verandering in verkeer en het effect op de stikstof, is een stikstofmodellering uitgevoerd. Dit is als volgt gedaan:

  • Met de AERIUS-Calculator is een vergelijking van de stikstofdepositie gemaakt van de plansituatie maatregelenpakket PHS Boxtel 2028 (waarvan de VLK deel uitmaakt) en de autonome situatie 2028.
  • Hierbij is uitgegaan van de emissie vanuit het wagenpark van 2019 als worst case. De vermindering van emissies ten gevolge van verbeteringen van het wagenpark vinden gefaseerd plaats. De emissie in 2028 is door toepassing van schone technieken lager dan in 2019 (het gebruik van een emissie voor 2028 zou daardoor mogelijk tot een te laag effect leiden).


De uitkomst van deze exercitie is dat als gevolg van het Maatregelpakket PHS Boxtel er sprake is van een verandering van verkeer. Deze verandering van verkeer leidt tot een maximale toename van 0,29 mol N/(ha/jr) in het Natura 2000-gebied Kampina & Oisterwijkse Vennen.


Dit zou kunnen betekenen dat een Passende beoordeling nodig is, ware het niet dat die al is uitgevoerd in het kader van het Programma Aanpak Stikstof. Zie de volgende paragraaf.

6.1.3 Programma Aanpak Stikstof (PAS)

In het Programma Aanpak Stikstof (PAS) werken overheden, natuurorganisaties en ondernemers samen aan ruimte voor economische ontwikkelingen, sterkere natuur en minder stikstof. In veel Natura 2000-gebieden vormt de neerslag van stikstof een grote bedreiging voor stikstofgevoelige natuur. Daardoor was het lange tijd nauwelijks mogelijk om activiteiten te ontplooien waarbij uitstoot van stikstof plaatsvond. In de PAS werken overheden en maatschappelijke partners samen om de stikstofuitstoot te verminderen en daarmee ook economische ontwikkelingen mogelijk te maken.

Per PAS-gebied wordt op hectareniveau depositieruimte vastgesteld en toegedeeld. De depositieruimte is alle ruimte die beschikbaar is voor economische ontwikkelingen. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen projecten en handelingen die niet toestemmingsplichtig zijn en projecten waarvoor wel een vergunning vereist is. De eerste categorie bestaat uit autonome ontwikkelingen en uit projecten die maximaal 1 mol per hectare per jaar stikstofdepositie in een Natura 2000-gebied veroorzaken. De tweede categorie activiteiten valt uiteen in prioritaire projecten (segment 1) en overige projecten en handelingen (segment 2). Prioritaire projecten zijn door het Rijk of de provincies aangemerkt als projecten van nationaal of provinciaal maatschappelijk belang. De verdeling van de depositieruimte over de vier delen is een bestuurlijke keuze van Rijk en provincies.

Op 10 maart 2017 is de algemene maatregel van bestuur (AMvB) in werking getreden voor wijziging van de Regeling natuurbescherming. Ook is hierbij een nieuwe prioritaire lijst opgenomen. Het Maatregelenpakket PHS Boxtel is op deze lijst prioritaire projecten opgenomen. Daarmee is de benodigde stikstofdepositie voor het maatregelenpakket PHS Boxtel gereserveerd. Vanwege de plaatsing op de prioritaire lijst en de uitgevoerde MER in het kader van de PAS, geldt er voor dit plan geen m.e.r.-plicht.

Ook de onderzoeken die in het kader van voorliggend bestemmingsplan zijn uitgevoerd vormen geen aanleiding voor het uitvoeren van een m.e..r. voor de VLK. Zie hiervoor de paragrafen hierna.

6.1.4 Alternatievenstudie

Hoewel er op grond van het besluit-m.e.r. geen noodzaak is om een vormvrije m.e.r.-beoordeling uit te voeren, is het wel van groot belang om een zorgvuldige alternatievenafweging te maken en hierbij alle relevante (milieu)aspecten te betrekken. De zorgvuldige afweging die heeft plaatsgevonden in dit project is beschreven in paragraaf 4.3 en 4.4. Qua aanpak komt de afweging van alternatieven overeen met die in een m.e.r.

Gezien de nauwgezette afweging van alternatieven kan worden gesteld dat deze zorgvuldig heeft plaatsgevonden, waarbij de diverse relevante, onderscheidende aspecten zijn meegenomen. Het voorkeursalternatief is destijds vertaald in het ontwerpbestemmingsplan dat in 2013 in procedure is gebracht. Het civieltechnisch ontwerp dat ten grondslag ligt aan dit bestemmingsplan (2017) is gebaseerd op het voorkeursalternatief uit 2013. In hoofdstuk 2 is aangegeven op welke aspecten / onderdelen het ontwerp dat ten grondslag ligt aan voorliggend bestemmingsplan afwijkt van het ontwerp dat ten grondslag ligt aan het ontwerpbestemmingsplan uit 2013. Deze wijzigingen hebben geen effect op de keuze tussen alternatieven. Als gevolg van de wijzigingen in het ontwerp zijn aanpassingen of aanvullingen aan de alternatievenafweging dan ook niet nodig.

Voorts zijn er diverse onderzoeken in het kader van voorliggend bestemmingsplan uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn opgenomen verder in dit hoofdstuk. Er heeft daarmee naast een alternatievenstudie eveneens een zorgvuldige milieuonderbouwing in het kader van de planvorming plaatsgevonden.

6.1.5 Relevantie voor het plan

Gezien de reeds eerder uitgevoerde alternatievenafweging, hetgeen gesteld is in het Besluit-m.e.r. en de Wet milieubeheer en de plaatsing van het Maatregelenpakket PHS Boxtel, waarvan de VLK een onderdeel vormt, op de prioritaire lijst, is het uitvoeren van een m.e.r. niet noodzakelijk.

6.2 Waterparagraaf

Hierna wordt ingegaan op het aspect water in relatie tot voorliggend bestemmingsplan. In Bijlage 9 zijn achtergronden opgenomen. Voor de volledige waterparagraaf wordt verwezen naar deze bijlage.

6.2.1 Onderzoekskader

Het relevante beleidskader bestaat uit:

  • Europese kaderrichtlijn Water
  • Nationaal Bestuursakkoord Water
  • Waterwet Provinciaal Milieu- en Waterplan 2016-2021
  • Keur Waterschap

Deze beleidskaders zijn beschreven in Bijlage 9.

6.2.2 Onderzoeksresultaat

Hierna zijn voor de verschillende relevante wateraspecten de onderzoeksresultaten opgenomen.

Grondwater

  • Voor de weg wordt een ontwatering aangehouden van 100 cm ten opzichte van de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG).
  • Het tracé wordt over het grootste gedeelte verhoogd. De GHG is ingeschat op basis van de beschikbare gegevens ter plaatse van het tracé en de omgeving. Geadviseerd wordt voor het veder uitwerken van het ontwerp de grondwaterstand te blijven monitoren en bij de verdere uitwerking de definitieve weghoogtes te bepalen.

Hemelwater

Voor hemelwater zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Voor toename van verhardingen met meer dan 10.000 m2 dient in de verdere uitwerking een waterhuishoudkundig plan opgesteld te worden. Vooralsnog wordt de benodigde bergingscapaciteit van de voorziening uitgerekend met de rekenregel: benodigde retentiecapaciteit (in m3) = toename verhard oppervlak (in m2) x gevoeligheidsfactor* x 0,06 (in m). De gevoeligheidsfactor in het gebied varieert tussen 0,5 ten noorden van het spoor en 1.
  • De zaksloten langs het tracé krijgen minimaal een profiel van 2:3, bodembreedte van 0,5 meter, minimale diepte 0,5 meter.
  • Uitgangspunt is dat het hemelwater via de berm en het talud oppervlakkig afstroomt in aangrenzende zaksloten. Uitgangspunt is het realiseren van droogvallende greppels zonder directe verbinding met oppervlaktewater in de omgeving.

De weg is verdeeld in twee deelgebieden respectievelijk ten noorden van het spoor en ten zuiden van het spoor. De weg ligt onder dakprofiel. Aan beide zijden van de weg komt een zakgreppel te liggen. Per deelgebied is voor beide zijden van de weg een berekening uitgevoerd op basis van het verhard oppervlak en de bijbehorende afvoercoëfficiënt.

De benodigde retentie per strekkende meter is maximaal 0,4 m3/m'. In verband met beheer en onderhoud wordt langs het gehele tracé een zakgreppel gehanteerd met de volgende dimensies:

  • Bodembreedte 0,5 m.
  • Diepte 0,5 m.
  • talud 2:3.
  • Inhoud tot aan maaiveld 0,63 m3.


Geconcludeerd wordt dat de zakgreppels ruim voldoen aan de benodigde retentie. Waar mogelijk wordt een vertraagde afvoer richting oppervlaktewater gerealiseerd. Waar er geen oppervlaktewater is wordt het afstromende hemelwater geïnfiltreerd in de bodem. In het tracédeel Spoorlijn - Kalksheuvel zal compartimentering van de zakgreppels plaatsvinden om te voorkomen dat het water zich verzamelt in de laagste delen.


Door uit te gaan van infiltratie is het noodzakelijk voldoende beheer en onderhoud uit te voeren. Na verloop van tijd kan de berm dichtslibben en is onderhoud noodzakelijk. Ook bij de aanleg dient rekening gehouden te worden met de lokale bodemopbouw. In de uitgevoerde boringen zijn geen storende lagen aangetroffen. Als er lokaal slechtdoorlatend lagen worden aangetroffen dienen deze verwijderd te worden en vervangen voor goed doorlatend zand.


Oppervlaktewater

Het waterpeil in een T=100 situatie is ter hoogte van de brug circa 7,52 m+ NAP. Dit is tevens meer dan 1 meter boven het stationaire zomerpeil (6,41 m+NAP), dit is de minimale benodigde doorvaarhoogte voor beheer en onderhoud. Peilhoogte voor DO fase wordt 7,52m +NAP. In het voorlopig ontwerp is vooralsnog uitgegaan van een hoogte van NAP+7,65 m.


De VLK tracé belemmert de 25 meter brede zone ruimte voor herstel en behoud watersystemen ten noorden van smalwater niet, met uitzondering van brug. In het ontwerp is er sprake van twee losse bruggen. Het fietspad komt los van de weg te liggen. De bruggen hebben een overspanning van bijna 21 meter. De brug voor het autoverkeer is echter 7.50m breed. De brug voor het fietsverkeer is 4,50m breed. De tussenruimte tussen de bruggen is 5,00m.


Onder de brug blijft het wel mogelijk voor fauna om te passeren. De brug belemmert de functie van ecologische verbindingszone en behoud herstel watersystemen langs het traject Smalwater niet. Het maaisel wordt afgedreven naar de veegvuiluitdraaiplaats (VVUP) nabij de stuw aan de dubbele overweg. Door het waterschap is aangegeven dat een onderhoudspad langs het Smalwater is niet noodzakelijk. Wel is het wenselijk om het ontwerp gezamenlijk met het waterschap op te stellen.


Het tracé doorkruist een aantal afwateringssloten. De afwateringssloten worden verbonden door middel van duikers. De diepteligging, lengte en diameter van deze duikers worden nader uitgewerkt in het definitief ontwerp. Nabij de Kalksheuvel is een aantal B-watergangen gelegen (Figuur 6). Deze b-watergangen hebben een belangrijke functie in de afvoer en ontwatering van de wijk Kalksheuvel. In de toekomstige situatie dienen deze watergangen aangesloten worden op het nieuwe watersysteem van de verbindingsweg Kapelweg Ladonk.


Aandachtsgebieden

Het waterschap heeft aangegeven dat een gedeelte van het tracé in de toekomst in een reservering waterbergingsgebied komt te liggen. Dit is niet vastgelegd in de verordening ruimte en ook nog niet op de legger. Het verzoek is om de verlaagde gebieden waar de (verhoogde) weg VLK door heen komt te liggen nog in de toekomst een verbindend watersysteem blijft behouden dat het reservering waterbergingsgebied nog kan blijven werken. Dit is een aandachtspunt bij het uitwerken van het ontwerp. Formeel heeft de opgave geen status. Ruimtelijke gevolgen zijn op basis van de beschikbare gegevens niet vast te stellen en daarom niet meegenomen in het bestemmingsplan.

Kruisingen leidingen

Aandachtspunt bij de verdere uitwerking van het ontwerp naar definitieve ontwerpen en bestekstekeningen is de diepteligging van de kabels en leidingen welke in deze hellingbaan aan de noordzijde van het spoor aanwezig zijn. Bij te weinig dekking zullen deze verlegd moeten worden.


De aanwezige gastransportleiding is in de huidige situatie al om het grondlichaam van de hellingbaan heen gepositioneerd. Om een conflict met deze leiding te voorkomen moet ter hoogte van kavels 3239, 2945 en 3108 de watergang parallel aan het tracé van de VLK aan de noordzijde onderbroken worden. Door plaatselijk het hemelwater via goten en kolken te transporteren naar de naastgelegen watergangen kan de afwezigheid van de bermsloot worden gecompenseerd.

Vergunningen

Voor de waterhuishoudkundige ingrepen bij de aanleg van de VLK is een watervergunning vereist van Waterschap de Dommel. Deze vergunning is onder andere noodzakelijk voor onderstaande activiteiten:

  • Voor het dempen van een A- en B-waterlichaam dient een watervergunning op grond van de Keur te worden aangevraagd. Voor C-wateren zijn de algemene regels van toepassing.
  • Ingrepen, obstakels en voorzieningen binnen de 10 meter van de A-watergang Smalwater zijn watervergunningplichtig. Bij de overige A-watergangen is dat 5 meter.

6.2.3 Relevantie voor het plan

In het plan is rekening gehouden met het aspect water. Binnen de verschillende bestemmingen zijn waterhuishoudkundige voorzieningen mogelijk gemaakt, zodat invulling kan worden gegeven aan de eisen en randvoorwaarden zoals deze hiervoor worden gesteld. De gemeente vraagt te zijner tijd de benodigde vergunningen aan.

Er heeft bij de totstandkoming van de waterparagraaf afstemming plaatsgevonden met het waterschap. De opmerkingen van het waterschap zijn verwerkt. Tevens zal nadere uitwerking en afstemming plaatsvinden in het kader van het nog op te stellen waterhuishoudkundig plan. Het aspect water staat de realisatie van de VLK en de planvorming hiervoor niet in de weg.

6.3 Bodem

In Bijlage 10 is het achtergrondrapport met betrekking tot bodemkwaliteit opgenomen. In de subparagrafen hierna wordt de essentie van dit onderzoek weergegeven.

6.3.1 Onderzoekskader

Scope vooronderzoek

Het doel van het vooronderzoek (historisch onderzoek) is het verzamelen van relevante informatie over het onderzoeksgebied voor het opstellen van de onderzoeksopzet en -inspanning voor de uit te voeren asfalt-, (half)verhardings-, fundatie- en verkennende (water)bodemonderzoeken. Deze vervolgonderzoeken hoeven niet uitgevoerd te worden wanneer uit het vooronderzoek blijkt dat:

  • Er geen sprake is van een verdenking op de aanwezigheid van bodemverontreiniging, een zogenaamde onverdachte locatie, en/of;
  • Er een bewijsmiddel (milieuhygiënische verklaring) conform het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) beschikbaar is.


NEN 5725

Het onderscheid in wel of geen verdenking op de aanwezigheid van bodemverontreiniging wordt gemaakt op basis van de definities voor verdachte en onverdachte locaties zoals opgenomen in de NEN 5725 (vooronderzoek bodem) en luidt als volgt:

Onverdachte (deel)locatie: locatie waarvoor uit het vooronderzoek geen concrete aanwijzingen zijn voortgekomen dat die locatie of een deel daarvan is verontreinigd met één of meer stoffen.

Verdachte (deel)locatie: locatie waarvoor op grond van het vooronderzoek concrete aanwijzingen bestaan dat die locatie, of een deel ervan, is verontreinigd met één of meer stoffen.


UBI-codering

Indien er geen bodemonderzoek heeft plaatsgevonden nabij bodembedreigende activiteiten in de bufferzone, wordt alleen verwacht dat deze noemenswaardige invloed gehad kunnen hebben op de bodemkwaliteit indien de kans groot is dat er een ernstige bodemverontreiniging is ontstaan. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de UBI-codering die toegewezen zijn aan bodembedreigende activiteiten. De UBIcodering kent een prioriteitsscore op basis waarvan ze zijn ingedeeld in acht klassen:

  • Voor de UBI-klassen 1 tot en met 4 wordt aangenomen dat de kans op ernstige verontreiniging klein is.
  • Locaties met een UBI-klasse van 5 tot en met 8 verdienen meer aandacht: hier is mogelijk sprake van ernstige verontreiniging of zelfs van een "spoedlocatie? (op basis van humane, ecologische en/of verspreidingsrisico).


Werkwijze

Op basis van informatie uit diverse bronnen is een uitgangslijst opgesteld met locaties die (historisch) zijn onderzocht in het kader van dit vooronderzoek. Hierbij is per locatie een conclusie opgesteld. Tevens is aangegeven of de bodemkwaliteitsklasse volgens de bodemkwaliteitskaart gehanteerd kan worden.

6.3.2 Onderzoeksresultaat

In de periode van januari 2013 tot maart 2013 is een verkennend milieukundig bodemonderzoek verricht ter plaatse van het toekomstige tracé van de VLK. Het doel van het verkennend bodemonderzoek is met een relatief geringe onderzoeksinspanning aan te tonen dat op de locatie redelijkerwijs gesproken geen verontreinigende stoffen aanwezig zijn in de grond of in het freatisch grondwater in gehalten boven de achtergrondwaarde of streefwaarde, c.q. te bevestigen dat (bepaalde delen van) de locatie verontreinigd zijn met de verwachte stoffen (Bron: NEN 5740).


Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 10 . Uit het uitgevoerde bodemonderzoek blijkt het volgende:

  • Ter plaatse van de verdachte deellocatie is niet gebleken dat er plaatselijk (sloop)puin in de bodem is terechtgekomen en/of een verontreiniging heeft veroorzaakt. Ter plaatse is de bodemkwaliteit niet afwijkend dan ter plaatse van het overige terrein.
  • De bovengrond van het onderzochte gedeelte van het toekomstige trace van de VLK is plaatselijk licht verontreinigd met koper.
  • De ondergrond is niet verontreinigd met de onderzochte parameters.
  • Het grondwater is diffuus licht verontreinigd met enkele zware metalen (met name barium en plaatselijk cadmium, nikkel en zink).
  • Aangezien zware metalen nagenoeg over de gehele onderzoekslocatie in het grondwater worden aangetroffen in een concentratie boven de achtergrondwaarde, terwijl er geen verhoogde gehalten in de grond worden aangetoond, kan er redelijkerwijs van uitgegaan worden dat er sprake is van verhoogde achtergrondconcentraties die waarschijnlijk niet direct te herleiden zijn naar een puntbron.
  • Op basis van de gemeten gehaltes in grond en grondwater dient de hypothese onverdacht" formeel te worden verworpen.
  • Aangezien er enkel sprake is van licht verhoogde gehalten aan zware metalen in grond en/of grondwater, is er vanuit de Wet bodembescherming geen noodzaak voor het uitvoeren van nader onderzoek en/of het treffen van saneringsmaatregelen.
  • De gevonden gehalten in de bodem vormen in milieuhygienische zin geen belemmeringen voor het toekomstige gebruik van het terrein en de herbestemming naar "Verkeer".


Indien er grond van de locatie vrijkomt, wordt er op basis van een indicatieve toetsing niet verwacht dat er beperkingen voor toepassing van de grond zijn, maar moet er rekening mee worden gehouden dat voor toepassing van de grond buiten de locatiegrenzen vooraf een partijkeuring noodzakelijk is. Op hergebruik van grond en baggerspecie is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing.

Na uitvoering van het bodemonderzoek is naar aanleiding van het vooroverleg het tracé voor een deel verlegd. Deze verlegging betreft de bocht ter hoogte van de spoorwegkruising bij D'Ekker. Het reeds uitgevoerde veldwerk (aantal boringen en analyses) is bepaald voor een onderzoeksgebied van 4 ha. Daarbij is uitgegaan van een onverdacht grootschalige locatie (volgens de NEN5740). Het gebied waar de verlegging betrekking op heeft, bestaat net als het overige gebied uit weiland. Er is geen reden om dit gebied als verdacht te beschouwen en dus wordt hiervoor aangesloten bij 'grootschalig onverdacht gebied'. Met de verlegging komt de weg tot maximaal 50 meter van de reeds geplaatste peilbuis (003) te liggen. Deze afstand is niet groter dan de afstand waar de reeds geplaatste boringen representatief voor zijn(afstand tussen 2 boringen is 2 x zo groot als maximale afstand tot de peilbuis). De reeds geplaatste boringen (018, 019 en 007) en peilbuis (003) op het oude traject zijn om deze reden representatief, ook voor de verlegging.

6.3.3 Relevantie voor het plan

Het aspect bodem staat de planvorming niet in de weg. Wel dient rekening te worden gehouden met de hiervoor geformuleerde conclusies en aanbevelingen.

6.4 Archeologie

In Bijlage 11 zijn de selectieadviezen en de achtergrondrapporten met betrekking tot archeologie opgenomen.

In dit bestemmingsplan zijn alleen de onderzoeken en adviezen met betrekking tot de VLK bijgevoegd. Voor de onderzoeken in het kader van de verlegging van de gasleiding wordt verwezen naar het bestemmingsplan voor de gasleiding op ruimtelijkeplannen.nl waar de archeologische onderzoeken in zijn opgenomen.

Bij vaststelling van het bestemmingsplan vindt selectiebesluitvorming plaats.

In de subparagrafen hierna wordt de essentie van het uitgevoerde archeologisch onderzoek weergegeven.

6.4.1 Onderzoekskader

Met de inwerkingtreding van de Wet op de archeologische Monumentenzorg (2006) en de Erfgoedwet (2015) is de zorg voor de archeologische belangen grotendeels een verantwoordelijkheid van de gemeente geworden. Het doel hiervan is de archeologische waarden op verantwoorde wijze te integreren in het ruimtelijk beleid. De gemeente Boxtel heeft hieraan vormgegeven door het opstellen van de Nota gemeentelijk archeologiebeleid. In de nota is de gemeentelijke visie op het archeologisch erfgoed gegeven en is vastgelegd op welke wijze het beleid neerdaalt in de praktijk.

Daartoe is een aantal implementatiedocumenten opgesteld, waaronder een standaardset met beschermende bestemmingsplanregels voor het buitengebied en voor het binnenstedelijk gebied. Verschillen tussen de regels voor het buitengebied en het stedelijk gebied zijn onder andere een andere diepte-vrijstellingsgrens (0,4 m -mv in stedelijk gebied, 0,5 m -mv in buitengebied) en andere oppervlakte-vrijstellingsgrenzen.


Een belangrijk onderdeel van het archeologiebeleid is de archeologische beleidskaart. Op de beleidskaart zijn de archeologische (verwachtings)waarden voor het hele gemeentelijk grondgebied in beeld gebracht. Op de kaart is onderscheid gemaakt in 7 categorieën:

  • categorie 1: wettelijk beschermde archeologische monumenten;
  • categorie 2: gebieden van hoge archeologische waarde en historisch geografische objecten met een archeologische relevantie;
  • categorie 3: gebieden van archeologische waarde en gemeentelijke aandachtsgebieden;
  • categorie 4: gebieden met een hoge archeologische verwachting;
  • categorie 5: gebieden met een middelhoge archeologische verwachting en naoorlogse woonwijken en industriegebieden die in een gebied van hoge archeologische verwachting liggen;
  • categorie 6: gebieden met een lage archeologische verwachting;
  • categorie 7: gebieden zonder archeologische verwachting of archeologisch vrijgegeven.


Voor de wettelijk beschermde monumenten (categorie 1) geldt in het geval van bodemverstorende activiteiten een vergunningplicht in het kader van de Monumentenwet. Deze categorie wordt daarom niet in het bestemmingsplan opgenomen. Ook voor de categorieën 6 (lage verwachtingswaarde) en 7 (geen archeologische verwachting of vrijgegeven terreinen) wordt in het bestemmingsplan geen beschermende regeling opgenomen. Voor de overige gebieden (categorie 2 t/m 5) geldt een onderzoeksverplichting voor bouwwerkzaamheden en grondroerende werkzaamheden boven een bepaalde oppervlakte en dieper dan een bepaalde diepte.


Het plangebied ligt volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Boxtel grotendeels in een gebied van waarde archeologie 4. Een gedeelte van het plangebied ligt in een gebied van waarde archeologie 3, 5 of 6. Het zuidelijk gedeelte van het tracé schampt een gebied van categorie 2. Zie afbeelding hierna. Aan elke beleidscategorie zijn ondergrenzen gekoppeld voor zowel de oppervlakte als de diepte. Zie tabel 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01VLK2017-otw1_0010.png"
Tabel 2. Beleidscategorieën en de daar bijhorende oppervlakte-ondergrenzen. De ondergrenzen die voor voorliggend plangebied van toepassing zijn, zijn zacht roze gekleurd. De diepte-ondergrens voor het buitengebied is 0,5m -mv en voor het binnenstedelijk gebied is deze vastgesteld op 0,4m -mv. Naar: Van de Water e.a. 2013, beleidsregel 5.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01VLK2017-otw1_0011.png"

Afbeelding 10: Uitsnede van de beleidskaart archeologie van de gemeente Boxtel met aanduiding van het plangebied (rode contour).

6.4.2 Onderzoeksresultaat

Het gemeentelijk archeologiebeleid is aanleiding geweest om vooruitlopend op de bestemmingsplanprocedure archeologisch onderzoek uit te voeren. Met dat onderzoek kan immers de specifieke archeologische verwachting en waarde opgesteld worden en kan bepaald worden of in het verdere traject (vooruitlopend dan wel tijdens de werkzaamheden) er nog aanvullende archeologische onderzoeken noodzakelijk zijn.

In en nabij het plangebied zijn de laatste jaren drie archeologische onderzoeken uitgevoerd. Het gaat om onderzoeken in het kader van de aanleg van de hoge druk gasleiding ter hoogte van het plangebied en in het kader van de realisatie van de VLK, maar toen nog TALK genoemd. De onderzoeken, selectieadviezen en een synthese van deze onderzoeken is als Bijlage 11 toegevoegd. De onderzoeken in het kader van de verlegging van de gasleiding zijn opgenomen bij het bestemmingsplan voor deze gasleiding dat te vinden is op ruimtelijkeplannen.nl.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01VLK2017-otw1_0012.png"
Afbeelding 11: Weergave van de relevante uitgevoerde archeologische onderzoeken. Rood is het vooronderzoek t.b.v. de gasleiding, blauw is het proefsleuvenonderzoek t.b.v. de gasleiding, groen is het vooronderzoek t.b.v. VLK en de vijf deelgebieden van het aanvullende verkennende onderzoek VLK is zwarte omlijnd.

Op basis van de resultaten van de verschillende onderzoeken kan geconcludeerd worden dat het gehele plangebied in het verleden onderzocht is. Daar waar begin 2017 duidelijk was dat delen van het nieuwe ontwerp niet of onvoldoende onderzocht waren, zijn aanvullende boringen geplaatst op vijf locaties. Zie afbeelding hierna voor de ligging van deze vijf locaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01VLK2017-otw1_0013.png"

Afbeelding 12: ligging nader onderzochte locaties

Na afloop van dit onderzoek, blijkt het volledige plangebied afdoende onderzocht te zijn om gemotiveerde uitspraken te kunnen doen over waarde en potentieel ten aanzien van het archeologische aspect.


Op basis van het vooronderzoek kan voorliggend plangebied opgedeeld worden in twee zones:

  • lage verwachting en geen vervolgonderzoek dan wel vervolgonderzoek noodzakelijk maar reeds uitgevoerd en afgerond;
  • vervolgonderzoek noodzakelijk.

De verdeling tussen het nog te onderzoeken gedeelte van het plangebied en het vrij te geven gedeelte is afgebeeld in afbeelding 13.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01VLK2017-otw1_0014.png"

Afbeelding 13: Advieskaart archeologisch onderzoek VLK. De niet-omlijnde zones van het ontwerp behoeven geen archeologisch vervolgonderzoek, de omlijnde zones wel


Het onderzoek dat in de niet-vrijgegeven gebieden moet plaatsvinden, dient vormgegeven te worden middels archeologische begeleiding. De gemeente opteert voor deze onderzoeksmethode omdat momenteel nog niet geheel duidelijk is welke civiele ingreep op welke locatie tot welke diepte uitgevoerd gaat worden. De grote lijnen zijn duidelijk, maar de civieltechnische details nog niet. Derhalve is het niet maatschappelijk verantwoord om momenteel en op voorhand grootse financiële investeringen te doen voor proefsleuvenonderzoeken, die mogelijk niet noodzakelijk zijn. Daarenboven zijn nog niet alle gronden in eigendom.


Indien percelen tijdig betreedbaar zijn, streeft de gemeente er naar om de begeleiding enige tijd vooruitlopend op de civiele werkzaamheden aan te laten vangen (vooral in de zones waar vervolgonderzoek noodzakelijk is en met name in de zone waar een vindplaats uit de bronstijd t/m Romeinse tijd verwacht wordt). Indien percelen echter niet betreedbaar zijn of indien het regelen van de betredingstoestemming leidt tot frustratie van andere processen of onderhandelingsprocedures, dan is de keuze voor een archeologische begeleiding prima te onderbouwen.


In elk geval dient het archeologisch vervolgonderzoek (hetzij de archeologische begeleiding, hetzij het proefsleuvenonderzoek) uitgevoerd te worden conform een door het bevoegd gezag opgesteld dan wel goedgekeurd programma van eisen.

6.4.3 Relevantie voor het plan

Ter bescherming van archeologische waarden voor de niet vrijgegeven delen is in het bestemmingsplan een dubbelbestemming voorzien. Aan deze dubbelbestemming zijn de vrijstellingsgrenzen gekoppeld van 50 m² (oppervlakte), 5m (minimale breedte) en 0,4m (diepte).

6.5 Ecologie

In bijlagen zijn de achtergrondrapporten met betrekking tot het aspect ecologie opgenomen. Het gaat hier om:

  • Quick scan flora en fauna VLK (Arcadis, 2013)
  • Natuurtoetsen Flora en fauna VLK (Arcadis, 2016)
  • Mitigatieplan Flora en fauna VLK (Arcadis, 2017)

In de subparagrafen hierna wordt de essentie van het ecologisch onderzoek weergegeven.

6.5.1 Onderzoekskader

In het kader van de planvorming voor aanleg van de VLK dient het plan getoetst te worden aan de volgende beoordelingskaders:

  • Nieuwe Wet natuurbescherming: toetsing op mogelijk (significant) negatieve effecten op Natura 2000-gebieden en toetsing aan het mogelijk overtreden van verbodsbepalingen ten aanzien van wettelijk beschermde planten- en diersoorten. Naast de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet is ook de Boswet opgegaan in de Wet natuurbescherming.
  • Het provinciale ruimtelijk kader van Natuurnetwerk Nederland, de Verordening Ruimte: toetsing aan mogelijke aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van NNN-gebieden.


Nieuwe Wet natuurbescherming 

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Wet natuurbescherming. Deze wet vormt het wettelijk kader voor het behoud van de biologische diversiteit en een duurzaam gebruik van de bestanddelen daarvan en dient ter uitvoering van richtlijnen inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats, de wilde flora en fauna en de vogelstand. Ook bevat deze wet diverse verdragen inzake de biologische diversiteit en de bescherming van bedreigde dier- en plantensoorten en hun natuurlijke leefomgeving.


Bescherming natuurgebieden

Hoofdstuk 2 van de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden). Deze gebieden vormen, samen met Natura2000-gebieden in andere Europese landen, een samenhangend geheel van natuurgebieden voor behoud, ontwikkeling en herstel van de Europese biodiversiteit. In Nederland zijn ruim 160 Natura 2000-gebieden aangewezen. De ecologische doelen (instandhoudingsdoelstellingen) die in deze gebieden worden nagestreefd, zijn vastgelegd in de Aanwijzingsbesluiten.


In paragraaf 2.3 van de Wet natuurbescherming zijn regels opgenomen voor de beoordeling van effecten van plannen, projecten en andere handelingen op Natura 2000-gebieden.

Voor het realiseren van projecten of verrichten van andere handelingen - ongeacht of zij plaatsvinden binnen of buiten de begrenzing van Natura 2000-gebied - is een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming nodig, wanneer zij de kwaliteit van de natuurlijke habitattypen of de habitattypen van soorten kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op soorten waarvoor het gebied is aangewezen. De instandhoudingsdoelstellingen die voor het gebied zijn opgesteld zijn leidend bij de beoordeling van de effecten.

Het plangebied ligt in de nabijheid van Natura 2000-gebied Kampina & Oisterwijkse vennen. In tabel 3 zijn de instandhoudingsdoelstellingen voor dit gebied weergegeven.

Habitattype   Nederlandse naam   Doelstelling oppervlakte/omvang leefgebied   Doelstelling kwaliteit   Doelstelling populatie  
H2310   Stuifzandheiden met
struikhei  
>   >   nvt  
H2330   Zandverstuivingen   >   >   nvt  
H3110   Zeer zwakgebufferde
vennen  
>   >   nvt  
H3130   Zwakgebufferde
vennen  
>   >   nvt  
H3160   Zure vennen   =   >   nvt  
H4010A   Vochtige heiden   >   >   nvt  
H4030   Droge heiden   >   >   nvt  
H6410   Blauwgraslanden   =   >   nvt  
H7110B   Actieve hoogvenen   >   >   nvt  
H7150   Pioniersvegetaties met
snavelbiezen  
>   =   nvt  
H7210   Galigaanmoerassen   =   >   nvt  
H9190   Oude eikenbossen   =   >   nvt  
H91E0
C  
Vochtige alluviale
bossen  
=   >   nvt  
Habitatsoorten          
H1082   Gestreepte
waterroofkever  
>   >   >  
H1149   Kleine modderkruiper   =   =   =  
H1166   Kamsalamander   >   >   >  
H1831   Drijvende
waterweegbree  
>   >   >  
Broedvogels          
A004   D odaars   =   =   30 paar  
A276   Roodborsttapuit   =   =   35 paar  
Niet broedvogels          
A039   Taigarietgans   =   =   100 vogels (seizoensmaximum)  

Tabel 3: Instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebied Kampina & Oisterwijkse Vennen.

Doelstelling voor oppervlakte, kwaliteit en populatie:

= : behoud;

> : uitbreiding of verbetering;


Programma Aanpak Stikstof

In veel Natura 2000-gebieden vormt de neerslag van stikstof een grote bedreiging voor stikstofgevoelige natuur. Daardoor was het lange tijd nauwelijks mogelijk om activiteiten te ontplooien waarbij uitstoot van stikstof plaatsvond.

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied ten opzichte van de VLK is Kampina & Oisterwijkse vennen. In dit gebied komen stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten voor. Binnen het Programma Aanpak Stikstof staat het uitvoeren van de geplande bron- en herstelmaatregelen en het blijvend dalen van de stikstofdepositie centraal. Daarmee wordt verdere achteruitgang van de stikstofgevoelige habitattypen en leefgebieden van soorten voorkomen en worden de wettelijk vastgestelde natuurdoelen (op termijn) gehaald. Dit maakt het mogelijk om economische ontwikkeling te faciliteren door het uitgeven van depositieruimte.

Relevant voor de VLK is dat middels plaatsing van het Maatregelenpakket PHS Boxtel op de prioritaire lijst, toch economische ontwikkelingen kunnen plaatsvinden die leiden tot een toename van stikstofdepositie op Natura 2000 (zie ook paragraaf 6.1.3).


Bescherming plant- en diersoorten

Hoofdstuk 3 van de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van planten- en diersoorten. De wet maakt onderscheid tussen drie beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. De ecologische doelen (instandhoudingsdoelstellingen) die in deze gebieden worden nagestreefd, zijn vastgelegd in de Aanwijzingsbesluiten.

In paragraaf 2.3 van de Wet natuurbescherming zijn regels opgenomen voor de beoordeling van effecten van plannen, projecten en andere handelingen op Natura2000-gebieden.

Voor het realiseren van projecten of verrichten van andere handelingen - ongeacht of zij plaatsvinden binnen of buiten de begrenzing van Natura 2000-gebied - is een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming nodig, wanneer zij de kwaliteit van de natuurlijke habitattypen of de habitattypen van soorten kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op soorten waarvoor het gebied is aangewezen. De instandhoudingsdoelstellingen die voor het gebied zijn opgesteld zijn leidend bij de beoordeling van de effecten.


Bescherming houtopstanden

Hoofdstuk 4 van de Wet natuurbescherming regelt de bescherming van houtopstanden. Het hoofdstuk ziet alleen toe op houtopstanden van minimaal 10 are of rijbeplantingen van meer dan twintig bomen, gelegen buiten de door de gemeenteraad vastgestelde grenzen van de bebouwde kom. Houtopstanden op erven en in tuinen, fruitbomen, windschermen om boomgaarden, kerstbomen en kweekgoed en populieren- en wilgenopstanden langs (water)wegen en landbouwgronden en ten behoeve van biomassaproductie (onder voorwaarden) vallen niet onder de werking van de Wet natuurbescherming.

Kap van (delen van) houtopstanden dient vooraf gemeld te worden bij Gedeputeerde Staten. De provincie stelt bij verordening eisen aan de manier waarop deze melding moet worden gedaan. De gevelde houtopstand moet binnen drie jaar na kap worden herplant. Ook aan de wijze van herplant kunnen provincies bij verordening eisen stellen. Tevens kunnen provincies vrijstelling verlenen van de herplantplicht.

Daarnaast stellen gemeenten veelal aanvullende regels op ten aanzien van de kap van bomen (kapvergunningplicht). Deze regels betreffen meestal alleen de kap van bomen binnen de bebouwde kom en/of de kap van waardevolle of monumentale bomen.


Natuurnetwerk Nederland (NNN)

In het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro) en Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (SVIR) is het Natuurnetwerk Nederland (NNN) vastgelegd. Het NNN is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk van het NNN bestaat uit verbindingszones en beschermde reservaten en Natura 2000-gebieden. Het doel van het NNN is het vergroten en verbinden van natuurgebieden. Door deze verbindingen vindt uitwisseling plaats van planten en dieren tussen gebieden. Het NNN is begrensd en planologisch vastgelegd. Ruimtelijke ingrepen met significant negatieve effecten zijn niet toegestaan. Het nee, tenzij-regime laat alleen onder bepaalde voorwaarden ontwikkelingen toe.

Uitwerking van het NNN in Noord-Brabant (NNB) heeft plaatsgevonden in de Verordening Ruimte en het Natuurbeheerplan (artikel 5.3 van de Verordening Ruimte). Bij wijziging van een bestemmingsplan mogen de ecologische kenmerken en waarden niet geschaad worden. Als ecologische waarden en kenmerken gelden de natuurbeheertypen zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het natuurbeheerplan. Uit de regels blijkt dat niet alleen plannen binnen het NNN beoordeeld moeten worden, maar de noodzaak tot toetsen van externe werking is ook expliciet benoemd.

6.5.2 Onderzoeksresultaat

Bescherming natuurgebieden 

Het plangebied is niet gelegen in Natura 2000, wel nabij een Natura 2000-gebied. Het Natura 2000-gebied Kampina & Oisterwijkse Vennen is gelegen op circa 1 kilometer van de voorgenomen ingreep. Gelet op de afstand zijn directe effecten als gevolg van licht, geluid en optische prikkels zijn uitgesloten.

Met de aanleg wordt een nieuwe weg dichterbij Natura 2000-gebied Kampina & Oisterwijkse Vennen gerealiseerd. Hierdoor komt de bron van uitstoot van stikstofdepositie ook dichterbij het Natura 2000-gebied te liggen. In het gebied liggen stikstofgevoelige habitattypen. Effecten als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied zijn voor wat betreft stikstofdepositie niet uit te sluiten. Een nadere boordeling van effecten van een toename/verandering van de emissies en daarmee stikstofdepositie is noodzakelijk. Om beter zicht te krijgen op de verandering in verkeer en het effect op de stikstof, is een stikstofmodellering uitgevoerd. Dit is als volgt gedaan:

  • Met de AERIUS-Calculator is een vergelijking van de stikstofdepositie gemaakt van de plansituatie maatregelenpakket PHS Boxtel 2028 (waarvan de VLK deel uitmaakt) en de autonome situatie 2028.
  • Hierbij is wel uitgegaan van de emissie vanuit het wagenpark van 2019 als worst case. De vermindering van emissies ten gevolge van verbeteringen van het wagenpark vinden gefaseerd plaats. De emissie in 2028 is door toepassing van schone technieken lager dan in 2019 (het gebruik van een emissie voor 2028 zou daardoor mogelijk tot een te laag effect leiden).


De uitkomst van deze exercitie is dat als gevolg van het Maatregelpakket PHS Boxtel er sprake is van een verandering van verkeer. Deze verandering van verkeer leidt tot een maximale toename van 0,29 mol N/(ha×jr) in het Natura 2000-gebied Kampina & Oisterwijkse Vennen.

Op basis van deze analyse heeft de Provincie Noord-Brabant in het kader van de PAS het Maatregelenpakket PHS Boxtel aangemeld voor de lijst prioritaire projecten. Met de in werking treding van de AMvB Regeling natuurbescherming is het Maatregelenpakket PHS Boxtel opgenomen op de lijst prioritaire projecten. Hiermee is de benodigde stikstofdepositie voor het maatregelenpakket PHS Boxtel gereserveerd.


Bescherming plant- en diersoorten

In het mitigatieplan dat is opgesteld voor beschermde plant- en diersoorten worden de wettelijke vereiste maatregelen beschreven ter behoud van de aanwezige beschermde soorten. Dit mitigatieplan dient ter onderbouwing van de gunstige staat van instandhouding. Op basis hiervan kan een ontheffing van de Wet natuurbescherming worden aangevraagd door de gemeente Boxtel.

De soort(groep)en, welke mogelijke negatieve effecten ondervinden als gevolg van het aanleggen van de verbindingsweg en waarvoor het mitigatieplan is opgesteld, zijn onder de Wnb strikt beschermd. Met mitigerende maatregelen genoemd in dit mitigatieplan worden negatieve effecten op deze soorten voorkomen en wordt voldaan aan de Wnb. Met name bij de steenuilen wordt het effect van de nu getroffen maatregelen bekeken. Met de uitkomsten daarvan wordt de noodzaak tot het aanvragen van een ontheffing bezien en aangevraagd.

Algemene broedvogels en gierzwaluw

Door de werkzaamheden kunnen, tijdens het broedseizoen, algemene broedende vogels worden verstoord. Door de kap van bomen en verwijderen van opgaande vegetatie buiten het broedseizoen (15 maart - 15 juli) uit te voeren, zijn effecten op algemene broedvogels uitgesloten. Door het verwijderen van de bebouwing op Tongeren 50 gaat de nestplaats van de boerenzwaluw verloren. Door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (1 mei tot 1 oktober) uit te voeren, zijn negatieve effecten op de boerzwaluw uitgesloten. Doordat in de directe omgeving voldoende alternatieve nestlocaties aanwezig zijn, komt de gunstige staat van instandhouding niet in het geding.

Vleermuizen

Als gevolg van de aanleg van de VLK worden verscheidenen vliegroutes onderbroken. Door het borgen van hop-overs wordt dit verlies gemitigeerd. Het functionele leefgebied en de gunstige staat van instandhouding van de vleermuizen wordt hiermee gegarandeerd. Doordat ter hoogte van verblijfplaatsen geen werkzaamheden plaatsvinden, is er geen sprake van tijdelijk en/of permanent verlies van verblijfplaatsen.

Steenuil

Door de werkzaamheden en de aanleg van de VLK wordt het leefgebied en het territorium van een steenuil vernietigd en permanent verstoord. Volgens het advies in het mitigatieplan is een steenuildeskundige (Ecologica) aangetrokken voor nader onderzoek voor:

  • de inventarisatie van de lokale populatie steenuilen (nodig om gunstige staat van instandhouding te kunnen bepalen);
  • de inventarisatie van beide exacte broedplaatsen (Tongeren en Loxvenseweg / Kalksheuvel) in 2017;
  • het bepalen van geschikte plaatsen waar clusters steenuilenkasten worden opgehangen om de beide paartjes steenuilen proberen weg te lokken van de nieuw aan te leggen wegdelen;
  • het met de kennis van straks (na vaststellen van territoria van de lokale populatie en kennis van de broedplaatsen en jachtgebieden) analyseren van de effecten en eventueel het uitwerken van gerichte, werkbare maatregelen.

In maart en april hebben reeds drie (nachtelijke) bezoeken plaatsgevonden. Geconstateerd is dat in meest directe nabijheid van de VLK steenuilen broeden in een kerkuilenkast van het perceel Tongeren 50 en in een nestkast op het perceel Kalksheuvel 26. Op 21 maart 2017 zijn in de omgeving op vier locaties 9 steenuilkasten opgehangen om te proberen om de steenuilen weg te lokken van de toekomstige weg. Begin april is geconstateerd dat een van deze kasten (perceel nabij Molengraafseweg) al in gebruik is genomen.

Als het niet lukt om de steenuilen weg te lokken van de omgeving van de VLK, dan zullen mogelijk aanvullende schadebeperkende maatregelen (zoals bijvoorbeeld afscherming) noodzakelijk kunnen zijn. Eind april is het rapport van Ecologica gereed. Deze onderzoeksresultaten en de consequenties hiervan zullen bij de vaststelling van het bp worden betrokken. Vooralsnog is daarom een strook met een natuurbestemming van circa 5 meter breed opgenomen. Op moment vaststelling wordt op basis rapport Ecologica bezien of afschermende maatregelen noodzakelijk zijn. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan kunnen op dit onderdeel dus nog wijzigingen plaatsvinden als gevolg van de onderzoeksresultaten van de steenuildeskundige.
Als gevolg van de werkzaamheden en het verwijderen van nestlocaties, blijft overtreding van artikel 11 'verstoring van verblijfplaatsen en nestlocaties' van de Flora- en faunawet (en per 1 januari 2017 artikel 3.1 van de Wet Natuurbescherming 'nesten, rustplaatsen en eieren opzettelijk te vernielen of te beschadigen of nesten van vogels weg te nemen') wel aan de orde. Daarom wordt een ontheffing hiervoor aangevraagd bij de provincie Noord-Brabant. Deze ontheffing wordt aangevraagd in de realisatiefase. De ontheffingsaanvraag zal dan aansluiten op de actuele situatie voor het moment van de ingrepen.


Huismus

Als gevolg van de aanleg van de VLK gaan de nestlocaties van huismussen aan de Tongeren 50 verloren. Dit verlies wordt gemitigeerd door het realiseren van permanente alternatieve voorzieningen voor de huismussen. De gunstige staat van instandhouding van de soorten wordt hiermee gegarandeerd.
Als gevolg van de werkzaamheden en het verwijderen van nestlocaties, blijft overtreding van artikel 11 'verstoring van verblijfplaatsen en nestlocaties' van de Flora- en faunawet (en per 1 januari 2017 artikel 3.1 van de Wet Natuurbescherming 'nesten, rustplaatsen en eieren opzettelijk te vernielen of te beschadigen of nesten van vogels weg te nemen') wel aan de orde. Daarom wordt een ontheffing hiervoor aangevraagd bij de provincie Noord-Brabant.


Bescherming houtopstanden

In het mitigatieplan dat is bijgevoegd wordt ook ingegaan op mitigatie vanwege de aantasting / het kappen van houtopstanden (voorheen vanwege de Boswet). Onderstaande afbeelding geeft aan waar het tracé bosareaal doorsnijdt. In zijn totaliteit leidt de aanleg van het tracé tot een aantasting van circa 900 m2 bos, zoals dat nu valt onder de Wet natuurbescherming en voorheen onder de Boswet. Deze aantasting bestaat uit doorsnijding van een bosje en uit kruisingen met laanstructuren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01VLK2017-otw1_0015.png"

Afbeelding 14: Kruising van de VLK met percelen die vallen onder de Boswet


De Wet natuurbescherming kent de mogelijkheid om de herplantplicht uit te voeren op een ander perceel dan waar gekapt wordt. Dergelijke compensatie moet bosbouwkundig verantwoord plaatsvinden en over minimaal dezelfde oppervlakte.

In voorliggend plan is voorzien in herplant. Hierbij gaat het om een aanzienlijke lengte van laanstructuren langs de weg. Deze compenseren ruimschoots voor de te verwijderen laanbomen. Daarnaast is voorzien in de kap van een oppervlakte bos. Deze oppervlakte wordt gecompenseerd op een perceel dat is aangemerkt als compensatieperceel (aanduiding overige zone - mitigatie/compensatie).


Natuurnetwerk Nederland/Natuurnetwerk Brabant

Ruimtebeslag

De weg komt over de beek Smalwater te liggen. De beek en begeleidende beplanting met name aan de zuidzijde maakt deel uit van het Natuurnetwerk. Dit is weergegeven op onderstaande afbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01VLK2017-otw1_0016.jpg"

Afbeelding 15 Kruising van de VLK met Natuurnetwerk


Het ruimtebeslag van VLK binnen het Natuurnetwerk bedraagt 400 m2. Het relevante
natuurbeheertype is N16.01 Droog bos met productie. In het NNN geldt het 'nee, tenzij'-principe. Daarnaast is het Smalwater ook opgenomen als ecologische verbindingszone.

De VLK valt voor een deel samen met het Natuurnetwerk en de ecologische verbindingzone. Echter, de VLK gaat via een brug over het water heen. De brug wordt zo ontworpen dat er langs de waterkant ruimte blijft voor groen en voor een verbindingsstrook. Hierdoor zal hooguit beperkte aantasting plaatsvinden van het Natuurnetwerk en de ecologische verbindingszone zal hierdoor kunnen blijven functioneren.

Het plan voor de VLK betekent voornamelijk dat de breedte van de ecologische verbindingszone ter plaatse van de brug wel wat geknepen wordt en definitief beperkt blijft. Het is geen natuurlijke beek, maar een gegraven watergang, waardoor niet ingestoken wordt op meandering en dergelijke. Er zijn ook geen plannen voor een ruimere waterloop die door deze planvorming gefrustreerd zouden worden.

Feitelijke compensatie

Er wordt daarom gekozen voor compensatie in het realiseren of versterken van de ecologische verbindingszone. Langs het Smalwater, ter hoogte van het perceel waar landschappelijke versterking plaatsvindt, kan de ecologische verbindingszone versterkt worden door aanleg van een stapsteen. Dit compenseert het feit dat de VLK leidt tot een smallere zone ter hoogte van de brug. De compensatie vindt plaats aansluitend op de begeleidende beplanting langs het Smalwater en de Loxvenseweg en vormt zo één geheel.

Planologische regeling

In voorliggend bestemmingsplan zijn de gronden waar de compensatie in de vorm van een stapsteen gerealiseerd wordt bestemd als Natuur. Tevens is hier de aanduiding overige zone - mitigatie/compensatie opgenomen. Aan de bestemming Natuur is een omgevingsvergunningenstelsel gekoppeld voor werken en werkzaamheden ten behoeve van het beheer van de gronden.

6.5.3 Relevantie voor het plan

Sinds maart 2017 is het Maatregelenpakket PHS Boxtel opgenomen op de lijst met prioritaire projecten. Compensatie van de ecologische verbindingszone is geborgd door middel van dit bestemmingsplan. Het initiatief voorziet voorts in de compensatie van houtopstanden die teniet worden gedaan. Ontheffingen voor het verstoren van steenuil en huismus worden aangevraagd bij de provincie Noord-Brabant.

6.6 Landschap

6.6.1 Open en bolle akkers

Binnen de gemeente Boxtel liggen bolle en open akkers. Ook ter hoogte van het plangebied is sprake geweest van de aanwezigheid van zo'n open akker: de open akker van Tongeren. Hierna wordt eerst duidelijk gemaakt wat een open akker is. Vervolgens komt de waarde van de open akker van Tongeren aan bod en wordt aangegeven hoe hier in de planvorming mee om is / wordt gegaan.


Open akkers

Open akkers zijn aaneengesloten akkergebieden met een oppervlak van 50 tot meer dan 200 hectare. Het gaat om grote aaneengesloten gebieden waarbij de openheid van het akkercomplex met name kenmerkend is. Vaak worden ze genoemd naar het gehucht waartoe ze behoren. Bij voorkeur werden ze aangelegd op de hogere delen van het landschap (dekzandruggen/plateaus). Oneffenheden en laagten in het onderliggende natuurlijke zandlandschap zijn in de loop van vele eeuwen akkerbeheer weggewerkt. Open akkers kennen geringe hoogteverschillen. In het akkercomplex komen nauwelijks bomen of struiken voor. Open akkercomplexen liggen aanzienlijk hoger dan de omgeving. Een open akkercomplex wordt gekenmerkt door een dik plaggendek dat tot stand is gekomen door eeuwenlange bemesting met heideplaggen die ook zand bevatten.

Behoud van het verkavelingspatroon en de daarbij behorende versterkende landschapselementen zijn belangrijk in deze gebieden, evenals het behoud van de perceelsgrenzen. Open akkers behoren tot de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Het Groene Woud. Kenmerkend voor de open akkers is het uitgestrekte open karakter ervan.


Open akker van Tongeren

In 2006 hebben Kortlang en Leenders in opdracht van de gemeente Boxtel een onderzoek gedaan naar de aard en de kwaliteit van nog resterende bolle en open akkers in Boxtel (Kortlang en Leenders, 2006). In dit onderzoek werd nadrukkelijk onderscheid gemaakt tussen de grote open akkers en kleine bolgeploegde en vaak omheinde akkers. Bovendien werd er op gewezen dat de aanwezigheid van een dik akkerdek geheel losstaat van de verschijningsvormen 'open akker' of 'bolle akker'.

Het oostelijke deel van de Tongerense Akker blijkt door afgraving, bebouwing, wegen en de spoorlijn niet meer intact. Het westelijke deel van de Tongerense Akkers is nog redelijk in tact.


Bescherming open akkercomplex van Tongeren

Het open akkercomplex van Tongeren is niet als zodanig beschermd in het geldende beleid met betrekking tot landschap en/of cultuurhistorie van de provincie Noord-Brabant of de Verordening ruimte 2014 (ook) van de provincie. In lijn met het provinciaal beleid is deze akker in het ter plaatse geldende bestemmingpslan Buitengebied, ontwikkelplan 2013 niet als zodanig is bestemd.

Afweging aanleg VLK in relatie tot landschapswaarden open en bolle akkers

In het gebied zijn de landschapswaarden beperkt. De VLK komt aan de oostzijde van het akkercomplex te liggen waar de kenmerkende waarden in mindere mate of niet meer aanwezig zijn. Daar waar de VLK is voorzien, is geen sprake van grootschalige openheid. Dit komt door de ligging van de bebouwing aan de Kalksheuvel.

Het noordelijke deel van het akkercomplex is niet meer in tact. Dit is het gevolg van de aanleg van de spoorlijn. De VLK wordt hier parallel aan de spoorlijn aangelegd. Hier sluit de VLK aan op de bestaande wegenstructuur. Het stukje weg dat verdwijnt ter hoogte van Tongeren blijft zichtbaar in de vorm van de bomenstructuur langs de weg. Deze blijft hier behouden en wordt waar nodig hersteld.

Bij de realisatie van de VLK ter hoogte van het open akkercomplex wordt rekening gehouden met de aanwezige landschapswaarden door de aanwezige structuren niet te doorsnijden door het aanplanten van bomen. Ter hoogte van het open akkercomplex wordt langs de VLK geen opgaande beplanting of bomen geplant. Ook wordt er geen verlichting aangebracht langs de weg om zo ook de landschappelijke waarden zoveel als mogelijk te ontzien.

Voorts is overwogen dat de noodzaak voor realisatie van de VLK zwaarder weegt dan de ter plaatse aanwezige landschapswaarden. Zie voor nut en noodzaak ook Hoofdstuk 4 en verder paragraaf 6.6.2.

6.6.2 Kwaliteitsverbetering landschap

Verordening ruimte

In de Verordening Ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant is opgenomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied gepaard moeten gaan met een fysieke verbetering van de aanwezige of potentiele kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie of van de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving (artikel 3.2).

Invulling kwaliteitsverbetering landschap

De weg VLK doorsnijdt het landschap buiten stedelijk gebied. De kwaliteitsverbetering voor het landschap vindt op maatwerkbasis plaats. De gemeente heeft een gebied langs de VLK opgenomen in het project waar invulling wordt gegeven aan de kwaliteitsverbetering landschap. Het gebied is aangeduid op afbeelding 16.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01VLK2017-otw1_0017.png"

Afbeelding 16: Ligging van het gebied dat ingericht wordt ten behoeve van kwaliteitsverbetering landschap. De weergave van de inrichting op deze afbeelding is indicatief. De daadwerkelijke inrichting wordt op termijn concreet uitgewerkt

Om de karakteristiek van het landschap te behouden is het wenselijk om het gebied tussen Kalksheuvel en de spoorlijn zo veel mogelijk open te laten. Ten zuiden van Kalksheuvel is het landschap minder open door aanwezigheid van beplanting langs de weg Kalksheuvel en de Loxvenseweg en de begeleidende beplanting langs het Smalwater. In het gebied tussen Kalksheuvel en Smalwater vindt op een perceel de mitigatie/compensatie plaats.

De inrichting van het gebied wordt op termijn concreet uitgewerkt. Hieronder is aangegeven hoe het gebied ingericht zou kunnen worden ingericht.

Beschrijving van de mogelijke inrichting van het gebied ten behoeve van kwaliteitsverbetering

De inrichting van het gebied tussen de Loxvenweg, het Smalwater en de Nieuwe weg VLK voorziet in bosaanplant aansluitend op de begeleidende beplanting langs het Smalwater en de Loxvenseweg en vormt zo één geheel. De bosaanplant gaat met behulp van een mantelzoom vegetatie over op een open landschap met kruidenrijk grasland. Voor extra aantrekkelijkheid wordt er een poel aangelegd met flauwe oevers. Het geheel vormt zo een afwisselend landschap met een natuurlijke opbouw.
Het gebiedje tussen de nieuwe weg VLK, Kalksheuvel en de Loxvenseweg wordt vormgegeven door een opbouw in de vegetatie toe te passen van Kruidenrijk Grasland naar opgaande bomen.

Door toevoeging van de nieuwe brug ontstaat er de mogelijkheid om vanuit het bedrijventerrein een wandeling te maken. Toevoeging van wandelpaden en picknicksets dragen bij aan de extra aantrekkelijkheid en geven de gebruikers volop de kans om het gebied te benutten voor het dagelijks ommetje of de lunchwandeling.


Planologische regeling en zekerstelling

In voorliggend bestemmingsplan zijn de gronden van het compensatieperceel bestemd als Natuur. Aan de bestemming is een omgevingsvergunningenstelsel gekoppeld ten behoeve van het beheer van de gronden.

6.7 Geluid

De geluidswetgeving vanwege wegverkeerslawaai is uitgewerkt in de Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder (Bgh). De geluidwetgeving is van toepassing op de aanleg van een nieuwe weg, de wijziging van een bestaande weg of de realisatie van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen in de zone van een weg. Het akoestisch rapport heeft betrekking op de situatie ‘aanleg van een nieuwe weg’ en op de situatie ‘wijziging van een bestaande weg’. Zie Bijlage 13.

6.7.1 Onderzoekskader

Grenswaarde bij de aanleg van een nieuwe weg

De aanleg van een nieuwe weg geldt als een nieuwe situatie in de zin van de Wet geluidhinder. De voorkeursgrenswaarde bij de aanleg van een nieuwe weg bedraagt 48 dB. Indien de geluidsbelasting lager is dan de voorkeursgrenswaarde zijn er geen belemmeringen vanuit de Wet geluidhinder. Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarde dienen maatregelen onderzocht te worden. Indien maatregelen niet voldoende zijn of op bezwaren stuiten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan een hogere waarde worden vastgesteld. Voor de maximaal toegestane waarde wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk en buitenstedelijk gebied en tussen de verschillende geluidsgevoelige bestemmingen.

Grenswaarde bij wijziging van een bestaande weg

Voor alle geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone van een te wijzigen weg moet bij een wijziging van de weg onderzocht worden of er sprake is van reconstructie zoals dat is gedefinieerd in de Wgh. Er is sprake van een reconstructie indien de geluidsbelasting vanwege de weg in het toekomstige maatgevende jaar zonder maatregelen, met 2 dB of meer wordt verhoogd ten opzichte van de hoogst toelaatbare geluidsbelasting. Het toekomstig maatgevende jaar is meestal het tiende jaar na de wijziging.


De hoogst toelaatbare geluidsbelasting is bepaald in artikel 100 van de Wet geluidhinder en artikel 3.3 van het Besluit geluidhinder. In deze artikelen wordt onderscheid gemaakt tussen bestemmingen waarvoor reeds een hogere waarde is vastgesteld en bestemmingen waarvoor geen hogere waarde is vastgesteld. Daarnaast is voor het bepalen van de hoogst toelaatbare geluidsbelasting van belang of de weg en/of de geluidsgevoelige bestemming aanwezig of geprojecteerd waren op 1 januari 2007. De hoogst toelaatbare geluidsbelasting is 48 dB, tenzij er een hogere waarde is vastgesteld of de weg reeds aanwezig of geprojecteerd was op 1 januari 2007.


Indien reeds een hogere waarde is vastgesteld en de heersende waarde is hoger dan 48 dB, geldt als de hoogst toelaatbare geluidsbelasting de laagste waarde van:

  • De heersende waarde (1 jaar voor de wijziging aan de weg).
  • De eerder vastgestelde waarde.


Indien geen hogere waarde is vastgesteld en de weg reeds aanwezig of geprojecteerd was op 1 januari 2007 en de heersende waarde hoger is dan 48 dB, dan is de heersende geluidsbelasting de hoogst toelaatbare geluidsbelasting voor geluidsgevoelige bestemmingen die op 1 januari 2007 aanwezig of geprojecteerd waren.

Indien sprake is van een reconstructie moeten maatregelen onderzocht worden. Het doel daarbij is om de toekomstige geluidsbelasting zo veel mogelijk terug te brengen tot de hoogst toelaatbare waarde. Daarbij moet eerst gekeken worden naar maatregelen aan de bron (stiller wegdek) en vervolgens naar maatregelen in de overdracht (geluidsschermen of -wallen). Indien maatregelen niet voldoende zijn of op bezwaren stuiten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan een hogere waarde worden vastgesteld. De toename van de geluidsbelasting mag niet meer dan 5 dB bedragen, tenzij de geluidsbelasting van een gelijk aantal woningen elders, met een tenminste gelijke waarde vermindert.

Sanering

In het kader van wegverkeerslawaai spreekt men van een saneringssituatie wanneer in de zone van een weg geluidsgevoelige bestemmingen voorkomen die:

  • op 1 maart 1986 een hogere geluidsbelasting hadden dan 60 dB(A). Uitzonderingen hierop zijn woningen die reeds tussen 1 januari 1982 en 1 maart 1986 aan de Wgh getoetst zijn. Op 1 januari 1982 is namelijk het onderdeel nieuwe situaties in werking getreden wat regels stelt over het in acht nemen van grenswaarden bij de vaststelling van bestemmingsplannen en voor de aanleg of reconstructie van wegen én
  • die voor 1 januari 2009 zijn aangemeld op basis van art. 88, zoals dat luidde voor 1 januari 2007.


De gemeentes hebben tot 1 januari 2009 de saneringssituaties kunnen melden bij de minister. Hiermee is de totale saneringsvoorraad vast komen te liggen.

Indien een geluidsgevoelige bestemming is aangemeld als een saneringssituatie, betekent dit feitelijk dat als er sprake is van een reconstructie van een weg, de sanering gelijk moet worden afgehandeld. Voor de saneringssituaties moet dan een saneringsprogramma worden opgesteld. Voor de saneringssituaties dient door het treffen van geluidsmaatregelen de geluidsbelasting teruggebracht te worden tot minimaal de voorkeurswaarde van 48 dB mits deze maatregelen doelmatig worden geacht op basis van de Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen Wet geluidhinder. Tevens moet worden aangetoond dat de grenswaarde voor het binnenniveau van 43 dB niet wordt overschreden. Indien dit wel het geval is zullen aanvullende gevelmaatregelen getroffen moeten worden.

6.7.2 Onderzoeksresultaat

Voor dit onderzoek zijn er zes onderzoeksgebieden gedefinieerd met een verschillend juridisch kader. Het gaat om de volgende onderzoeksgebieden:

Nieuwe wegaanleg:

  • VLK


Reconstructie:

  • Kapelweg
  • Kalksheuvel
  • Tongeren
  • Schouwrooij


Uit de rekenresultaten blijkt dat er voor 9 woningen sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De geluidsbelasting bedraagt maximaal 56 dB. De maximaal toelaatbare waarde van 58 dB wordt hiermee dus ook niet overschreden.


Voor de overschrijdingen van de grenswaarde vanwege de nieuwe VLK zijn maatregelen onderzocht en getoetst op doelmatigheid conform de Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen Wet geluidhinder. Over een lengte van 1.126 meter is de toepassing van SMA-NL8 G+ op de VLK een doelmatige maatregel.

Geadviseerd wordt het asfalt over de volledige nieuwe VLK aan te leggen vanuit het oogpunt van beheer en onderhoud (voorkomen "lapjesdeken" effect). De totale lengte bedraagt dan 1.982 meter.


Na toepassing van deze maatregel is er voor 6 woningen nog sprake van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde vanwege de nieuwe wegaanleg. Aanvullende schermmaatregelen zijn niet meer doelmatig volgens de Regeling doelmatigheid geluidmaatregelen Wgh.


Voor de 6 woningen is het daarom noodzakelijk een hogere waarde vast te stellen. Uit een onderzoek gevelwering zal moeten blijken of maatregelen nodig zijn om te kunnen voldoen aan de grenswaarde voor het binnenniveau.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01VLK2017-otw1_0018.png"

Tabel 4: Adressen waarvoor een hogere waarde dient te worden vastgesteld en de gecumuleerde geluidbelasting

6.7.3 Relevantie voor het plan

Gelet op de resultaten van het akoestisch onderzoek wordt een hogere waarde aangevraagd voor zes woningen. De procedure voor de aanvraag hogere waarde loopt parallel aan voorliggend bestemmingsplan (gelijktijdige ter inzageleggging).

Uit een onderzoek gevelwering zal moeten blijken of maatregelen nodig zijn om te kunnen voldoen aan de grenswaarde voor het binnenniveau. Omdat een onderzoek naar mogelijke overschrijding van de binnenwaarde plaatsvindt na het vast stellen van de hogere waarden, valt dit buiten het bestek van het akoestisch onderzoek. De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van dit onderzoek. Doorgaans wordt een termijn van maximaal 2 jaar aangehouden voor de uitvoering van het gevelwering onderzoek na vaststelling van de hogere waarden. De 2 jaar is overigens geen wettelijke eis.

6.8 Lucht

In deze paragraaf wordt ingegaan op het onderzoekskader wat betreft luchtkwaliteit en het aspect luchtkwaliteit in relatie tot de voorgenomen ontwikkeling. De rapportage is opgenomen in Bijlage 14.

6.8.1 Onderzoekskader

Afhankelijk van de concentraties luchtverontreinigende stoffen waaraan een persoon blootgesteld wordt, kunnen er acute en chronische gezondheidseffecten optreden. Acute gezondheidsproblemen, zoals keel- en neusirritatie en astmatische klachten, treden met name op bij sterk verhoogde concentraties van luchtverontreiniging. Chronische effecten treden op na langere tijd van blootstelling aan te hoge concentraties luchtverontreinigende stoffen. Om de gezondheidseffecten zoveel mogelijk te beperken zijn er in de Wet milieubeheer voor een aantal luchtverontreinigende stoffen normen gesteld.

Op 15 november 2007 is de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen) in werking getreden. Bijlage 2 bij de Wet milieubeheer geeft grenswaarden voor de luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2 ), zwevende deeltjes (PM2,5 en PM10 of “fijn stof”), zwaveldioxide (SO2 ), lood (Pb), benzeen (C6H6) en koolmonoxide (CO).


De luchtverontreiniging is in het algemeen het hoogste in de buurt van een bron (boerderij, bedrijf, verkeer) en neemt af naarmate men verder van de bron komt. Verder van de bron neemt de invloed af en bepaalt de achtergrondconcentratie in grote(re) mate de luchtkwaliteit. Op plaatsen nabij bronnen, bijvoorbeeld op of direct (binnen 25 meter) langs de weg, is de grootste kans op blootstelling aan te hoge concentraties luchtverontreiniging. Locaties nabij de bronnen zijn dus maatgevend voor de toetsing van de luchtkwaliteit.


Voor stikstofdioxide (NO2) geldt sinds 1 januari 2015 een grenswaarde van 40 µg/m3 als de jaargemiddelde concentratie en een uurgemiddelde concentratie van 200 µg/m3 die maximaal 18 keer per jaar mag worden overschreden.


Sinds 11 juni 2011 geldt voor fijnstof (PM10) een grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van 40 µg/m3 en de 24-uurgemiddelde concentratie van 50 µg/m3 die maximaal 35 dagen per jaar mag worden overschreden.

6.8.2 Onderzoeksresultaat

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat voor het jaar 2019 de hoogste jaargemiddelde NO2-concentratie 26 µg/m3 bedraagt. De hoogste jaargemiddelde PM10-concentratie bedraagt 23 µg/m3. Het aantal dagen dat het etmaalgemiddelde van 31 µg/m3 PM10 wordt overschreden bedraagt maximaal 11 dagen.


De hoogste jaargemiddelde PM2,5-concentratie bedraagt 14 µg/m3. Er zijn geen overschrijdingen van grenswaarden berekend. Derhalve zijn er vanuit de wet geen belemmeringen ten aanzien van het milieuaspect luchtkwaliteit.

6.8.3 Relevantie voor dit plan

Omdat er wordt voldaan aan de wettelijke grenswaarden die gelden voor de luchtkwaliteit zijn er vanuit het milieuaspect luchtkwaliteit geen belemmeringen om het bestemmingsplan vast te stellen.

6.9 Externe veiligheid

Een van de milieuaspecten die in het kader van het aan te leggen traject en het op te stellen bestemmingsplan onderzocht moet worden is externe veiligheid. Het noordelijke deel van het traject gaat over een bestaande weg, er wordt een spoorkruising aangepast en vanaf het spoor zal er een nieuwe weg worden aangelegd door agrarisch gebied, die uiteindelijk uitkomt aan de zuidwestzijde van Boxtel. In deze paragraaf wordt onderzocht wat de effecten van deze weg op de omgeving zijn in het kader van externe veiligheid.

6.9.1 Onderzoekskader

Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in de richtlijnen voor stationaire bronnen en transportassen. De richtlijnen voor stationaire bronnen zijn vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de Regeling externe veiligheid inrichtingen. De richtlijnen voor transport zijn vastgelegd in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen, het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de Regeling externe veiligheid buisleidingen.


Plaatsgebonden Risico

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft inzicht in de theoretische jaarlijkse kans op overlijden van een individu op een bepaalde horizontale afstand van een risicovolle activiteit. Dit risico wordt bepaald door te stellen dat een (fictieve) persoon zich 24 uur per dag gedurende een heel jaar, onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. Het
plaatsgebonden risico is afhankelijk van de hoeveelheid en de aard van de gevaarlijke stoffen. De grenswaarde en de richtwaarde van het plaatsgebonden risico is een kans van één op de miljoen per jaar (10-6 per jaar). Hierbij geldt dat binnen de risicocontour van 10-6 per jaar geen kwetsbare objecten zijn toegestaan. Voor beperkt kwetsbare

objecten geldt de risicocontour van 10-6 per jaar als richtwaarde. Dit betekent dat
uitzonderingsgevallen binnen de 10-6 contour zijn toegestaan, op voorwaarde dat dit voldoende onderbouwd is. De VLK heeft geen consequenties voor het plaatsgebonden
risico.


Groepsrisico

Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat een groep van tien of meer personen in het invloedsgebied van een inrichting of per kilometer transportroute komt te overlijden als direct gevolg van een ongewoon voorval met gevaarlijke stoffen. Het GR is een indicatie van de mogelijke maatschappelijke impact van een ongeval; het is dus niet bedoeld als indicatie voor individueel gevaar op een bepaalde plek. Het groepsrisico wordt zowel bepaald door de mogelijke ongevallen en bijbehorende ongeval- en uitstromingsfrequentie als het aantal aanwezigen in de nabijheid van een eventueel ongeval. Bij het aangeven van representatieve aantallen personen wordt gewerkt vanuit zowel de kwetsbare als de minder kwetsbare bestemmingen. Met het groepsrisico wordt aangegeven hoe hoog het totale aantal slachtoffers bij een ongeval kan zijn op basis van de aanwezige mensen. Naarmate de groep slachtoffers groter wordt, moet de kans op een dergelijk ongeval kleiner zijn. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde, maar tevens een verantwoordingsplicht, waarbij elke toename van het groepsrisico gemotiveerd dient te worden. Het bevoegd gezag bepaalt zelf of zij een groepsrisico in een bepaalde situatie acceptabel vindt of niet. Het groepsrisico geeft de aandachtspunten aan langs een transportroute en nabij stationaire risicobronnen waar zich mogelijk een ramp met veel slachtoffers kan voordoen.

6.9.2 Onderzoeksresultaten

Het bestemmingsplan biedt geen mogelijkheden voor het oprichten van nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. Hierna komen de verschillende onderzoeksresultaten / beschouwingen aan de orde. Eerst wordt ingegaan op het vervoer van gevaarlijke stoffen, waarna stationaire inrichtingen aan bod komen.

Vervoer weg

Het aan te leggen wegtraject is geen aangewezen transportroute voor gevaarlijke stoffen. Er is slechts (beperkt) vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk voor bestemmingsverkeer en de externe veiligheidsrisico's zullen naar verwachting grotendeels ongewijzigd blijven omdat er geen nieuwe bestemmingen in het kader van externe veiligheid aan het traject worden toegevoegd. De primaire ontsluiting voor het bedrijventerrein blijft ongewijzigd via de Keulsebaan richting A2.


Omdat het aan te leggen wegtraject geen route gevaarlijke stoffen wordt en alleen bestemmingsverkeer afhandelt is het aantal transporten per jaar zodanig laag dat er geen PR10-6 contour aanwezig is. Naast een laag aantal transporten per jaar, wordt de weg aangelegd in een personenluwe omgeving, welke ook niet veranderd als gevolg van dit plan. Deze combinatie samen zorgt voor een niet zichtbaar groepsrisico.


Vervoer Spoor

De aan te leggen weg kruist het spoor. De spoorlijn Boxtel-Tilburg is volgens de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen een transportas voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in het Basisnet. De spoorlijn heeft ter plaatse een PR10-6 contour van 6 meter. Bij de gelijkvloerse kruising zal de ongevalskans op het spoor licht toenemen door de kans op aanrijdingen. De marges in de Circulaire risiconormering zijn echter dusdanig dat de aan te houden PR10-6 contour ongewijzigd blijft. De spoorkruising is niet van invloed op het PR. Door de aan te passen spoorwegkruising zal het GR niet toenemen.


Vervoer transportleidingen 

In het plangebied zijn ter hoogte van de spoorkruising enkele transportleidingen voor
gevaarlijke stoffen aanwezig. Het gaat om drie aardgastransportleidingen van de Gasunie N.V. In het ontwerp is ervoor gekozen om de kruising op dusdanige wijze aan te leggen dat de aanwezige leidingen niet verplaatst hoeven te worden. De externe veiligheidsrisico's voor de transportleidingen veranderen daarom niet en vormen geen probleem voor het bestemmingsplan.


Externe veiligheid stationaire inrichtingen 

Er bevinden zich nabij het traject twee kwekerijen met beiden een bovengrondse
propaanopslagtank. Het gaat om boomkwekerij Mide aan de Kapelweg en Kwekerij Van den Langenberg aan de weg Tongeren. De aanleg van de weg zal geen veranderingen voor externe veiligheid rondom deze inrichtingen met zich mee brengen omdat de aan- en afvoer van gevaarlijke stoffen over de weg naar verwachting gelijk zal blijven. De bedrijfsvoering verandert immers niet. Het GR neemt niet toe met de aanleg van de weg.

6.9.3 Relevantie voor het plan

Uit bovenstaande beschouwing blijkt dat met de aanleg van de VLK er geen consequenties zijn voor het plaatsgebonden risico en dat het groepsrisico niet noemenswaardig verandert. Een verzoek om advies van de Veiligheidsregio is dan ook niet relevant. De ontwikkeling voldoet aan de Beleidsvisie externe veiligheid van de gemeente Boxtel. Dit betekent dat conform de regelgeving een verantwoording van het groepsrisico niet nodig is in het kader van de beschreven ontwikkeling en het aspect externe veiligheid het initiatief en de planvorming niet in de weg staat.

Het college van B&W van de gemeente Boxtel heeft kennis genomen van de inhoud van deze externe veiligheidsparagraaf en acht het groepsrisico en het restrisico aanvaardbaar.

6.10 Trillingen

6.10.1 Onderzoekskader

In Nederland bestaat geen wetgeving voor hinder of schade door trillingen. Door de Stichting Bouwresearch (SBR) zijn in 1993 richtlijnen opgesteld voor de beoordeling van trillingshinder/schade. Deze zijn vastgelegd in de zogenoemde SBR-richtlijnen (SBR-richtlijn trillingshinder (2002), Stichting Bouwresearch). Van de richtlijnen is afgeleid dat op een afstand verder dan 50 m van een weg geen trillingshinder als gevolg van de aanleg van de weg verwacht wordt.

6.10.2 Onderzoeksresultaat

Het aantal woningen dat gelegen is binnen 50 meter van de wegen en waar dus mogelijk trillingshinder kan optreden bedraagt 3 woningen. Bij de uitvoering van de werkzaamheden wordt zoals in alle gevallen van nieuwe wegaanleg rekening gehouden met eventuele trillingsfactoren. Daar waar nodig wordt een nulopname uitgevoerd.

6.10.3 Relevantie voor het plan

Het aspect trillingen als gevolg van de aanleg van de VLK en de aanpassingen aan het aangrenzende / onderliggende wegennet heeft geen relevantie voor dit bestemmingsplan. Bij de uitvoering van de werkzaamheden wordt hier rekening mee gehouden en waar nodig worden maatregelen getroffen.

6.11 Kabels en leidingen

Op basis van een KLIC-melding zijn de kabels en leidingen in het zoekgebied inzichtelijk gemaakt. In het gebied liggen gasleidingen. Deze ruimtelijk relevante leidingen zijn opgenomen in voorliggend bestemmingsplan.

In Boxtel (traject langs Kapelweg tot aan Esschebaan) is de aardgastransportleiding Z-520-38 aangelegd ter vervanging van een Stewarts en Lloyds leiding (S&L leiding). Het tracé van de nieuwe aardgastransportleiding is iets gewijzigd ten opzichte van het tracé van de S&L leiding, zie afbeelding 17.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01VLK2017-otw1_0019.png"

Afbeelding 17: overzicht ligging vervangende regionale transportleidingen, te verwijderen regionale aardgastransportleiding en bestaande aardgastransportleidingen. De hoofdgastransportleidingen staan niet op deze afbeelding.

De bestaande regionale aardgastransportleiding is inmiddels uit bedrijf genomen en de planologische beperkingen kunnen komen te vervallen. Deze gasleiding is daarom niet meer op de verbeelding opgenomen.

Voor de beschermingszone van de aardgastransportleidingen is een dubbelbestemming opgenomen. Deze bestemming heeft de naam 'Leiding - Gas' en heeft een breedte van 4 meter aan beide zijde van de hartlijn van de leiding. De gronden binnen deze bestemming zijn mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hoge druk gastransportleiding.

6.12 Duurzaamheid en gezondheid

6.12.1 Onderzoekskader

Nota Duurzame Ontwikkeling Boxtel '100 stappen in een sprong naar duurzaamheid' en Boxtel Energieneutraal 2030

In 2008 heeft de raad de Nota duurzame ontwikkeling Boxtel 2009-2015 vastgesteld. Met deze nota wil de gemeente Boxtel een bijdrage leveren aan een wereld waarin de mens in voldoende mate kan voorzien in zijn eigen levensonderhoud met respect voor anderen en zijn natuurlijke leefomgeving. De bijdrage die Boxtel wil leveren betreft dus een wezenlijke verbetering in leefomgeving, in begrip en in balans tussen verschillende mensengroepen onderling, mens en natuur, mens en bedrijf én bedrijf en natuur.

Boxtel is hierbij zoekende naar het maximale wat ze binnen haar eigen mogelijkheden kan doen en wil dit ook realiseren. Deze globale doelstelling vereist een voortdurende dialoog met burgers, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Vanuit deze dialoog zal de nota worden aangescherpt.

De nota bestaat uit twee delen. In deel A wordt beschreven hoe de gemeente zelf duurzaam onderneemt. In deel B worden de processen, werkwijzen en middelen van de gemeente als overheidsorgaan beschreven. Achtereenvolgens komen hierbij aan de orde: ruimtelijke plannen, cultuur en maatschappij (met hierin de sociale aspecten van duurzaamheid), duurzaam bouwen, wonen en ondernemen en tenslotte natuur en recreatie.

Aangegeven is dat ruimtelijke plannen onder andere in gaan op bereikbaarheid, beeldkwaliteit, veiligheid, kwaliteit en cultuurhistorie. Waar mogelijk worden aspecten als veiligheid en woonkwaliteit verhoogd door het nemen van adequate en duurzame maatregelen. Groenvoorzieningen, speel- en ontspanningsvoorzieningen, maar ook milieukwaliteitsbeheer (bodem, water, lucht) zijn hierbij belangrijk en hebben directe weerslag op de mentale en fysieke gezondheid van de burgers.

Het streven van Boxtel is om bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen de biodiversiteit te bevorderen. Dit kan onder meer door de aanplant van streekeigen bomen en struiken in de eigen gemeente en de ontwikkeling van ecologische verbindingszones - stepstonefuncties, bomenrijen, poelen, etc. Bij de ruimtelijke plannen wordt de handhaving of verhoging van de biodiversiteit standaard beschreven door middel van concrete maatregelen.

Ruimtelijke plannen geven kaders aan voor (duurzaam) ondernemen. Daar waar ondernemers in eerste instantie streven naar continuïteit en daarmee ook winst zal evenwicht gevonden moeten worden met de natuur en milieuwaarden en maatschappij. De ruimtelijke plannen laten daarom indien mogelijk en relevant de mogelijkheid open voor alternatieve vormen van energieopwekking (Duurzame energie). Duurzaamheid wordt in de volgende thema's uitgewerkt:

  • flora en fauna;
  • water;
  • energie;
  • leefmilieu.


Energie is een specifiek thema aangezien de raad in 2010 de nota 'Boxtel Energieneutraal 2040' heeft vastgesteld. Het is daarom belangrijk om bij nieuwe ontwikkelingen zoveel als mogelijk in te zetten op het duurzaam voorzien in de energievraag. De ambitie van Boxtel Energieneutraal in 2040 is in 2016 door de raad verder aangescherpt naar 2030.

Momenteel wordt er een nieuw duurzaamheidsbeleid opgesteld. De ambitie op bovenstaande pijlers wordt hierin verder voortgezet. Nieuwe thema's binnen het ruimtelijk domein aan de orde komen zijn klimaatadaptatie en -mitigatie en het voorkomen van verspilling. Ook ligt de nadruk sterk op de toepassing van duurzame energie, vooral gezien de inmiddels aangescherpte ambitie om energieneutraal te zijn in 2030.

6.12.2 Duurzaamheid

Voor het opnemen van duurzaamheidsambities in bestemmingsplannen geldt dat er sprake moet zijn van ruimtelijke relevantie. Dat wil zeggen dat de regels die gesteld worden, direct verband moeten houden met de bestemming die aan de gronden wordt toegekend en betrekking moeten hebben op het ruimtebeslag op de gronden. Dat betekent dat niet alle duurzaamheidsambities via het bestemmingsplan zijn vast te leggen. Voor dit initiatief wordt gedurende de verdere uitwerking rekening gehouden met het thema duurzaamheid.

6.12.3 Gezondheid

Gezondheidseffecten als gevolg van wegverkeer hebben met name betrekking op veiligheid, geluidshinder en verslechtering van luchtkwaliteit.

De aanleg van de VLK is onder andere ingegeven vanuit het oogpunt van het vergroten van de veiligheid. Door deze maatregelen te nemen worden ongelukken zoveel mogelijk voorkomen. De maatregelen dragen dus ook bij aan het voorkomen van letsel naar aanleiding van ongevallen. Met aanleg van de VLK wordt verder ook de leefbaarheid van enkele andere belaste gebieden, zoals buurtschap Kalksheuvel, vergroot.

In het kader van de planvorming van voorliggend bestemmingsplan zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, waaronder ook een akoestisch onderzoek en een onderzoek met betrekking luchtkwaliteit. De resultaten van het akoestisch onderzoek zijn verwoord in paragraaf 6.7 van deze toelichting. Op grond van dit onderzoek wordt stil asfalt toegepast. De onderzoeksrapporten van beide onderzoeken zijn opgenomen als bijlage bij deze toelichting.

Uit het onderzoek luchtkwaliteit blijkt dat dit aspect de planvorming voor de VLK niet in de weg staat. Zie paragraaf 6.8 van deze toelichting.

6.12.4 Relevantie voor het plan

Bij de verdere uitwerking van de VLK wordt rekening gehouden met de duurzaamheidsambities en met gezondheidsaspecten.

6.13 Explosieven

Er zullen binnen het projectgebied diverse (grond)werkzaamheden gaan plaatsvinden. Indien Conventionele Explosieven (CE) in de bodem voorkomen, is dat een risico in het kader van de Openbare Veiligheid. Daarbij kan stagnatie van de werkzaamheden aanzienlijke kostenverhogingen tot gevolg hebben. Ten einde de veiligheid van personeel en (directe) omgeving tijdens de realisatiefase op een verantwoorde wijze te kunnen waarborgen, is een vooronderzoek uitgevoerd naar de mogelijke aanwezigheid van CE of delen daarvan binnen het plangebied. Dit vooronderzoek is
opgenomen in Bijlage 15.


Het doel van een vooronderzoek is beoordelen of er indicaties zijn dat binnen het projectgebied CE aanwezig zijn, en zo ja, om het van CE verdachte gebied in horizontale en verticale dimensies af te bakenen. De classificatie “verdacht” wordt gegeven indien er een vermoeden bestaat van de aanwezigheid van CE, welke na de Tweede Wereldoorlog (WOII) in de bodem zijn achtergebleven en dit vermoeden met geverifieerd feitenmateriaal onderbouwd kan worden. De classificatie “niet verdacht” wordt gegeven indien onvoldoende feitelijke onderbouwing bestaat om dit vermoeden te concluderen.

Uit het vooronderzoek blijkt dat op basis van het geanalyseerde feitenmateriaal het projectgebied gekwalificeerd moet worden als: “VERDACHT” op de aanwezigheid van CE. Geadviseerd wordt om vóór aanvang van de voorgenomen (grond)werkzaamheden het projectgebied te laten onderzoeken op de mogelijke aanwezigheid van CE en deze te laten verwijderen. De werkzaamheden lokaliseren, benaderen, identificeren en assisteren bij het ruimen van CE uit te laten voeren door een WSCS-OCE gecertificeerd bedrijf. Gelet op deze conclusies zal de gemeente ervoor zorg dragen dat aanleg van VLK plaatsvindt conform het advies.

6.13.1 Relevantie voor het plan

De planvorming voor de VLK wordt niet in de weggestaan door de eventuele aanwezigheid van conventionele explosieven. Bij de realisatie handelt de gemeente conform het hiervoor aangehaalde advies.

Hoofdstuk 7 Juridische aspecten

7.1 Opzet bestemmingsplan

Het bestemmingsplan vindt zijn grondslag in de Wet ruimtelijke ordening. In artikel 3.1 van deze wet is bepaald dat de gemeenteraad het bestemmingsplan vaststelt. De uitvoering is een taak van burgemeester en wethouders.

Ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening bestaat een bestemmingsplan uit (plan)regels en de verbeelding. Deze twee onderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden beschouwd.

Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de achtergronden en motivatie uiteen worden gezet.

Het bestemmingsplan is een gemeentelijk instrument waarin regels zijn opgenomen voor het gebruik (in de ruime zin van het woord) van gronden en bouwwerken. Zowel de burger als de overheid moet zich houden aan het bestemmingsplan. Door middel van een bestemmingsplan kan een gemeente haar doelstellingen op ruimtelijk ordeningsgebied handen en voeten geven. Dit geschiedt door het leggen van bestemmingen en daarbij aan te geven wat wel en niet is toegestaan.

In de planopzet is aansluiting gezocht bij de recente uitgave "Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen", kortweg SVBP. De van het bestemmingsplan deel uitmakende planregels worden - voor zo ver nodig geacht - van een nadere toelichting voorzien. De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De regels geven aan waarvoor de gronden al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er mag worden gebouwd.

Conform de landelijke standaard zijn de regels ondergebracht in vier hoofdstukken:

  • Hoofdstuk 1: In dit hoofdstuk worden de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
  • Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hierin worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden.
  • Hoofdstuk 3 bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijk hoofdstuk onder te brengen.
  • Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels. Hierin is het overgangsrecht geregeld alsmede de titel.

De opbouw van voorliggend bestemmingsplan sluit waar mogelijk aan bij het vigerende bestemmingsplan Buitengebied.

Voor de enkelbestemmingen en dubbelbestemmingen geldt een vaste opbouw. Niet alle elementen hoeven hierbij steeds te worden opgenomen. De volgende onderdelen komen (deels) terug bij de diverse bestemmingen:

  • Bestemmingsnaam: Aangesloten is bij de voorgeschreven benamingen uit de SVBP 2012. De bestemmingen staan in alfabetische volgorde.
  • Bestemmingsomschrijving: Hierin komt tot uiting welke doeleinden aan de betreffende gronden zijn toegekend. Het betreft een verdere uitwerking van de bestemmingsnaam.
  • Bouwregels: Hierin zijn de situerings- en maatvoeringseisen opgenomen voor bouwwerken.
  • Afwijken van de bouwregels: Onder dit kopje worden mogelijkheden geboden voor kleine afwijkingen in maatvoering en situering.
  • Specifieke gebruiksregels: Deze regeling geeft een nadere invulling aan de gebruiksmogelijkheden.
  • Afwijken van de gebruiksregels: Onder dit kopje zijn regels opgenomen onder welke voorwaarden van verboden gebruik kan worden afgeweken.
  • Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden: Via dit instrument wordt voorkomen dat de bestemming wordt gefrustreerd door werken en werkzaamheden binnen het bestemmingsgebied. Activiteiten die een nadeel kunnen toebrengen zijn slechts toegestaan indien hiervoor een vergunning is verkregen. Het verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van de uitvoering van het inrichtingsplan of de werkzaamheden in het kader van het inrichtingsplan overschrijden de archeologische ondergrenzen. Bij overschrijding van de archeologische ondergrenzen zijn deze werkzaamheden vergunning- en (archeologisch) onderzoeksplichtig.
  • Wijzigingsbevoegdheid: Dit instrument biedt de mogelijkheid om grotere afwijkingen van het bestemmingsplan door te voeren.

Hoofdstuk 6 bevat een beschrijving van het uitgevoerde onderzoek in het kader van dit bestemmingsplan, waaronder ecologisch onderzoek. Hiermee zijn de natuurwaarden ter plaatse van de weg onderzocht en waar nodig gemitigeerd en gecompenseerd. Een omgevingsvergunningplicht bij aanleg van de weg kan hierdoor komen te vervallen.

7.2 Toelichting op bestemmingsregeling

In het bestemmingsplan VLK 2017 komen de volgende bestemmingen voor. Per bestemming is een korte toelichting / omschrijving gegeven.


Artikel 3 - Groen: deze bestemming is toegekend aan de gronden die direct grenzen aan de VLK ter hoogte van Tongeren. Voor de regeling is aangesloten bij de regeling Bos uit het bestemmingsplan buitengebied. Zo nodig zijn onderdelen die niet van toepassing zijn op de gronden in dit bestemmingsplan, uit de regeling gehaald.

Artikel 4 - Leiding - gas: Ter plaatse van de gastransportleiding is de geldende bestemming overgenomen ter bescherming van deze leiding.


Artikel 5 - Natuur: de gronden met de bestemming Natuur worden gebruikt om hier compensatiemaatregelen te kunnen treffen in het kader van de Wet natuurbescherming en ten aanzien van de ecologische verbindingszone. Smalle stroken direct langs de VLK zijn voorzien van deze bestemming om maatregelen te kunnen treffen om te voorkomen dat de steenuil die in de nabijheid verblijft de weg laag over vliegt. Inhoudelijk is voor de bestemming 'Natuur' aangesloten bij de bestemming Natuur uit het bestemmingsplan buitengebied.


Artikel 6 - Verkeer: binnen deze bestemming is de aanleg van de VLK mogelijk en zijn ook reeds bestaande (ondergeschikte) delen van aantakkende / kruisende wegen opgenomen. Binnen deze bestemming zijn onder andere ook groen en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan om zo de VLK goed in te kunnen passen, waar mogelijk. Het civieltechnisch ontwerp heeft als basis gediend voor het bepalen van het ruimtebeslag van deze bestemming. De regeling zoals deze was opgenomen in het ontwerp-bestemmingsplan uit 2013 is als basis gebruikt.

Ter hoogte van Smalwater is een brug aangeduid om zo Smalwater te kunnen kruisen. Ook zijn ter hoogte van Smalwater aanduidingen opgenomen t.b.v. beekherstel en het duiden van de functie als ecologische verbindingszone. Ook aan de westzijde van het plangebied is in lijn met het bestemmingsplan buitengebied een zone beekherstel opgenomen.


Artikel 7 - Verkeer - railverkeer: deze bestemming is conform het geldende bestemmingsplan buitengebied overgenomen om zo de railverbinding van Boxtel naar Oisterwijk te kunnen garanderen. Binnen deze bestemming is in lijn met het bestemmingsplan buitengebied een zone beekherstel opgenomen aan de westzijde van het plangebied.


Artikel 8 - Waarde - archeologie: Ter bescherming van eventuele archeologische waarden ter plaatse is een dubbel-bestemming 'Waarde-archeologie' opgenomen met daaraan gekoppeld een omgevingsvergunningenstelsel.

Hoofdstuk 8 Uitvoerbaarheid

8.1 Economische uitvoerbaarheid

Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening gaat een bestemmingsplan vergezeld van een toelichting waarin ook inzicht wordt gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Het aanleggen van de weg is voor rekening van de gemeente Boxtel. Ook de kosten voor het bestemmingsplan met bijbehorende onderzoeken komen voor rekening van de gemeente. Er is geen sprake van een bij de wet omschreven bouwplan (artikel 6.12 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening). Hiermee bestaat voor dit bestemmingsplan geen verplichting om een exploitatieplan vast te stellen.


Taakstellend budget

Aan de uitvoering van het maatregelenpakket PHS Boxtel zijn kosten gemoeid. De financiering van de maatregelen in het kader van PHS Boxtel is vastgelegd in de bestuursovereenkomst. In artikel 3 van de bestuursovereenkomst is het volgende opgenomen:

  • Het Rijk verbindt zich tot het verlenen van een projectsubsidie van € 19,2 miljoen (incl. BTW, prijspeil 1 januari 2013);
  • Provincie Noord-Brabant investeert een bijdrage van € 13,2 miljoen (incl. BTW, prijspeil 1 januari 2013);
  • Gemeente Boxtel investeert een bijdrage € 6 miljoen (incl. BTW, prijspeil 1 januari 2013).

In totaal brengen de drie partijen zo € 38,4 miljoen bijeen, dit betreft een taakstellend budget.

De kostenraming van voorliggend civieltechnisch ontwerp van de VLK past binnen het taakstellend budget van de VLK (€ 9,2 miljoen)

8.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.2.1 Maatschappelijk overleg

In Hoofdstuk 5 is een procesverantwoording opgenomen. Hierin is ook aangegeven welk overleg met belanghebbenden heeft plaatsgevonden.

8.2.2 Inspraak voorlopig civieltechnisch ontwerp

Het civieltechnisch ontwerp van de verbindingsweg bedrijventerrein Ladonk - Kapelweg is in de inspraak gebracht en heeft van 25 mei 2012 tot en met 6 juli 2012 ter inzage gelegen. Er was gedurende deze periode gelegenheid tot het indienen van schriftelijke reacties. Kennisgeving hiervan heeft plaatsgevonden in het plaatselijk weekblad Brabants Centrum. Daarnaast is in de omgeving een nieuwsbrief verspreid en is op 14 juni 2012 een informatiebijeenkomst georganiseerd. Binnen de gestelde termijn zijn 40 schriftelijke inspraakreacties ingediend. Het civieltechnisch ontwerp is eveneens besproken in de Klankbordgroep Regenboog.


Op een aantal onderdelen hebben de reacties tot verbetering/aanpassing van het civieltechnisch ontwerp geleid. Alle reacties en de beantwoording daarvan zijn opgenomen in "de nota van inspraakreacties". Het aangepaste VO + de nota van inspraakreacties zijn op 23 oktober 2012 vastgesteld door de gemeenteraad.


Naar aanleiding van dit uitgebreide proces, is het bestemmingsplan in 2013 direct als ontwerpplan ter inzage gelegd.

Het civieltechnisch ontwerp is vervolgens geactualiseerd, zie paragraaf 2.4. Deze actualisatieslag is tot stand gekomen in afstemming met de klankbordgroep voor wat betreft het proces en voor wat betreft inhoud met de Werkgroep VLK.

8.2.3 Vooroverleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het bestuursorgaan dat is belast met de voorbereiding van een bestemmingsplan verplicht om daarbij overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten, waterschappen en die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening. Het concept ontwerp-bestemmingsplan 2013 is voorafgaand aan het ontwerp bestemmingsplan in 2013 voor vooroverleg aangeboden aan de volgende instanties:

  • Waterschap De Dommel
  • Provincie Noord Brabant
  • Gasunie
  • Gemeente Haaren
  • Gemeente Oisterwijk
  • Prorail
  • Veiligheidsregio

De resultaten van het vooroverleg zijn hieronder weergegeven:

Brandweer Brabant-Noord

Geen opmerkingen


Gemeente Haaren

Verzocht wordt om een grotere uitsnede van het regionale verkeersmodel waarop de dorpen Haaren en Esch zijn weergegeven. Hiermee wordt duidelijk wat de effecten voor de gemeente Haaren zijn door aanleg van deze verbindingsweg.
Reactie: De verkeerstoets is hierop aangepast. De weg VLK leidt niet tot effecten voor de gemeente Haaren.

Gemeente Oisterwijk

Aangegeven wordt dat de Laarakkerweg ontbreekt in het verkeersmodel van de GGA-regio’s . De gemeente verzoekt de gevolgen in beeld te brengen.

Reactie: Het klopt dat de Laarakkerweg ontbreekt op in het verkeersmodel van de GGA-regio ‘s-Hertogenbosch. Deze weg was reeds opengesteld voor het verkeer voordat het verkeersmodel werd vastgesteld. In 2009 is het verkeersmodel is geüpdate en gekalibreerd op basis van de situatie zonder Laarakkerweg. Hierbij komen de modelgegevens van 2009 overeen met de telgegevens uit dat jaar. De Laarakkerweg ontbreekt in zowel de referentiesituatie 2020 (autonome ontwikkeling) als de situatie met VLK 2020. Er zijn tussen beide situaties nauwelijks effecten van de aanleg van VLK te zien. Als de Laarakkerweg in beide situaties wordt ingevoegd zullen de effecten van de aanleg van VLK vergelijkbaar zijn met de autonome situatie 2020. Omdat de spoorwegovergangen niet in het model gemodelleerd worden, zal de route via de Heusdensebaan en Nic. Van Eschstraat modelmatig ongeveer even aantrekkelijk zijn als een route over de Laarakkerweg.


N.V. Nederlandse Gasunie

De geprojecteerde situatie van de spoorwegovergang conflicteert met de ligging van de hoge druk aardgastransportleidingen. Verzocht wordt om de voorgenomen plannen aan te passen aan de ligging van de hoge druk gastransportleidingen.

Reactie: Naar aanleiding van deze reactie is het tracé van VLK aangepast aan de ligging van de hoge druk gastransportleidingen. Het tracé ter hoogte van de spoorwegovergang is meer naar het oosten verschoven en komt via een iets kortere bocht uit op de ligging parallel langs het spoor. Naar aanleiding hiervan zijn de onderzoeken gecheckt en waar nodig aangepast.

Provincie Noord-Brabant

Verzocht word tom het bestemmingsplan aan te vullen danwel te wijzigen naar aanleiding van het

volgende:

  • 1. De Verordening ruimte 2012 vormt het provinciaal toetsingskader voor ruimtelijke plannen. Verzocht wordt om de tekst in het beleidskader te actualiseren.
  • 2. Een inrichtings- en beheerplan ontbreekt nog. Verzocht wordt dit bij te voegen en een verantwoording op te nemen van de wijze waarop deze kwaliteitsverbetering van het landschap is zekergesteld.
  • 3. Verzocht wordt duidelijk te maken wat behoort tot de benodigde natuurcompensatie en wat wordt opgevoerd als kwaliteitsverbetering landschap. Ook wordt gewezen op de procedure herbegrenzing EHS conform hoofdstuk 4 van de Verordening.

Reactie: In hoofdstuk 3 is het provinciaal beleidskader geactualiseerd aan de Verordening 2012. Tevens is in hoofdstuk 4 (paragraaf 4.4) een uitgebreide toelichting en verantwoording opgenomen ten aanzien van compensatie en kwaliteitsverbetering landschap. Er is een inrichtingsplan opgesteld, welke als bijlage is opgenomen bij de toelichting. Vanwege de procedure herbegrenzing EHS is voor de benodigde natuurcompensatie EHS een gebiedsaanduiding opgenomen op de verbeelding en zal een aanvraag na de ter inzagelegging bij GS worden ingediend.

Waterschap De Dommel

Het waterschap is eerder bij de planvorming betrokken geweest. Naar aanleiding van het concept

ontwerp zijn geen opmerkingen meer gemaakt.

Voorafgaand aan de ter inzagelegging van voorliggend geactualiseerd ontwerp bestemmingsplan in 2017 heeft nader vooroverleg plaatsgevonden met de provincie Noord-Brabant, Waterschap De Dommel, Veiligheidsregio en Prorail. De overige vooroverleginstanties uit 2013 zijn geïnformeerd. Het overleg met het Waterschap is mede input geweest voor de waterparagraaf zoals opgenomen in dit bestemmingsplan, zie paragraaf 6.2.

8.2.4 Ter visie legging

Het ontwerp bestemmingsplan 2013 heeft ter inzage gelegen. Dit plan heeft ter inzage gelegen van 16 augustus tot en met donderdag 26 september 2013. In deze periode heeft er tevens een informatieavond plaatsgevonden. Op dit ontwerp bestemmingsplan zijn 38 zienswijzen binnen gekomen. Zie bijlage voor een samenvatting van deze zienswijzen op hoofdlijnen. Er heeft geen inhoudelijke afweging plaatsgevonden gelet op de actualisatie van de plannen.


Het ontwerp bestemmingsplan wordt op grond van de Uniforme Openbare Voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht voor de duur van 6 weken voor een ieder ter visie gelegd, waarbij de gelegenheid wordt geboden tot het indienen van zienswijzen.