direct naar inhoud van 2.3 Regionaal beleid
Plan: Aanpassing aardgastransportleiding in Boxtel
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0757.BP01gasleiding1-onh1

2.3 Regionaal beleid

2.3.1 Structuurvisie Ruimtelijke Ordening Noord-Brabant

Op 1 januari 2011 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant in werking getreden. Provinciale Staten stelden deze op 1 oktober 2010 vast. De Structuurvisie is zelfbindend en geeft voor de opgenomen beleidsonderdelen het provinciale belang aan.

De provincie heeft haar belangen gedefinieerd en ruimtelijke keuzes gemaakt. Ook beschrijft de provincie hoe zij haar doelen wil bereiken. De volgende 13 provinciale ruimtelijke belangen zijn opgenomen:

1. Regionale contrasten

2. Een multifunctioneel landelijk gebied

3. Een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem

4. Een betere waterveiligheid door preventie

5. Koppeling van waterberging en droogtebestrijding

6. Ruimte voor duurzame energie

7. Concentratie van verstedelijking

8. Sterk stedelijk netwerk: BrabantStad

9. Groene geledingszones tussen steden

10. Goed bereikbare recreatieve voorzieningen

11. Economische kennisclusters

12. (inter)nationale bereikbaarheid

13. Beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur

De aanleg van de aardgastransportleiding is niet strijdig met de genoemde provinciale belangen.

2.3.2 Verordening ruimte 2012 Noord-Brabant

De Verordening ruimte 2012 Noord-Brabant is op 1 juni 2012 van kracht geworden. De Verordening ruimte is één van de uitvoeringsinstrumenten van de provincie. In de Verordening ruimte staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. Door deze regels weten de gemeenten al in een vroeg stadium waar ze aan toe zijn. De onderwerpen die in de Verordening ruimte aan bod komen, komen voort uit de provinciale Structuurvisie. Het gaat hier om ruimtelijke kwaliteit, stedelijke ontwikkelingen, de natuurgebieden, agrarische ontwikkelingen en overige ontwikkelingen in het landelijk gebied. Hieronder wordt ingegaan op de thema's die voor het gebied van de gastransportleiding aan de orde in de Verordening ruimte zijn.

Onderstaande afbeelding geeft een weergave van de Verordening ruimte ten aanzien van de thema's natuur en landschap in het gebied waar de gastransportleiding wordt aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01gasleiding1-onh1_0003.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01gasleiding1-onh1_0004.jpg"

Afbeelding 3: uitsnede kaart Verordening ruimte, natuur en landschap

Uit deze kaart blijkt dat de leiding geen gebieden doorkruist die zijn aangeduid als ecologische hoofdstructuur (EHS). Wel komen er EHS-gebieden in de direct omgeving voor. Op circa 750 meter afstand is het Natura 2000-gebied Kampina en Oisterwijkse bossen gelegen. De effecten op de aanwezige natuurwaarden zijn beschreven in paragraaf 3.2.

De hiernavolgende afbeelding geeft een weergave van de Verordening ruimte ten aanzien van het thema cultuurhistorie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01gasleiding1-onh1_0005.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01gasleiding1-onh1_0006.jpg"

Afbeelding 4: uitsnede kaart Verordening ruimte, cultuurhistorie

De kaart geeft aan dat de aardgastransportleiding wordt aangelegd door een gebied dat is aanduid als Nationaal landschap Het Groene Woud. De kernkwaliteiten van het nationaal landschap Het Groene Woud zijn het groene karakter, de kleinschalige openheid, de samenhang tussen beken, essen, kampen, bossen en heiden en de centrale ligging tussen de stedelijke gebieden van Noord-Brabant. De aardgastransportleiding betreft een ondergrondse leiding. De leiding leidt niet tot aantasting van de belangrijkste kenmerken en waarden van het Groene Woud.

Onderstaande kaart gaat in op de stedelijke ontwikkelingsmogelijkheden zoals opgenomen in de Verordening Ruimte.

afbeelding "i_NL.IMRO.0757.BP01gasleiding1-onh1_0007.jpg"

Afbeelding 5: uitsnede kaart Verordening ruimte, stedelijke ontwikkelingsmogelijkheden

De aanleg van de aardgastransportleiding loopt grotendeels door het zoekgebied verstedelijking van kernen in landelijk gebied. Met de wijziging van het tracé verbeteren echter de mogelijkheden om eventueel op termijn het gebied in te richten voor verstedelijking.

De aanleg van voorliggende aardgastransportleiding komt niet in het geding met de regels die de Verordening ruimte stelt.

2.3.3 Provinciaal Waterplan

Op 20 november 2009 hebben Provinciale Staten van Noord Brabant het Provinciaal Waterplan (PWP) 2010-2015 'Waar water werkt en leeft' vastgesteld. Het PWP is een structuurvisie in het kader van de wet Ruimtelijke Ordening. De hoofdthema's in het PWP zijn:

  • Realiseren van een duurzame watervoorziening.
  • Verbetering van waterhuishoudkundige voorwaarden.
  • Verbeteren van de waterkwaliteit.
  • Inrichten van waterlopen in het buitengebied.
  • Omgaan met water in bebouwd gebied.

2.3.4 Beleidsnota Stedelijk Water

Bij de planvorming in nieuwe gebieden hanteert het waterschap de volgende uitgangspunten:

  • 1. hydrologisch neutraal bouwen;
  • 2. uitvoering door gemeente;
  • 3. beheer en onderhoud conform par. 5.1.1.4.;
  • 4. eigendom van leggerwaterlopen (en onderhoudspaden) bij het waterschap;
  • 5. leidraadbijdrage van ƒ 3000,- per ha bruto plangebied.

Ontwikkelen met duurzaam wateroogmerk

Hydrologisch neutraal ontwikkelen staat centraal in dit document uit 2006. Hydrologisch neutraal ontwikkelen houd volgens waterschap De Dommel in dat de ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg heeft. Daarnaast mogen er geen hydrologische knelpunten worden gecreëerd.

Concreet betekent dit dat:

  • de afvoer uit het gebied niet groter is dan de referentiesituatie
  • De omvang van grondwateraanvulling in het plangebied gelijk blijft of toeneemt
  • De grond- en oppervlaktewaterstanden in de omgeving gelijk blijven, of verbeteren voor de huidige en toekomstige landgebruiksfuncties.
  • De grondwaterstanden moeten aansluiten op de nieuwe functies van het plangebied
  • Het plangebied moet zo worden ingericht, dat de gevolgen van toekomstige ontwikkelingen niet leiden tot knelpunten in het plangebied.