Plan: | Aanpassing aardgastransportleiding in Boxtel |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0757.BP01gasleiding1-onh1 |
Bij de totstandkoming van ruimtelijke plannen moet de watertoets worden toegepast. Dit houdt in dat alle ruimtelijke plannen een waterparagraaf moeten bevatten. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het kader van de watertoets is vanaf 1 november 2003 wettelijk verankerd in het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro).
Geohydrologische situatie
De geohydrologische situatie is beschreven met behulp van gegevens van TNO-Dinoloket. Aan de hand van deze gegevens zijn de grondwaterstanden en bodemopbouw onderzocht. In onderstaande figuur is de locatie van de gebruikte dwarsdoorsnede (rode lijn) weergegeven. Peilbuis B45C0502 ligt op dezelfde locatie als peilbuis B45C0115 deze laatste is als blauwe stip te zien maar wordt niet in de evaluatie meegenomen omdat het monitoren van deze buis in 2009 is gestopt.
Afbeelding 8: Ligging van de leiding ten opzichte van peilbuizen
Afbeelding 9: Bodemopbouw
Voor de huidige opgave zijn voornamelijk de bovenste bodemlagen van belang, daarom wordt de bodem tot 50 meter diepte beschreven. Zoals in bovenstaande afbeelding kan worden waargenomen is de bodemopbouw over de lengte van het traject vrij homogeen. De bodemopbouw tot 50 meter diepte kan als volgt beschreven worden:
Grondwaterstanden
De maaiveldhoogtes rond het tracé verschillen van 6,80 [m+NAP] tot 7,50 {m+NAP] (Bron: algemeen hoogtebestand Nederland, ahn.nl, 02-02-2012)
Om een indicatie van de grondwaterstanden in het gebied te krijgen zijn de beschikbare gegevens van TNO-Dinoloket gebruikt. In de omgeving van het nieuwe tracé is één buis aanwezig die actief wordt gemonitord. Het maaiveld ter hoogte van de peilbuis is
7.4 m+NAP.
Afbeelding 10: Grondwaterstanden
Uit de analyse van peilbuis B45C0502 blijkt dat de GHG rond 6.6 m+NAP ligt, de GLG ligt rond de 5,2 m + NAP. Het gemiddelde van alle meetwaarden is 6,1 m+NAP.
Als de grondwaterstanden met in achthouding van het maaiveld worden geanalyseerd blijkt dat de grondwaterstand in de winter/voorjaarsperiode dicht aan maaiveld kan komen. Er zal dus rekening gehouden moeten worden met grondwaterstanden die voor de werkzaamheden overlast kunnen veroorzaken. Bij de toepassing van bronbemaling zal minimalisatie van de grondwateronttrekking moeten worden bewerkstelligd door het toepassen zorgvuldige planning van de uitvoering. Van de bronbemaling zal een melding worden gedaan bij het waterschap. Indien de te onttrekken hoeveelheid grondwater meer bedraagt dan 50.000 kubieke meter per maand, of de onttrekking langer duurt dan 6 maanden wordt in plaats van een melding een onttrekkingsvergunning aangevraagd bij het waterschap.
Gebieden met speciale status
Om te bepalen of het tracé een gebied met een speciale status (Grondwaterbescherming, keur- en attentiegebieden etc.), oppervlaktewater of A-watergangen kruist is de wateratlas van Noord Brabant (http://atlas.brabant.nl/wateratlas/, 02-02-2012) geraadpleegd.
De conclusie is dat het tracé geen gebieden met een speciale status of grote oppervlaktewaterlichamen kruist.
Huidige en toekomstige situatie
De huidige en toekomstige situatie zijn vrijwel identiek aangezien er bovengronds geen blijvende wijzigingen plaatsvinden. Er hoeven daarom geen aanvullende maatregelen genomen te worden in het kader van de watertoets.
In het kader van dit bestemmingsplan heeft afstemming met Waterschap de Dommel plaatsgevonden over de watertoets. Het Waterschap heeft daarop geen verdere opmerkingen geplaatst.