direct naar inhoud van Regels
Plan: Partiële herziening Landgoed Velder 2007
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0757.BP01herzvelder-otw1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Partiële herziening Landgoed Velder 2007' met identificatienummer NL.IMRO.0757.BP01herzvelder-otw1 van de gemeente Boxtel;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bed & breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikt, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan een beperkt aantal personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.8 bestaande situatie (bebouwing en gebruik):

bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;

het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.9 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.10 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.11 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.12 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

1.14 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.16 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.17 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.18 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.19 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.21 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.20 extensief recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.21 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.22 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

1.23 kap:

de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel met een dakhelling van ten minste 25° en ten hoogste 60°;

1.24 landgoed:

eem functionele eenheid, bestaande uit bos of natuur al dan niet met agrarische gronden met een productiedoelstelling. Vormen van bos- en landbouw kunnen onderdeel uitmaken van de bedrijfsvoering. Het geheel omvat minimaal 10 hectaren grond en is overwegend openbaar toegankelijk. Op het landgoed staan één of meer wooncomplexen met tuin van allure en uitstraling. Als ruimtelijk kenmerk geldt dat er een raamwek van wegen, waterlopen, lanen en singels is, waarbinnen de verschillende ruimtegebruiksvormen zijn gerangschikt. Het geheel is een ecologische, economische en esthetische eenheid waarvan de invulling is geïnspireerd door het omringende landschap, de cultuurhistorie en de bodemgesteldheid;

1.25 landschappelijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de verschijningsvorm van dat gebied;

1.26 natuurwetenschappelijke waarde:

aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.27 nok:

het snijpunt van twee hellende vlakken;

1.28 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, ten dienste van de bestemming;

1.29 uitbouw:

(grondgebonden) vergroting van een bestaande ruimte van een gebouw, meestal van één bouwlaag;

1.30 voorgevelrooilijn:

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.31 vrijstaande woning:

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;

1.32 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;

1.33 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten;

1.34 WUBBB:

de werkgroepuitvoering bestemmingsplan buitengebied 'Boxtel';

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bebouwingspercentage:

het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 de hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

2.6 de hoogte van een kap:

vanaf de bovenkant goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel tot aan het hoogste punt van de kap;

2.7 de hoogte van een windturbine:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.11 peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;
  • b. voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het weiden van vee en/of het verbouwen van gewassen, niet in een volkstuincomplex;
  • b. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
  • c. het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de aanwezige ecologische en cultuurhistorische waarden;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. een samenhangend beheer van de gronden met daarbij behorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - landgoed'.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. Op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - landgoed' mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van het samenhangend beheer van het landgoed, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 1,50 meter mag bedragen.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bouwwerken, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op de tot 'Agrarisch - Landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden' bestemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of te laten uitvoeren:
    • 1. Het verwijderen van de bovenste bodemlaag/bodemlagen;
    • 2. Het opbrengen van grond van elders op de bestaande toplaag;
    • 3. Het verwijderen van een of meerdere bodemlagen en het daarna weer opbrengen van grond, bestaande uit de oorspronkelijke toplaag en/of grond van elders;
    • 4. Het vermengen, keren van (alle) lagen in het bodemprofiel, eventueel tot in de diepere ondergrond (eenmalige ingreep met blijvend effect);
    • 5. Het verwijderen van het microreliëf in de toplaag (feitelijk een combinatie van ophogen en afgraven);
    • 6. Diep in de grond indrijven van heipalen of andere voorwerpen;
    • 7. Het aanbrengen van drainagebuizen in de grond, in het algemeen op een diepte van 80-110 cm onder maaiveld;
    • 8. Bemalen van een of meerdere percelen, waardoor de grondwaterspiegel er lager staat dan in het omringende gebied;
    • 9. Aanbrengen van permanent, stuwend obstakel over de gehele breedte van een watergang. Hoogte zodanig dat waterloop ten dele of volledig geblokkeerd wordt;
    • 10. Aanbrengen van een stuwend obstakel waarvan de werking tijdelijk geheel of gedeeltelijk opgeheven kan worden;
    • 11. Aanleggen van sloten of greppels, verbreden en/of uitdiepen bestaande sloten en greppels;
    • 12. Dichten van sloten of greppels met van elders aangevoerde grond;
    • 13. Dichten van kleine wateren (poelen, vennen, wielen, afgesneden meanders) met van elders aangevoerde grond;
    • 14. Het aanbrengen van houten of betonnen versteviging op of voor een oever;
    • 15. Het verwijderen van bomen en/of struiken (solitairen of in de vorm van bos, houtsingels. houtwallen)
    • 16. Het planten van bomen en/of struiken;
    • 17. Verwijderen gras en aanplanten of inzaaien van andere gewassen;
    • 18. Het vernietigen en onderploegen van de graszode (doodspuiten, scheuren en/of onderploegen) op de gronden die reeds in gebruik zijn als bouwland of tuinbouwgrond en aanplanten van gewassen of jonge bomen, die permanent een bepaalde hoogte (soms meer dan 1 meter) hebben;
    • 19. Het vernietigen en onderploegen van graszode doodspuiten, scheuren en/of onderploegen ten behoeve van de graszodenteelt of het aanplanten van bloembollen;
    • 20. Het bestraten of asfalteren van de bodem;
    • 21. Vergraven en eventueel plaatselijk rooien van houtgewas;
    • 22. Voorzieningen die op of nabij de grond worden aangebracht en die na (een deel) van het teeltseizoen worden verwijderd, hieronder worden in ieder geval verstaan insectengaas, acryldoek, vlakveldfolie, folie en lage tunnels. Lage tunnels bestaan uit halfronde bogen tot maximaal 50 cm hoogte waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen;
    • 23. Voorzieningen die op of nabij de grond worden aangebracht in de vorm van zogenaamde containervelden, deze kunnen bestaan uit een geheel verharde ondergrond van beton of uit omkeerbare voorzieningen waarbij gebruik wordt gemaakt van anti-worteldoek met daartussen opneembare verhardingen;
    • 24. Voorzieningen die rond boom/sierteelt worden aangebracht in de vorm van boomteelthekken;
    • 25. Wijzigen in vorm of omvang van aanwezige perceelsgrenzen of het verwijderen van aanwezige perceelsgrenzen zoals sloten, greppels of landschapselementen.
    • 26. Het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,60 meter onder maaiveld, een en ander voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet;
    • 27. Het aanleggen van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
    • 28. Het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;
    • 29. Het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en /of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.
  • b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
    • 2. reeds legaal in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit bestemmingsplan.
  • c. De onder a genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien door de werken en/of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig (kunnen) worden verkleind.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroep, in de hoofdgebouwen en bijgebouwen met een maximale oppervlakte van 50 m² per woning;
  • c. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen;
  • d. een samenhangend beheer van de gronden met daarbij behorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - landgoed'.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd.

4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende voorwaarden:

  • a. per bestemmingsvlak mogen maximaal één vrijstaande woning dan wel maximaal twee woningen onder één kap worden gebouwd, waarbij de twee woningen onder één kap visueel gezamenlijk één woning lijken te vormen;
  • b. de inhoud van een vrijstaande woning mag niet meer dan 1.800 m³ bedragen;
  • c. de inhoud van twee-woningen onder één kap mag gezamenlijk niet meer dan 1.800 m³ bedragen;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 4 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 35° en niet meer dan 60° bedragen.

4.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de gezamenlijke grondoppervlakte mag niet meer dan 100 m² per bestemmingsvlak bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 meter bedragen;
  • d. ondergrondse bijgebouwen zijn niet toegestaan.

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende voorwaarden:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2,5 meter, met dien verstande dat de hoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. voor de bouw van onoverdekte zwembaden geldt dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m² en de afstand tot de woning niet meer dan 15 meter mag bedragen;
  • d. op de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - landgoed' mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten dienste van het samenhangend beheer van het landgoed, met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 1,50 meter mag bedragen.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de in deze bestemming begrepen gronden en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken of in gebruik te geven of te laten voor een doel of op een wijze strijdig met deze bestemming.

4.4.2 Voorwaardelijke verplichting

Het is verboden de bouwwerken als bedoeld in lid 4.2 te gebruiken:

  • a. indien de overtollige glasopstanden niet binnen 1 jaar na inwerkingtreding van het bestemmingsplan gesloopt zijn. Onder overtollige glasopstanden worden verstaan de te slopen glasopstanden zoals aangegeven in Bijlage 1 Te slopen glasopstand.
  • b. indien de landschappelijke inpassing niet binnen 2 jaar na inwerkingtreding van het bestemmingsplan is aangelegd conform Bijlage 2 Landschappelijke inpassing en in stand wordt gehouden.

4.4.3 Parkeren
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van het op dat moment geldende gemeentelijke parkeerbeleid bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Doelmatig gebruik

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

4.5.2 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.4, ten behoeve van het gebruik van bestaande bebouwing voor bed & breakfast, mits:

  • a. de maximale oppervlakte voor de activiteit ten hoogste 50 m² bedraagt;
  • b. parkeren plaatsvindt op eigen terrein;
  • c. er geen sprake is van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • d. aangetoond is dat er vanuit milieuhygiënisch en stedenbouwkundig oogpunt geen belemmeringen bestaat;
  • e. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van om- en aanwonenden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene aanduidingsregels

6.1 Overige zone - Attentiegebied EHS
6.1.1 Omschrijving

De voor 'Overige zone - Attentiegebied EHS' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie.

 

6.1.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - Attentiegebied EHS' mag niet worden gebouwd.

6.1.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 6.1.2, ten behoeve van het bouwen van gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, mits hierdoor de mogelijkheden voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige situatie niet onevenredig worden aangetast.

6.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 cm onder maaiveld, voor zover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
  • b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaand drainagestelsel;
  • c. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • d. het buiten het bouwvlak aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan bouwwerken.

b Uitzondering

Een omgevingsvergunning als hiervoor aangegeven is niet vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden die vallen onder het normale onderhoud en beheer van de gronden overeenkomstig de overige bestemmingen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • b. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn dan wel op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan nog mogen worden uitgevoerd op basis van een eerder verleende vergunning.

c Toelaatbaarheid

Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de aanduiding zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden en voor zover de mogelijkheden voor herstel niet (onevenredig) worden verkleind zoals omschreven in de aanduiding. Het bevoegd gezag wint advies in bij het betrokken waterschap.

6.2 Overige zone - Behoud en herstel watersystemen
6.2.1 Omschrijving

De voor ‘Overige zone - Behoud en herstel watersystemen’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd als zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen.

6.2.2 Bouwregels

Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - Behoud en herstel watersystemen' mag niet worden gebouwd.

6.2.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 6.2.2, ten behoeve van het bouwen van gebouwen of bouwwerken, geen gebouw zijnde, mits hierdoor de mogelijkheden voor het behoud en realiseren van watersystemen niet onevenredig worden aangetast.

6.2.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m²;
  • b. het ophogen van gronden.

b Uitzondering

Een omgevingsvergunning als hiervoor aangegeven is niet vereist voor:

  • a. werken of werkzaamheden die vallen onder het normale onderhoud en beheer van de gronden overeenkomstig de overige bestemmingen dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • b. werken of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn dan wel op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan nog mogen worden uitgevoerd op basis van een eerder verleende vergunning.

c Toelaatbaarheid

Deze werken en/of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien zij verband houden met de doeleinden, die aan de aanduiding zijn toegekend en door het uitvoeren van deze werken of werkzaamheden noch direct noch indirect onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en kwaliteiten van de desbetreffende gronden en voor zover de mogelijkheden voor herstel niet (onevenredig) worden verkleind zoals omschreven in de aanduiding. Het bevoegd gezag wint advies in bij het betrokken waterschap.

6.3 Wetgevingzone - Wijzigingsgebied herstel watersystemen

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - Wijzigingsgebied herstel watersystemen' wijzigen in de bestemmingen 'Natuur' en 'Water', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de wijziging geschiedt enkel op basis van vrijwillige medewerking van de grondeigenaren;
  • b. de bestaande cultuurhistorische waarden worden niet onevenredig aangetast;
  • c. de wijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de natuur-, milieu- en dierenwelzijnwetgeving;
  • d. uit een onderzoek naar de bodemkwaliteit dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie;
  • e. advies dient te worden ingewonnen bij het betrokken waterschap.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsbepalingen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van de bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzichte van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  • e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 5 meter;
  • f. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10 m2 bedraagt;
    • 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

8.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Partiële herziening Landgoed Velder 2007'.