DOCUMENT

 

Deel

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

plan:

het bestemmingsplan 'Hoek Breukelsestraat/Ons Doelstraat, Boxtel' van de gemeente Boxtel.

 

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0757.BP05HOEKBREUDOEL-GEL1 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht en qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

aan-huis-verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

aan-huis-verbonden bedrijf:

bedrijfsmatige activiteiten, die door hun beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt, en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

aan-huis-verbonden kantoor:

een dienstverlenende activiteit zonder baliefunctie, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 
achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

 

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

 

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

bijgebouw:

een vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht en qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

 

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

 

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

 

dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

 

erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

 

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

geschakeld:

bebouwing waarbij het hoofdgebouw niet grenst aan een ander hoofdgebouw maar waarbij het hoofdgebouw door een bijgebouw is geschakeld aan een ander hoofdgebouw.

 

hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

 

omgevingsvergunning:

een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).

 

omgevingsvergunning voor het afwijken:

omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.

 

openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer;

 

peil:

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil.

 

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

twee-aaneen:

bebouwing in halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen, waarvan het hoofdgebouw aan maximaal één zijde grenst aan een ander hoofdgebouw en daardoor aan één zijde in de perceelsgrens is gebouwd.

 

uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

 

voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied;

 

woning/woonhuis:

een complex van ruimten, dat blijkens inrichting en indeling uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

zijdelingse perceelgrens:

de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

 

zijgevel:

een gevel van een (hoofd)gebouw, niet zijnde een voor- of achtergevel.

 

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

de afstand tot de perceelsgrens:

de kortste afstand van enig bouwwerk tot de perceelsgrens.

 

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 0,75 m bedraagt.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Verkeer - Verblijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonstraten;

  2. paden;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. speelvoorzieningen;

  6. nutsvoorzieningen;

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  2. voorzieningen voor kabels en leidingen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 12 m bedragen.

  2. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4 m bedragen.

 

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de verkeersveiligheid;

  2. de sociale veiligheid;

  3. de instandhouding en versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden;

  4. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  1. het materiaalgebruik van de openbare ruimte, ten behoeve van de instandhouding en versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor:

  1. standplaats voor kampeermiddelen;

  2. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;

  3. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste en vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

 

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.5.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de op de bestemming aanwezige bomen, waarvan de dwarsdoorsnede minimaal 10 cm is op 1,30 m hoogte boven het maaiveld, te kappen, rooien, vellen of andere handelingen te verrichten die de dood van de boom of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg hebben of kunnen hebben.

 

3.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale beheer en onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

Artikel 4 Wonen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonhuizen,

  2. kantoor-aan-huis;

  3. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

 

met de daarbijbehorende:

  1. tuinen en erven;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Voor het bouwen geldt ten aanzien van de onder lid 4.2.2 en 4.2.3 vermelde gebouwen dat het bebouwingspercentage met gebouwen per bouwperceel in totaal niet meer mag bedragen dan 70%.

 

4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd.

  2. De hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd in de bouwgrens, die is gelegen aan de zijde van de openbare weg.

  3. De hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

  4. Ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen hoofdgebouwen uitsluitend twee-aaneen worden gebouwd.

  5. De goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.

  6. De bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.

 

4.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd.

  2. De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw en buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 50 m² bij bouwpercelen tot 350 m².

  3. De goothoogte van een aan- en uitbouw en een bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 5 m en niet meer dan 3,25 m bij een plat afgedekt gebouw.

 

4.2.4 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  1. Ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.

  2. De bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m onder peil.

 

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag in het achtererfgebied niet meer dan 2 m bedragen en in het voorerfgebied niet meer dan niet meer dan 1 m mag bedragen.

  2. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.

 

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. de instandhouding en versterking van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden;

  2. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;

  3. een goede woonsituatie;

  4. de verkeersveiligheid;

  5. de sociale veiligheid; en

  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:

  1. van het bepaalde in lid 4.2.2 onder c voor het overschrijden van de bouwgrens die is gelegen aan de zijde van de openbare weg met 1,5 m voor erkers en dergelijke;

  2. van het bepaalde in lid 4.2.3 onder a voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op een afstand van minder dan 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan.

 

4.5 Specifieke gebruiksregels

 

4.5.1 Parkeren

Bij woningen dient per woning ten minste één parkeerplaats op eigen terrein aanwezig te zijn.

 

4.5.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. de vestiging van:

  1. een aan-huis-verbonden-bedrijf;

  2. een horecabedrijf;

  3. detailhandel;

  4. maatschappelijke dienstverlening;

  5. andere niet onder 1 tot en met 5 genoemde bedrijfsvormen;

tenzij het betreft de vestiging van een aan-huis-verbonden beroep, hetgeen wel is toegestaan voor zover wordt voldaan aan het bepaalde in lid 4.5.3;

  1. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

4.5.3 Aan-huis-verbonden beroep of kantoor

De vestiging van een aan-huis-verbonden beroep of kantoor is toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het woongebouw dient in overwegende mate de woonfunctie te behouden met dien verstande dat het bedrijfsvloeroppervlak maximaal 40 m² bedraagt.

  2. De activiteiten dienen een ruimtelijke uitwerking of uitstraling te hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

  3. Het gebruik mag geen ernstige c.q. onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu.

  4. De activiteiten mogen niet omgevingsvergunningplichtig zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  5. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer.

  6. Op eigen terrein wordt voorzien in de nodige parkeergelegenheid.

  7. De uitoefening van de beroepsactiviteiten dient te geschieden door degene die op het perceel woonachtig is.

 

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.6.1 Afwijking van de gebruiksregels voor een aan-huis-verbonden bedrijf of maatschappelijke dienstverlening

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.5.2, sub a, voor de vestiging van een aan-huis-verbonden bedrijf, de vestiging van maatschappelijke dienstverlening (met uitzondering van voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen) indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. Het woongebouw dient in overwegende mate de woonfunctie te behouden met dien verstande dat het bedrijfsvloeroppervlak maximaal 100 m² mag bedragen.

  2. De activiteiten dienen een ruimtelijke uitwerking of uitstraling te hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

  3. Het gebruik mag geen ernstige c.q. onevenredige hinder opleveren voor het woonmilieu.

  4. De activiteiten mogen niet omgevingsvergunningplichtig zijn op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  5. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de afwikkeling van het verkeer.

  6. Op eigen terrein wordt voorzien in de nodige parkeergelegenheid.

  7. De uitoefening van de activiteiten dient te geschieden door degene die op het perceel woonachtig is.

 

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

4.7.1 Omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de op de bestemming aanwezige bomen, waarvan de dwarsdoorsnede minimaal 10 cm is op 1,30 m hoogte boven het maaiveld, te kappen, rooien, vellen of andere handelingen te verrichten die de dood van de boom of ernstige beschadiging daarvan tot gevolg hebben of kunnen hebben.

 

4.7.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  1. het normale beheer en onderhoud betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  1. de in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

  2. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of – intensiteit daartoe aanleiding geven;

  3. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;

  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;

  5. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:

  1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10 m² bedraagt;

  2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;

  1. de bestemmingsregels ten aanzien van de oppervlakte en hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de oppervlakte en hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstobjecten wordt vergroot tot niet meer dan 25 m² en 5 m.

 

Artikel 7 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  1. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;

  2. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;

  3. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;

  4. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; en

  5. de ruimte tussen bouwwerken.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 8 Overgangsrecht

 

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.

  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

8.2 Overgangsrecht gebruik

 

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

 

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

 

Regels van het bestemmingsplan Hoek Breukelsestraat/Ons Doelstraat, Boxtel.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Rosmalen, maart 2011 Vastgesteld: 29 maart 2011

Onherroepelijk: 27 mei 2011