direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen - 1
Plan: Halderheiweg ongenummerd, tussen 3 en 5
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0757.BP06halderheiweg-OTW1

Artikel 5 Wonen - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vrijstaande woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'water' voor het behoud van de bestaande waterpartij;

met de daarbij behorende:

  • d. tuinen en erven;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan beide zijden ten minste 6 m;
  • c. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen tenzij voor het bouwvlak of deel van het bouwvlak door middel van een aanduiding een andere goothoogte is aangeduid in welk geval de aangeduide goothoogte geldt;
  • d. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 9 m bedragen tenzij voor het bouwvlak door middel van een aanduiding een andere hoogte is aangeduid in welk geval de aangeduide hoogte geldt.

5.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gesitueerd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 50 % van het achtererfgebied bedragen met een maximum van 100 m2 per hoofdgebouw;
  • d. de goothoogte van een aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 meter;
  • e. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 3 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte ten minste 3 meter bedraagt;
  • f. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter.

5.2.3 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in de vorm van erkers gelden de volgende bepalingen:
  • a. erkers dienen op minimaal 0,50 meter van de zijdelingse bouwperceelgrens te worden gesitueerd met uitzondering van twee aaneengesloten erkers, welke op de gemeenschappelijke bouwperceelgrens mogen worden gesitueerd;
  • b. de breedte van de erker mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw met een maximum van 4 meter;
  • c. de diepte van de erker mag niet meer bedragen dan ? van de breedte van de erker met een maximum van 1,50 meter;
  • d. de diepte van de erker mag niet meer bedragen dan ? van de diepte van de strook grond voor de voorgevelrooilijn;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer vermeerderd met 0,30 meter;

5.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van overkappingen gelden de volgende bepalingen:
  • a. overkappingen dienen achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gesitueerd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de overkappingen mag niet meer dan 30 m² bedragen;
  • c. het bebouwingspercentage van het achter de voorgevelrooilijn gelegen zij- en achtererf mag niet meer dan 50% bedragen;
  • d. de goothoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 meter bedragen.

5.2.5 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een goede woonsituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid; en
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7, lid 1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

5.5 Wijzigingsbevoegdheid
5.5.1

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd, mits de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de woonsituatie;
  • de verkeersveiligheid; en
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.5.2

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging op grond van lid 5.5.1 is de procedure in artikel 9, lid 2 van toepassing.