Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Herziening Halderheiweg ongenummerd, tussen 3 en 5
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0757.BP06halderhversie2-OTW1
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan
het bestemmingsplan “Herziening Halderheiweg ongenummerd, tussen 3 en 5” van de gemeente Boxtel;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0757.BP06halderhversie2- OTW1 met de bijbehorende regels en bijlagen;
 
1.3 verbeelding
a. analoge verbeelding: de verbeelding van het bestemmingsplan ”Herziening Halderheiweg ongenummerd, tussen 3 en 5”, bestaande uit één kaartblad met het nummer NL.IMRO.0757.BP06halderhversie2- OTW1;
b. digitale verbeelding: een verbeelding van het bestemmingsplan ”Herziening Halderheiweg ongenummerd, tussen 3 en 5”, met de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0757.BP06halderhversie2- OTW1;
 
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.6 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht en qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.7 aan-huis-verbonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.9 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
 
1.10 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
 
1.11 bedrijfswoning/dienstwoning
een woning in of bij een gebouw, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
 
1.12 beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
 
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.14 Bevi
Bevi: inrichtingen welke vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
 
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.16 bijgebouw
een vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht en qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats;
 
1.18 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
 
1.19 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.20 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.21 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
 
1.22 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.23 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.24 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
 
1.25 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.26 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen;
 
1.27 dienstverlening
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
 
1.28 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
 
1.29 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
 
1.30 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.31 geluidbelasting vanwege een industrieterrein
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
 
1.32 geluidbelasting vanwege het wegverkeer
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
 
1.33 geluidbelasting vanwege een spoorweg
de etmaalwaarde van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke spoorwegverkeer of op een bepaald spoorweggedeelte of een combinatie van spoorweggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder spoorwegen;
 
1.34 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
 
1.35 geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
 
1.36 geluidzoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
 
1.37 geschakelde woningen
woningen, waarvan de hoofdgebouwen door middel van bijgebouwen met elkaar zijn verbonden en waarbij één zijgevel van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd;
 
1.38 gestapelde woningen
woningen in een gebouw, dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat met de daarbij behorende bergingen;
 
1.39 groepsrisico
het groepsrisico geeft de cumulatieve kansen aan per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;
 
1.40 halfvrijstaande woningen
blokken van twee aaneengebouwde woningen;
 
1.41 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
 
1.42 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
 
1.43 horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
 
1.44 horizontale diepte van een gebouw
de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
 
1.45 kampeermiddel
a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde; één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
 
1.46 kantoor
een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
 
1.47 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit
de in bijlage Staat van bedrijven genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
 
1.48 kwetsbare objecten
objecten welke in het Besluit externe veiligheid inrichtingen als (beperkt) kwetsbaar worden aangemerkt;
 
1.49 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
 
1.50 onderkomens
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;
 
1.51 peil
a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
het hoogste punt van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
c. indien in of op het water wordt gebouwd:
het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
 
1.52 plaatsgebonden risico
het risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is. De grenswaarde voor het plaatsgebonden risico is de contour waarvoor het plaatsgebonden risico een waarde heeft van de 10-6/jr (de zogenaamde PR 10-6 contour);
 
1.53 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
 
1.54 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.55 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden en bouwwerken dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
 
1.56 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.57 stacaravan
een kampeermiddel, dat als een gebouw valt aan te merken;
 
1.58 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.59 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;
 
1.60 verticale diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer;
 
1.61 voorgevel
een naar de weg toegekeerde gevel van een (hoofd)gebouw;
 
1.62 voorgevelrooilijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de zijdelingse bouwperceelsgrenzen;
 
1.63 voorkeursgrenswaarde
de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
 
1.64 vrijstaande woningen
een woning waarbij het hoofdgebouw vrijstaat van naast gelegen hoofdgebouwen;
 
1.65 winkel
een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
 
1.66 woning
een complex van ruimten, dat blijkens zijn inrichting en indelinguitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
1.67 woningen in gesloten bebouwing
blokken van meer dan twee aaneengesloten woningen;
 
1.68 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
 
1.69 woonhuis
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
 
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftschachten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.3 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
 
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De op de verbeelding voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bos en bebossing;
  2. groenvoorzieningen;
  3. bermen en beplanting;
  4. bijgebouwen behorende bij de op hetzelfde bouwperceel aanwezige woning(en);
met daaraan ondergeschikt:
  1. tuinen en erven;
  2. paden;
  3. waterlopen en waterpartijen en waterberging;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. speelvoorzieningen;
  6. met de daarbij behorende:
  7. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 m zal bedragen;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarden van de gronden;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. de sociale veiligheid;
  4. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld; en
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op het perceelsgedeelte met de bestemming ‘Groen’, mits:
  •  de aan- en uitbouwen en bijgebouwen 3 m achter de voorgevel(rooilijn) van het hoofdgebouw worden gesitueerd;
  •  de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen op de gronden met de bestemming ‘Groen’ bij een hoofdgebouw niet meer dan 50 m2 bedraagt;
  •  het bebouwingspercentage van het achter de voorgevelrooilijn gelegen zij- en achtererf niet meer dan 50% bedraagt;
  •  de goothoogte van een aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 meter;
  •  de bouwhoogte van een aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van hoofdgebouw verminderd met 3 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte ten minste 3,00 meter bedraagt;
  •  de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
  •  de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter;
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 6 wordt in ieder geval gerekend:
  1. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens zoals kampeermiddelen en stacaravans;
  2. het opslaan van gerede of ongerede goederen;
  3. het opslaan van voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan;
  4. het al dan niet ten verkoop opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen;
  5. het storten, opslaan, opgeslagen houden en lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare stoffen;
  6. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  7. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  8. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
 
3.6.1 Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. het afgraven, ophogen, vergraven, diepploegen en -woelen, egaliseren en indrijven van voorwerpen in de grond;
  2. het rooien van houtgewas;
  3. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  4. het aanbrengen van drainage, oeverbeschoeiing, onderbemaling, dammen, stuwen, aanleg, verbreden of verbeteren van sloten en greppels, dempen van sloten en greppels, dempen van kleine geïsoleerde wateren;
  5. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen.
3.6.2 Het in lid 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. waarvoor een vergunning is vereist krachtens de Natuurbeschermingswet;
  4. die worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan.
Artikel 4 Wonen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. vrijstaande woningen al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
met de daarbij behorende:
  1. tuinen en erven;
  2. parkeervoorzieningen, wegen en paden;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;
  2. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  3. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt aan beide zijden tenminste 3 m;
  4. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 6,5 m bedragen;
  5. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 10 m bedragen.
4.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op minimaal 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gesitueerd;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 50% van het achtererfgebied bedragen met een maximum van 100 m2 per hoofdgebouw;
  4. de goothoogte van een aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,30 meter;
  5. de bouwhoogte van een aan- en uitbouw mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw verminderd met 3 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte ten minste 3 meter bedraagt;
  6. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;
  7. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter.
4.2.3 Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen in de vorm van erkers gelden de volgende bepalingen:
  1. erkers dienen op minimaal 0,50 meter van de zijdelingse bouwperceelgrens te worden gesitueerd met uitzondering van twee aaneengesloten erkers, welke op de gemeenschappelijke bouwperceelgrens mogen worden gesitueerd;
  2. de breedte van de erker mag niet meer bedragen dan 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw met een maximum van 4 meter;
  3. de diepte van de erker mag niet meer bedragen dan 25% van de afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens met een maximum van 1,5 meter;
  4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer vermeerderd met 0,30 meter;
4.2.4 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van overkappingen gelden de volgende bepalingen:
  1. overkappingen dienen achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gesitueerd;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van de overkappingen mag niet meer dan 30 m² bedragen;
  3. het bebouwingspercentage van het achter de voorgevelrooilijn gelegen zij- en achtererf mag niet meer dan 50% bedragen;
  4. de goothoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  5. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer dan 3 meter bedragen.
4.2.5 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
4.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:
  1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  2. een goede woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid; en
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 6, lid 1, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
4.5.1
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de situering en de vorm van de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken worden gewijzigd, mits de geluidbelasting vanwege het wegverkeer van geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere grenswaarde en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  •  het straat- en bebouwingsbeeld;
  •  de woonsituatie;
  •  de verkeersveiligheid; en
  •  de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is gekomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 6 Algemene gebruiksregels
 
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de gegeven bestemming.
 
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
 
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m;
  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 m;
  5. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 25 m² bedraagt; 
    2. de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw met niet meer dan 3,20 m wordt verhoogd.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
 
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
8.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  • gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
8.1.2 Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
 
8.1.3 Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
8.2 Overgangsrecht gebruik
 
8.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
8.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
8.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
8.2.4 Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 9 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: "Herziening Halderheiweg ongenummerd, tussen 3 en 5"