Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Koppenhoefstraat 6 Boxtel
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0757.BPKoppenhoefstr6-VST1
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan Koppenhoefstraat 6 Boxtel van de gemeente Boxtel;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0757.BPKoppenhoefstr6-VST1 met de bijbehorende regels inclusief bijlagen;
 
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht en qua afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels specifieke regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/ of het bebouwen van deze gronden;
 
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.7 bedrijf
een bedrijfseconomische eenheid, gericht op het behalen van winst;
 
1.8 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
 
1.9 bedrijfsmatige exploitatie
het met een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid deelnemen aan het maatschappelijk productieproces (voortbrengen van goederen en diensten) met het oogmerk om daarmee winst te behalen, waarbij voor bedrijfsmatige exploitatie van recreatiebedrijven in het bijzonder geldt dat voor de recreatiewoningen permanent wisselende recreatieve (nachts)verblijfsmogelijkheden worden aangeboden;
 
1.10 bedrijfswoning/dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
 
1.11 bestaande (bedrijfs)gebouwen
bouwwerken die op het tijdstip van terinzagelegging van het vastgesteldplan bestaan dan wel worden gebouwd of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
 
1.12 bestaand
  • voor zover dit betrekking heeft op bebouwing, gaat het om de oppervlakte van de bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het vastgesteldplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • voor zover dit betrekking heeft op het gebruik van grond en opstallen, gaat het om het gebruik zoals dat aanwezig was op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
 
1.13 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.14 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; indien en voorzover twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;
 
1.15 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.16 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.17 bouwlaag
doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;
 
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Indien en voorzover twee bouwpercelen middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwperceel;
 
1.19 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
 
1.20 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.21 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
 
1.22 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.23 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.24 geluidgevoelige functies
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
 
1.25 geluidgevoelige gebouwen
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
 
1.26 gevaarlijke stoffen
gevaarlijke stoffen en gevaarlijke afvalstoffen als bedoeld in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
 
1.27 groothandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers dan wel aan bedrijven, instellingen of personen ter aanwending in een of andere beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.28 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
 
1.29 landschappelijke waarde
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap en de natuurwaarden, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;
 
1.30 landschapsversterkingsplan
een rapportage waarin is aangegeven op welke wijze een bepaalde ontwikkeling leidt tot een substantiele versterking van de gebiedswaarden. De rapportage bevat versterkingsmaatregelen als het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving;
 
1.31 milieucategorie
milieucategorie zoals omschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering, Den Haag 2009;
 
1.32 milieuhygiënische uitvoerbaarheid
overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, natuur, etcetera, aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden;
 
1.33 onderbouw
een ruimte die beneden peil is gelegen;
 
1.34 peil
  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: de gemiddelde hoogte van de aan het water grenzende gronden;
1.35 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
 
1.36 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
 
1.37 risicovolle inrichting
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
 
1.38 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.39 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
 
1.40 water en waterhuishoudkundige voorzieningen
water en voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
 
1.41 woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 Gebouwen en bouwwerken
 
2.1.1 De bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.1.2 De breedte van een gebouw:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
 
2.1.3 De dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.1.4 De goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.1.5 De inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.1.6 De oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
 
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
 
2.3 Maatvoering
 
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
  1. voor lengten in meters (m);
  2. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Bedrijf
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van een groothandel in bouwmaterialen/hout met detailhandel in bouwmaterialen;
  2. het behoud, de versterking en/of het herstel van de landschappelijke inpassing van het bedrijf;
  3. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden;
  4. buitenopslag
een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, terreinen, parkeervoorzieningen voor tenminste 40 motorvoertuigen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en groenvoorzieningen.
 
3.2 Bouwregels
 
Op de voor Bedrijf aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming.
 
3.2.1 Bedrijfsgebouwen
Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:
  1. het gezamenlijke bebouwd oppervlak, de goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan in onderstaande tabel opgenomen oppervlak, goothoogte respectievelijk bouwhoogte:
 
 
  1. de dakhelling mag niet minder dan 25o en niet meer dan 60o bedragen;
  2. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat indien een andere dakhelling legaal aanwezig is op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan, deze dakhelling voor het desbetreffende gebouw mag worden gehanteerd als minimale of maximale dakhelling;
3.2.2 Bedrijfswoningen
Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
  1. per bestemmingsvlak mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd:
  2. de inhoud mag niet meer dan 750 m3 bedragen; 
  3. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  4. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  5. ondergrondse gebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning mogen uitsluitend worden gebouwd onder de oppervlakte van de bedrijfswoning.
3.2.3 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen
Voor bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:
  1. de gezamenlijke grondoppervlakte mag niet meer dan 100 m2 bedragen;
  2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen en de bouwhoogte niet meer dan 5 m.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
 
3.3.1 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
  1. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van bebouwing;
  2. de aard, bouwhoogte en de situering van erfafscheidingen;
  3. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
3.3.2 Afwegingskader
De in artikel 3.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
  1. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige, cultuurhistorische en/of landschappelijke inpassing;
  2. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de omliggende waarden;
  3. ten behoeve van de milieusituatie;
  4. ten behoeve van de verkeersveiligheid;
  5. ten behoeve van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
3.4.1 Geringere dakhelling gebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder b ten behoeve van een geringere dakhelling, onder de voorwaarde dat dit voor een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk en/of gewenst is.
 
3.4.2 Inhoud bedrijfswoning vergroten via bonussloopregeling
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 onder b ten behoeve van het vergroten van de inhoud van de woning, onder de voorwaarden dat:
  1. binnen het bestemmingsvlak zelf of elders bestaande gebouwen worden gesloopt en de inhoud van de woning per 100 m2 sloop met niet meer dan 50 m3 mag worden vergroot tot een maximum inhoud van 850 m3;
  2. verzekerd is dat de elders gesloopte oppervlakte aan gebouwen daar niet opnieuw kan worden gebouwd.
3.4.3 Oppervlakte aan bijgebouwen vergroten via bonussloopregeling
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3. 2.3 onder a ten behoeve van een grotere oppervlakte aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning, onder de voorwaarden dat:
  1. binnen het bestemmingsvlak zelf of elders bestaande gebouwen worden gesloopt. Daarbij geldt dat maximaal 100 m2 als bijgebouw bij de woning is toegestaan, met dien verstande dat wanneer de bestaande oppervlakte aan bijgebouwen meer bedraagt dan 100 m2 ten hoogste 20% van deze meerdere oppervlakte behouden of vervangen mag worden tot een maximale gezamenlijke oppervlakte van 250 m2;
  2. verzekerd is dat de elders gesloopte oppervlakte aan gebouwen daar niet opnieuw kan worden gebouwd.
3.4.5 Hogere erfafscheidingen/hekwerken voor de voorgevel
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.5 onder a ten behoeve van een grotere hoogte voor erfafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw, onder de voorwaarden dat:
  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 m;
  2. de stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
3.5.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruiken of laten gebruiken van gronden en opstallen voor huisvesting van werknemers en het direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook en wasgelegenheid;
  2. het bewonen dan wel laten bewonen van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen, tenzij hiervoor een omgevingsvergunning is verleend.
3.5.2. Voorwaardelijke verplichting in landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitsverbetering
Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken voor bedrijfsdoeleinden conform de bestemming van nieuw op te richten bebouwing, waarbij de bestaande oppervlakte van 3870m³ wordt overschreden, is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing en ruimtelijke kwaliteitsverbetering zoals voorzien in bijlage 1 en 2 bij deze regels zijn uitgevoerd dan wel uitvoering en duurzame in stand houding hiervan in voldoende mate zijn veilig gesteld.
 
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.6.1 Andere bedrijven
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 voor het toestaan van andere bedrijven, opslag en installaties als bedoeld in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels behorende Bedrijvenlijst alsmede daarmee naar aard en milieuinvloed vergelijkbare bedrijven, onder de voorwaarden dat:
  1. de landschappelijke, ecologische, cultuurhistorische of archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast;
  2. het nieuw te vestigen bedrijf geen grotere publieks- en/of verkeersaantrekkende werking heeft dan het oorspronkelijk bedrijf;
  3. de wijziging milieuhygiënisch uitvoerbaar is;
  4. de gebiedswaarden substantieel worden versterkt conform een ingediend landschapversterkingsplan, door middel van het aanleggen van landschaps- of natuurlijke elementen, het aanbrengen van beeldkwaliteit en/of het herstellen van cultuurhistorische elementen aan gebouwen en/of omgeving.
3.6.2 Mantelzorg
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 5.1 onder b, uitsluitend voor zover een bedrijfswoning aanwezig is, voor het gebruik van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen of een deel van een bedrijfsgebouw als afhankelijke woonruimte onder de voorwaarden dat:
  1. aangetoond wordt dat een afhankelijke woonruimte noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg; deze noodzaak behoeft niet te worden aangetoond wanneer de zorgbehoevende de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
  2. de afhankelijke woonruimte in beginsel plaatsvindt in de woning; wanneer wordt aangetoond dat inwoning in het hoofdgebouw onredelijke bezwarend is of niet haalbaar is, kan, met inachtneming van alle overige bepalingen, een afhankelijke woonruimte in een bijgebouw of een deel van een bedrijfsgebouw gerealiseerd worden;
  3. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2 en een maximale inhoud van 240 m3. Deze maatvoering geldt ook wanneer de afhankelijke woonruimte in een deel van een bedrijfsgebouw wordt gerealiseerd;
  4. het bijgebouw of het deel van het bedrijfsgebouw waarbinnen de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd op maximaal 30 m van het hoofdgebouw staat en qua ligging een ruimtelijke eenheid met het hoofdgebouw vormt;
  5. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen, waaronder begrepen die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  6. per woning kan op enig moment slechts één omgevingsvergunning voor het gebruik als afhankelijke woonruimte van kracht zijn;
Burgemeester en wethouders trekken de omgevingsvergunning in, zodra de bij het verlenen van de voor de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
 
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
3.7.1 Bedrijvenlijst
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de in artikel 3 lid 6.1bedoelde bijlage bij de regels vervangen door een andere bedrijvenlijst, indien en voorzover een wijziging van de milieubelasting van de desbetreffende typen van bedrijven daartoe aanleiding geeft.  
 
Artikel 4 Waarde - Waardevolle vegetaties
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Waarde- waardevolle vegetaties’aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van gebied met vegetaties met natuurwaarden, waaronder begrepen de abiotische omstandigheden die het voorkomen van die vegetaties mogelijk maken, zoals bodem, reliëf en waterhuishouding.
  
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
5.1 Anti-dubbeltelbepaling
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  
5.2 Besmettingsbepaling
 
Bij de beoordeling van een omgevingsvergunning voor een (agrarische) bedrijfswoning of dienstwoning worden mede in aanmerking genomen bestaande woningen welke als (agrarische) bedrijfswoning of dienstwoning zijn gebouwd of als zodanig in gebruik zijn geweest, alsmede woningen die kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet. Ook bedrijfswoningen die ten gevolge van verkoop, verhuur, bedrijfssplitsing of andere transacties niet langer als (agrarische) bedrijfswoning c.q. dienstwoning fungeren, worden daartoe gerekend.
 
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1 Bebouwingsgrenzen
 
6.1.1 In acht te nemen afstand
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen dienen, wanneer gebouwen worden gebouwd op gronden grenzend aan de gronden bestemd voor verkeersdoeleinden de volgende afstanden uit de as van de op de verbeelding nader onderscheiden wegen in acht genomen:
 
Bestemming
Afstand uit de wegas
Verkeer- Verkeer
20 meter
Verkeer- Onverhard
10 meter
   
6.1.2 Afwijken in acht te nemen afstand
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.1.1 onder de voorwaarde dat uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van het wegbeheer, de verkeersveiligheid daaronder begrepen, geen bezwaar bestaat.
 
6.2 Geluidszones langs wegen
 
Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van:
  1. 250 meter ter weerszijden van een weg met een of twee rijstroken;
  2. 400 meter ter weerszijde van een weg met drie of vier rijstroken;
mogen toegelaten geluidsgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting als genoemd in artikel 82 lid 1 van de Wet geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde.
 
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
 
7.1 Strijdig gebruik
 
Onder een gebruik, strijdig met de bestemming, wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
  
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
 
8.1 Afwijkingsbevoegdheid
 
8.1.1 Afwijken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maatvoeringen, afmetingen, inhoudsmaten en percentages tot niet meer dan 10% van die maatvoeringen, afmetingen, inhoudsmaten en percentages, onder de voorwaarden dat deze afwijking niet geldt voor de maximaal toegestane bebouwde oppervlakte van niet-agrarische bedrijven;
  2. de bestemmingsregels met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, onder de voorwaarden dat de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de technisch betere realisering van de bestemmingen of bouwwerken;
  3. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht met een bouwhoogte van niet meer dan 10 m, met dien verstande dat deze afwijking niet geldt voor terrein- en erfafscheidingen;
  4. de bestemmingsregels en toestaan dat de grenzen van het bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    3. (hoek)erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, onder de voorwaarde dat de bestemmingsvlakgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden;
  5. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, luchtwassers en lichtkappen;
  6. het bepaalde in artikel 3 lid 2.5 ten behoove van een windturbine met een bouwhoogte van niet meer dan 15 m, onder de voorwaarden dat:
    1. vergunning alleen wordt verleend voor gronden die zijn gelegen op een afstand van niet meer dan 100 m van de A2, een spoorlijn (het Duits lijntje daaronder niet begrepen) of een bedrijventerrein;
    2. rekening wordt gehouden met de externe veiligheid van leidingen.
8.1.2 Afwegingskader
De in artikel 8 lid 1.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend, onder de voorwaarden dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de milieuhygienische uitvoerbaarheid, waaronder begrepen leidingbelangen;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische of aardkundige waarden.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
 
9.3 Toevoegen dubbelbestemming Waarde - Archeologie
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd aan gronden de dubbelstemming 'Waarde - Archeologie - Categorie 2 Waarde - Archeologie - Categorie 2', 'Waarde - Archeologie - Categorie 3' of 'Waarde - Archeologie - Categorie 4Waarde - Archeologie - Categorie 4 ' toe te kennen, onder de voorwaarde dat uit archeologisch onderzoek blijkt dat op de betreffende gronden archeologische waarden of archeologische verwachtingswaarden aanwezig zijn die deze bescherming behoeven.
  
Artikel 10 Overige regels
 
10.1 Werking wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
 
10.2 Prioriteit van (dubbel)bestemmingen
 
Waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
 
11.1 Bouwwerken
 
11.1.1 Bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijkingen naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.1.2 Afwijken
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 11 lid 1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld artikel 11 lid 1.1 met maximaal 10%.
 
11.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 11 lid 1.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder of in afwijking van een vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
11.2 Gebruik
 
11.2.1 Gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Vogel- en Habitatrichtlijnen (richtlijn 79/409/EEG van 2 april 1979 en richtlijn 92/43/EEG van 21 mei 1992) beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan bestaand gebruik.
 
11.2.2 Wijziging gebruik
Het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 11 lid 2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
11.2.3 Onderbreken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 11 lid 2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten. In het geval van meerjarige teelt is geen sprake van onderbroken gebruik, mits het gebruik is hervat aan het eind van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de teelt is gestaakt.
 
11.2.4 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 11 lid 2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  
Artikel 12 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
"Regels van het bestemmingsplan Koppenhoefstraat 6 Boxtel".