2.3 GS-besluit en voorontwerp partiële herziening 2008
Gedeputeerde Staten hebben over het bestemmingsplan "Buitengebied 2006" hun beslissing kenbaar gemaakt bij besluit van 19 juni 2007. Ingevolge artikel 30 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dient een nieuw plan te worden vastgesteld voor die plandelen waaraan goedkeuring is onthouden. Dit moet gebeuren met inachtneming van het besluit van Gedeputeerde Staten. In 2008 is aan deze verplichting tegemoet gekomen door het opstellen van een voorontwerp partiële herziening.
De volgende kanttekeningen worden geplaatst bij de toelichting van de partiële herziening 2008:
-
a. Duurzame locaties worden in bestemmingsplan Buitengebied 2011 niet nader begrensd. Er vindt een afewging plaats op basis van een concrete aanvraag met inachtneming van aandachtspunten uit het planMER;
-
b. Bebouwingsconcentraties zijn vooralsnog niet in het bestemmingsplan opgenomen. Zodra de gebiedsvisies voor de betreffende bebouwingsconcentraties zijn uitgewerkt worden deze met een passende regeling in een herziening van het bestemmingsplan Buitengebied opgenomen;
-
c. Gedeputeerde Staten heeft naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State alsnog het bestemmingsplan 2006 goedgekeurd met betrekking tot het perceel Koppenhoefsestraat 16. Dit betreft een locatie waar sprake is van hervestiging van een bedrijf dat op de voormalige locatie veel overlast met zich meebracht;
-
d. Landschapselementen zijn in het plan 2008 opgenomen. Dit betrof geinventariseerde landschapselementen, maar nog niet gewaardeerde elementen. Vanwege het ontbreken van een waardering, is gezocht naar een gedegen oplossing voor de bescherming van deze elementen. In het ontwerp bestemmingsplan zijn dubbelbestemmingen voor de verschillende ecologische, archeologische waarden etc. opgenomen. Landschappelijke elementen en landschapswaarden zijn aanwezig die geen specifieke bescherming vragen in het kader van de aanwezige ecologische waarden maar toch zodanig waardevol zijn dat behoud wenselijk is. Dit maakt het wenselijk om, naast een aanlegvergunningstelsel (tegenwoordig omgevingsvergunning) binnen de dubbelbestemming gericht op de specifieke ecologische waarden, een aanlegvergunningstelsel ter bescherming van de andere aanwezige waarden op te nemen. De dubbelbestemmingen voorzien hierin. Daarmee zijn de onderliggende gebiedsbestemmingen minder zwaar, wat betreft dit stelsel.