Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Moorwijk
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0757.TAM2025MoorwijkBX-ON01

Regels

Preambule
Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie Moorwijk te Boxtel en is als een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk [22d]) opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Boxtel. Dit hoofdstuk is bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
 
De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit plan) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk [22d] van het omgevingsplan van de gemeente Boxtel. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '[22d.]' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '[22d]' gelezen worden.

1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Toepassingsbereik

1.1 Omgevingsplan Boxtel

Dit TAM-omgevingsplan Moorwijk, NL.IMRO.0757.TAM2025MoorwijkBX-ON01 wijzigt het omgevingsplan Boxtel in die zin dat na hoofdstuk 22c een hoofdstuk 22d wordt ingevoegd, bestaande uit de regels van dit TAM-omgevingsplan Moorwijk, NL.IMRO.0757.TAM2025MoorwijkBX-ON01.

1.2 Tijdelijk omgevingsplan - Bestemmingsplan

De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in 1.3.

1.3 Tijdelijk omgevingsplan - Bruidsschat

De regels in afdeling 22.2 met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.

1.4 Verwijzing naar verbeelding

De regels in dit plan zijn van toepassing op de locatie TAM-omgevingsplan Moorwijk hoofdstuk 22d, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0757.TAM2025MoorwijkBX-ON01.

Artikel 2 Begripsbepaling

2.1 Algemene begripsbepalingen

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk.

2.2 Aanvullende begrippen

In aanvulling op het bepaalde in 2.1 worden voor de toepassing van de regels in dit plan de begrippen als bedoeld in 2.2.1 tot en met 2.2.35 gehanteerd.
2.2.1 TAM-omgevingsplan
Het TAM-omgevingsplan Moorwijk met identificatienummer NL.IMRO.0757.TAM2025MoorwijkBX-ON01 van de gemeente Boxtel.
2.2.2 Omgevingsplan
Omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet;
2.2.3 Aan-huis-verbonden-bedrijf
een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, en waarbij deze activiteit door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend;
2.2.4 Aan-huis-verbonden-beroep
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, en waarbij deze activiteit door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend;
2.2.5 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
2.2.6 Bed&Breakfast
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan een beperkt aantal personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
2.2.7 Bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
2.2.8 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
2.2.9 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
2.2.10 Dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
2.2.11 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
2.2.12 Hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de functie, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
2.2.13 Peil
  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd; de gemiddelde hoogte van de aan het water grenzende gronden;
2.2.14 Prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
2.2.15 Seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
2.2.16 Voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
2.2.17 Woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van: één afzonderlijk huishouden of; één huishouden plus maximaal twee individuele personen of; vier individuele personen;
2.2.18 Woonhuis
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;
2.2.19 Water- en waterhuishoudkundige voorzieningen
water en voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc;

Artikel 3 Meet- en rekenbepaling

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten.

3.1 Gebouwen en bouwwerken

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
3.1.1 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
3.1.2 De breedte van een gebouw
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.
3.1.3 De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
3.1.4 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
3.1.5 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
3.1.6 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

3.2 Ondergeschikt bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak of functievlak niet meer dan 1 m bedraagt.

3.3 Maatvoering

Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
  1. voor lengten in meters (m);
  2. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
  3. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  4. voor verhoudingen in procenten (%);
  5. voor hoeken/hellingen in graden (°).

3.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

2 Functies en activiteiten

Artikel 4 Bos

4.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0757.TAM2025MoorwijkBX-ON01 is aangewezen als 'Bos'.

4.2 Functieomschrijving

Binnen de als 'Bos' aangewezen locatie zijn uitsluitend de volgende functies en activiteiten toegestaan:
  1. bos en bebossing;
  2. het behoud en de versterking van landschapswaarden;
  3. tuinen en erven behorende bij de aangrenzende woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tuin';
  4. het aanleggen en gebruiken van een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
Met daaraan ondergeschikt
  1. nutsvoorzieningen;
  2. afvalcontainers;
  3. opritten van de aangrenzende woningen;
Met de daarbij behorende:
  1. beplanting en groeninrichting;
  2. paden;
  3. speelvoorzieningen;
  4. waterlopen, waterpartijen en waterberging.
 

4.3 Bouwactiviteiten

Op de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de functie, met dien verstande dat:
  1. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
4.3.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van speelvoorzieningen niet meer dan 6 m bedragen.

4.4 Gebruiksactiviteiten

Voor het gebruik van gronden en bouwwerken binnen de locatie 'Bos' geldt dat het verboden is om:
  1. onderkomens, zoals kampeermiddelen en stacaravans, te plaatsen of geplaatst te houden;
  2. gerede of ongerede goederen op te slaan;
  3. voer- of vaartuigen, of onderdelen daarvan, op te slaan;
  4. onbruikbare, of aan hun oorspronkelijke functie onttrokken, voorwerpen, stoffen of materialen al dan niet ten verkoop op te slaan;
  5. puin, vuil of andere vaste of vloeibare stoffen te storten, op te slaan, opgeslagen te houden of te lozen.

4.5 Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. grondroeractiviteiten te verrichten, waaronder afgraven, ophogen, ontgronden, woelen, vergraven, mengen, diepploegen en egaliseren, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  2. drainage aan te leggen, ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
  3. sloten, vijvers, greppels en andere wateren aan te leggen, te verbreden, te verbeteren of te dempen;
  4. het grondwaterpeil te verlagen, anders dan door het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  5. voorwerpen in de grond in te drijven;
  6. boor- of pompputten tot stand te brengen en/of in exploitatie te brengen;
  7. houtgewas te rooien, uitgezonderd het genoemde onder 4.5.1 sub d;
  8. oppervlakteverhardingen met een aaneengesloten oppervlakte van meer dan 100 m² aan te brengen uitgezonderd het genoemde onder 4.5.1 sub e;
  9. ondergrondse of bovengrondse kabels en leidingen, alsmede de daarbij behorende constructies, aan te leggen.
4.5.1 Uitzondering
Het in artikel 4 lid 5  vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan;
  4. het kappen van de bomen, die in bijlage 3 zijn aangegeven als 'niet te behouden';
  5. het aanleggen van paden.

Artikel 5 Water

5.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0757.TAM2025MoorwijkBX-ON01 is aangewezen als 'Water'.

5.2 Functieomschrijving

Binnen de als 'Water' aangewezen locatie zijn uitsluitend de volgende functies en activiteiten toegestaan:
  1. waterhuishouding;
  2. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
met de daarbij behorende voorzieningen:
  1. beplanting en groeninrichting;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

5.3 Bouwactiviteiten

Op de voor 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de functie, met dien verstande dat:
  1. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
5.3.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 1,50 meter bedragen.

5.4 Gebruiksactiviteiten

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor een ander doel dan de functie 'Water'.

5.5 Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden

Het is verboden om zonder, of in afwijking van, een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
  1. grondroeractiviteiten te verrichten, waaronder afgraven, ophogen, ontgronden, woelen, vergraven, mengen, diepploegen en egaliseren;
  2. sloten, vijvers, greppels en andere wateren aan te leggen, te verbreden, te verbeteren of te dempen;
  3. voorwerpen in de grond in te drijven;
  4. houtgewas te rooien uitgezonderd het genoemde onder 5.5.1 sub d;
  5. oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m² aan te brengen;
  6. ondergrondse of bovengrondse kabels en leidingen, alsmede de daarbij behorende constructies, aan te leggen.
5.5.1 Uitzondering
Het in artikel 5 lid 5  vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. worden uitgevoerd krachtens een vastgesteld beheersplan;
  4. het kappen van de bomen die in bijlage 3 zijn aangegeven als 'niet te behouden'.

Artikel 6 Wonen

6.1 Toepassingsbereik

De regels van dit artikel zijn van toepassing op de locatie die in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0757.TAM2025MoorwijkBX-ON01 is aangewezen als 'Wonen'.

6.2 Functieomschrijving

Binnen de als 'Wonen' aangewezen locatie zijn uitsluitend de volgende functies en activiteiten toegestaan:
  1. wonen in een woning;
  2. aan-huis-verbonden beroep;
met de daarbij behorende:
  1. tuinen en erven;
  2. parkeervoorzieningen, wegen en paden;
  3. nutsvoorzieningen.

6.3 Bouwactiviteiten

Binnen de als 'Wonen' aangewezen locaties zijn de volgende algemene beoordelingsregels voor bouwactiviteiten van toepassing.
6.3.1 Vrijstaande woningen
Voor het bouwen op gronden met de aanduiding 'vrijstaand' gelden de volgende regels:
  1. uitsluitend binnen het bouwvlak mag worden gebouwd, daaronder begrepen aan-, uit- en bijgebouwen;
  2. per bouwvlak is één hoofdmassa c.q. woning toegestaan;
  3. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 50% van het bouwvlak;
  4. de breedte van de hoofdmassa bedraagt maximaal 12 meter;
  5. de hoofdmassa dient te bestaan uit maximaal 2 bouwlagen plus kap of 3 bouwlagen met platdak, waarbij geldt dat de 3e bouwlaag maximaal 60% van de hoofdmassa mag bedragen; 
  6. de goothoogte nok- c.q. bouwhoogte van de hoofdmassa bedraagt respectievelijk maximaal 6,5 meter en 10 meter;
  7. de dakhelling bedraagt minimaal 50 graden;
  8. aan- en uitbouwen dienen op minimaal 3 meter achter de voorgevellijn van de hoofdmassa te worden gebouwd;
  9. de goothoogte en nok- c.q. bouwhoogte van aan-, uit- en bijgebouwen bedraagt respectievelijke maximaal 4,75 meter en 7,5 meter.
6.3.2 Woonerf (boskamers)
Voor het bouwen op gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - woonerf' gelden de volgende regels:
  1. uitsluitend binnen het bouwvlak mag worden gebouwd, daaronder begrepen aan-, uit- en bijgebouwen;
  2. het totaal aantal woningen, verdeeld over de twee vlakken, bedraagt maximaal 72 woningen;
  3. het bebouwingspercentage bedraagt niet meer dan 50% van het bouwvlak;
  4. gestapelde woningen dienen binnen de bouwaanduiding 'gestapeld' te worden gebouwd, waarbij geldt dat de hoofdmassa uit maximaal vier bouwlagen mag bestaan;
  5. grondgebonden woningen bestaan uit maximaal drie bouwlagen met een bouwhoogte van maximaal 10 meter;
  6. aan- en uitbouwen dienen op minimaal 3 meter achter de voorgevellijn van de hoofdmassa te worden gebouwd;
  7. de bouwhoogte van aan-, uit- en bijgebouwen bedraagt maximaal 3,5 meter.
6.3.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c.q. het verlengde daarvan niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a mag in het geval een berging mee ontworpen wordt met de erfafscheiding, de bouwhoogte van de erfafscheiding niet meer dan 2,5 meter bedragen;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.

6.4 Gebruiksactiviteiten

Voor het gebruik van gronden en bouwwerken binnen de locatie 'Wonen' geldt dat het verboden is om:
  1. bijgebouwen te gebruiken voor bewoning;
  2. gronden en bouwwerken te gebruiken ten behoeve van een seksinrichting.
 

6.5 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing

  1. Tot een verboden gebruiksactiviteit wordt begrepen het in gebruik nemen van de gronden en bouwwerken binnen de functie Wonen zonder de aanleg en instandhouding van de in bijlage 1 opgenomen stedenbouwkundig inpassingsplan.
  2. In afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de functie Wonen onder de voorwaarde dat binnen 12 maanden na het in gebruik nemen voor deze functie geheel uitvoering is gegeven aan de aanleg en de instandhouding van de landschappelijke inpassing conform het in bijlage 1 opgenomen stedenbouwkundig inpassingsplan.

6.6 Voorwaardelijke verplichting watercompensatie

Tot een verboden gebruiksactiviteit wordt begrepen het in gebruik nemen van de gronden en bouwwerken binnen de functie Wonen zonder het aanleggen van de watercompensatie van de in bijlage 2 opgenomen aan te leggen watercompensatie maatregelen.

3 Algemene regels

Artikel 7 Toepassingsbereik

De regels in dit hoofdstuk gelden in aanvulling op en indien dit nader is bepaald in afwijking van de regels in Hoofdstuk 2.

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwactiviteiten

 

9.1 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering, bouwmassa, afmetingen en visuele karakteristieken van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. De nadere eisen regeling wordt toegepast ter voorkoming van onevenredige aantasting van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    in het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige en architectonische inpassing zoals integraal opgenomen in de kavelpaspoorten (bijlage 4) en stedenbouwkundige inpassing (bijlage 1) met aandacht voor:
    1. een goede verhouding tussen bouwmassa’s en gevelbeelden;
    2. de samenhang tussen bebouwing;
    3. de hoogtedifferentiatie;
  2. een goede verhouding tussen bouwmassa en inrichting van de omgeving;
  3. de woonsituatie:
    het in stand houden c.q. garanderen van een goede woonsituatie binnen deze functie, voor zover van toepassing, en andere functies, in het bijzonder met het oog op:
    1. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van (bebouwing op) aangrenzende gronden;
    2. het uitzicht;
    3. de aanwezigheid van voldoende privacy;
  4. de verkeersveiligheid:
    ter waarborging van de verkeersveiligheid voor alle deelnemers in het verkeer en in het bijzonder de benodigde uitzichtshoeken op hoeken van wegen;
  5. de sociale veiligheid:
    ter waarborging en ter voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet-sociaal controleerbaar is;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden:
    ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

 

10.1 Parkeren

  1. Gebruik van gronden en bouwwerken is slechts toegestaan indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid en laad- en losruimte, overeenkomstig de daarvoor door het bevoegd gezag vastgestelde beleidsregels.
  2. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of het gebruiken van gronden en bouwwerken voor functies waarbij een parkeer- of laad- en losbehoefte ontstaat, moet worden aangetoond dat:
    1. in de behoefte aan parkeren en laden en lossen wordt voorzien op eigen terrein; of
    2. indien dit niet mogelijk is, op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, zulks ter beoordeling van het bevoegd gezag.
  3. Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de beleidsregels, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit artikel indien:
    1. het realiseren van de parkeerplaatsen op eigen terrein onmogelijk is; en
    2. op andere wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien.

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de functiebepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de functiebepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  4. de functiebepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
  5. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 25 m² bedraagt;
    2. de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw met niet meer dan 3,20 meter wordt verhoogd.

4 Overgangsregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het omgevingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

12.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 12 lid 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 12 lid 1 met maximaal 10%.

12.3 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 12 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder of in afwijking van een vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.