direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Vrilkhovenseweg 7, Liempde
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0757.TAMVRILKHOVENSEWEG-OTW1

Regels

Preambule

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie 'Vrilkhovenseweg 7, Liempde' en is als een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22b) opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Boxtel. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22b van het omgevingsplan van de gemeente Boxtel. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22b' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord ‘Bijlage’, na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22b' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Toepassingsbereik

1.1 Tijdelijk omgevingsplan - Wro-plannen
  • 1. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie, bedoeld in 1.3.
  • 2. In afwijking van lid 1 geldt voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - spuitvrije zone' hetgeen beschreven in Artikel 12 Spuitvrije zone. Voor het overige blijven de besluiten zoals opgenomen in lid 1 van overeenkomstige toepassing, tenzij anders bepaald in Artikel 12 Spuitvrije zone.
1.2 Tijdelijk omgevingsplan - bruidsschat

De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en afdeling 22.3 zijn niet van toepassing voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit TAM-omgevingsplan.

1.3 Verwijzing naar verbeelding

De regels in dit hoofdstuk zijn uitsluitend van toepassing op de locatie 'Vrilkhovenseweg 7, Liempde', waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0757.TAMVRILKHOVENSEWEG-OTW1.

Artikel 2 Begripsbepalingen

2.1 Van toepassing verklaring

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de begripsbepalingen die, op de dag van de inwerkingtreding van de Omgevingswet, zijn opgenomen in de bijlage bij de Omgevingswet en in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op hoofdstuk 22b van dit omgevingsplan. Daarnaast gelden aanvullend de volgende begripsbepalingen zoals opgenomen in dit artikel.

2.2 TAM-omgevingsplan

TAM-omgevingsplan Vrilkhovenseweg 7, Liempde.

2.3 Omgevingsplan

Het omgevingsplan van de gemeente Boxtel.

2.4 Aan-huis-verbonden-bedrijf

Een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend, en waarbij deze activiteit door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend.

2.5 Aan-huis-verbonden beroep

Een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, en waarbij deze activiteit door de bewoner van de woning wordt uitgeoefend;

2.6 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

2.7 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

2.8 Agrarisch extensief beheer

Een vorm van landbouw waarbij een verbod geldt op sierteelten, groenteteelten, fruitteelten, aardappelen, boomteelten en het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen.

2.9 Agrarisch grondgebruik

Het weiden van dieren en/of het verbouwen van gewassen met uitzondering van het verbouwen van gewassen in een volkstuincomplex.

2.10 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

2.11 Beroeps- c.q. bedrijfsvloeroppervlakte

De totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

2.12 Bestaand
  • voor zover dit betrekking heeft op bebouwing, gaat het om de oppervlakte van de bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzagelegging van het ontwerpplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende vergunning;
  • voor zover dit betrekking heeft op het gebruik van grond en opstallen, gaat het om het gebruik zoals dat aanwezig was op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen.
2.13 Bijgebouw

Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

2.14 Huishouden

Een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Vaak is een huishouden gebaseerd op bloedverwantschap en huwelijksverbinding of een met een huwelijksverbinding gelijk te stellen samenlevingsverband.

2.15 Kampeermiddel

Een tent, tentwagen, een kampeerauto of een caravan, niet zijnde een stacaravan;

2.16 Kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

2.17 Landschappelijke waarde

Gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap en de natuurwaarden, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;

2.18 Maatschappelijke opslag

Opslag met een maatschappelijke en sociale meerwaarde, zoals bijvoorbeeld opslag ten behoeve van lokale verenigingen of groepen. Hieronder wordt ook verstaan privé opslag.

2.19 Multifunctionele ruimte

Ruimte geschikt voor educatieve doeleinden, het organiseren van bijeenkomst en detailhandel. De detailhandel dient ondergeschikt te zijn aan, en verband houden met de educatieve doeleinden;

2.20 Natuurontwikkelingsgebied

Gebied dat zijn waarde ontleent aan de bijzondere geschiktheid voor het ontwikkelen van nieuwe natuur, verhogen van de kwaliteit van bestaande natuur en het verbinden van natuurkerngebieden;

2.21 Natuurwetenschappelijke waarde

Aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

2.22 Normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

Werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

2.23 Onderbouw

Een ruimte die beneden peil is gelegen;

2.24 Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder eigen wanden dat aan maximaal een deel van één zijde een gesloten wand kent, waaronder begrepen een carport.

2.25 Paardenbak

Een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;

2.26 Pand

Een (gedeelte van een) gebouw waarin een woning of bedrijfswoning aanwezig mag zijn vanaf het moment dat het plan rechtskracht heeft verkregen.

2.27 Permanente teeltondersteunende voorziening

Teeltondersteunende voorziening die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt, niet zijnde een kas;

2.28 Peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
    • 1. de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd:
    • 1. de gemiddelde hoogte van de aan het water grenzende gronden;
2.29 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

2.30 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

2.31 Statische opslag

Binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke. De opslag mag niet zijn bedoeld voor handel.

2.32 Teeltondersteunende voorziening

Ondersteunende voorziening die een onderdeel is van de vollegrondse bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij;

2.33 Twee- aaneen gebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.

2.34 Verruimde statische opslag

Binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven zoals seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke. De opslag mag niet zijn bedoeld voor handel ter plaatse. De opslag voor een extern of elders gevestigd bedrijf danwel verhuur aan verenigingen en maatschappelijke doelgroepen is toegestaan.

2.35 Vrijstaande woning

Een woning die hoogstens door middel van de bijbehorende bouwwerken met een andere woning verbonden is en waarvan geen van de beide zijgevels van het hoofdgebouw in de zijdelingse perceelgrens staan.

2.36 Wonen

Het gehuisvest zijn of het huisvesten van personen in een woning.

2.37 Woning

Een complex van ruimten dat dient voor de huisvesting van:

  • a. één huishouden, of;
  • b. één huishouden plus maximaal twee individuele personen, of;
  • c. maximaal 4 individuele personen.

Artikel 3 Meet- en rekenbepalingen

De meet- en rekenbepalingen uit artikel 22.24 van het omgevingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op het meten van de waarden die in dit hoofdstuk in m, m2 of m3 zijn uitgedrukt, voor zover hiervan niet is afgeweken in het bepaalde in 3.1 t/m 3.7.

3.1 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

3.2 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

3.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

3.4 De breedte van een gebouw

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren.

3.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

3.6 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

3.7 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Artikel 4 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 2 Aanwijzingen in de fysieke leefomgeving

Artikel 5 Ontwikkelingen met tijdelijke omgevingsplandelen

5.1 Vrilkhovenseweg 7, Liempde

Er is een gebied aangewezen als Vrilkhovenseweg 7, Liempde.

Artikel 6 Erfgoed & omgevingskwaliteit

6.1 Waarde - Archeologie - Categorie 3

Er zijn gebieden met Waarde - Archeologie - Categorie 3.

6.2 Waarde - Archeologie - Categorie 4

Er zijn gebieden met Waarde - Archeologie - Categorie 4.

6.3 Waarde - Historisch akkercomplex

Er zijn gebieden met Waarde - Historisch akkercomplex.

6.4 Waarde - Waardevolle vegetaties

Er zijn gebieden met Waarde - Waardevolle vegetaties.

Hoofdstuk 3 Gebruiksfuncties en activiteiten

Artikel 7 Primaire functies

7.1 Toepassingsbereik

Artikel 7 gaat over het gebruik van gronden en gebouwen voor de volgende gebruiksfuncties:

  • a. agrarisch;
  • b. bedrijf;
  • c. cultuur en ontspanning;
  • d. detailhandel;
  • e. dienstverlening;
  • f. horeca;
  • g. kantoor;
  • h. maatschappelijk;
  • i. natuur;
  • j. recreatie;
  • k. sport; en
  • l. wonen.
7.2 Toedeling van functies aan locaties
  • 1. Een functie als bedoeld in artikel 7.1 is alleen toegestaan voor zover deze in artikel 7.2, tweede lid aan een locatie is toegedeeld.
  • 2. In navolging van het eerste lid zijn de volgende functies toegestaan:
    • a. agrarisch ter plaatse van 'Agrarisch';
    • b. bedrijf ter plaatse van 'Bedrijf';
    • c. wonen ter plaatse van 'Wonen'.
  • 3. Het is verboden om gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies en/of gebruiksactiviteiten.
7.3 Bijbehorende voorzieningen
  • 1. Ter plaatse van de locatie 'Agrarisch' zijn de volgende activiteiten en voorzieningen toegestaan als activiteit en voorziening die hoort bij de gebruiksactiviteit die hoofdzakelijk wordt uitgeoefend:
    • 1. perceelsontsluitingen;
    • 2. onverharde wegen;
    • 3. kavelpaden;
    • 4. groenvoorzieningen;
    • 5. sloten;
    • 6. doeleinden van openbaar nut.
  • 2. Ter plaatse van de locatie 'Bedrijf' zijn de volgende activiteiten en voorzieningen toegestaan als activiteit en voorziening die hoort bij de gebruiksactiviteit die hoofdzakelijk wordt uitgeoefend:
    • a. groenvoorzieningen;
    • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
    • c. wegen en paden;
    • d. parkeervoorzieningen;
    • e. nutsvoorzieningen;
    • f. tuinen en erven.
  • 3. Ter plaatse van de locatie 'Wonen' zijn de volgende activiteiten en voorzieningen toegestaan als activiteit en voorziening die hoort bij de gebruiksactiviteit die hoofdzakelijk wordt uitgeoefend:
    • a. groenvoorzieningen;
    • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
    • c. wegen en paden;
    • d. parkeervoorzieningen;
    • e. nutsvoorzieningen;
    • f. tuinen en erven.
7.4 Algemeen strijdig gebruik

Tot een met de functie strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik of laten gebruiken:

  • a. het gebruik of laten gebruiken gronden voor het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen, niet zijnde statische opslag;
  • b. van gronden ten behoeve van buitenopslag;
  • c. van gronden en opstallen voor huisvesting van werknemers en de direct daarmee in verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte (kantine), sanitair (douches, toiletten), kook en wasgelegenheid;
  • d. gronden en bouwwerken voor het bewonen dan wel laten bewonen van bijgebouwen of bedrijfsgebouwen, tenzij hiervoor een omgevingsvergunning is verleend;
  • e. van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting;
  • f. het gebruiken van gronden en bouwwerken als bedrijfsverzamelgebouw;
  • g. het gebruiken van gronden en bouwwerken als kantoor.

Artikel 8 Agrarisch

8.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf gaat over het gebruik van gronden en gebouwen waar de functie agrarisch is toegestaan.

8.2 Algemene regels

Ter plaatse van 'Agrarisch' zijn de volgende activiteiten toegestaan;

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • c. groenvoorzieningen, waaronder het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels;
  • d. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden.
8.3 Specifieke toedeling van functies

Ter plaatse van 'specifieke vorm van agrarisch – extensief beheer' zijn uitsluitend de volgende activiteiten toegestaan:

  • a. agrarisch extensief beheer;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. groenvoorzieningen, waaronder het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1 van deze regels;
  • d. het behoud, het herstel en de versterking van de landschappelijke en natuurwaarden, archeologische, cultuurhistorische en aardkundige waarden en kenmerken van de gronden.

Artikel 9 Bedrijf

9.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf gaat over het gebruik van gronden en gebouwen waar de functie 'Bedrijf' is toegestaan.

9.2 Algemene regels

Ter plaatse van 'Bedrijf' zijn de volgende activiteiten toegestaan;

  • a. verruimde statische opslag uitsluitend ter plaatse van 'specifieke vorm van bedrijf - verruimde statische opslag' met een oppervlakte van maximaal 1.669 m² bvo, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. Het betreft statische opslag in de milieucategorie 1 of 2 zoals gedefinieerd in de publicatie Bedrijven en milieuzonering uit 2009.
    • 2. Tussen 07.00 uur en 23.00 zijn verkeersbewegingen toegestaan met een maximum van 65 motorvoertuigebewegingen per etmaal.
    • 3. Zware motorvoertuigen zijn niet toegestaan tussen 19.00 uur en 07.00 uur niet toegestaan.
    • 4. De opslag mag geen risicocontour hebben in het kader van externe veiligheid.
    • 5. De opslag van bodembedreigende stoffen en materialen is verboden.
  • b. een multifunctionele ruimte zoals bedoeld onder 2.19, uitsluitend ter plaatse van 'specifieke vorm van bedrijf - multifunctionele ruimte' met een oppervlakte van maximaal 209 m² bvo, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
    • 1. Tussen 07.00 uur en 23.00 zijn verkeersbewegingen toegestaan met een maximum van 10 per etmaal.
    • 2. Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de gronden als multifunctionele ruimte is alleen toegestaan, indien de grondeigenaar tevens eigenaar is van het perceel, ten tijde van vaststelling van het plan, kadastraal bekend als gemeente Liempde, sectie G, nummer 121.
  • c. maatschappelijke opslag zoals bedoeld onder 2.18, uitsluitend ter plaatse van 'specifieke vorm van bedrijf - maatschappelijke opslag' met een oppervlakte van maximaal 275 m² bvo, waarbij de volgende voorwaarde geldt:
    • 1. Tussen 07.00 uur en 23.00 zijn verkeersbewegingen toegestaan met een maximum van 11 per etmaal.

Artikel 10 Wonen

10.1 Toepassingsbereik

Deze paragraaf gaat over het gebruik van gronden en gebouwen waar de functie 'Wonen' is toegestaan.

10.2 Algemene regels

Ter plaatse van 'Wonen' zijn de volgende activiteiten toegestaan;

  • a. wonen in een woning.

Artikel 11 Ondergeschikte functies

11.1 Toepassingsbereik

Dit artikel gaat over het gebruik van gronden en gebouwen voor de volgende ondergeschikte gebruiksfuncties:

  • a. bedrijfswoning;
  • b. bedrijf aan huis;
  • c. beroep aan huis.
11.2 Bedrijfswoning

Ter plaatse van 'bedrijfswoning' is een bedrijfswoning toegestaan.

11.3 Beroep- of bedrijf aan huis

Ter plaatse van de locatie 'bedrijfswoning' en 'Wonen' is een aan-huis-verbonden beroep en aan-huis-verbonden bedrijf in de hoofd- en bijgebouwen tot een vloeroppervlakte van 50 m2 toegestaan.

Artikel 12 Spuitvrije zone

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - spuitvrije zone' zijn de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011', zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Boxtel bij besluit van 10 juli 2014 en vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-onh1 van overeenkomstige toepassing, zulks met dien verstande dat:
    • 1. de verbeelding zoals vervat in het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-onh1 van toepassing is, met dien verstande dat op de verbeelding enkel de aanduiding 'Milieuzone - spuitvrije zone' is aangevuld;
    • 2. de regels zijn aangevuld met onderstaand sub b:
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - spuitvrije zone' is het verboden om gewasbestrijdingsmiddelen te gebruiken. Het overgangsrecht zoals opgenomen in artikel 57.2 van het bestemmingsplan 'Buitengebied 2011' in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.0757.Bp01buitengeb2011-onh1 is op dit gebruik niet van toepassing.

Hoofdstuk 4 Bouwen

Artikel 13 Specifieke beoordelingsregels bouwen

13.1 Algemeen

Bij de beoordeling van het bepaalde ten aanzien van het bouwen in Hoofdstuk 4 van dit TAM-omgevingsplan worden buiten beschouwing gelaten:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Artikel 14 Algemene bouwregels

14.1 Toepassingsbereik

De regels in Artikel 14 gelden als beoordelingsregels voor een omgevingsplanactiviteit bouwwerken, zoals bedoeld in artikel 22.29, eerste lid, aanhef en onder a, van het omgevingsplan, voor zover geen uitzondering op de vergunningplicht geldt op grond van artikel 22.27 of artikel 22.36 van het omgevingsplan, dan wel de rechtsopvolgers van deze artikelen.

14.2 Algemene beoordelingsregels
14.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, waarbij geldt dat een loods uitsluitend is toegestaan binnen de 'specifieke bouwaanduiding - loodsen';
  • b. de omvang aan bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 2.153 m2 bvo;
  • c. de bouw- en goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
  • d. de dakhelling mag niet minder bedragen dan 20o en niet meer bedragen dan 60o.

14.2.2 Woningen

Voor woningen gelden de volgende regels:

  • a. er zijn maximaal twee woningen toegestaan;
  • b. woningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, met in acht name van het onderstaande:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' is uitsluitend een vrijstaande woning toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-onder-een-kap' is uitsluitend een twee- aaneen gebouwde woning toegestaan'
  • c. de inhoud per woning mag niet meer dan 600 m³ bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud van het pand legaal aanwezig was, in welk geval die grotere inhoud is toegestaan en als maximum geldt;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 4,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 25o en niet meer dan 60o bedragen;
  • g. ondergrondse gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd onder de oppervlakte van de woning.

14.2.3 Bijgebouwen bij woningen

Voor bijgebouwen bij woningen gelden de volgende regels:

  • a. de dichtst bij het hoofdgebouw gelegen gevel van het bijgebouw mag alleen binnen een straal van 30 meter van de gevel van het hoofdgebouw worden opgericht;
  • b. het bijgebouw mag niet vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan mogen worden opgericht;
  • c. aan- en uitbouwen bij de woningen met de aanduiding 'karakteristiek' zijn niet toegestaan;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • f. de gezamenlijke grondoppervlakte mag niet meer dan 100 m² bedragen per woning;
  • g. ondergrondse bijgebouwen zijn niet toegestaan.

14.2.4 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. er is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • b. een bedrijfswoning is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak en binnen de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. de inhoud mag niet meer dan 750 m3 bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een grotere inhoud van het pand legaal aanwezig was, in welk geval die grotere inhoud is toegestaan en als maximum geldt;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  • f. ondergrondse gebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning mogen uitsluitend worden gebouwd onder de oppervlakte van de bedrijfswoning.

14.2.5 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor bijgebouwen bij bedrijfswoningen gelden bovendien de volgende regels:

  • a. bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de aanduiding 'bijgebouw';
  • b. de gezamenlijke grondoppervlakte mag niet meer dan 100 m² bedragen, tenzij op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan een groter oppervlak legaal aanwezig was, in welk geval dat groter oppervlak is toegestaan en als maximum geldt;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.

14.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde de volgende regels gelden:

  • a. indien zij vóór de voorgevel of een naar de weg gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan worden opgericht mag de bouwhoogte niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. voor overkappingen geldt dat de maximale bouwhoogte niet meer dan 3,25 m mag bedragen, met dien verstande dat de maximale oppervlakte maximaal 40 m² bedraagt;
  • c. teeltondersteunende voorzieningen met een permanent karakter zijn niet toegestaan;
  • d. voeropslagvoorzieningen zijn niet toegestaan;
  • e. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  • f. poorten zijn toegestaan tot een hoogte van maximaal 2 m;
  • g. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedragen.

14.2.7 Bouwregels aanduiding 'karakteristiek'

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' gelden de volgende aanvullende regels:

  • a. de situering van het betreffende gebouw dient in stand te worden gehouden;
  • b. het type langgevelboerderij van het betreffende gebouw dient in stand te worden gehouden.
14.3 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 5 Normstelling- en omgevingskwaliteit

Artikel 15 Omgevingskwaliteit & erfgoed

15.1 Archeologie
15.1.1 Archeologische (verwachtings)waarde
a Toepassingsbereik archeologie

De voor 'Waarde - Archeologie - Categorie 3' en 'Waarde - Archeologie - Categorie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de in de grond aanwezige of te verwachten archeologische waarden.

b Specifieke beoordelingsregels voor bouwen
  • 1. Het is verboden om op of in de voor 'Waarde - Archeologie - Categorie 3' en 'Waarde - Archeologie - Categorie 4' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning bouwactiviteiten te verrichten.
  • 2. Een omgevingsvergunning is niet van toepassing in de volgende gevallen:
    • a. een bouwwerk met een bruto oppervlakte van ten hoogste 125 m² binnen Waarde - Archeologie - Categorie 3;
    • b. een bouwwerk met een bruto oppervlakte van ten hoogste 500 m² binnen Waarde - Archeologie - Categorie 4
    • c. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 50 cm onder maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
    • d. een bouwwerk dat uitsluitend voor archeologisch onderzoek is bestemd met een bouwhoogte tot 3 meter;
    • e. een bouwwerk binnen de functie 'Bedrijf' en 'Wonen';
    • f. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit TAM-omgevingsplan;
    • g. mogen worden uitgevoerd kracht een reeds verleende vergunning.
  • 3. De genoemde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de volgende beoordelingsregels:
    • a. het aanleveren van een rapport op basis van de in de beroepsgroep geldende norm waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;
    • b. een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist indien naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
    • c. een onderzoek als bedoeld onder a is ook niet vereist indien door het overleggen van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onderzoek blijkt dat de verstoringsdiepte van de bouwactiviteit minder diep reikt dan de esdekdiepte;
    • d. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • e. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
    • f. de verstoringsdiepte minder diep reikt dan de esdekdiepte;
    • g. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
  • 4. Het bevoegd gezag kan de volgende voorschriften opnemen in de omgevingsvergunning:
    • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • b. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
    • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. Indien sub c van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden.
c Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • 1. Het is verboden om op of in de voor 'Waarde - Archeologie - Categorie 3' en 'Waarde - Archeologie - Categorie 4' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
    • a. grondwerkzaamheden, zoals het afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen en -woelen van gronden;
    • b. het indrijven van voorwerpen in de grond zoals heipalen, damwanden, boor- en pompputten;
    • c. waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanbrengen van onderbemaling;
    • d. het aanleggen van dammen en stuwen en het aanbrengen van oeverbeschoeiing;
    • e. het aanleggen, dempen of wijzigen (zoals het verbreden, verdiepen, wijzigen van oevers en profiel) van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;
    • f. het aanbrengen van beplanting;
    • g. het rooien van diepwortelende beplantingen voor zover daarbij stobben worden verwijderd;
    • h. het omzetten van gras of akkerland in een teelt waarbij bodemvolume wordt afgevoerd waartoe gerekend worden teelt van houtgewas met agrarische productiefunctie, graszodenteelt en siergewassenteelt;
    • i. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • j. het aanbrengen van ondergrondse transport- energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 0,50 m bedragen;
    • k. het slopen van gebouwen en verwijderen van funderingen, waarbij grondroering plaatsvindt;
    • l. het afplaggen van heide- of natuurgebieden.
  • 2. Een omgevingsvergunning voor activiteiten, met uitzondering van sub i, is niet van toepassing indien de werkzaamheden of werken:
    • a. binnen 'Waarde - Archeologie - Categorie 3' maximaal 0,50 meter diep reiken ten opzichte van het maaiveld en een verstoringsoppervlakte hebben van ten hoogste 125 m²;
    • b. binnen 'Waarde - Archeologie - Categorie 4'maximaal 0,50 meter diep reiken ten opzichte van het maaiveld en een verstoringsoppervlakte hebben van ten hoogste 500 m²;
    • c. ten dienste staan van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
    • d. het normale beheer en onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhoud- en vervangingswerkzaamheden van bestaande riolen, bestratingen, beplantingen en binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    • e. het normale agrarisch gebruik betreffen waaronder worden verstaan grondbewerkingen ten dienste van agrarisch gebruik mits de bodem tot niet meer dan een diepte van 0,50 meter onder maaiveld wordt geroerd;
    • f. het aanleggen van een drainagestelsel en beregeningsinstallatie betreffen waarbij de verstoringsoppervlakte van het perceel per saldo gering is;
    • g. plaatsvinden binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
    • h. plaatsvinden binnen de functies 'Bedrijf' of 'Wonen';
    • i. in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit TAM-omgevingsplan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
    • j. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een overeenkomstig de eisen van het bevoegd gezag uitgevoerd onafhankelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verstoringsdiepte van de werkzaamheden of werken minder diep reikt dan de esdekdiepte, en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder het eerste lid onder h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist;
    • k. de werkzaamheden vooraf bij het bevoegd gezag zijn gemeld, voorzien van een schriftelijke verklaring met bewijsmateriaal waarbij wordt aangetoond dat de grond reeds dieper is geroerd dan de voorgestelde bewerkingsdiepte en voorzien van een verklaring dat in het geval van teelten zoals bedoeld onder eerste lid onder h het afgevoerde bodemvolume weer wordt aangevuld waarop het bevoegd gezag op basis van deze melding voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden schriftelijk te kennen heeft gegeven dat voor de betreffende werkzaamheden geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is vereist.
  • 3. De genoemde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de volgende beoordelingsregels:
    • a. het aanleveren van een rapport op basis van de in de beroepsgroep geldende norm waarin de archeologische waarden van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld;
    • b. een onderzoek als bedoeld onder a is niet vereist indien naar oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
    • c. er geen archeologische waarden aanwezig zijn;
    • d. de betreffende archeologische waarden door de ingreep niet of niet onevenredig worden geschaad;
    • e. schade door bouwactiviteiten kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften.
  • 4. Het bevoegd gezag kan de volgende voorschriften opnemen in de omgevingsvergunning:
    • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • b. de verplichting tot het doen uitvoeren van opgravingen;
    • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. Indien sub c van toepassing is, worden aan de omgevingsvergunning voorschriften verbonden omtrent de gevolgen van vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van bouwwerkzaamheden.
15.2 Cultuurlandschappen
15.2.1 Waarde - Waardevolle vegetaties
a Toepassingsbereik vegetaties

De voor 'Waarde - Waardevolle vegetaties' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies, mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van gebied met vegetaties met natuurwaarden, waaronder begrepen de abiotische omstandigheden die het voorkomen van die vegetaties mogelijk maken, zoals bodem, reliëf en waterhuishouding.

b Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (t.a.v. vegetaties)
  • 1. Het is verboden om op of in de voor 'Waarde - Waardevolle vegetaties' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken, uit te voeren:
    • a. grondwerkzaamheden zoals het afgraven, ophogen, vergraven en egaliseren van gronden voorzover de werkzaamheden plaatsvinden op de perceelsranden;
    • b. waterhuishoudkundige ingrepen zoals het aanleggen van een drainagestelsel en het aanbrengen van onderbemaling, tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaand drainagestelsel door een gelijkwaardig stelsel, waaronder een peilgestuurd stelsel;
    • c. het aanleggen, dempen of wijzigen van sloten, greppels, watergangen en overige waterpartijen;
    • d. het verwijderen of rooien van bos- , natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
    • e. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen voor zover groter dan 200 m² per ingreep voorzover de werkzaamheden plaatsvinden op de perceelsranden;
    • f. het aanbrengen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur waarbij de breedte van de grondwerken meer dan 50 cm bedraagt voorzover de werkzaamheden plaatsvinden op de perceelsranden;
    • g. het verwijderen of wijzigen van perceelsgrenzen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden, landschapselementen en het verwijderen van paden of onverharde wegen voorzover de werkzaamheden plaatsvinden op de perceelsranden;
    • h. het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter.
  • 2. Een omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
    • a. normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden betreffen;
    • b. het normale agrarisch gebruik betreffen;
    • c. het normale agrarische extensief beheer betreffen;
    • d. plaatsvinden binnen de functie 'Bedrijf' of 'Wonen';
    • e. plaatsvinden in het kader van de natuurontwikkeling of -beheer;
    • f. die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
  • 3. De genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden. Onder de waarde van deze gronden wordt verstaan de waarde als gebied voor vegetaties met natuurwaarden, zoals deze waarde tot uitdrukking komt in de aanwezigheid van kwellocaties, vochtige, matig voedselrijke graslanden, droge, voedselarme graslanden en pionierbegroeiing.

15.2.2 Waarde - Historisch akkercomplex
a Toepassingsbereik akkercomplex

De voor 'Waarde - Historisch akkercomplex' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende functies, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige samenhangende cultuurhistorische waarden waaronder begrepen de kavelstructuur, zandwegenpatroon, kavelgrensbeplanting en slotenpatroon.

b Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden (t.a.v. akkercomplex)
  • 1. Het is verboden om op of in de voor 'Waarde - Historisch akkercomplex' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken, uit te voeren:
    • a. het aanleggen, verwijderen en verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen voor zover groter dan 200 m2 per ingreep;
    • b. het verwijderen of wijzigen van perceelsgrenzen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilranden, landschapselementen en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
    • c. het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen met een tijdelijk karakter.
  • 2. Een omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
    • a. normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden betreffen;
    • b. het normale agrarisch gebruik betreffen;
    • c. het normale agrarische extensief beheer betreffen;
    • d. plaatsvinden binnen de functie 'Bedrijf of 'Wonen';
    • e. die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.
  • 3. De genoemde vergunning wordt slechts verleend indien door de werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de waarden van deze gronden kan plaatsvinden. Bij deze afweging wordt ook de herstelbaarheid van de betreffende waarden betrokken. Onder de waarden van deze gronden wordt ondermeer verstaan de waarden van de samenhangende historisch-geografische elementen, zoals deze tot uiting komen in de kavelstructuur, zandwegenpatroon, kavelgrensbeplanting en slotenpatroon.
15.3 Houden van landbouwhuisdieren

Het is verboden om op de gronden binnen dit TAM-omgevingsplan landbouwhuisdieren te houden en/of dierenverblijven ten behoeve van het houden van landbouwhuisdieren op te richten.Het hobbymatig houden van dieren is wel toegestaan.

Artikel 16 Voorwaardelijke verplichtingen

16.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
  • 1. Gebruik van de gronden en gebouwen als bedoeld in 9.2 en 10.2 is uitsluitend toegestaan, mits de landschappelijke inpassing (inclusief de sloop van bebouwing), overeenkomstig het in Bijlage 1 opgenomen landschappelijk inpassingsplan, uiterlijk binnen 24 maanden na onherroepelijk worden van dit TAM-omgevingsplan, is gerealiseerd. De landschappelijke inpassing dient na realisatie duurzaam te worden beheerd en in stand gehouden.
  • 2. Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen, waarmee:
    • a. de termijn als bedoeld in het eerste lid met maximaal 12 maanden kan worden verlengd; of
    • b. de landschappelijke inpassing kan worden gewijzigd, mits dit in kwalitatief en kwantitatief opzicht een vergelijkbaar resultaat oplevert. Vooraf dient er een positief advies te worden verkregen door De Werkgroep Uitvoering Bestemmingsplan Buitengebied Boxtel (WUBBB).
16.2 Voorwaardelijke verplichting sloop

Gebruik van de gronden en gebouwen als bedoeld in 9.2 en 10.2 is uitsluitend toegestaan, mits overeenkomstig het in Bijlage 2 van de regels opgenomen Sloopoverzicht de bebouwing en verharding zoals aangegeven in het sloopoverzicht is gesloopt, uiterlijk binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van dit TAM-omgevingsplan.

16.3 Voorwaardelijke verplichting sanering bodem

Gebruik van de gronden en gebouwen als bedoeld in 9.2 en 10.2 is uitsluitend toegestaan, onder de voorwaarde dat aangetoond is dat de bodem geschikt is voor de functies Bedrijf en Wonen, met dien verstande dat:

  • a. een locatiedekkend verkennend bodemonderzoek (conform NEN5740) dient te zijn uitgevoerd;
  • b. indien nodig een aanvullend bodemonderzoek (conform NEN5707) dient te zijn uitgevoerd;
  • c. indien uit de onderzoeken zoals bedoeld onder a en b blijkt dat de bodemkwaliteit ongeschikt is voor de boogde functies, de bodemkwaliteit geschikt gemaakt dient te worden alvorens de omgevingsvergunning voor de bouw van de gebouwen zoals bedoeld in 14.2 wordt verleend.

Artikel 17 Verkeer & parkeren

17.1 Parkeernormen
17.1.1 Aanwijzing vergunningplicht

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te bouwen of een gebruiksactiviteit aan te vangen of te intensiveren die een toename van de parkeerbehoefte tot gevolg heeft.

17.1.2 Beoordelingsregels

Een omgevingsvergunning als bedoeld in 17.1.1 wordt verleend als voldaan wordt aan de volgende beoordelingsregels:

  • a. er dient sprake te zijn van voldoende parkeergelegenheid;
  • b. bij de beoordeling of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid wordt gebruik gemaakt van de door burgemeester en wethouders vastgestelde nota Parkeernormen gemeente Boxtel d.d. 20 maart 2007. Indien gedurende de planperiode nieuwe parkeernormen worden vastgesteld door de gemeente, treden deze ter toetsing in de plaats van de genoemde vastgestelde beleidsregels;
  • c. indien niet wordt voldaan aan het bepaalde in sub a wordt een omgevingsvergunning ook verleend in de volgende gevallen:
    • 1. mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie:
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien; of
    • 3. voor zover het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Hoofdstuk 6 Overgangsrecht

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Bouwwerken
18.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk legaal aanwezig is en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan;

18.1.2 Maatwerkvoorschrift

Het bevoegd gezag kan bij maatwerkvoorschrift eenmalig afwijken van het bepaalde in 18.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 18.1.1 met maximaal 10 %.

18.1.3 Uitzondering

het bepaalde onder 18.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.