Op 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld.
De provincie Noord-Brabant heeft in de Structuurvisie de hoofdlijn van het ruimtelijk beleid tot 2025, met een doorkijk tot 2040, vastgelegd. De visie is bindend voor het ruimtelijk handelen van de provincie. Het is de basis voor de wijze waarop de provincie de instrumenten inzet die de Wet ruimtelijke ordening biedt.
In de structuurvisie zijn 14 provinciale ruimtelijke belangen geformuleerd voor de toekomstige ontwikkeling van Noord-Brabant. De provincie hanteert hierbij twee leidende principes.
1. Ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid
De provincie kiest voor een duurzame ontwikkeling waarin de kwaliteiten van de provincie sturend zijn bij de ruimtelijke keuzes die de komende jaren op de provincie af komen. Nieuwe ontwikkelingen moeten bijdragen aan de kracht en identiteit van Noord-Brabant. De ruimtelijke keuzes in dit hoofdstuk geven hier op provinciaal niveau invulling aan.
2. Vestigings- en leefklimaat en gezondheid
De provinciale belangen en ruimtelijke keuzes moeten bijdragen aan het vestigings- en leefklimaat van Noord-Brabant. De fysieke leefomgeving, dit is zowel de bebouwde als onbebouwde omgeving met daaraan gerelateerde activiteiten, bepaalt mede de kwaliteit van leven. Omgevingsfactoren kunnen positieve en negatieve gevolgen hebben. Naast gezondheidsbescherming via milieubeleid en risicobeheersing is aandacht nodig voor gezondheidsbevordering via ruimtelijke planvorming en duurzame inrichting van steden, dorpen en het landelijk gebied.
De ruimtelijke visie van de provincie bestaat op hoofdlijnen uit een robuust en veerkrachtig natuur- en watersysteem. Met aandacht voor hoogwaterbescherming, droogte en biodiversiteit. Een multifunctioneel landelijk gebied, waar de functies landbouw, recreatie en natuur in relatie tot elkaar ruimte krijgen. Met aandacht voor cultuurhistorische waarden en de leefbaarheid van kleine kernen. En een gevarieerd en aantrekkelijk stedelijk gebied, met sterke steden, groene geledingszones en uitloopgebieden (intensieve recreatie, stadslandbouw).
Dit is vertaald in de volgende 14 provinciale ruimtelijke belangen:
Regionale contrasten
Een multifunctioneel landelijk gebied
Een robuust en veerkrachtig water- en natuursysteem
Een betere waterveiligheid door preventie
Koppeling van waterberging en droogtebestrijding
Duurzaam gebruik van de ondergrond
Ruimte voor duurzame energie
Concentratie van verstedelijking
Sterk stedelijk netwerk
Groene geledingszones tussen steden
Gedifferentieerd aanbod aan goed bereikbare vrijetijdsvoorzieningen
Economische kennisclusters
(inter)nationale bereikbaarheid
Beleefbaarheid stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur
Voorliggend initiatief sluit met name aan bij het belang ‘mulitifunctioneel landelijk gebied’. De provincie kiest voor een integrale aanpak van de opgaven, waarbij multifunctioneel gebruik van het landelijk gebied uitgangspunt is. In het landelijk gebied komt de ontwikkeling van agrarische bedrijven door schaalvergroting en intensivering namelijk steeds vaker in strijd met de doelen voor een gezonde en schone leefomgeving en behoud en ontwikkeling van natuur en landschap.
De transitie naar een zorgvuldige veehouderij 2020 verdient specifieke aandacht. Het is de wens om de veehouderij in evenwicht te brengen met zijn omgeving zodat een verantwoord woon-, werk- en leefklimaat wordt verkregen. Maar ook economisch is de stap naar een duurzame en innovatieve veehouderij nodig. Om de transitie naar een duurzame of zorgvuldige veehouderij te bevorderen, zijn in ieder geval maatregelen op bedrijfsniveau nodig. Daarnaast wordt bezien of ook de inrichting van het landelijk gebied bijdraagt aan een afname van overbelaste gebieden.
De provincie maakt daarom onderscheid in gebieden waar verschillende functies zich in evenwicht met elkaar kunnen ontwikkelen en gebieden waarin de landbouw dominant is en waarin ruimte wordt behouden voor agrarische bedrijvigheid.
Het plangebied is gelegen in de het deelgebied ‘Het Groene Woud’. Dit is een van de gebieden waarin de ontwikkeling van de landbouw samen moet gaan met ontwikkeling van natuur, landschap, recreatie, wonen, werken en zorg. Aangezien dit van belang is voor de plattelandseconomie, biedt de provincie hier ruimte voor menging van deze functies.
Binnen het gemengd landelijk gebied is de ontwikkeling van woon-, recreatie- en werkfuncties mogelijk. Ontwikkelingen passen qua aard, schaal en functie in de omgeving en houden rekening met de omgevingskwaliteiten. De noodzaak of wens tot sanering van overtollige bedrijfsbebouwing wordt betrokken bij de toepassing van de zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit. Er wordt rekening gehouden met (ontwikkelingsmogelijkheden van) omliggende bestaande functies, zoals volwaardige agrarische bedrijven, recreatiebedrijven of woonfuncties.
Groenblauwe mantel
Daarnaast is het plangebied onderdeel van de zogeheten Groenblauwe mantel. De groenblauwe structuur omvat de samenhangende gebieden in Noord-Brabant, waaronder de ecologische hoofdstructuur, waar natuur- en waterfuncties behouden en ontwikkeld worden. Behoud en ontwikkeling van natuurwaarden in én buiten natuurgebieden is hier belangrijk. Daarnaast biedt de groenblauwe structuur ruimte aan een natuurlijk en robuust watersysteem. De structuur is daarbij van belang voor een goede, aantrekkelijke en gezonde woon- en werkomgeving in Noord-Brabant.
Voor de ontwikkeling van de biodiversiteit zijn - naast omvang van en ruimte voor natuurgebieden - ecologische verbindingen essentieel. De groenblauwe structuur moet robuust en veerkrachtig zijn om de effecten van klimaatverandering en de veranderingen in behoeften vanuit wonen, werken en recreëren op te kunnen vangen.
Het voornemen betreft het omzetten van een bestaand agrarisch perceel naar een woonfunctie. Dit heeft geen (negatieve) gevolgen voor de doelstellingen voor de groenblauwe mantel. Met het wegvallen van de emissie uit het agrarisch bedrijf kan zelfs beoordeeld worden dat er voorliggend initiatief op dit punt positief bijdraagt aan de doelen van de Groenblauwe mantel.
Conclusie
De omschakeling van de agrarische functie naar wonen is niet in strijd met het beleid dat in de Structuurvisie wordt nagestreefd.