direct naar inhoud van Regels
Plan: Kanaalzone Traverse Dieren
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9925.IPKanaalzoneTD-VST1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het inpassingsplan "Kanaalzone Traverse Dieren" met identificatienummer NL.IMRO.9925.IPKanaalzoneTD-VST1 van de provincie Gelderland;

1.2 inpassingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.6 beschermd dorpsgezicht:

een gebied aangewezen op grond van de Monumentenwet 1988; een en ander zoals vervat in het besluit tot aanwijzing van 28 december 2011;

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.11 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.12 cultuurhistorische waarde:

de kenmerken van het gebruik dat de mens in de loop der geschiedenis van grond en gebouwen heeft gemaakt zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het slotenpatroon of de architectuur, onder cultuurhistorische waarden worden mede verstaan de archeologische waarden en monumenten;

1.13 cultuurhistorisch deskundige:

een deskundige met betrekking tot cultuurhistorie die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties of het Samenwerkingsverband Cultuurhistorie van de gemeente Rheden;

1.14 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;

1.15 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.16 kunstwerk:

een civieltechnisch dan wel beeldend kunstwerk;

1.17 ondergronds:

beneden het peil;

1.18 overig bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.19 peil:
  • a. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.20 perceelsgrens:

een lijn die een bouwperceel van een ander bouwperceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt;

1.21 rijstrook:

een strook behorende bij een (hoofd)weg, niet zijnde ventwegen, rijwielpaden, voetpaden en daarmee gelijk te stellen wegen en paden;

1.22 straatmeubilair:

hieronder wordt voor de werking van dit inpassingsplan mede verstaan: (ondergrondse) inzamelbakken voor huishoudafval, -papier, -glas, kleding en andere afvalbakken, toegansconstructies voor ondergrondse voorzieningen, werken van beeldende kunst, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen;

1.23 tunnel:

kunstmatige ondergrondse doorgang, hieronder wordt ook verstaan een open tunnelbak, overkluizing of verdiept aangelegde weg;

1.24 watergang:

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.25 weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

1.26 werk:

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten opzichte van peil:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, in de vorm van een tunnel, ten opzichte van peil:

vanaf het peil tot aan het laagste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 lengte, breedte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren).

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestaande grenzen niet meer bedraagt dan 1 meter.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken;
  • b. fiets- en voetpaden, kruisende wegen, in- en uitrit bestemmingsverkeer, hondenuitlaatplaatsen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'langzaam verkeer': voor een fiets- en voetpad;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'geluidsscherm': voor geluidsschermen en geluidwerende voorzieningen;
  • e. watergangen en waterpartijen;
  • f. bruggen, damwanden en andere civieltechnische werken;
  • g. straatmeubiliair en andere bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op of in de in lid 3.1 bedoelde gronden zijn uitsluitend overige bouwwerken toegestaan die ten dienste staan van deze bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende regels:

3.2.1 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van geluidsschermen en geluidwerende voorzieningen mag niet meer dan 2,5 meter bedragen;
  • c. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 6 meter bedragen.
3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Gedeputeerde Staten zijn bevoegd het plan te wijzigen en ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' de bestemming te wijzigen in de bestemming 'Wonen' onder de voorwaarde dat:

  • a. er geen verslechtering van de akoestische situatie aan de woningen aan de Kattenberg optreedt en er een vervangende geluidwerende voorziening is geplaatst;
  • b. op de gronden geen hoofdgebouwen zijn toegestaan;
  • c. de regels uit artikel 5 van toepassing zijn.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebiedsonsluitingswegen met maximaal 2x2 doorgaande rijstroken, erftoegangswegen en overige lokale wegen met de daarbij behorende technische voorzieningen, bouwwerken en gebouwen;
  • b. (on)gelijkvloerse kruisingen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer', spoorwegen met de daarbij behorende technische voorzieningen, bouwwerken en gebouwen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'tunnel', een tunnel;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parallelweg', een ontsluitingsweg;
  • f. voetgangersviaducten en-bruggen;
  • g. geluidwerende voorzieningen;
  • h. passages ten behoeve van faunaverkeer (hopovers, ecoducten en dergelijke);
  • i. groen- en parkeervoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding (zoals hemelwaterriolering, infiltratievoorzieningen, greppels, waterlopen en vijvers) en rioleringswerken;
  • j. straatmeubilair, kiss&ride, bushaltes, toiletten, fietsenstallingen, kabels en leidingen en andere bijbehorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op of in de in lid 4.1 bedoelde gronden zijn toegestaan overige bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende regels:

4.2.1 Overige bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte maximaal 10 meter mag bedragen, met uitzondering van:

  • a. geluidsschermen en geluidwerende voorzieningen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen;
  • b. vrijstaande reclame uitingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 1,25 meter mag bedragen;
  • c. erf- en perceelsafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen;
  • d. tunnels, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' waarvan de diepte maximaal 12 meter mag bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde in lid 4.2 en toestaan dat van de aangegeven diepte wordt afgeweken:

  • a. indien en voor zover uit overleg met de wegbeheerder blijkt dat daartegen uit hoofde van het wegbeheer, de verkeersveiligheid daaronder begrepen, geen bezwaar bestaat, en;
  • b. indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
  • c. indien uit ecologisch onderzoek blijkt dat voldaan wordt aan het bepaalde in de natuurbeschermingswet.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor woondoeleinden met de daarbij behorende parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, groenvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, hemelwaterinfiltratievoorzieningen en rioleringswerken, watergangen en waterpartijen, straatmeubiliair en andere binnen een woongebied bijbehorende voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden zijn toegestaan overige bouwwerken die ten dienste staan van deze bestemming, waarbij tevens wordt voldaan aan de volgende regels:

5.2.1 Overige bouwwerken

Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van vrijstaande reclame uitingen mag niet meer dan 1,50 meter bedragen;
  • c. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 meter bedragen;
  • d. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer dan 3 meter bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2.1 onder a. en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen op hoekpercelen en op percelen grenzend aan openbaar groen wordt verhoogd tot niet meer dan 2 meter, mits deze zijn gesitueerd achter de achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan.
  • b. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de milieusituatie;
    • 3. de verkeersveiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. de externe veiligheid.

Artikel 6 Waarde - Archeologisch aandachtsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologisch aandachtsgebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische (verwachtings)waarde.

6.2 Bouwregels

Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden gelden de volgende regels ten aanzien van het oprichten van bebouwing:

  • a. behoudens het onder c bepaalde dient, bij een aanvraag voor een reguliere omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk waarbij dieper wordt gegraven dan 30 cm, de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld;
  • b. indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring te laten begeleiden door de erkend archeoloog;
    • 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden een verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien naar het oordeel van bevoegd gezag de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Het onder b bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologisch aandachtsgebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen anders dan bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand;
  • b. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist tenzij die voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning;
  • c. het ophogen van de gronden met meer dan 30 centimeter, tenzij die werkzaamheden voortvloeien uit een verleende omgevingsvergunning;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 centimeter, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende beplanting alsmede het verwijderen van stobben;
  • f. het omzetten van grasland in bouwland;
  • g. het graven, dempen, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
  • h. het verlagen van het grondwaterpeil;
  • i. het aanbrengen of verbreden van oppervlakteverhardingen, anders dan bedoeld voor fiets- of wandelpaden en tuininrichtingen;
  • j. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies respectievelijk het aanbrengen van constructies in verband met bovengrondse leidingen;
  • k. alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden van het terrein kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik;
  • l. het verbod onder a. tot en met k. is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
    • 1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
    • 3. waarvoor op grond van meer specifieke regelgeving vergunning of ontheffing noodzakelijk is;
    • 4. die van geringe omvang zijn dan wel het normale onderhoud betreffen;
    • 5. die betrekking hebben op het slopen indien vaststaat dat het vervangende bouwwerk de cultuurhistorische waarden van het gebied niet aantasten.
6.3.1 Uitzondering

De vergunning wordt niet verleend:

  • a. indien werken of werkzaamheden geen verband houden met het toegestane gebruik in de gegeven bestemming;
  • b. indien hierdoor, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, de cultuurhistorische- dan wel monumentale waarden en kwaliteiten van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast;
  • c. eerder dan nadat een advies is ontvangen van een erkend archeoloog of een deskundig bureau voorzover de gronden zijn gelegen in het archeologisch aandachtsgebied.
6.3.2 Afwijking

In afwijking van het bepaalde in lid 6.3.1 kan de omgevingsvergunning om zwaarwichtige redenen, voor een deel van de werken of werkzaamheden, alsnog worden verleend onder de voorwaarde dat voorafgaande aan de uitvoering van de vergunning adequaat archeologisch onderzoek plaatsvindt.

6.3.3 Wijzigen

Bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen in die zin dat deze bestemming komt te vervallen, indien als gevolg van nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.

Artikel 7 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter instandhouding van het beschermd dorpsgezicht.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen op of in de in lid 7.1 bedoelde gronden, zijn geen reclame uitingen toegestaan.

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen na advies te hebben ingewonnen van een daartoe bevoegde cultuurhistorisch deskundige, nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de situering van in- en uitritten, verkeers- en verblijfsvoorzieningen, groen- en speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • c. het materiaalgebruik.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Nutsvoorzieningen

Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn toegestaan gebouwen ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een goothoogte van maximaal 3,5 meter en een bouwhoogte van maximaal 5 meter en maximale oppervlakte van 10 m2.

9.2 Ondergronds bouwen
  • a. binnen de bestemming 'Verkeer' is het ondergronds bouwen toegestaan voor ruimten die een functionele eenheid vormen met en/of dienstbaar zijn aan de toegestane functies en voor voorzieningen voor het ter plaatse bergen of infiltreren van hemelwater en/of huishoudelijk afvalwater, voorzover geen negatieve gevolgen optreden voor het grondwatersysteem;
  • b. hierbij geldt dat constructies ten behoeve van de ontsluiting van de ondergrondse ruimte slechts zijn toegestaan binnen het betreffende bouwperceel;
  • c. binnen de bestemming 'Verkeer' mogen bouwwerken worden gebouwd met een diepte van maximaal 4 meter respectievelijk 6 meter voor rioleringswerken behoudens ter plaatse van de aanduiding 'tunnel', ter plaatse van de aanduiding 'tunnel' mogen bouwwerken worden gebouwd met een diepte van maximaal 12 meter.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van de in het plan opgenomen bouwregels en toestaan dat geluidwerende voorzieningen worden gerealiseerd tot een hoogte van 2 meter, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht' waar geluidwerende voorziening niet zijn toegestaan.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
12.2 Afwijking omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 12.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 12.1 met maximaal 10%.

12.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Het bepaalde in lid 12.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

12.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

12.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 12.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

12.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Het bepaalde in lid 12.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende inpassingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het inpassingsplan Kanaalzone Traverse Dieren.