direct naar inhoud van Artikel 4 Waterstaat - Waterstaatkundige functie
Plan: Inpassingsplan Millingerwaard (uitplaatsing De Beijer)
Status: vastgesteld
Plantype: inpassingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.9925.IPMillingerwaardDB-VST1

Artikel 4 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de afvoer en berging van rivierwater, ijs en sediment, alsmede voor de vergroting van de capaciteit hiervan waarbij het belang van de waterkering en het rivierbed prevaleren boven de overige bestemmingen die voor de betrokken gronden zijn aangegeven.

4.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde in de andere bestemming mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
  • b. Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd tot een bouwhoogte van maximaal 3 meter;
  • c. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen op gronden met de andere bestemming, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de rivierbeheerder (Rijkswaterstaat) en de dijkbeheerder (Waterschap Rivierenland). Deze advisering is uitsluitend vereist indien ten behoeve van de andere bestemming werken of werkzaamheden worden uitgevoerd in afwijking van hetgeen in het inpassingsplan is vastgelegd.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ontgronden, afgraven, egaliseren, diepploegen en ophogen van gronden;
    • 2. het aanplanten van bomen en/of houtgewassen over een oppervlakte;
    • 3. het kappen en verwijderen van bomen en/of houtgewassen;
    • 4. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
    • 5. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik en het educatief medegebruik;
    • 6. het aanleggen van ligplaatsen voor vaartuigen;
    • 7. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport -, energie - en/of communicatieleidingen.
  • b. De in onder a. genoemde omgevingsvergunning mag alleen en moet worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatkundige belangen van de gronden;
  • c. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouwen zijnde, of van werkzaamheden voor gronden met de andere bestemming, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de rivierbeheerder (Rijkswaterstaat) en de dijkbeheerder (Waterschap Rivierenland).Deze advisering is uitsluitend vereist indien ten behoeve van de andere bestemming werken of werkzaamheden worden uitgevoerd in afwijking van hetgeen in het inpassingsplan is vastgelegd.
  • d. Het onder a. vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.