Plan: | Inpassingsplan Millingerwaard (uitplaatsing De Beijer) |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | inpassingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9925.IPMillingerwaardDB-VST1 |
In deze paragraaf wordt beschreven welk effect onderhavig inpassingsplan heeft op de natuur. Het belangrijkste effect is dat door de uitplaatsing van De Beijer diverse nieuwe mogelijkheden ontstaan voor natuurontwikkeling. In de huidige situatie is het bedrijfsterrein zelf niet interessant voor planten en dieren. Een meer uitgebreide beschrijving van de natuurwaarden in de totale Millingerwaard staat beschreven in hoofdstuk 5.
Actuele natuurwaarden in de Millingerwaard
De Millingerwaard ligt geheel binnen het Natura 2000-gebied Gelderse Poort. De Gelderse Poort is het Rijn-Waaltraject met de grootste variatie aan natuurlijke omstandigheden en hoogste biodiversiteit. Er komt een breed scala aan rivierecosystemen voor: van een zeer dynamische rivier, via verlaten rivierarmen tot aan kwelgebieden aan de voet van de stuwwallen. Het gebied is wellicht een van de beste onderzochte uiterwaarden van Nederland.
De Millingerwaard is aangewezen als speciale beschermingszone binnen het regime van de EU-Habitatrichtlijn en EU-Vogelrichtlijn. De begrenzing van het Natura 2000-gebied Gelderse Poort is vastgelegd in het concept-aanwijzingsbesluit van november 2008. De Millingerwaard is in meer of mindere mate van belang voor alle habitattypen waarvoor binnen de Gelderse Poort instandhoudingsdoelstellingen zijn geformuleerd.
Natuurwaarden op het bedrijfsterrein De Beijer
Voor de planten- en diersoorten die verder in de Millingerwaard voorkomen, is het bedrijfsterrein van De Beijer niet interessant. Het terrein wordt intensief gebruikt en is in zijn geheel verhard. Het terrein is buiten de begrenzing van het Natura 2000-gebied gelaten.
Het terrein heeft wel een functie voor de natuur in tijden van hoog water. Op het moment dat de Millingerwaard volstroomt, wordt het een hoogwatervrije plek. Op het noordelijke deel kunnen dieren een veilig heenkomen zoeken.
Effecten van uitplaatsing van De Beijer
Door uitplaatsing van De Beijer is er niet alleen meer fysieke ruimte voor nieuwe natuur, maar ontstaat er vooral ook meer ruimte voor dynamische processen. Dit hangt samen met de overige maatregelen in de Millingerwaard. De potenties voor natuurontwikkeling nemen daardoor meer dan evenredig toe.
De kwaliteit, duurzaamheid en diversiteit van de ontwikkeling van riviergebonden natuur hangt direct samen met de mate waarin waterstandsschommelingen op de rivier kunnen doordringen in de uiterwaard (hydrodynamiek), de mate waarin de stroming van rivierwater invloed uitoefent op de uitwisseling van sediment (morfodynamiek) en de mate waarin ecologische processen (sleutelprocessen) de ruimte krijgen. Deze processen en de ecologische potenties die daardoor ontstaan staan beschreven in hoofdstuk 5.
Voor het onderhavige inpassingsplan, dat alleen betrekking heeft op het bedrijfsterrein van De Beijer, treden geen negatieve ecologische effecten op. In de huidige situatie heeft het terrein geen waarde voor de natuur, hooguit als vluchtplaats bij hoogwater. Per saldo zal de uitplaatsing leiden tot een positief effect. Voor onderhavig plan hoeft geen ontheffing in het kader van de Flora en faunawet of vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet te worden aangevraagd.
Het verschil in effecten bij het wel of niet aanwezig zijn van De Beijer wordt met name veroorzaakt door de ligging van de te graven geulen. Bij het aanwezig blijven van De Beijer moet een deel van het zachthoutooibos met beverburchten en een deel van het leefgebied van de Bevers verdwijnen. Dit is strijdig met de doelstellingen van Natura 2000. Bij uitplaatsing van De Beijer kan de geul deels over het terrein van De Beijer lopen en langs het ooibos met beverburchten worden gelegd. In dat geval komt tevens meer oppervlak beschikbaar voor de ontwikkeling van ooibos. De ooibossen en de bever zijn aangemerkt als kernopgave van het Natura 2000-gebied.
Tijdens de uitvoeringsfase kan voor enkele soorten broedvogels het gebied tijdelijk minder geschikt zijn als leefgebied. Op de langere termijn is er voor deze soorten echter een belangrijke verbetering van de broedomstandigheden ten opzichte van de huidige situatie.
Bij niet-broedvogels treedt dit tijdelijke verlies naar verwachting niet op. Uiteindelijk ontstaat ook voor deze vogels een beter foerageer- en leefgebied. Ook voor grazende wintervogels zal de betekenis van de Millingerwaard niet afnemen.
Uit de resultaten van het Milieu Effect Rapport en het onderliggend natuuronderzoek blijkt dat er geen geen negatieve ecologische effecten optreden. Voor onderhavig plan hoeft daarom geen ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet of vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet te worden aangevraagd.