Plan: | N345 rondweg Voorst |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | inpassingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.9925.IPN345Voorst-vst1 |
De huidige N345 vervult een belangrijke functie voor het regionale verkeer in de regio Stedendriehoek (Apeldoorn, Deventer, Zutphen) en doorsnijdt de dorpskern van Voorst. Het doorgaande verkeer op de weg leidt tot problemen met betrekking tot de leefbaarheid in Voorst, vooral ten aanzien van de barrièrewerking in de kern en geluidoverlast. Verder zijn er op de huidige N345 in Voorst knelpunten betreffende de verkeersveiligheid aanwezig. De provincie Gelderland wil de problemen op de huidige N345, de Rijksstraatweg, door Voorst oplossen door middel van de realisatie van een westelijke rondweg om Voorst.
Om de realisatie van de N345 rondweg Voorst mogelijk te maken, is een nieuw planologisch-juridisch regime noodzakelijk. Provinciale Staten hebben sinds de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) de mogelijkheid om zelf een juridisch-planologisch regime te maken, het zogenaamde provinciaal inpassingsplan. Ter voorbereiding op deze en andere nieuwe instrumenten en bevoegdheden hebben provinciale staten van Gelderland (PS) de Wro-agenda vastgesteld.1 In deze agenda is aangegeven voor welke projecten PS bereid zijn een provinciaal inpassingsplan te maken c.q. vast te stellen. Er moet dan aan drie criteria worden voldaan:
Uit de Wro-agenda blijkt dat de aanleg van provinciale weginfrastructuur als provinciaal belang wordt aangemerkt. Omdat het gaat om een provinciale weg wordt de ligging en de invulling van de N345 rondweg Voorst door de provincie Gelderland bepaald. Bovendien overheersen bovenlokale aspecten, waardoor de provincie Gelderland de N345 rondweg Voorst efficiënter kan aanleggen. De N345 rondweg Voorst voldoet daarmee aan bovengenoemde criteria, waardoor het instrument provinciaal inpassingsplan door PS wordt ingezet.
In alle fasen van de planvorming heeft structureel overleg plaatsgevonden tussen de gemeente Voorst en de provincie Gelderland. Het voorliggende provinciale inpassingsplan N345 rondweg Voorst (hierna: PIP) is dan ook in nauwe samenwerking tussen de provincie Gelderland en de gemeente Voorst tot stand gekomen.
Het plangebied van het PIP ligt ten westen van de dorpskern van Voorst in de gemeente Voorst. De zuidzijde van het plangebied wordt begrensd door de aansluiting van het wegtracé op de huidige N345 (Rijksstraatweg) ter hoogte van het 't Stationskoffiehuis Radstaake. Het wegtracé loopt vervolgens in noordelijke richting op ongeveer 150 meter afstand om de dorpskern van Voorst heen en kruist de Enkweg met behulp van een viaduct. De Klarenbeekseweg zal via een fietsers- en voetgangerstunnel onder het tracé van de rondweg doorlopen. Vervolgens sluit het wegtracé van de rondweg ter hoogte van de noordelijke rand van de bebouwde kom van Voorst weer aan op de huidige N345 (Rijksstraatweg). Het wegtracé van de rondweg volgt het wegtracé van de huidige N345 (Rijksstraatweg) in noordelijke richting. Het plangebied wordt aan de noordzijde ten slotte ter hoogte van minicamping 'De Adelaar' begrensd. Het plangebied omvat daarnaast de gronden die benodigd zijn voor natuurmitigatie en de EHS compensatie. De ligging en begrenzing van het plangebied is weergegeven in afbeelding 1.1.
Afbeelding 1.1: Ligging en begrenzing van het plangebied van de N345 rondweg Voorst
In het plangebied vigeren nu verschillende bestemmingsplannen van de gemeente Voorst. Het gaat om de volgende plannen:
Zoals beschreven past de N345 rondweg Voorst niet binnen de vigerende bestemmingen van het gebied en moeten de vigerende bestemmingsplannen worden herzien om realisatie van de rondweg mogelijk te maken. De weg wordt juridisch-planologisch vastgelegd in onderhavig PIP.
In het kader van de plan- en besluitvorming rond dit PIP is een m.e.r.-procedure doorlopen. De m.e.r.-procedure is in mei 2011 gestart met de kennisgeving van het voornemen om voor de N345 rondweg Voorst een PIP op te stellen. In hoofdstuk 4 wordt uitgebreid ingegaan op de m.e.r.-procedure.
Na deze inleiding volgt in hoofdstuk 2 een overzicht van het relevante beleid van het Rijk, de provincie Gelderland, de regio en de gemeente Voorst op het gebied van verkeer, vervoer en leefbaarheid. Hierbij is ingegaan op de beleidsmatige onderbouwing van de N345 rondweg Voorst. De beschrijving van de huidige situatie van het plangebied komt in hoofdstuk 3 aan bod. In hoofdstuk 4 wordt de m.e.r.-procedure beschreven. Tevens zijn de belangrijkste resultaten uit het MER beschreven. Vervolgens is in hoofdstuk 5 een beschrijving gegeven van de beoogde inrichting van de N345 rondweg Voorst. In hoofdstuk 6 komen de relevante milieuaspecten aan bod. Hoofdstuk 7 geeft een omschrijving van de juridische planopzet. Hierin wordt aangegeven op welke wijze de voorgenomen ontwikkeling is vertaald in de juridische regeling. De hoofdstukken 8 en 9 gaan over de uitvoering van het plan. Aan de orde komen respectievelijk de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijke beleid op het gebied van verkeer, vervoer en leefbaarheid. Beleid dat samenhangt met andere milieuaspecten wordt beschreven in hoofdstuk 6.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) uit 2012 vervangt onder meer de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit en geeft een totaalbeeld van het ruimtelijke beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. Gedurende de planvorming van de N345 rondweg Voorst waren de Nota Mobiliteit en de Nota Ruimte echter geldend beleid. Alvorens in te gaan op de SVIR worden daarom de relevante delen uit de Nota Mobiliteit en Nota Ruimte voor de N345 rondweg Voorst kort aangestipt.
De Nota Mobiliteit
Het Rijk hanteert voor de verbetering van de regionale bereikbaarheid een decentrale aanpak. De regionale situaties en problemen zijn complex en worden voor een groot deel bepaald door de ruimtelijke en economische kenmerken van het gebied. Bij de gebiedsgerichte uitwerking staat een goede samenwerking met andere overheden in de regio en private partijen voorop. Partijen werken samen aan verkeers- en vervoerplannen, stemmen deze af met de ruimtelijke plannen, en maken afspraken over financiering en planning. Voor de gezamenlijke aanpak van de mobiliteitsproblemen in de stedelijke netwerken ligt het voortouw bij de betrokken overheden. Een netwerkanalyse (probleemanalyse) en een betere samenwerking tussen de regionale partijen vormen de sleutel tot succes. De Verkenning Onderliggend Wegennet uit 2007 betreft de netwerkanalyse die is uitgevoerd door provincie Gelderland in samenwerking met regionale partijen.
Nota Ruimte
Het beleid met betrekking tot de basiskwaliteit van steden, dorpen en bereikbaarheid kent vier pijlers: bundeling van verstedelijking en economische activiteiten, bundeling van infrastructuur, aansluiting van Nederland op de internationale netwerken van luchtvaart en zeevaart en borging van milieukwaliteit en externe veiligheid. Voor de N345 rondweg Voorst is het van belang dat het Rijk veel waarde hecht aan het optimaal benutten van de stedelijke ruimte en het goed inpassen van infrastructuur ter opheffing en voorkoming van barrièrewerking.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve betrokkenheid van het Rijk. Zo ontstaat ruimte voor maatwerk en ontwikkelingen van burgers en bedrijven.
Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en richt zich op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van de belangen voor Nederland als geheel, zoals de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer.
Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
In het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) wordt de samenhang met decentrale belangen en regionale opgaven besproken. Dit doet het Rijk met de regio voor alle ruimtelijke en mobiliteitsonderwerpen in de bestuurlijke overleggen MIRT aan de hand van de gezamenlijke gebiedsagenda's van Rijk en regio. Voor de MIRT regio Oost-Nederland (Overijssel en Gelderland) gelden in de SVIR onder meer de volgende opgaven van nationaal belang:
In het MIRT 2012 is de A1-corridor als belangrijke internationale verbinding benoemd. Het assenkruis van de A1-corridor en de IJsselzone vormt de kern van de Stedendriehoek Apeldoorn-Deventer-Zutphen en verbindt de regio met de andere stedelijke regio's in Oost-Nederland.
Structuurvisie Gelderland 2005
De Structuurvisie Gelderland 2005 van de provincie Gelderland uit 2005 onderscheidt drie ruimtelijke zones: het groenblauwe raamwerk, het rode raamwerk en het multifunctionele gebied. Het groenblauwe raamwerk en het rode raamwerk vormen de ruimtelijke hoofdstructuur. De ontwikkeling en het behoud hiervan is aangemerkt als een provinciaal belang.
Het rode raamwerk heeft betrekking op de hoog dynamische functies die samenhangen met de hoofdinfrastructuur en intensieve vormen van ruimtegebruik zoals stedelijke functies, intensieve vormen van recreatie, met stedelijke ontwikkeling samenhangende groenontwikkeling en intensieve agrarische teelten. Het groenblauwe raamwerk omvat de meer kwetsbare functies als natuurgebieden en waterbergingsgebieden. Het plangebied van het PIP maakt onderdeel uit van het multifunctionele gebied en voor een klein gedeelte van het groenblauwe raamwerk.
Het doel van het ruimtelijke en infrastructurele beleid van de provincie is het streven naar een goede bereikbaarheid van en in Gelderland. De economische centra en de grote steden dienen goed bereikbaar te zijn voor burgers en bedrijven. Voorop staat dat het huidige verkeers- en vervoerssysteem wordt behouden en goed wordt onderhouden. Waar nodig moet het systeem worden verbeterd. Bereikbaarheids- en leefbaarheidproblemen kunnen worden voorkomen door stedelijke ontwikkeling af te stemmen op de vervoerscapaciteit en milieubelasting van bestaande (en al geplande) infrastructuur. In de tweede plaats moet gezocht worden naar verstedelijkingslocaties die goed aansluiten op de bestaande (en al geplande) infrastructuur en deze benutten.
In de Structuurvisie Gelderland 2005 is de kern Voorst gelegen binnen het stedelijke netwerk Stedendriehoek (Apeldoorn - Deventer - Zutphen). Op de structuurvisiekaart 'ruimtelijke ontwikkeling' is de N345 in Voorst aangewezen als aan te passen regionale ontsluitingsweg en aangewezen voor functieverandering, zie afbeelding 2.1.
Afbeelding 2.1: Stedelijk netwerk (links) en uitsnede plankaart 'stedelijke ontwikkeling' (rechts)
Momenteel bereidt de provincie Gelderland een nieuwe omgevingsvisie voor. Vaststelling is voorzien medio 2014. Voorliggend inpassingsplan is passend binnen het in voorbereiding zijnde beleid.
Ruimtelijke Verordening Gelderland
De voorschriften in de Ruimtelijke Verordening Gelderland uit 2010 hebben betrekking op gebiedsgerichte thema's zoals verstedelijking, wonen, Ecologische hoofdstructuur, waardevol open gebied en nationaal landschap. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplannen op deze regels afstemmen. De voorschriften in de Ruimtelijke Verordening Gelderland zijn gebaseerd op de Structuurvisie Gelderland 2005.
Naast de nieuwe omgevingsvisie wordt door de provincie Gelderland ook een nieuwe omgevingsverordening voorbereid. Vaststelling van de omgevingsverordening is eveneens voorzien medio 2014.
Provinciaal Verkeer- en Vervoerplan 2
Het provinciale beleid voor verkeer en vervoer is vastgelegd in het Provinciaal Verkeer en Vervoerplan 2 (PVVP-2) uit 2004. Het PVVP-2 geeft tot 2015 richting aan het provinciale verkeers- en vervoersbeleid, waarbij naar een duurzame balans wordt gezocht tussen bereikbaarheid, leefomgeving en veiligheid. Voor elk van deze aspecten formuleert het PVVP-2 ambities. De ambities voor bereikbaarheid zijn:
In het in 2004 afgeronde PVVP-2 wordt opgemerkt dat de afgelopen jaren groei van de mobiliteit heeft plaatsgevonden, waardoor zowel het aantal verplaatsingen als de afgelegde afstand van de verplaatsingen is toegenomen. Door deze toename van mobiliteit doen zich bereikbaarheidsproblemen voor. In het PVVP-2 is Zutphen aangewezen als een knelpunt wat betreft stedelijke distributie, zie afbeelding 2.2.
Afbeelding 2.2: Knelpunten bereikbaarheid PVVP-2
Ambities voor veiligheid:
Onveiligheid in het wegverkeer is een groot maatschappelijk probleem. De provincie wil dan ook zorgdragen voor een veilige mobiliteit, waarbij zowel een aanpak van gevaarlijke wegvakken en kruispunten een rol speelt, als ook de aanpak van knelpunten met betrekking tot weggebruikers zoals jeugdige weggebruikers en beginnende bestuurders. De provinciale weg N345 is in het PVVP-2 gekenmerkt als een weg met een bovengemiddeld hoog risicocijfer, zie onderstaande afbeelding 2.3.
Afbeelding 2.3: Knelpunten verkeersveiligheid PVVP-2
Specifiek voor de Regio Stedendriehoek formuleert het PVVP-2 de opgaven om de mobiliteitsgroei op een verantwoorde wijze op te vangen, de interne samenhang te versterken en in te zetten op een goede relatie tussen hoofdwegennet en het stedelijke en regionale net. De opgaven bestaan uit de volgende aandachtspunten:
Afbeelding 2.4: Knelpunten leefomgeving PVVP-2
Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030
De regio Stedendriehoek legt in de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 (Regionale Structuurvisie) uit 2007 de gemeenschappelijke ambities vast voor het zogenoemde bundelingsgebied: het gebied rond Apeldoorn, Deventer en Zutphen en het daarbinnen gelegen middengebied. Het gaat om (grote delen van) het grondgebied van de gemeenten Apeldoorn, Brummen, Deventer, Lochem, Voorst en Zutphen. De Regionale Structuurvisie is voor deze gemeenten een richtinggevend kader voor beleid en uitvoering.
Als basis voor de Regionale Structuurvisie is een duurzaam ruimtelijk structuurbeeld ontwikkeld voor de lange termijn tot 2030. Centraal staat: bundelen en concentreren van het stedelijke ruimtegebruik in en om de bestaande steden en dorpen. De Regionale Structuurvisie op de Stedendriehoek splitst zich uit naar vijf thema's:
Verbetering van de bereikbaarheid van de Stedendriehoek is één van de opgaven in de Regionale Structuurvisie. Binnen het thema openbaar vervoer en weginfrastructuur en binnen het bundelingsgebied zijn de wegen N344, N345, N348 van regionaal belang. Vanuit het oogpunt van leefbaarheid zijn op lokaal niveau ingrijpende maatregelen nodig, waaronder een rondweg om de kern Voorst.
Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst
De Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst uit 2005 geeft op hoofdlijnen de ruimtelijke koers van de gemeente Voorst tot 2030 weer. In de visie zijn de volgende opgaven voor het dorp Voorst opgenomen:
In de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst zijn de belangrijkste wegen in de gemeente Voorst de A1, N344 en N345. De N345 verbindt Zutphen en de tussenliggende kernen met Apeldoorn en de rijkswegen A1 en A50. Een deel van de N345 loopt dwars door het dorp Voorst en veroorzaakt door de hoge verkeersintensiteiten problemen op het gebied van veiligheid en leefbaarheid. Het verkeersaanbod en de leefbaarheid in de kern Voorst zijn in de toekomstvisie redenen om een omleiding van de Rijksstraatweg om Voorst te overwegen. Realisatie van een omleiding van de N345 in Voorst is als ambitie opgenomen in de toekomstvisie. Dit zal tegelijk gepaard gaan met een herinrichting van de bestaande Rijksstraatweg door het dorp. Hier zal een herinrichting de twee dorpsdelen dichter bij elkaar moeten brengen, zonder de karakteristiek van de bebouwing teniet te doen.
Dorpsvisie Voorst
De Dorpsvisie Voorst uit 2008 is een uitwerking van de Regionale Structuurvisie Stedendriehoek 2030 en de Ruimtelijke Toekomstvisie Voorst. Het belangrijkste doel van de Dorpsvisie Voorst is het geven van een visie op de toekomstige ruimtelijke ontwikkeling van het dorp tot 2030. De ontwikkeling van nieuwe woongebieden en de leefbaarheid binnen het dorp staan daarin centraal. Naast het thema wonen is er aandacht voor de thema's werken, voorzieningen en verkeer.
De volgende ambities en uitgangspunten zijn geformuleerd in de Dorpsvisie Voorst:
In afbeelding 2.5 is het ruimtelijke structuurbeeld in de Dorpsvisie Voorst weergegeven.
Afbeelding 2.5: Ruimtelijk structuurbeeld dorp Voorst (bron: gemeente Voorst)
In de omgeving van het plangebied zijn diverse ruimtelijke ontwikkelingen gepland, waaronder woningbouw. Deze plannen hebben echter geen harde status omdat ze nog niet in een vastgesteld bestemmingsplan zijn opgenomen, maar alleen zijn beschreven in richtinggevende beleidsdocumenten. Bovendien is de woningbouwopgave die in de beleidsdocumenten is beschreven, op basis van voortschrijdend inzicht, naar beneden bijgesteld. Bij de totstandkoming van het plan voor een westelijke rondweg om Voorst is niettemin rekening gehouden met de mogelijke ontwikkeling van woningbouw ten westen van Voorst, zoals beschreven in de Dorpsvisie Voorst.
Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan Voorst
Het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan (GVVP) van de gemeente Voorst uit 2009 beschrijft het gemeentelijke verkeersbeleid voor de korte en middellange termijn. Het GVVP schetst de hoofdlijnen van het verkeers- en vervoersbeleid voor de komende tien jaar. De N345 in Voorst neemt daarbij een aparte positie in: samen met de provincie zoekt de gemeente Voorst naar een oplossing voor de leefbaarheidsproblematiek in de kern Voorst, als gevolg van de hoge verkeersintensiteiten op de N345.
In het GVVP zijn de wegen in de gemeente Voorst gecategoriseerd op basis van de principes van Duurzaam Veilig, zie afbeelding 2.6.
Afbeelding 2.6: wegencategorisering GVVP Voorst
De N345 in Voorst is, zoals in het provinciale beleid, gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg. Alle aansluitende wegen ten westen en ten oosten van de N345 zijn onderdeel van een verblijfsgebied en daarmee gecategoriseerd als erftoegangsweg. In het GVVP is de ambitie om het drukke verkeer op de N345 via een route langs de kern Voorst te leiden, zodat de Rijksstraatweg meer een verblijfsfunctie voor Voorst kan krijgen.
In de beleidsdocumenten op nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau wordt het verbeteren van de leefbaarheid en verkeersveiligheid nagestreefd. De N345 rondweg Voorst beantwoordt aan het doel om de leefbaarheid en verkeersveiligheid in de kern van Voorst te verbeteren. De N345 rondweg Voorst past daarmee binnen het vigerende beleid van het Rijk, de provincie Gelderland, de regio en de gemeente Voorst.
In dit hoofdstuk komt de huidige situatie van het plangebied aan bod. De huidige ruimtelijke en verkeerskundige situatie worden beschreven.
De rondweg N345 Voorst is gepland in het buitengebied ten westen van Voorst. Het buitengebied kenmerkt zich door een afwisselend besloten en open gebied. Daar waar weinig bebouwing is, is het landschap open en is doorzicht. In het landschap liggen smalle buitenwegen, die de kern Voorst verbinden met haar buitengebied. De wegen vormen een netwerk van gelijkwaardige wegen, beginnend met de verbinding van het dorp Voorst met het buitengebied. De belangrijkste wegen zijn de Klarenbeekseweg en de Enkweg.
Aan de wegen staan verspreid groepen bebouwing: woningen, boerderijen en tuinbouwbedrijven. Tussen de clusters door is plaatselijk ver zicht vanaf het dorp het buitengebied in. Aan de zuidzijde van Voorst is er bijvoorbeeld doorzicht tot aan de spoorlijn en hoogspanningsleiding ten zuiden van het plangebied, aan de westzijde is er doorzicht het buitengebied in, en aan de noordzijde is er zicht tot aan de bossen van Landgoed Beekzicht.
De groepen bebouwing die het dichtst bij het plangebied liggen zijn de boerderijen aan de Klarenbeekseweg en de cluster aan de dorpsrand aan de Enkweg met een loonwerkersbedrijf en een korenmolen (De Zwaan). Direct ten westen van het loonwerkersbedrijf ligt een agrarisch bedrijf. In de omgeving van de bebouwingsgroepen is het landschap veel beslotener, mede omdat in de omgeving van woningen en bedrijven ook meer bosjes en hagen aanwezig zijn. Het sterkst is dit in de omgeving van de Enkweg en de Tuinstraat. Ten zuiden van de cluster aan de Enkweg ligt een bosje. Aan de Tuinstraat ligt één van de landgoederen in de omgeving van het plangebied.
Daar waar de nieuwe rondweg aansluit op de huidige N345 liggen tevens landgoederen ten oosten van de rondweg. Dit zijn Landgoed Beele aan de zuidkant, en Landgoed Beekzicht met de Adelaar aan de noordzijde.
In hoofdstuk 1 is reeds beschreven dat er in de huidige verkeerskundige situatie sprake is van zowel knelpunten betreffende de verkeersveiligheid als van een leefbaarheidsprobleem. De knelpunten zijn vooral het gevolg van een gebrekkige afstemming tussen de functie, vormgeving en het gebruik van de weg en de hoge verkeersintensiteiten op de N345 in Voorst. Hieronder wordt nader ingegaan op (de oorzaak van) deze knelpunten.
Afbeelding 3.1: Verkeerssituatie huidige N345 Voorst
Afstemming tussen functie en vorm
De N345 vormt een belangrijke verbinding tussen Apeldoorn en Zutphen. In het PVVP-2 is de weg gecategoriseerd als regionale gebiedsontsluitingsweg. In de huidige situatie rijden er ruim 14.000 motorvoertuigen per etmaal door Voorst. Het aandeel doorgaand verkeer door Voorst (verkeer met een herkomst en bestemming buiten de kern Voorst) is circa 85%.
De huidige N345 heeft een sterke (doorgaande) verkeersfunctie en dat zal in de autonome ontwikkeling onveranderd blijven. De effectiviteit van de rondweg is groot, gezien de (zeer) lage verkeersintensiteiten in de kern Voorst, zie tabel 3.1.
Tabel 3.1: Gemiddelde intensiteiten werkdag o.b.v. verkeersmodel 2020 (AO en Westelijke rondweg)
De N345 in de bebouwde kom van Voorst kenmerkt zich door de aanwezigheid van woningen dicht langs de weg, veel in-/uitritten en zijwegen en parkeervakken langs de weg. Er is daarmee sprake van veel potentiële conflictpunten die bovendien vaak slecht zichtbaar zijn. De ligging en vormgeving van de weg komen daarmee niet overeen met de functie van de weg. De doorgaande functie van de N345 in Voorst en de hoge intensiteiten op de weg hebben directe negatieve gevolgen voor de leefbaarheid en verkeersveiligheid in Voorst. In het kader van leefbaarheid vormen vooral barrièrewerking en geluidsoverlast knelpunten, zoals hierna beschreven. Hieronder wordt tevens nader ingegaan op de problematiek betreffende verkeersveiligheid.
Leefbaarheid
Op het moment dat een weg een aantal bewoners afsluit van andere bewoners en/of voorzieningen is er sprake van barrièrewerking. De mate van barrièrewerking hangt af van de hoeveelheid woningen en/of voorzieningen die afgesneden worden van de rest, en de moeite die de bewoners moeten doen om de weg over te steken, ofwel de oversteekbaarheid van de weg. In Voorst ligt de weg midden in de kern, waardoor zowel voorzieningen als woningen aan weerszijden van de weg van elkaar worden afgesneden. De verkeersintensiteiten op de weg in de spits leiden tot lange wachttijden voor vooral langzaam verkeer (fietsers en voetgangers). De oversteekbaarheid van de weg is daarmee slecht. In de huidige situatie is daarom sprake van een grote barrièrewerking van de N345 in Voorst. De barrièrewerking neemt toe in 2020 als gevolg van de toenemende intensiteiten op de N345.
Verder bestaan er in de bebouwde kom van Voorst knelpunten ten aanzien van geluidsoverlast. Conform het beleid van de provincie Gelderland wordt een woning of geluidgevoelige bestemming met een werkelijke belasting van 63 dB of meer als knelpunt beschouwd. Rondom de N345 in Voorst is een concentratie van woningen aanwezig waarbij deze norm overschreden wordt, ook na het aanbrengen van stil asfalt.
Verkeersveiligheid
In vergelijking tot het Gelderse gemiddelde ten aanzien van ongeval- en letselrisico's en ongeval- en letseldichtheden op provinciale wegen in bebouwde kommen, blijkt de N345 in Voorst onveilig.2 Er zijn relatief veel ongevallen geregistreerd op de N345 in de bebouwde kom van Voorst.
Het ongevallenbeeld komt overeen met de hiervoor beschreven knelpunten betreffende de vormgeving van de weg in Voorst, zoals het grote aantal in-/uitritten en zijwegen en de slechte zichtbaarheid daarvan. Naast deze ontwerpkenmerken voldoet de N345 in Voorst op meerdere andere punten niet aan de ontwerprichtlijnen voor duurzaam veilig ingerichte gebiedsontsluitingswegen. Zo is de obstakelvrije ruimte langs de weg beperkt en wordt er geparkeerd langs de rijbaan. Dit heeft verdere negatieve gevolgen voor de verkeersveiligheid op de weg en de vergevingsgezindheid van de weg.3 In de autonome ontwikkeling zullen de ongevalrisico's op de N345 toenemen, als gevolg van de autonome groei van het verkeer.
Op grond van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage is de aanleg van een autoweg, categorie C 1.2, m.e.r.-plichtig. Het milieueffectrapport (MER) is vanuit dit oogpunt dan ook een project-MER. Echter, gezien de nabijheid van Natura 2000-gebieden is ook een passende beoordeling uitgevoerd. Dit is, conform de Wet milieubeheer, een reden waarom een plan-m.e.r. doorlopen moet worden, resulterend in een plan-MER. In het kader van de plan- en besluitvorming rond het PIP is daarom een gecombineerde plan- en project-m.e.r. doorlopen.
Het doel van het m.e.r. is het milieu een volwaardige plek te geven in het besluitvormingsproces. In het MER vindt een afweging van de alternatieven op basis van de milieueffecten plaats om uiteindelijk tot het voorkeursalternatief te komen. Het voorkeursalternatief, in dit geval de westelijke rondweg, wordt vervolgens planologische juridisch geborgd in dit PIP.
Voor een uitgebreide beschrijving van de m.e.r-procedure wordt verwezen naar het MER N345 Rondweg Voorst, zie bijlage 1.
Algemeen
De problemen betreffende de verkeersveiligheid en leefbaarheid op en langs de N345 in Voorst spelen al geruime tijd. In het kader van het Coalitieakkoord 2007-2011 is besloten de problematiek van vijf mogelijke knelpunten op het provinciale wegennetwerk in Gelderland (waaronder de N345 in Voorst) en de effecten van mogelijke oplossingsrichtingen nader te onderzoeken. In de Préverkenning N345 Voorst-Zutphen/De Hoven zijn de knelpunten in Voorst nader onderzocht. Op basis van de resultaten van de Préverkenning is een vervolgproces ingezet. De eerste stap in dat vervolgproces betrof de Verkenning N345 Voorst.
Verkenning N345 Voorst
In 2010 is een verkenning naar de N345 door Voorst en eventuele oplossingsrichtingen uitgevoerd. In deze Verkenning is een groot aantal oplossingsrichtingen op hun effecten onderzocht, zowel oplossingsrichtingen op lokaal niveau als op regionaal niveau. Uit de Verkenning bleek dat een westelijke en oostelijke rondweg de problematiek in Voorst oplossen, tegen (aanzienlijk) minder negatieve effecten dan de andere (lokale en regionale) alternatieven, vooral op natuur en landschap. Op grond van de resultaten van de Verkenning zijn andere alternatieven afgevallen. De resultaten van de Verkenning zijn ter advisering aan de Commissie voor de m.e.r. (Cie m.e.r.) voorgelegd.4 De Cie m.e.r. was van oordeel dat de verschillen tussen de westelijke en oostelijke rondweg 'too close to call' waren en adviseerde beide oplossingsrichtingen in meer detail uit te werken.
Naar aanleiding van de verkenning en het advies van de Cie m.e.r. hebben provinciale staten op 16 februari 2011 besloten een m.e.r. te starten, waarin een westelijke en oostelijke rondweg om Voorst verder zijn onderzocht.
Notitie Reikwijdte en Detailniveau
Na de verkenning is de Notitie Reikwijdte en Detailniveau (notitie R&D) opgesteld. Deze notitie R&D beschrijft de aanpak en afbakening van het onderzoek in de MER. Ten behoeve van een zorgvuldige besluitvorming is de conceptversie van de notitie R&D, tegelijk met de verkenning, ter advisering voorgelegd aan de Cie m.e.r.. De Cie m.e.r. adviseerde in het MER in te gaan op het doel, de uitwerking en de effecten van de herinrichting van de bestaande N345 door Voorst. Bovendien werd geadviseerd op basis van de precieze ligging van het tracé inzicht te geven in het feitelijke ruimtebeslag binnen de EHS en de feitelijke effectmechanismen voor soorten en levensgemeenschappen die op grond van het wegontwerp en de aanwezige natuur verwacht worden.5
De notitie R&D is vervolgens ter advisering voorgelegd aan de wettelijk bevoegde adviseurs. De notitie R&D is verder ter inzage gelegd, een ieder had de mogelijkheid om zienswijzen op de notitie in te dienen. De schriftelijke reacties en zienswijzen op de Notitie R&D zijn, voor zover mogelijk, bij het opstellen en uitvoeren van het onderzoek naar de milieueffecten meegenomen.
Alternatieven
In het kader van het milieueffectrapport 'N345 Rondweg Voorst' (hierna: MER N345) zijn mogelijke oplossingsrichtingen voor de problematiek van de N345 rondweg Voorst ontwikkeld, de zogenaamde alternatieven. Hiervoor is, zoals reeds beschreven, een uitgebreid voortraject doorlopen, waarin een groot aantal oplossingsrichtingen nader zijn bezien. Twee alternatieven zijn nader onderzocht:
het alternatief 'westelijke rondweg'. De meest in het oog springende kenmerken van de westelijke rondweg zijn de volgende elementen:
het alternatief 'oostelijke rondweg'. De meest in het oog springende kenmerken van de oostelijke rondweg zijn de volgende elementen:
In deze paragraaf volgt de effectbeschrijving van de alternatieven per thema. De effecten van beide rondwegen zijn beoordeeld ten opzichte van de effecten van het referentiealternatief. Het referentiealternatief vormt de situatie in 2020 waarin er geen aanpassingen aan de N345 plaatsvinden, behoudens onderhoudsmaatregelen. In het referentiealternatief zijn verder de autonome ontwikkelingen tot 2020 opgenomen.6
De effectbeoordeling van de (deel)aspecten zijn in tabel 4.1 samengevat. Vervolgens zijn themagewijs de beoordelingen toegelicht.
Tabel 4.1: Overzicht beoordeling (deel)aspecten
Verkeer en vervoer
De oostelijke rondweg onderscheidt zich van de westelijke rondweg door een groter positief effect op de criteria verkeersveiligheid en barrièrewerking. Dit komt door een veiliger vormgeving van de noordelijke aansluiting bij de oostelijke rondweg en de doorsnijding van minder wegen in het buitengebied ten opzichte van de westelijke rondweg. In de totaalbeoordeling komt dit tot uitdrukking door een positieve tot zeer positieve beoordeling voor de oostelijke rondweg (+/++) en een positieve beoordeling voor de westelijke rondweg (+).
Leefbaarheid en gezondheid
Onder leefbaarheid worden de aspecten geluid & trillingen, luchtkwaliteit en externe veiligheid verstaan. Gezondheid betreft een vertaling van de resultaten van de onderzoeken naar deze aspecten naar de invloed op de gezondheid van de mensen in Voorst. Dit is gedaan door middel van het instrument GES (Gezondheidseffectscreening).
Het aantal geluidsbelaste bestemmingen neemt bij beide rondwegen ten opzichte van de autonome ontwikkeling af. Dit wordt veroorzaakt door de verplaatsing van het verkeer van de huidige N345 door Voorst naar de rondweg om Voorst: in het buitengebied zijn er namelijk woningen aanwezig in een (veel) lagere dichtheid dan in de kern. De westelijke rondweg onderscheidt zich van de oostelijke rondweg door een sterkere afname van het aantal geluidgevoelige bestemmingen met een geluidbelasting boven 48 dB (de voorkeurswaarde). De westelijke rondweg is daarom positiever beoordeeld (+/++) dan de oostelijke rondweg (+).
Voor het aantal woningen met een kans op trillingshinder treden er geen of zeer kleine wijzigingen op. De alternatieven onderscheiden zich niet van de autonome ontwikkeling en zijn om die reden neutraal beoordeeld op het aspect trillingen.
Ten aanzien van luchtkwaliteit liggen de concentraties van schadelijke stoffen ruim onder de wettelijke grenswaarden, zowel in de autonome ontwikkeling als bij een westelijke en oostelijke rondweg. Verder verbetert de luchtkwaliteit in 2020 ten opzichte van 2015 en is de bijdrage van beide rondwegen ten opzichte van de achtergrondconcentraties klein. Daarom zijn beide alternatieven op het aspect luchtkwaliteit neutraal (0) beoordeeld.
De externe veiligheidrisico's nemen iets af door de realisatie van één van beide rondwegen. Dit komt door de ligging van beide rondwegen buiten de kern van Voorst. Beide alternatieven zijn daarom hierop licht positief (0/+) beoordeeld.
Ten aanzien van geluid kan op basis van de GES scores worden vastgesteld dat zich in de huidige situatie en autonome ontwikkeling knelpunten (gezondheidsrisico's) voordoen langs de Rijksstraatweg in Voorst. Door de rondwegen worden deze knelpunten weggenomen. De rondwegen zijn daarom hierop positief beoordeeld (+). Voor luchtkwaliteit zijn er geen knelpunten en zijn de GES scores in alle gevallen gelijk. De rondwegen zijn daarom niet onderscheidend beoordeeld van de autonome ontwikkeling (0). Betreffende externe veiligheid zijn er geen knelpunten aanwezig. Door realisatie van de rondwegen treedt er wat betreft externe veiligheid wel een licht positief effect op, omdat beide rondwegen in gebieden liggen met bebouwing in lage dichtheid en als gevolg daarvan afname van de externe veiligheidrisico's (0/+). Door de positieve gezondheidseffecten ten aanzien van geluid en externe veiligheid, zijn beide rondwegen wat betreft GES positief beoordeeld (+).
Bodem en water
Ten aanzien van bodem treden er bij beide rondwegen geen of kleine effecten op. Omdat de bodem ter plaatse van de oostelijke rondweg gevoeliger is voor zetting en omdat er ter plaatse van de oostelijke rondweg een locatie is gelegen die verdacht wordt van bodemvervuiling, is de oostelijke rondweg licht negatief beoordeeld (0/-). Beide alternatieven hebben geen noemenswaardige invloed op de oppervlakte- en grondwaterkwantiteit.
Beide rondwegen hebben ook geen noemenswaardige invloed op de oppervlaktewaterkwaliteit. Zowel de westelijke als oostelijke rondweg hebben een zeer beperkte, maar niet uit te sluiten invloed op de grondwaterkwaliteit. Omdat er slechts op één criterium (zeer) beperkte effecten optreden, zijn beide rondwegen neutraal beoordeeld wat betreft het aspect water (0).
Natuur en ecologie
De oostelijke rondweg scoort zeer negatief op het aspect natuur (- -). Dit wordt vooral veroorzaakt door het zeer negatieve effect op een aantal zwaar beschermde soorten. Bovendien gaat er leefgebied van meer algemene soorten zoogdieren en amfibieën verloren. De westelijke rondweg tast minder beschermde soorten en minder leefgebied aan en is daarom minder negatief beoordeeld (-).
Geen van beide rondwegen doorsnijdt Natura 2000-gebieden. De oostelijke rondweg resulteert in grotere negatieve effecten op het criterium Natura 2000-gebieden dan de westelijke rondweg, door de nabijheid tot het Natura 2000-gebied Uiterwaarden IJssel en de grotere effecten betreffende stikstofdepositie en externe werking.
Geen van beide rondwegen doorsnijdt de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS wordt door beide rondwegen wel negatief beïnvloed door toename van de geluidsbelasting en een beperkte toename van de lichtverstoring.
Landschap, cultuurhistorie en archeologie
Cultuurhistorie is de overkoepelende term voor de historische geografie, historische (steden) bouw en archeologie. Hieronder zijn de effecten van beide rondwegen op deze deelaspecten en op het deelaspect landschap beoordeeld.
De oostelijke rondweg leidt tot zeer negatieve effecten betreffende de deelaspecten landschap (- -), historische geografie (- -) en historische (steden)bouw (-/- -). Het landschap ten oosten van Voorst is namelijk open en gaaf en bevat verschillende historische elementen en kleinschalige details. Het landschap is daardoor kwetsbaar voor (grote) ruimtelijke ingrepen, zoals een rondweg.
Ook leidt de oostelijke rondweg tot aantasting van het dorpsgezicht van de historische kern van Voorst en de historische relatie tussen de kern en het uiterwaardenlandschap. Het landschap ten westen van Voorst is minder kwetsbaar voor ruimtelijke ingrepen, onder meer door de bestaande afwisseling tussen open en besloten ruimtes en de aanwezigheid van minder historische elementen. Desondanks leidt ook een westelijke rondweg tot negatieve effecten betreffende landschap (-/- -), historische geografie (0/-) en historische (steden)bouw (0/-), vooral door de verstoring van bestaande structuren en vermindering van de toegankelijkheid van het buitengebied, als gevolg van de doorsnijding van verschillende landwegen.
Betreffende archeologie leidt vooral de westelijke rondweg tot negatieve effecten, door de doorsnijding van bekende vindplaatsen en terreinen met hoge archeologische (verwachting)waarden (- -). Ten oosten van Voorst is er sprake van een lage dichtheid aan bekende vindplaatsen en is er sprake van lage verwachtingswaarden, waardoor de oostelijke rondweg minder negatief is beoordeeld dan de westelijke rondweg (0/-).
Ruimtelijke ordening en economie
De effecten op ruimtelijke ordening splitsen zich uit naar ruimtebeslag en doorsnijding van woningen, het ontstaan van functioneel beperkte gebieden en ontwikkelingskansen. Hieronder wordt ingegaan op de effectbeoordeling.
Ten aanzien van economie blijken de volgende effecten.
Samengevat leiden beide rondwegen wat betreft ruimtelijke ordening en economie tot vergelijkbare negatieve effecten. De westelijke rondweg leidt tot een groter ruimtebeslag, maar dit heeft geen invloed op de totaalbeoordeling. Beide rondwegen zijn negatief beoordeeld (-), vooral als gevolg van het ruimtebeslag en het ontstaan van functioneel beperkte gebieden.
Uit de bovenstaande effectanalyse blijkt dat beide rondwegen tot verschillende negatieve effecten op verschillende (deel)aspecten leiden. Om deze negatieve effecten te mitigeren (te verzachten) dan wel te compenseren, zijn in het MER N345 mitigerende en compenserende maatregelen voorgesteld. Deze maatregelen kunnen bijdragen aan een positievere beoordeling van de rondwegen.
In tabel 4.2 is het effect zichtbaar van mitigerende en compenserende maatregelen. De belangrijkste maatregelen die dan getroffen worden, zijn het realiseren van ongelijkvloerse kruising(en) en het treffen van geluidwerende maatregelen.7
Tabel 4.2: overzicht beoordeling inclusief mitigerende en compenserende maatregelen
Bovenstaande beoordeling laat zien dat de mitigerende maatregelen bij beide rondwegen tot positievere effecten leiden betreffende verkeer en vervoer, geluid en trillingen. Tevens is zichtbaar dat de negatieve effecten betreffende landschap (beperkt) gemitigeerd kunnen worden, zonder negatieve effecten op de andere aspecten.
Het MER N345 en de onderliggende rapporten zijn vervolgens ter advisering aan de Cie m.e.r. voorgelegd. In het toetsingsadvies oordeelt de Cie m.e.r. dat de essentiële informatie voor de keuze van een voorkeursalternatief in het MER N345 aanwezig is en concludeert voorts dat op basis van de voorliggende informatie uit het MER N345 een voorkeursalternatief kan worden gekozen en de besluitvorming over het provinciaal inpassingsplan verder kan worden voorbereid.
Verder concludeert de Cie m.e.r. dat zowel de positieve als negatieve milieueffecten beperkt onderscheidend zijn. Uitsluitend op de aspecten historisch landschap (negatief voor oost) en archeologie (negatief voor west) zijn de alternatieven duidelijk onderscheidend.8
Ten slotte heeft de Cie m.e.r. de volgende aanbevelingen voor het vervolgproces geformuleerd:
Hieronder staat beknopt aangegeven hoe met dit toetsingsadvies is omgegaan.
Aanbeveling 1 | Nader onderzoek is uitgevoerd. In de archeologische onderzoeken, opgenomen in bijlage 7 van deze toelichting, staan de uitkomsten van dit onderzoek. |
Aanbeveling 2 | Het advies van de Cie m.e.r. op dit punt heeft niet geleid tot aanpassing van het MER. Voor zowel het aspect luchtkwaliteit als externe veiligheid treden voor beide tracés dezelfde effecten op. Het meenemen van de genoemde positieve effecten zou geen verschil hebben uitgemaakt voor de tracékeuze. De positieve effecten van een rondweg op luchtkwaliteit en externe veiligheid zijn wel meegenomen in de besluitvorming voor de aanleg van de rondweg. Voor het onderdeel nut en noodzaak zijn deze positieve effecten van belang geweest. |
Aanbeveling 3 | Nader onderzoek is uitgevoerd. In de Natuurtoets, opgenomen in bijlage 10 van deze toelichting, staan de uitkomsten van dit onderzoek. |
Aanbeveling 4 | Nader onderzoek is uitgevoerd. In bijlage 3 van de Natuurtoets, opgenomen in bijlage 10 van deze toelichting, staan in het mitigatieplan de uitkomsten van dit onderzoek. |
Aanbeveling 5 | In het PIP heeft met een voorwaardelijke verplichting borging plaatsgevonden van de natuurlijke en landschappelijke maatregelen. |
De in de voorgaande paragrafen beschreven effectbeschrijvingen en -beoordelingen van de alternatieven per thema, zijn belangrijke input voor de keuze van een voorkeursalternatief. Deze keuze is vervat in de Tracékeuzenotitie.10 Naast de resultaten van het MER N345, zijn in deze notitie ook andere factoren, zoals het draagvlak en de kosten die gemoeid zijn met de aanleg, afgewogen.
Uit het MER N345 blijkt dat in de huidige situatie knelpunten in Voorst aanwezig zijn als gevolg van de doorsnijding van de kern door de N345, de Rijksstraatweg, vooral wat betreft geluidoverlast, barrièrewerking en verkeersveiligheid. In de autonome ontwikkeling zullen deze knelpunten door een toename van het verkeer versterkt worden. Zowel een westelijke als oostelijke rondweg om Voorst lossen bovenstaande problematiek in de kern Voorst op en leiden daarnaast tot positieve effecten ten aanzien van gezondheid (geluid, luchtkwaliteit en externe veiligheid). De Cie m.e.r. benadrukt dit in haar advies.
De rondwegen onderscheiden zich op hun effecten wat betreft landschap en cultuurhistorie. Een oostelijke rondweg leidt tot grote aantasting van het (historische) landschap, de westelijke rondweg spaart het gewaardeerde landschap ten oosten van Voorst en biedt meer mogelijkheden om de weg goed in te passen. Ook kent de westelijke rondweg bestuurlijk draagvlak. Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben om deze reden de voorkeur uitgesproken voor een westelijke rondweg om Voorst die uitgewerkt wordt in dit PIP.
Sinds de keuze van Gedeputeerde Staten van Gelderland voor een westelijke rondweg om Voorst is het voorkeursalternatief verder geoptimaliseerd. Het geoptimaliseerde voorkeursalternatief wijkt op onderdelen af van het in het MER N345 onderzochte westelijke tracéalternatief. De volgende beperkte tracéwijzigingen zijn doorgevoerd:
Afbeelding 4.1 Verschil tussen het westelijke tracé van het MER-ontwerp en geoptimaliseerde PIP-ontwerp
Afbeelding 4.2 Ruimtebesparing noordelijke entree (rood is bespaard gebied voorkeursalternatief t.o.v. westelijk tracé)
Door de bovenstaande aanpassingen ter hoogte van de noordelijke rotonde en de aanvullingen op het wegontwerp en landschapsplan, wordt de eenheid van de landgoederen Beekzicht en De Adelaar aan weerskanten van de weg geaccentueerd en wordt de samenhang tussen beide delen ruimtelijk, ecologisch en cultuurhistorisch verbeterd.
In mei 2013 is de Robuustheidsanalyse voorkeurstracé N345 Rondweg Voorst (hierna: Robuustheidsanalyse) opgesteld. Deze Robuustheidsanalyse is in oktober 2013 geactualiseerd, zie bijlage 2. In deze analyse is uitgegaan van de nieuwe verkeersgegevens uit het geactualiseerde verkeersmodel Stedendriehoek. Het geactualiseerde verkeersmodel bouwt voort op het regionale verkeersmodel NRM Oost 2013. Verder is onderzocht in hoeverre de hierboven beschreven beperkte tracéwijzigingen kunnen leiden tot wezenlijk andere milieueffecten dan beschreven in het MER N345. Daarnaast is getoetst of het geoptimaliseerde voorkeursalternatief nog voldoet aan de projectdoelstelling.
Verkeer en Vervoer
In onderstaande tabel 4.3 zijn de gemiddelde intensiteiten van het gemotoriseerde verkeer op werkdagen weergegeven. Daarbij is onderscheid gemaakt in de verkeersgegevens zoals deze bekend waren tijdens het opstellen van het MER en de verkeerscijfers die recent beschikbaar zijn gekomen met als basis het in 2013 opgeleverde geactualiseerde verkeersmodel Stedendriehoek. Het geactualiseerde verkeersmodel Stedendriehoek bouwt voort op het NRM Oost 2013 en houdt zodoende beter rekening met de actuele landelijke en regionale sociaal economische ontwikkelingen.
Tabel 4.3: Gemiddelde intensiteiten werkdag o.b.v. verkeersmodel 2020 (AO en Westelijke
rondweg)
Op basis van de vergelijking van de resultaten in het MER en de resultaten van het geactualiseerde model blijkt wat betreft de autonome ontwikkeling het volgende:
De redenen voor de gewijzigde verkeersintensiteiten in de autonome ontwikkeling zijn:
Wat betreft het geoptimaliseerde voorkeursalternatief treden min of meer dezelfde wijzigingen op als bij de autonome ontwikkeling: ten noorden van Voorst nemen de verkeersintensiteiten af, in de kern nemen de intensiteiten deels toe en ten zuiden van de kern nemen de intensiteiten toe. Aangenomen is daarom dat aan de verschillen tussen de resultaten in het MER en het actuele verkeersmodel dezelfde redenen ten grondslag liggen als bij de verschillen betreffende de autonome ontwikkeling. Verder geldt dat de verkeersintensiteiten op de rondweg nagenoeg ongewijzigd zijn en dat de effectiviteit van de rondweg nog steeds erg groot is, gezien de (zeer) lage verkeersintensiteiten in de kern Voorst.
De in het wegontwerp doorgevoerde optimalisaties leiden niet tot netwerkwijzigingen in de hoofdverkeersstructuur voor gemotoriseerd verkeer. Er zijn namelijk geen nieuwe aansluitingen of wegverbindingen toegevoegd. Wat betreft de verkeersintensiteiten geldt dat de effecten van het geoptimaliseerde voorkeursalternatief in het actuele verkeersmodel vergelijkbaar zijn met de effecten van de westelijke rondweg in het MER. Dit betekent dat de beoordeling op het criterium bereikbaarheid/doorstroming niet wijzigt. De lokale bereikbaarheid verandert wel door de realisatie van een volledige parallelweg. De effecten hiervan wegen echter mee in het criterium 'barrièrewerking'.
Het realiseren van een volledige parallelweg komt niet tot uiting in de risicocijfers voor de westelijke rondweg en Rijksstraatweg, gezien de (zeer) lage verkeersintensiteiten op de parallelwegen. Verder geldt dat de effecten van het geoptimaliseerde voorkeursalternatief in het actuele verkeersmodel vergelijkbaar zijn met de effecten van de westelijke rondweg in het MER. Deze gegevens leiden daarom niet tot andere effecten wat betreft de risicocijfers. Kwalitatief geldt dat het realiseren van een volledige parallelweg, die geheel conform de ontwerprichtlijnen Duurzaam Veilig wordt ingericht, bijdraagt aan het verder verbeteren van de verkeersveiligheid. Het potentiële conflict tussen landbouwverkeer en langzaam verkeer in de kern Voorst wordt immers grotendeels door de parallelweg weggenomen.
Door de opname van de nieuwe fietstunnel in de Klarenbeekseweg wordt een bestaande recreatieve fietsroute in stand gehouden. Dit is conform een al in het MER benoemde mitigerende maatregel. Hierdoor wordt de barrièrewerking van de westelijke rondweg voor het langzaam verkeer verminderd. De realisatie van een volledige parallelweg betekent verder dat de Klarenbeekseweg, Tuinstraat, Enkweg, Kruisweg en Hezeweg direct met elkaar worden verbonden. De parallelweg zorgt voor kleinere omrijdafstanden, een verdere toename in de lokale bereikbaarheid, en verminderd daarmee de barrièrewerking van de rondweg. Ook met de bovenstaande maatregelen blijft er een zekere mate van barrièrewerking vanwege de rondweg bestaan. Het eindoordeel op het aspect verkeer en vervoer hoeft op basis van de bovenstaande bevindingen voor het geoptimaliseerde voorkeursalternatief niet te worden gewijzigd. Ook de onderlinge vergelijking zoals in het MER gedaan tussen het oostelijke en het westelijke tracé wijzigt niet.
Geluid en trillingen, luchtkwaliteit en externe veiligheid
De verkeerscijfers zelf leiden niet tot andere onderscheidende effecten voor de milieuthema's geluid & trillingen, luchtkwaliteit en externe veiligheid. De ruimere uitbuiging van de rondweg en het realiseren van een volledige rondweg laten op lokaal niveau op een aantal aspecten wel beperkte veranderingen zien. Zo wordt de hinder (geluid en trillingen) door landbouwverkeer grotendeels verplaatst van de kern Voorst naar de woningen langs de parallelweg. Deze verschuiving is positief omdat het leidt tot minder gehinderden. De veranderingen zijn echter niet dermate afwijkend (in relatie tot de totale impact van de rondweg) om een gewijzigde effectbeoordeling te rechtvaardigen.
Bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie, archeologie en ruimtegebruik
Ten aanzien van de ruimtelijke milieuaspecten (bodem, water, natuur, landschap, cultuurhistorie, archeologie en ruimtegebruik) scoort het geoptimaliseerde voorkeursalternatief nagenoeg gelijk aan het westelijke tracé alternatief uit het MER. De toevoeging van de parallelstructuur en de ruimere uitbuiging van de rondweg in het geoptimaliseerde voorkeursalternatief leiden tot een groter ruimtebeslag, maar dit extra ruimtegebruik is beperkt in relatie tot het totale ruimtegebruik van de rondweg. Tevens leidt het aangepaste wegontwerp niet tot extra doorsnijdingen van nieuwe gebieden. Wijzigingen treden wel op bij natuur, maar worden gemitigeerd en hebben daardoor geen gevolgen voor de onderlinge vergelijking van het oostelijke en het westelijke tracé.
Conclusie
Uit de Robuustheidsanalyse volgt dat het geoptimaliseerde voorkeursalternatief leidt tot een betere inpassing van het westelijk tracé. Deze verbeterde inpassing leidt niet tot een andere overall eindbeoordeling ten aanzien van de milieuaspecten. Het MER zoals in 2011 opgesteld kan dienen als onderbouwing voor het uitgewerkte voorkeursalternatief.
In dit hoofdstuk wordt het plan voor de N345 rondweg Voorst nader beschreven.
Het wegtracé
De N345 rondweg Voorst (hierna: rondweg) is een gebiedsontsluitingsweg die wordt uitgevoerd in 1x2 rijstroken. De maximale snelheid is 80 km/u. De rondweg wordt op bepaalde punten verdiept aangelegd, zie onderstaand lengteprofiel. Daarnaast zal een gedeelte van het wegtracé in een open bak worden aangelegd.
Afbeelding 5.1: Lengteprofiel N345 rondweg Voorst
De rondweg begint in het zuiden met een aansluiting op de Rijksstraatweg. Deze aansluiting krijgt de vorm van een enkelstrookrotonde, ten zuiden van de Hezeweg. Het wegtracé loopt vervolgens op ongeveer 150 meter afstand om de dorpskern heen.
Het wegtracé kruist verschillende bestaande wegen: de nieuwe rondweg wordt echter niet verbonden met deze wegen. De eerste weg die vanuit zuidelijke richting wordt gekruist, de Hezeweg, wordt via de parallelweg direct verbonden met de zuidelijke rotonde. Vervolgens doorsnijdt de rondweg de Kruisweg, die aan beide kanten wordt afgesloten.
Viaduct Enkweg
Hierna wordt de rondweg verlaagd, ter hoogte van de kruising met de Enkweg. De Enkweg kruist de rondweg met behulp van een viaduct. Het viaduct in de Enkweg loopt geleidelijk op naar een hoogte van 3 à 4 meter. Er komt geen aansluiting tussen de Enkweg en de rondweg. Zo blijft de Enkweg een volwaardige verbinding tussen Voorst en het buitengebied, zonder dat er hinder ontstaat voor het verkeer op de rondweg.
De volgende straat die de rondweg kruist, de Tuinstraat, wordt via een parallelweg verbonden met de Enkweg. De aansluiting van de Riete op de Tuinstraat vervalt.
Vanwege de aanleg van de rondweg zullen gronden van het agrarisch bedrijf aan de Enkweg 47 door de provincie aangekocht moeten worden. Het merendeel van de bebouwing (inclusief de bedrijfswoning) kan vooralsnog gehandhaafd blijven. De provincie is in overleg met de betreffende agrariër om te komen tot een passende en zorgvuldige oplossing.
Fietsers- en voetgangerstunnel Klarenbeekseweg
De rondweg buigt weer af naar oostelijke richting, en snijdt de Klarenbeekseweg. Deze weg zal via een fietsers- en voetgangerstunnel onder de rondweg doorlopen. Een parallelweg verbindt de Klarenbeekseweg met de Rijksstraatweg.
Het gedeelte van de Klarenbeekseweg aan de oostzijde van de rondweg maakt in de nieuwe situatie onderdeel uit van een recreatieve fietsroute. Deze weg wordt daarom een doodlopende weg voor het gemotoriseerd verkeer. Om te voorkomen dat vrachtwagens, bijvoorbeeld de vuilophaaldienst, op deze weg achteruit terug moeten rijden, is ter hoogte van de Klarenbeekseweg 20 een keervoorziening opgenomen.
De rondweg sluit weer aan op Rijksstraatweg met behulp van een enkelstrookrotonde, aan de noordelijke rand van de bebouwde kom van Voorst.
Landbouwverkeer
De provincie Gelderland streeft in haar wegenbouwprojecten naar toekomstvaste en duurzame oplossingen. Hiertoe sluit zij aan bij het Duurzaam Veilig beleid dat is beschreven in het PVVP-2. De essentie van het Duurzaam Veilig beleid is het voorkomen van verkeersonveiligheid. Volgens de Duurzaam Veilig-gedachte wordt een weg afgestemd en zichtbaar ingericht op het dagelijkse en gewenste gebruik van de weg, waarbij deze zorgvuldig wordt ingepast in de omgeving. Grondbeginselen voor een Duurzaam Veilig wegennet zijn:
Hiervoor dient het wegbeeld eenduidig en uniform te zijn. Dit kan slechts bereikt worden door te streven naar een beperkt aantal functies. Bij het toekennen van functies aan wegen wordt een driedeling onderkend, namelijk stromen (stroomweg), ontsluiten (gebiedsontsluitingsweg) en toegang bieden (erftoegangsweg).
De rondweg N345 heeft de functie van een gebiedsontsluitingsweg. Afwikkelen van landbouwverkeer via gebiedsontsluitingswegen buiten de bebouwde kom is vanwege het verschil in snelheid niet toegestaan. Het snelheid- en massaverschil tussen landbouwverkeer en overig gemotoriseerd verkeer leidt namelijk tot verkeersveiligheids- en doorstromingsknelpunten. Het provinciaal beleid stelt daarom dat het landbouwverkeer via bestaande alternatieve routes moet worden geleid, waarbij het landbouwverkeer op een veilige manier over die routes kan worden afgewikkeld. In de onderhavige situatie is de Rijksstraatweg door Voorst de aangewezen alternatieve route voor het landbouwverkeer, zoals in de huidige situatie. Echter, landbouwverkeer binnen de bebouwde kom van Voorst heeft een negatieve invloed op verkeersveiligheid en leefbaarheid in het dorp. Het realiseren van een volledige parallelweg langs de rondweg neemt zowel de negatieve consequenties van landbouwverkeer op de rondweg als de leefbaarheids- en verkeersveiligheidsrisico's in het dorp weg. De parallelweg is in het PIP opgenomen binnen de bestemming 'Verkeer'. De parallelweg wordt uitgevoerd in één rijstrook met een breedte van 4,5 meter. De maximale snelheid op de parallelweg is 60 km/u.
Het geleiden van het overgrote deel van het landbouwverkeer om Voorst maakt het daarnaast eenvoudiger om de Rijksstraatweg in de kern Voorst daadwerkelijk als verblijfsgebied in te richten. Een extra positief effect van het aanleggen van een volledige parallelweg is dat de bereikbaarheid van de lokale wegen in het buitengebied ten westen van Voorst vergroot wordt ten opzichte van het originele wegontwerp. De Klarenbeekseweg, Tuinstraat, Enkweg, Kruisweg en Hezeweg worden door middel van de parallelweg direct met elkaar verbonden. Hierdoor wordt de barrièrewerking van de rondweg verder verminderd.
De parallelweg maakt het verder mogelijk om ongeveer 90% van de ritten van de loonwerker aan de westzijde van het dorp niet meer via het dorp af te wikkelen maar buitenom te leiden. De huidige gebruikte routes van de loonwerker leiden tot overlast, vooral langs de kleine Enkweg en de Enkweg waar woningen erg dicht op de lokale weg staan.
Met de parallelstructuur wordt niet al het landbouwverkeer uit het dorp weggenomen, aangezien zich een aantal bestemmingen van landbouwvoertuigen in het dorp bevinden (waaronder een mechanisatiebedrijf en landbouwgronden die alleen via het dorp ontsloten worden). De parallelstructuur zal voornamelijk gebruikt worden voor (doorgaand) landbouwverkeer en bestemmingsverkeer (auto en fiets). De huidige hinder in de kern wordt daarmee voor een deel verplaatst naar het buitengebied.
Situatie 't Stationskoffiehuis Radstaake
Ter hoogte van 't Stationscafé Radstaake liggen langs de provinciale weg bestaande parkeerhavens ten behoeve van voornoemd café. Deze bestaande parkeerhavens blijven ondanks het algemene beleid van de provincie Gelderland om parkeerhavens direct langs provinciale wegen te verwijderen, gehandhaafd. De parkeerhavens maken dan ook geen onderdeel uit van het plangebied van het PIP. Op den duur zal gezocht worden naar alternatieven voor deze parkeerhavens en op die manier alsnog uitvoering worden gegeven aan het beleid van de provincie Gelderland aangaande parkeerhavens langs provinciale wegen.
In het ontwerp van het PIP was dit nog anders. Daarin maakte de locatie van de bestaande parkeerhavens wel deel uit van het plangebied en werd ruimte gereserveerd voor alternatieve parkeerplaatsen. Doordat in de zienswijzenfase is gebleken dat voor deze parkeerplaatsen onvoldoende draagvlak bestond, zijn deze alsnog buiten het plangebied van het PIP gelaten.
De bereikbaarheid van 't Stationskoffiehuis verandert vanwege het PIP niet. Het ontwerp van de parallelweg is zo ontworpen dat een veilige route via de rotonde richting de Korte Breestraat is gewaarborgd.
Afwaarderen en herinrichten Rijksstraatweg
Voor het optimaal functioneren van de rondweg is het van belang dat de Rijksstraatweg verkeerstechnisch wordt afgewaardeerd. Daarnaast moet de Rijksstraatweg minder aantrekkelijk worden gemaakt voor doorgaand verkeer, hiertoe wordt de Rijksstraatweg stedenbouwkundig heringericht. De gemeente Voorst werkt momenteel plannen uit om de stedenbouwkundige herinrichting vorm te geven. De herinrichting en de afwaardering van de Rijksstraatweg is een verantwoordelijkheid van de gemeente Voorst en maakt geen onderdeel uit van het PIP. Over de financiering hiervan zijn de provincie Gelderland en gemeente Voorst in overleg.
Verlichting
De provincie Gelderland hanteert als uitgangspunt dat bij de aanleg van de rondweg zorgvuldig wordt omgegaan met verlichting. Langs de rondweg wordt in principe alleen verlichting toegepast waar dat uit verkeersveiligheidsoverwegingen gewenst is. Dit is in ieder geval bij de nieuwe rotondes en ter plaatse van de noordelijke entree. Ook zal de fietstunnel in de Klarenbeekseweg worden verlicht.
Een voorwaarde voor realisatie van de N345 rondweg Voorst is een goede inpassing van de weg in het landschap. Hiertoe is het Landschapsplan Rondweg Voorst N345 (hierna: landschapsplan) opgesteld, zie bijlage 3. In deze paragraaf wordt beschreven hoe de rondweg vanuit het landschap wordt gezien, de landschappelijke vormgeving van de rondweg zelf en de beleving van het landschap vanaf de rondweg, vanuit het dorp en het buitengebied.
Afbeelding 5.2: Het landschapsplan op hoofdlijnen
De weg gezien vanuit het landschap
Een belangrijk kenmerk van het landschap ten westen van Voorst is de afwisseling in open en besloten, de aanwezigheid van groepen beplanting en bebouwing in het open landschap, die plaatselijk voor verdichting zorgen. De belangrijkste plekken waar beslotenheid gewenst is, liggen bij bebouwing:
Openheid is met name gewenst ter hoogte van molen De Zwaan, bij de Kruisweg en in de omgeving van de Hezeweg en landgoed Beekzicht. Ook vanaf de rondweg zelf zal deze afwisseling tussen open en besloten waarneembaar zijn. Op enkele plaatsen is zicht op het open landschap in aanwezig.
Voor de inpassing van de rondweg is het uitgangspunt dat de lijnen in het landschap en de sfeer in het landschap rondom de nieuwe rondweg leidend zijn. Dit betekent onder andere dat de weg gezien vanuit het landschap zo weinig mogelijk dominant in beeld zal zijn. Bovendien wordt de weg zodanig ingepast dat beplanting en andere inpassingselementen zoveel mogelijk het karakter van het landschap op die plek volgen. Om dit te bereiken is de hieronder beschreven strategie gevolgd.
De rondweg zelf wordt zoveel mogelijk verdiept in het landschap aangelegd, voor zover dit gelet op de grondwaterstand mogelijk is. Het resultaat hiervan is dat de weg een in hoogte iets wisselende ligging zal hebben, waarbij grote delen van het tracé een halve meter onder maaiveld kunnen worden aangelegd of (soms) iets dieper. Het is de bedoeling het landschap zoveel mogelijk te laten doorlopen, waarin de rondweg geen of een geringe visuele barrière vormt.
De zichtwallen aan weerszijden van het tracé verminderen het zicht op de rondweg, en versterken zo het effect van de licht verdiepte aanleg. De hoogte van de zichtwal is wisselend en is onafhankelijk van de hoogteligging van de rondweg.
Afbeelding 5.3: Wallenkaart
Afbeelding 5.4: Principe verdieping en zichtwal (De beplanting van de wal is hierop niet afgebeeld)
In de omgeving van de Enkweg is, in aansluiting op het advies van de Cie m.e.r., bijzondere aandacht besteed aan het viaduct. Om de omvang van het viaduct in het landschapsbeeld te beperken en de hoogte te beperken ten behoeve van het molenbiotoop, is de rondweg op deze locatie verder verdiept. Een bijkomend voordeel hiervan is het behoud van de open ruimte op de enk. De weg wordt namelijk iets sterker verdiept ter plaatse van de Enkweg en de molen.
De verdichte groepen beplanting en bebouwing in het landschap zijn aangegrepen om ook rondom de rondweg in het landschap te verdichten. De beplanting wordt geïntegreerd met de vereiste geluidwering. De hogere geluidwerende wallen worden zoveel mogelijk gecombineerd met beplanting. Het resultaat is een nieuw type haag of houtwal, op die plaatsen waar beslotenheid gewenst is. Een bijkomend voordeel van deze strategie is dat de weg juist dichtbij woningen ook minder zichtbaar zal zijn.
Daar waar openheid gewenst is, is gebruik gemaakt van een lage zichtwal, die (afhankelijk van graslengte en diepteligging van de weg) een groot deel van het zicht op de personenauto's wegneemt.
De vereiste natuurmitigatie ten behoeve van de kamsalamander wordt ten zuiden van de Enkweg gerealiseerd. De parallelweg is zo aangelegd dat deze in het landschap past
De parallelweg ligt zoveel mogelijk op maaiveld, maatvoering en type asfalt zijn hetzelfde als op de huidige wegen. De parallelweg ligt op een vaste afstand van de wisselende zichtwallen. Hierdoor slingert hij licht in het landschap. Ook deze lichte slingering sluit aan op de vormgeving van de bestaande wegen in het landschap.
Ten noorden van de rondweg is aansluiting op landgoed Beekzicht gewenst. om vanaf de weg uitzicht op de omgeving te bieden, is het uitgangspunt aan de noordzijde een laan te planten aan weerszijden van de parallelweg. Hier zorgen bomen en lage zichtwal voor een transparante afscherming, gezien vanuit het landgoed.
In de omgeving van het landgoed Beekzicht en Adelaar is de beplanting afgestemd met de plannen voor de inpassing van Beekzicht. De hagen aan de noordrand van Voorst en de opening in de eikenbeplanting tussen Beekzicht en de Adelaar zijn gewenst om de ruimtelijke relatie tussen Beekzicht en de Adelaar te versterken.
Landschappelijke vormgeving van de rondweg zelf
De N345 is een hoofdweg die het landschap doorkruist, de vormgeving sluit daarop aan. De vormgeving van de weg is bescheiden en doelmatig. Dominantie van de weg in het landschap wordt zoveel mogeiljk teruggedrongen door een zorgvuldige plaatsing van noodzakelijke hoge elementen, zoals bebording en verlichting. Dit betekent bijvoorbeeld dat bebording midden op de rotonde zoveel mogelijk wordt beperkt. Uitgangspunt is het aantal van deze opgaande elementen zoveel mogelijk te beperken.
De parallelweg wordt zoveel mogelijk in het landschap opgenomen, en ligt los van de rondweg als vanzelfsprekend in het landschap. De maat en schaal van de parallelweg zal aansluiten op de maat en schaal van de lokale wegen in de omgeving. Aan de rotondes wordt bijzonder aandacht besteed. De rotondes liggen elk in een eigen ruimte, waarbij de weggebruiker zoveel mogelijk de rondweg wordt opgeleid. Opgaande technische elementen, zoals bewegwijzering en bebording, worden niet op het middenvlak geplaatst. Bebording en bewegwijzering wordt geplaatst aan de randen, waarbij ook hier het aantal opgaande elementen zoveel mogelijk wordt beperkt.
Het zicht op de rondweg wordt in de open ruimten beperkt door de aanwezigheid van lage zichtwallen die de dominantie van het rijdende verkeer beperken. In de omgeving van de landgoederen wordt het landschap verder versterkt door het toepassen van een laanprofiel voor de parallelweg. De laanbeplanting is toegepast in de omgeving van landgoederen, op die plekken waar beslotenheid in combinatie met doorzicht gewenst is.
Het landschap vanaf de rondweg
Vanaf de rondweg is een relatie met het landschap rondom gewenst, voor oriëntatie en besef van locatie van de automobilist. In het plan zijn enkele zichtlocaties aanwezig, op die plakken waar de zichtwallen lager zijn. Dit wordt gecombineerd met de open gebieden in het landschap.
Afbeelding 5.5: Doorsnede noordelijke rotonde
Afbeelding 5.6: Doorsnede c ter hoogte van de Klarenbeekseweg
Afbeelding 5.7: Doorsnede e ter hoogte van de Kruisweg
Vertaling Landschapsplan in het ontwerp-inpassingsplan
Zoals hierboven beschreven is het uitgangspunt van het Landschapsplan dat de rondweg N345 Voorst gezien vanuit het landschap zo weinig mogelijk dominant in beeld zal zijn. Dit heeft tot verschillende maatregelen geleid. Zo zal de weg op bepaalde punten iets verdiept worden aangelegd. Dit is vastgelegd in het PIP. Daarnaast is via een voorwaardelijke verplichting de landschappelijke maatregelen uit het landschapsplan en de natuurmitigatie ten behoeve van de kamsalamander en geluidswallen geborgd. Op deze wijze wordt tegemoet gekomen aan de aanbeveling van de Cie m.e.r. om de maatregelen, waarmee de weg landschappelijk goed wordt ingepast, te borgen.
Vervolgprocedure Landschapsplan
Na de vaststelling van het PIP wordt door de Provincie Gelderland in overleg met de gemeente Voorst een ambitiedocument opgesteld, waarbij het landschapsplan fungeert als ondergrens voor de ruimtelijke kwaliteit. In de uitvoeringsfase vormt dit ambitiedocument de leidraad voor de realisatie van de landschappelijke maatregelen.
Wettelijk kader en beleid
Wet geluidhinder
Voor het aspect wegverkeerslawaai is de Wet geluidhinder (Wgh) het wettelijke kader. Voor de rondweg N345 Voorst bestaat vanuit deze wet een tweetal aandachtspunten. Ten eerste dient op basis van de Wgh bij de aanleg van een weg te worden aangetoond dat de geluidbelasting op geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijk vastgestelde zone van de weg de grenswaarden uit de Wgh niet wordt overschreden. Daarnaast dient aangetoond te worden of sprake is van reconstructie in het kader van de Wgh. In het kader van de Wgh is er sprake van een reconstructie van een weg, als er één of meer wijzigingen op of aan een aanwezige weg plaatsvinden waardoor de geluidbelasting op gevels van nabij gelegen geluidgevoelige bestemmingen toeneemt met tenminste 2 dB ten gevolge van het verkeer op die weg. Bij een reconstructie effect kleiner dan 2 dB is er géén sprake van een reconstructie conform de Wgh. Met andere woorden, er behoeven dan in het kader van de aanpassing van de weg géén geluidmaatregelen getroffen te worden. Tevens is het doorlopen van verdere procedures in het kader van de Wet geluidhinder in principe niet nodig. Indien sprake is van een toename van 2 dB of meer dan dienen geluidsbeperkende maatregelen te worden onderzocht.
Alle wegen met uitzondering van 30 km/uur gebieden hebben een geluidzone. De geluidzone aan weerszijden van de weg is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied. In art. 1 Wgh zijn de definities opgenomen van stedelijk en buitenstedelijk gebied. Deze definities luiden:
De zonebreedte is aangegeven in artikel 74.1 Wgh. Voor het bepalen van de zonebreedte dient uitgegaan te worden van de toekomstige situatie (artikel 99.4 Wgh). In artikel 75 lid 1 van de Wet geluidhinder is bepaald dat de uiterste begrenzing van de geluidzone wordt bepaald vanaf de buitenste rijstrook. Dit is de binnenzijde van de kantstreep van de buitenste rijstrook. De bestaande N345 is gedeeltelijk binnenstedelijk gelegen. De rest van de N345 is buitenstedelijk gelegen. De te onderzoeken nieuwe rondweg is geheel buitenstedelijk gelegen.
Bij een nieuw te projecteren weg is de voorkeurswaarde voor de gevelbelasting van bestaande woningen 48 dB (artikel 82 Wgh). De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting met ontheffing voor bestaande woningen bedraagt respectievelijk 63 dB in stedelijk gebied (artikel 83 lid 3a Wgh) en 58 dB in buitenstedelijk gebied (artikel 83 lid 3b Wgh).
Per 1 juli 2012 is de geluidregelgeving gewijzigd. Langs de Rijksinfrastructuur is door de minister van I&M geluidproductieplafonds vastgesteld en zijn gelijktijdig de bijbehorende regelgeving en rekenvoorschriften aangepast. Het overgangsrecht in relatie tot het inpassingsplan is gekoppeld aan de ter inzage legging van het ontwerpinpassingsplan. Het overgangsrecht is afhankelijk van de datum van ter inzage legging. Wanneer een ontwerpinpassingsplan met een ontwerp hogere waarde besluit ter inzage is gelegd ná 1 juli 2012 maar vóór 1 juli 2013 dan kan deze procedure gevoerd worden volgens het oude recht.
Hogere grenswaarden
Indien de toename van de geluidbelasting 2 dB of hoger is en maatregelen gericht op het reduceren van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zijn of als deze overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard ontmoeten, is de Provincie Gelderland bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de geluidbelasting. Bij een te reconstrueren weg mag een eventuele hogere waarde niet meer bedragen dan de heersende geluidbelasting +5 dB of de hiervoor geldende plafondwaarde.
Indien de geluidbelasting hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en maatregelen gericht op het reduceren van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend zijn of als deze overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard ontmoeten, is de Provincie Gelderland bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de geluidbelasting.
Indien een hogere grenswaarde wordt aangevraagd dient men rekening te houden met de maximaal toelaatbare binnenwaarde voor geluidgevoelige bestemmingen. De maximaal toelaatbare binnenwaarde bedraagt voor bestaande woningen in de zone van een nieuw te projecteren weg 33 dB (artikel 111 Wgh). Voor bestaande woningen in een zone van een te reconstrueren weg bedraagt de binnenwaarde over het algemeen 33 dB (artikel 112 Wgh). Bij zogenoemde saneringswoningen bedraagt de binnenwaarde 43 dB.
Het bevoegd gezag moet bij het vaststellen van hogere waarden ook inzicht hebben in de gecumuleerde geluidsbelasting (artikel 110a lid 6 en 110f Wgh), indien dit relevant is. De gecumuleerde geluidbelasting mag namelijk niet leiden tot een onaanvaardbare geluidsbelasting in de optiek van het bevoegd gezag.
De provincie Gelderland is bevoegd gezag voor het verlenen van deze waarde betreffende de rondweg N345 Voorst. Na het verlenen van deze waarden worden voor deze woningen de binnenwaarde op het wettelijke vereiste niveau gebracht door, voor zover noodzakelijk, het toepassen van gevelmaatregelen. Dit gebeurt in overleg met de bewoner en/of eigenaar.
Gelders Milieuplan 4
De provincie Gelderland heeft, in aanvulling op de Wgh, provinciaal geluidbeleid opgesteld. Dit beleid is vervat in het Gelders Milieuplan 4 (GMP4) Dit betekent dat naast het voldoen aan de normen uit de Wgh tevens voldaan dient te worden aan de eisen uit het provinciaal geluidbeleid. Het beleid van de provincie Gelderland op het gebied van geluid heeft gevolgen voor de maximaal te verlenen hogere grenswaarden bij reconstructie of aanleg van een weg, aangezien nieuwe knelpunten moeten worden voorkomen. Voor wonen is de plandrempel gesteld op 63 dB, exclusief de aftrek conform art. 110g van de Wgh. Van het beleid kan worden afgeweken als er geen maatregelen meer mogelijk en/of wenselijk zijn,én als er sprake is van een groot maatschappelijk belang. De geluidbelasting mag in geen geval boven de wettelijke maximale ontheffingswaarde liggen.
Resultaten onderzoek
Voor het PIP is in mei 2013 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is in oktober 2013 geactualiseerd, zie bijlage 4.
Het akoestisch onderzoek valt onder het hiervoor genoemde overgangsrecht en derhalve uitgevoerd op grond van de Wet geluidhinder 2007 en het Besluit geluidhinder 2006. Het PIP is als ontwerp met een ontwerp hogere waarde besluit ter inzage gelegd vóór 1 juli 2013. Na deze ter inzage legging heeft vanwege ingediende zienswijzen een actualisatie plaatsgevonden van het akoestisch onderzoek uit mei 2013. De belangrijkste wijziging heeft betrekking op de gehanteerde verkeersgegevens. Daarnaast is gebleken dat de geluidsgevoelige bestemming Klarenbeekseweg 26 niet bestaat.
Uitgangspunten onderzoek
De grootte van het onderzoeksgebied is afhankelijk van de zonebreedte van de wegen. Het grootste deel van de (nieuwe) wegen liggen buitenstedelijk en hebben 2 rijstroken. Dit betekent dat een zonebreedte van 250 meter aan weerszijden weg geldt.
De nieuwe Rondweg doorsnijdt de volgende lokale wegen: Hezeweg; Kruisweg, Enkweg, De Riete, Tuinstraat en Klarenbeekseweg. Hierbij vinden de volgend aanpassingen plaats:
Bij de wegen Hezeweg, Kruisweg, De Riete en de Tuinstraat zal er alleen sprake zijn van bestemmingsverkeer en zal de verkeersintensiteit sterk afnemen. Hierdoor zal er bij deze wegen niet sprake zijn van een geluidstoename en zijn deze wegen niet verder onderzocht in het kader van de Wgh. De Enkweg en de Klarenbeekseweg zijn onderzocht of er sprake is van reconstructie in het kader van de Wgh. De verkeersintensiteit op de parallelweg naast de nieuwe rondweg is dusdanig laag dat deze akoestisch niet relevant is. De wettelijke 48 dB voorkeurswaarde contour zal op de parallelweg liggen. Derhalve zijn de parallelwegen niet meegenomen in het akoestisch onderzoek.
Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd met behulp van Standaard Rekenmethode II uit het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2006 (RMG2006). Conform het RMG2006 dient bij akoestisch onderzoek te worden uitgegaan van weekdaggemiddelden. De verkeersgegevens zijn afkomstig uit het 'Stedendriehoek verkeersmodel' en zijn aangeleverd door de Provincie. De verkeersgegevens zijn voor het peiljaar 2013 (1 jaar voor reconstructie) en voor het prognose jaar 2025 met rondweg (10 jaar na gereed komen wegwerkzaamheden).
In de directe omgeving zijn alleen woningen (enkele agrarisch) als geluidgevoelige bestemmingen aanwezig. De woningen Rijksstraatweg 46, 48 en 50 zijn niet meegenomen in onderhavig onderzoek, omdat deze woningen worden geamoveerd vanwege de aanleg van de rondweg. Binnen het onderzoeksgebied ligt ook Camping De Adelaar. De woning Rijksstraatweg 49 hoort bij deze camping. De woning is een geluidgevoelige bestemming, de camping is niet geluidgevoelig. Voor de camping wordt door het rekenpunt op de woning de geluidbelasting inzichtelijk gemaakt.
Op het pand Rijksstraatweg 44/44A/44B is volgens de basisregistratie Adressen en Gebouwen (BAG) sprake van drie woningen, terwijl er ook een bedrijfs- en winkelfunctie is toegekend. Een gedeelte van het gebouw is niet geluidgevoelig. De rekenpunten zijn aan het zuidelijke gedeelte van het gebouw toegekend.
Direct aan de N345 is 't Stationskoffiehuis Radstaake aanwezig, met adres Rijksstraatweg 190. Een gedeelte van het gebouw is niet geluidgevoelig. Ook is nagegaan of er geprojecteerde geluidsgevoelige woningen of gebouwen in de nabijheid van het onderzoeksgebied aanwezig zijn. Dit zijn een nog niet aanwezige woning of een nog niet aanwezig gebouw, waarvoor het geldende bestemmingsplan verlening van de omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Gebleken is dat nabij de woning Klarenbeekseweg 29 nog 2 nieuwe woningen in een bestaand gebouw zijn geprojecteerd. Deze zijn verwerkt in het onderzoek met (voorlopig) huisnummer Klarenbeekseweg 29A en 29B.
In 2013 bedraagt de etmaalintensiteit op de bestaande N345 13.000-14.000 motorvoertuigen. In 2025 bedraagt de etmaalintensiteit van het verkeer op de rondweg circa 16.000 motorvoertuigen. In de bebouwde kom van Voorst neemt de etmaalintensiteit op de Rijksstraatweg af tot circa 3.000 motorvoertuigen. Dit komt overeen met een geluidsafname van circa 6 dB.
De maximumsnelheid op de nieuwe rondweg bedraagt 80 km/uur. Op de bestaande N345 binnen de kom Voorst is de snelheid ongewijzigd 50 km/u. De komgrens ter plaatse van het noordelijke gedeelte van de bestaande N345 wordt verplaatst richting rotonde en hierdoor wordt de snelheid verhoogd van 50 naar 80 km/u. De komgrens ter plaatse van het zuidelijke gedeelte van de bestaande N345 wordt verplaatst richting rotonde. Hierdoor wordt de snelheid verlaagd van 80 naar 50 km/u.
Voor de Enkweg binnen de komgrens bedraagt de etmaalintensiteit in 2013: 1.900 motorvoertuigen en in 2025: 2.200 motorvoertuigen. Voor de Klarenbeekseweg buiten de bebouwde kom zijn de verkeersintensiteiten zeer laag. Voor deze wegen is aangenomen dat de etmaalintensiteit in 2013: 800 motorvoertuigen bedraagt en in 2025: 1.100 motorvoertuigen bedraagt. Deze aanname is een 'worstcase' scenario.
De maximumsnelheid is 30 km/uur voor het gedeelte van de Enkweg welke gelegen is binnen de komgrens. Formeel vallen 30 km/uur wegen niet meer onder de Wet geluidhinder. Voor de overige wegvakken van de Enkweg is de maximumsnelheid 60 km/uur. Bij de Klarenbeekseweg is de maximumsnelheid 60 km/uur in de huidige situatie als de toekomstige situatie.
Noordelijke aansluiting
Zonder geluidmaatregelen is er bij de noordelijke aansluiting voor 10 woningen sprake van een reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. De overschrijding van de toetswaarde bedraagt maximaal 6 dB. De toename van de gevelbelasting komt voornamelijk voort uit het verplaatsen van de noordelijke komgrens richting de rotonde en het verhogen van de wettelijke maximum rijsnelheid. Om aan de toetswaarde te voldoen zijn er aanvullende maatregelen onderzocht.
Ten zuiden van km 11.6 (aansluitend op het bestaande wegdek van Dunne Deklagen B) wordt het aanwezige referentiewegdek van DAB over een lengte van 240 meter vervangen door een 'stil' wegdek van Dunne Deklagen B (DDL-B). Tevens wordt het referentiewegdek van DAB ten noorden van de rotonde (tot de DDL-B) over 50 meter en de rotonde zelf te voorzien van 'stil' wegdek van steenmastiek asfalt (SMA0/6). Gezien bezwaren vanwege woningontsluitingen en financiële doelmatigheid wordt het plaatsen van afschermende voorzieningen niet wenselijk geacht.
Met de hierboven beschreven bronmaatregel wordt op 4 van de 10 woningen voldaan aan de voorkeurswaarde. Voor de woningen Rijksstraatweg 32, 44/44A/44B, 49 en 52 wordt een hogere waarde aangevraagd.
Bij de woning Rijksstraatweg 49 is camping de Adelaar gelegen. Een camping is niet geluidgevoelig. De maximale gevelbelasting op de westgevel van de woning bedraagt in de huidige situatie 53 dB en in de toekomst met bronmaatregel ook 53 dB. Op de zuidgevel bedraagt de gevelbelasting 49 dB en in de toekomst 50 dB. De geluidsbelasting is hiermee inzichtelijk gemaakt voor een goede ruimtelijke onderbouwing. Vanuit het Provinciaal beleid worden er geen eisen gesteld aan recreatie terreinen.
Zuidelijke aansluiting
Zonder geluidmaatregelen is er bij de zuidelijke aansluiting voor 2 woningen (Korte Breestraat 2 en 2A) sprake is van reconstructie in de zin van de Wet geluidhinder. De overschrijding van de toetswaarde bedraagt maximaal 2 dB.
Het wegdek bestaat uit het 'stil' asfalt (dunne deklaag type B) tussen km 13,3 - 14,3. Vanwege de aanleg van de nieuwe rotonde wordt dit stille wegdek vervangen door een referentiewegdek van DAB. Dit wegdek wordt vervangen door een 'stil' wegdek van Steenmastiek asfalt (SMA0/6) op de rotonde en 50 meter ten zuiden van de rotonde. Met deze bronmaatregel wordt een effect bereikt van circa 1 dB, doch de 2 woningen behoeven nog een hogere waarde. Er wordt wel voldaan aan het Provinciaal beleid voor de maximaal te verlenen hogere waarde van 60 dB. Aanvullende bronmaatregelen zijn niet mogelijk, aangezien er geen gangbare wegdekken beschikbaar zijn die akoestisch beter presteren dan een dunne deklaag type B. Gezien bezwaren vanwege financiële doelmatigheid wordt het plaatsen van een afschermende voorziening niet wenselijk geacht. Dit betekent dat voor de woningen Korte Breestraat 2 en 2A een hogere waarde wordt aangevraagd.
Nieuwe rondweg
Ten gevolge van de nieuwe rondweg is er bij 18 woningen sprake van een overschrijding van de voorkeurswaarde van 48 dB. De maximale overschrijding bedraagt 12 dB (Rijksstraatweg 52).
Een snelheidsverlaging is geen reële optie daar de N345 een belangrijke ontsluitingsroute is tussen Zutphen en Apeldoorn. De weg is een gebiedsontsluitingsweg buiten de bebouwde kom. Hierbij hoort een ontwerpsnelheid van 80 km/uur.
Na extra bronmaatregelen over 50 meter (SMA0/6) bij de aansluitingen op de rotondes en het aanbrengen van geluidswallen bij 7 van de 8 woningclusters is er bij 11 van de 18 woningen nog sprake van een geluidbelasting hoger dan 48 dB, dikwijls alleen op de 2e woonlaag. Voor deze woningen worden hogere waarden aangevraagd. Deze hogere waarden zijn niet in strijdt met het Provinciaal beleid.
Bij de woningen Rijksstraatweg 44/44A/44B en 52 is zowel sprake van reconstructie ten gevolge van de reconstructie van de bestaande N345 als een overschrijding van de voorkeurswaarde ten gevolge van de aanleg van de nieuwe rondweg. Voor beide bronnen worden hogere waarden aangevraagd. De toekomstige gecumuleerde geluidbelasting exclusief artikel 110g van de Wgh bedraagt maximaal 61 respectievelijk 63 dB.
Reconstructie Enkweg en Klarenbeekseweg
In de toekomstige situatie wordt de Enkweg en Klarenbeekseweg ten gevolge van de nieuwe rondweg gewijzigd. De Enkweg heeft in de toekomstige situatie een viaduct over de rondweg en de locatie van de weg wordt gewijzigd. De Klarenbeekseweg wordt afgesloten door de rondweg en sluit in de toekomstige situatie aan op de nieuwe parallelweg. De wijzigingen leiden niet tot een reconstructie conform de Wet geluidhinder. Aanvullende maatregelen zijn niet nodig.
Overzicht bron- en overdrachtsmaatregelen
De hiervoor beschreven bron- en overdrachtsmaatregelen zijn weergegeven in de afbeeldingen 6.1 en 6.2.
Afbeelding 6.1: Overzicht bronmaatregelen
Afbeelding 6.2: Overzicht overdrachtsmaatregelen
Conclusie voor het plan
Zoals hiervoor beschreven wordt het aantal geluidgevoelige objecten met een stijging in geluidbelasting en/of overschrijding van de voorkeurswaarde sterk teruggebracht door de hierboven beschreven geluidmaatregelen.
Samenvattend worden in het PIP de volgende geluidmaatregelen geborgd:
Bronmaatregelen
Overdrachtsmaatregelen
Op een zevental locaties worden geluidswallen gerealiseerd met de volgende afmetingen, zie tabel 6.1:
Tabel 6.1: Overzicht overdrachtsmaatregelen
Naast de procedure van het PIP wordt een procedure doorlopen voor het vaststellen van een hogere grenswaarde voor de in het akoestisch onderzoek aangegeven adressen.
Door het treffen van geluidmaatregelen en het vaststellen van hogere waarden voldoet het PIP aan de vereisten uit de Wgh. Een goed woon- en leefklimaat voor de genoemde woningen kan worden gegarandeerd. Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de N345 rondweg Voorst.
Wettelijk kader
Wet milieubeheer
Het wettelijk kader voor luchtkwaliteitseisen is opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). In bijlage 2 van de Wm zijn grenswaarden opgenomen voor onder andere de luchtverontreinigende componenten stikstofdioxide, fijn stof, zwaveldioxide, lood, benzeen, koolmonoxide en stikstofdioxiden. De concentraties van deze stoffen in de buitenlucht moeten voldoen aan deze grenswaarden.
In Nederland zijn de componenten stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de meest kritische luchtverontreinigende componenten. Voor deze componenten bestaat in Nederland de hoogste kans op overschrijdingen van de gestelde grenswaarden. In tabel 6.2 zijn de grenswaarden voor deze componenten opgenomen.
Tabel 6.2 Grenswaarden NO2 en PM10
1) Tot het jaar 2015 ligt de grenswaarde 50% hoger (uitstel (derogatie) voor het voldoen aan Europese normen.
Om kwetsbare functies zoals scholen en zorgcomplexen te beschermen tegen hoge concentraties vervuilende stoffen, zijn in het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) regels opgenomen om de realisering van dergelijke functies langs drukke wegen tegen te gaan. In het Besluit is vastgelegd dat binnen 300 meter vanaf de rand van rijkswegen of binnen 50 meter vanaf de rand van provinciale wegen geen onaanvaardbare situaties ontstaan ten aanzien van de luchtkwaliteit. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorging-, verpleeg- en bejaardentehuizen.
Het Gelders Milieuplan 4
In het Gelders Milieuplan 4 (GMP4) is milieubeleid voor het thema lucht uitgewerkt. Het plandoel voor de GMP4 periode is in overeenstemming met de afspraken uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit dat in 2015 geen Gelderse inwoners blootgesteld worden aan luchtverontreiniging boven de normen voor PM10 (fijn stof) en NO2 (stikstofdioxide). Bij de aanpak van provinciale en gemeentelijke wegen worden niet alleen de trajecten aangepakt die boven de grenswaarde zitten, maar ook die trajecten die er net onder zitten. Deze trajecten kunnen door verandering van achtergrondconcentratie of tegenvallende effecten van maatregelen snel een knelpunt worden. Hiervoor zijn onderstaande bandbreedtes geformuleerd:
Resultaten onderzoek
In het MER N345 is onderzoek verricht naar de luchtkwaliteit, zie bijlage 1 deelrapport Luchtkwaliteit. Hieronder worden de belangrijkste conclusies uit het onderzoek weergegeven.
Wet milieubeheer
In onderstaande tabel zijn de rekenresultaten voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) voor het jaar 2015 en 2020 weergegeven.
Tabel 6.3 Grenswaarden NO2 en PM10
Uit de rekenresultaten blijkt dat de grenswaarden voor de componenten stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) zowel in 2015 als 2020 niet worden overschreden.
Besluit gevoelige bestemmingen
De volgende bestemmingen (bestaand of gepland) zijn in de nabijheid van de N345 rondweg Voorst bekend:
Alle locaties zijn op een grotere afstand dan 50 meter gelegen van de N345 rondweg Voorst. Hiermee wordt voldaan aan de normen uit het Besluit gevoelige bestemmingen.
Resultaten effectanalyse en toetsing luchtkwaliteit
Door een aantal wijzigingen met de betrekking tot de modelinvoer is in oktober 2013 een oplegnotitie effectanalyse en toetsing luchtkwaliteit opgesteld, zie bijlage 2. In deze notitie is onderbouwd dat op basis van de meest actuele wettelijke rekenmodellen, rekenregels en invoergegevens, de conclusies van het onderzoek naar luchtkwaliteit van het MER nog steeds representatief zijn.
Conclusie voor het plan
Het PIP voldoet aan de vereisten uit de Wm, het Besluit gevoelige bestemmingen en het GMP4. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de N345 rondweg Voorst.
Wettelijk kader en beleid
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving. Het gaat daarbij om de productie, opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen (bijv. vuurwerk, LPG en ammoniak) en het transport van gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor en door buisleidingen. Deze activiteiten leggen beperkingen op aan de omgeving, waardoor veiligheidsafstanden tussen risicovolle activiteiten en bijvoorbeeld woningen nodig zijn.
Nota en circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg, het spoor en het binnenwater is de risiconormering niet vastgesteld in wetgeving, maar in de Nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Nota Rnvgs). Hierin zijn normen voor het plaatsgebonden risico en een verantwoordingsplicht voor het groepsrisico opgenomen. Als aanvulling op de Nota Rnvgs is in augustus 2004 de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (CRnvgs) verschenen. Naast de CRnvgs is ook gebruik gemaakt van het beleid van de provincie Gelderland op het gebied van externe veiligheid en dan met name het GMP4, de Beleidsvisie Externe Veiligheid, Beleidsregels externe veiligheid en het PVVP-2.
Externe veiligheid kent twee maatstaven voor veiligheid: het Plaatsgebonden Risico (PR) en het Groepsrisico (GR).
Plaatsgebonden risico
Het PR is de kans per jaar dat een persoon die permanent en onbeschermd zou verblijven in de directe omgeving van een inrichting of transportroute, overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen in die inrichting of op die route.
De omvang van het plaatsgebonden risico is dus geheel afhankelijk van de hoeveelheid stoffen die vervoerd worden over de transportroute. Voor een individu geeft het plaatsgebonden risico een kwantitatieve indicatie van het risico dat hij loopt wanneer hij zich in de omgeving van een inrichting of transportroute bevindt.
Aan het PR is een wettelijke grenswaarde van 10-6 (jaarlijkse kans van één op de miljoen) verbonden. Dit leidt tot een veiligheidszone rond risicovolle locaties en transportassen, die consequenties heeft voor het ruimtegebruik.
Groepsrisico
Het GR is de kans per jaar dat een groep van tien of meer personen in een invloedsgebied van een inrichting of transportroute komt te overlijden als direct gevolg van een ongewoon voorval met gevaarlijke stoffen in die inrichting of op die route. Het GR is een indicatie van de mogelijke maatschappelijke impact van een ongeval; het is dus niet bedoeld als indicatie voor individueel gevaar op een bepaalde plek. Om het GR in te kunnen schatten is het nodig om niet alleen kennis te hebben van de processen en ongevalscenario's bij de bron, maar ook van het aantal personen dat zich binnen het invloedsgebied bevindt.
Voor het GR geldt geen norm, maar een verantwoordingsplicht. Binnen deze verantwoordingsplicht moeten zowel kwantitatieve als kwalitatieve elementen worden beschouwd. De kwantitatieve elementen worden weergegeven als een grafiek met het aantal personen op de horizontale as en de cumulatieve kans op overlijden op de verticale as. Voor toetsing van de kwantitatieve elementen is een oriëntatiewaarde vastgelegd. Deze oriëntatiewaarde kan door het bevoegde gezag als handvat worden gebruikt, maar is geen harde norm. Volgens de Circulaire Rnvgs dient over elke overschrijding van de oriëntatiewaarde of toename van het groepsrisico verantwoording te worden afgelegd. Hierover dient een bestuurlijke afweging plaats te vinden.
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de bijbehorende Regeling
Het externe veiligheidsbeleid ten aanzien van inrichtingen is verankerd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), dat in oktober 2004 in werking is getreden. Het Bevi voorziet in wettelijke grenswaarden (10-6 per jaar) voor kwetsbare objecten in zowel bestaande situaties als nieuwe situaties en in een wettelijke richtwaarde (10-6 per jaar) voor beperkt kwetsbare objecten in nieuwe situaties. Het verplicht gemeenten en provincies rekening te houden met deze eisen bij het verlenen van omgevingsvergunningen en het maken van bestemmingsplannen. Op grond van het Bevi zijn in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) voor een aantal bedrijfscategorieën (LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties, opslagplaatsen) vaste veiligheidsafstanden opgenomen.
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen en de bijbehorende Regeling
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) zijn op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Bevi.
Hulpverleningsdiensten
Ten behoeve van een goede bereikbaarheid en een adequate hulpverlening door de hulpverleningsdiensten worden er eisen gesteld aan de afmetingen en bochtstralen van openbare wegen. In de 'Handleiding in de bluswatervoorziening en bereikbaarheid', worden eisen gesteld aan de bluswatervoorziening.11 Eisen aan opkomsttijden van brandweervoertuigen zijn gesteld in de Wet veiligheidsregio's met het daarbij behorende Besluit veiligheidsregio's. De eisen zijn afhankelijk van de bestemming. Voor gebouwen waarin geslapen wordt en verminderd zelfredzame mensen verblijven worden strengere eisen gesteld dan gebouwen waar dit niet zo is.
Resultaten onderzoek
In het MER N345 is onderzoek verricht naar externe veiligheid. Hieronder worden de belangrijkste conclusies uit het onderzoek weergegeven. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar MER N345 Rondweg Voorst, deelrapport Externe Veiligheid.
Uitgangspunten onderzoek
In de huidige situatie vindt over de N345 vervoer van autobrandstoffen gerelateerd vervoer plaats, zoals benzine, dieselolie en LPG. Verondersteld is dat in de toekomst hetzelfde type stoffen wordt vervoerd, echter de transportfrequenties voor bepaalde categorieën zullen in 2020 toenemen. Vanwege de afwezigheid van vervoerstellingen van de N345 zijn de vervoersgegevens van de N348 gebruikt. Gezien de aard van de wegen N345 en N348, kan verondersteld worden dat over deze wegen een vergelijkbare hoeveelheid gevaarlijke stoffen wordt vervoerd. De vervoersgegevens voor de N345 rondweg Voorst zijn gelijk gesteld aan de transportintensiteiten zoals deze zijn toegepast voor de referentiesituatie in 2020.
In de directe omgeving van het tracé is voornamelijk incidentele woonbebouwing aanwezig met een persoonsdichtheid van minder dan 10 personen per ha. Daarnaast is er sprake van rustige woonwijken met voorzieningen. De persoonsdichtheden hiervan lopen uiteen van circa 25 personen per ha tot circa 100 personen per ha.
Plaatsgebonden Risico
Uit de rekenresultaten blijkt dat er zowel in de referentiesituatie als in de situatie met de N345 rondweg Voorst geen PR 10-6/jaar aanwezig is (geen plek aanwezig met een kans = 1 op de miljoen om als individuele burger te overlijden als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen op het spoor). Dit betekent dat zich eveneens geen kwetsbare objecten binnen deze contour bevinden, en aan de grenswaarde voor het PR wordt voldaan. Eveneens bevinden zich geen beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour en wordt aan de richtwaarde voor het PR voldaan.
Groepsrisico
Figuur 6.1 laat de resultaten zien van de groepsrisicoberekeningen voor de referentiesituatie (linker grafiek) en de toekomstige situatie (rechter grafiek).
Figuur 6.1: Groepsrisico-grafieken voor de referentiesituatie (linker grafiek) en de situatie met N345 rondweg Voorst (rechter grafiek)
Uit de figuur blijkt dat het GR in de situatie met de N345 rondweg Voorst ten opzichte van de autonome ontwikkeling afneemt. De maximale waarde van het groepsrisico in de toekomstige situatie is 0,002 maal de oriëntatiewaarde tegenover 0,07 maal de oriëntatiewaarde in de referentiesituatie. Dit betekent dat de aanleg van de N345 rondweg Voorst een positief effect heeft op de externe veiligheid. Uit figuren blijkt bovendien dat de N345 rondweg Voorst geen overschrijding van de oriëntatiewaarde veroorzaakt.
Bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid
Voor het bestrijden van een incident op de te realiseren rondweg is het belangrijk dat hulpverleningsdiensten snel ter plaatse kunnen zijn. Een goede bereikbaarheid kan worden gewaarborgd door aan weerszijden van de weg voldoende ruimte te realiseren om uit te kunnen wijken voor met name vrachtverkeer, bijvoorbeeld door de aanleg van een vluchtstrook, vluchthavens of een brede zijberm. De maatgeving van de rondweg is voldoende om brandweervoertuigen te kunnen accommoderen. De aansluitingen op het onderliggend wegennet zorgen ervoor dat de rondweg bereikbaar is voor de hulpdiensten. Ook de opstelplaatsen en de inrichting van bluswatervoorzieningen zijn belangrijke aandachtspunten. In overleg met de veiligheidsregio worden de bluswatervoorzieningen en opstelplaatsen voor hulpverleningsdiensten nader uitgewerkt.
Voor zelfredzaamheid is het van belang dat mensen die nabij de rondweg Voorst wonen of verblijven ingeval van een calamiteit in tegengestelde richting van het wegtraject kunnen vluchten. Bij voorkeur doen zij dat via een andere route dan de aanrijroute van de hulpdiensten. De omgeving van de rondweg wordt ontsloten door het bestaande netwerk van gemeentelijke en provinciale wegen. Hiermee is de bebouwde omgeving op meerdere manieren te bereiken en te verlaten.
Risicovolle inrichtingen
Volgens de professionele risicokaart12 bevindt zich aan de Rijksstraatweg 182 ten zuiden van Voorst een LPG-tankstation. Dit tankstation heeft een invloedsgebied van 150 meter. De PR 10-6 contour van het vulpunt is 35 meter. Dit tankstation veroorzaakt geen externe veiligheidsknelpunten in de huidige situatie en evenmin in de toekomstige situatie. De komst van de N345 rondweg Voorst wijzigt niets aan de externe veiligheidsrisico's.
Buisleidingen
Ten zuiden van Voorst loopt ongeveer haaks op de Rijksstraatweg een kerosineleiding van het ministerie van Defensie met een PR 10-6 contour van 0 meter en een effectafstand van 31 meter. De N345 rondweg Voorst kruist de kerosineleiding net voor de aansluiting op de Rijksstraatweg ten zuiden van de dorpskern Voorst. De kerosineleiding valt onder het Bevb en wordt daarom planologisch beschermd, zie hoofdstuk 7 van dit PIP.
Conclusie voor het plan
Het PIP voldoet ten aanzien van het transport van gevaarlijke stoffen over de weg aan de grens- en richtwaarde voor het PR. Bovendien neemt de hoogte van het GR vanwege de N345 rondweg Voorst af. Omdat geen overschrijding plaatsvindt van de oriëntatiewaarde hoeft geen verantwoording van het GR plaats te vinden.
Het PIP voldoet aan de vereisten uit de wet- en regelgeving met betrekking tot externe veiligheid. Dit aspect vormt geen belemmering voor de N345 rondweg Voorst.
Wettelijk kader en beleid
Wet bodembescherming
Het aspect bodem is geregeld in de Wet bodembescherming (Wbb). Het doel van de Wbb is voorkomen van nieuwe gevallen van bodemverontreiniging. Voor bestaande bodemverontreinigingen is aangegeven in welke situaties (omvang en ernst van verontreiniging) en op welke termijn sanering moet plaatsvinden. Hierbij dient de bodemkwaliteit ten minste geschikt te worden gemaakt voor de functie die erop voorzien is, waarbij verspreiding van verontreiniging zoveel mogelijk wordt voorkomen. De wet gaat uit van het principe dat de bodem geschikt dient te zijn voor de beoogde functie. De gewenste functie bepaalt als het ware de gewenste bodemkwaliteit.
Besluit en de regeling bodemkwaliteit
Het besluit en de regeling bodemkwaliteit bevatten algemene regels en kwaliteitseisen waaraan grond, bouwstoffen en baggerspecie moeten voldoen wanneer deze op of in de bodem of in het oppervlaktewater worden toegepast.
Resultaten onderzoek
Voor het PIP is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om de milieuhygiënische bodemkwaliteit vast te stellen. Hieronder worden de belangrijkste conclusies uit het onderzoek weergegeven. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar bijlage 5.
Op basis van de onderzoeksresultaten kan worden gesteld dat slechts enkele stoffen zijn aangetroffen, waarvan de concentraties en achtergrondwaarden of streefwaarden overschrijden. De gemeten gehalten zijn dusdanig gering dat er geen risico´s voor de mens en/of het milieu te verwachten zijn.
Op één perceel, gelegen tussen de Tuinstraat en De Riete, is in het grondwater sprake van overschrijding van de interventiewaarde voor nikkel en de tussenwaarde voor kobalt. Gelet op de resultaten van de overige peilbuizen in het gebied wordt een omvangrijke grondwaterverontreiniging niet verwacht. De aanwezige grondwaterverontreiniging op perceel K309 vormt derhalve geen belemmering voor het toekomstige gebruik van de gronden.
De percelen die vanwege het ontbreken van een toetredingstoestemming niet zijn bezocht, worden ten behoeve van de uitvoering onderzocht. Uitgangspunt is dat ten tijde van de werkzaamheden de bodemkwaliteit in beeld moet zijn en dat er bij de uitvoering rekening wordt gehouden met de uitkomsten van dat onderzoek.
Conclusie voor het plan
Het PIP voldoet aan de vereisten uit de wet- en regelgeving met betrekking tot bodem. Dit aspect vormt geen belemmering voor de N345 rondweg Voorst.
Wettelijk kader en beleid
Europese Kaderrichtlijn Water
De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) is sinds 2000 van kracht. De kaderrichtlijn Water richt zich op de bescherming van water in alle wateren en stelt zich ten doel dat alle Europese wateren in het jaar 2015 een 'goede toestand' hebben bereikt en dat er binnen heel Europa duurzaam wordt omgegaan met water. Centrale aandachtspunten zijn:
Waterwet
De Waterwet is gericht op integraal waterbeheer, met de volgende doelstellingen:
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater, en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Een belangrijk gevolg van de Waterwet is dat vergunningstelsels uit voorgaande waterbeheerwetten zijn gebundeld tot één vergunning, de Watervergunning.
Keur
De Keur is een afzonderlijke verordening van de waterschappen. De Keur stelt in ieder geval dat het verboden is om op enige wijze:
Mits het belang van een adequate waterbeheersing en goede waterhuishouding niet wordt geschaad, kan aan particulieren of instanties vrijstelling of vergunning worden verleend voor het aanpassen van oppervlaktewater, dijken en kunstwerken.
Nationaal Waterplan
Dit eerste Nationaal Waterplan is opgesteld voor de planperiode 2009-2015. Het formuleert een antwoord op ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie en economie en investeert in duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan voorziet in een intensievere samenwerking tussen de overheden. De grondgedachte voor duurzaam waterbeheer is “meebewegen met natuurlijke processen waar het kan, weerstand bieden waar het moet en kansen voor welvaart en welzijn benutten”. Dit geldt ook voor water en ruimte. Het Nationaal Waterplan vervangt op onderdelen het beleid uit de Nota Ruimte voor het IJsselmeer, de Noordzee en de rivieren.
Nationaal bestuursakkoord Water
In het Nationaal bestuursakkoord Water (NBW) hebben de gezamenlijke overheden afspraken gemaakt over het op orde maken van watersystemen.
De hoofddoelstellingen uit het NBW zijn het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Hierbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen:
- Water als ordenend principe, ruimte reserveren voor (tijdelijke) waterberging;
- Geen afwenteling van problemen richting benedenstroomse gebieden;
- Voorkeursvolgorde 'vasthouden-bergen-afvoeren';
- Voorkeursvolgorde 'schoonhouden-scheiden-zuiveren'.
Waterplan Gelderland
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen er liggen tot en met 2015. Het Waterplan Gelderland is een strategisch plan voor de waterhuishouding in Gelderland. Het Waterplan Gelderland vormt een richtinggevend toetsingskader: de provincie houdt bij het nemen van besluiten die van invloed zijn op de waterhuishouding rekening met het Waterplan Gelderland. Het betreft met name milieubeleid, ruimtelijke ordening, natuur- en landbouwbeleid, verkeer en vervoerbeleid, ontgrondingen en landinrichtingen.
In de omgeving van Voorst gelden enkele specifieke natuurdoelstellingen. Het betreffen gebieden ten zuiden en ten westen van Voorst en één gebied dichtbij de westelijke bebouwingsgrens van Voorst, zie afbeeldingen 6.3 en 6.4.
Afbeelding 6.3: Functiekaart Waterplan Gelderland
Afbeelding 6.4: Structuurvisiekaart Waterplan Gelderland
Waterbeheersplan Veluwe
In het waterbeheersplan beschrijft het waterschap Vallei en Veluwe voor de planperiode 2010 tot en met 2015 onder meer de strategische visie op de uitvoering van haar taken. Op onderdelen (robuust watersysteem, waterkwaliteit en ecologie) geeft het waterschap een doorkijk tot 2027. Waterschap Vallei en Veluwe is er voor waterveiligheid, waterkwaliteit en waterkwantiteit. Daarbij houdt het rekening met economische, ecologische en agrarische belangen.
Waterplan Voorst
Om in te gaan op de toekomstige ontwikkelingen in het gebied heeft de gemeente Voorst samen met het Waterschap Vallei en Veluwe het Waterplan Voorst opgesteld. Door dit gezamenlijke plan moet in de toekomst geld en tijd worden bespaard door kennis en ervaring te delen op het gebied van water.
Het waterplan wordt tevens opgesteld om op gemeentelijk niveau te komen tot een integrale visie op de plaats en functie van water in de bebouwde omgeving en het landelijke gebied. Voor het plan is van belang dat aan de westzijde van Voorst een afvoerroute van stedelijk hemelwater naar de Voorsterbeek is voorzien.
Watertoets
Voor ruimtelijke besluiten, zoals het PIP moet een watertoets worden uitgevoerd. De watertoets is een procesinstrument waarmee ruimtelijke plannen en besluiten kunnen worden getoetst op waterhuishoudkundige aspecten. Het betreft het vroegtijdig informeren en adviseren over en het afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in de ruimtelijke plannen en besluiten. De watertoets heeft tot doel te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. In overleg met betrokken waterbeheerders worden voor het project relevante wateraspecten uitgewerkt.
In het kader van het MER N345 heeft regelmatig overleg plaatsgevonden tussen het Waterschap Vallei en Veluwe en de provincie Gelderland. De waterbeheerder is zodoende op meerdere manieren betrokken bij het planvormingsproces. De notitie Water die als bijlage 6 is opgenomen, geeft de afspraken weer welke zijn gemaakt tussen het Waterschap Vallei en Veluwe en de provincie Gelderland. De resultaten van de overleggen en onderzoeken zijn verwerkt in het PIP. Hiermee wordt geacht invulling te zijn gegeven aan de watertoets.
Resultaten onderzoek
Algemeen
Het extra wegdeel van de rondweg heeft een lengte van 2300 meter. Met een verhardingsbreedte van de rondweg van 7,5 meter en een parallelweg van 4,5 meter is de netto toevoeging van verhard oppervlak ((7,5 m + 4,5 m) * 2300 m =) 2,76 ha. Het hemelwater binnen het plangebied zal niet afgevoerd worden naar de riolering.
Voor het bepalen van de benodigde waterberging is de norm uit het document “Richtlijnen voor herinrichting van stedelijk gebied” toegepast. Hierin is opgegeven dat een bui van 35,7 mm/45 minuten (neerslaggebeurtenis 10 uit Leidraad Riolering) geborgen moet kunnen worden. Dit komt neer op 0,0357 m³ per m² verharding. Voor T=100 is geen norm gegeven. De benodigde berging per strekkende meter weg (12 meter verhardingsbreedte) is (12 m² * 0,0357 m³/m² =) 0,43 m³.
Aan weerszijden van de rondweg komt een greppel te liggen die het wegwater opvangt, zuivert, bergt en afvoert. De greppels zijn 0,5 meter diep, hebben een bodembreedte van 0,5 meter en taluds van 1:1,5. Hiermee ontstaat per strekkende m aan weerszijden 0,625 m³ berging bij volledige vulling. Deze zijn daarmee ruimschoots voldoende groot. Wel moet er tot die 0,3 meter gestuwd worden, om daadwerkelijk voldoende berging in te zetten.
Oppervlaktewaterkwantiteit
Om de afvoerrichting en afvoercapaciteit van water door en uit het gebied te kunnen waarborgen mag bij de kruising met watergangen het doorstroomprofiel niet worden verkleind. De N345 rondweg Voorst heeft geen noemenswaardige invloed op de oppervlaktewaterkwantiteit.
Grondwaterkwantiteit
Om opvriezen te voorkomen en voldoende draagkracht te garanderen, dient de ontwateringsdiepte (verschil GHG en het peil van de weg) minimaal 0,70 meter te zijn. Er wordt uitgegaan van grondwaterneutraal bouwen; daar waar hoge grondwaterstanden voorkomen wordt het wegtracé opgehoogd. Ter plaatse van onderdoorgangen worden waterdichte constructies toegepast, zodat geen drainage nodig is om de grondwaterstand permanent te verlagen.
Bij verdiepte aanleg van het westelijke tracé vindt geen stuwing van het grondwater plaats. De verdiepte ligging aan weerszijden van de Enkweg beslaat in totaal een lengte van 245 meter. Het laagste punt in de weg komt te liggen op NAP + 5,50 m. Het diepste punt van de wegfundering en daarmee de potentiële obstructie ligt daar op ongeveer NAP + 4,5 m.
Het verdiepte tracé staat haaks op de grondwaterstroming. Ter plaatse van het tracé is de bodem volgens REGIS II opgebouwd uit afzettingen van de formatie van boxtel (NAP + 6 m tot maaiveld) boven die van de Formatie van Kreftenheye. De eerste slecht doorlatende laag bevindt zich op circa NAP – 8 m. De Formatie van Boxtel wordt gekenmerkt door een fijne korrelgrootte en is daardoor beperkt doorlatend. Het eerste watervoerende pakket wordt gevormd door de Formatie van Kreftenheye bestaande uit grof zand en grind, met sporadisch fijne laagjes fijn zand, klei of veen. De Formatie van Kreftenheye is relatief gezien zeer goed doorlatend.
Het grootste deel van de wegverdieping zal in de minder doorlatende bovenste lagen liggen. Van de goed doorlatende laag van circa 14 meter dikte zal over een lengte van 180 m tussen 0 en 1,5 meter worden belemmerd. Het te verwachten effect van een relatief zodanig beperkte ingreep beperkt zich hooguit een relatief kleine grondwaterstandsverhoging (ordegrootte enkele centimeters in pieksituaties) westelijk van de tunnel en een relatief kleine verlaging aan oostelijk tot gevolg. De huidige grondwaterstanden (gemiddeld circa NAP + 5,80 m, pieken rond NAP + 6,50 m, bepaald op basis van nabij gelegen peilbuizen in het DINO-loket) bevinden zich bovendien zo ver onder maaiveld (NAP + 7,70 m ter plaatse van opstallen) dat invloed van een eventuele verandering van de grondwaterstand op de opstallen is uit te sluiten. De N345 rondweg Voorst heeft geen noemenswaardige invloed op de grondwaterkwantiteit.
Oppervlaktewaterkwaliteit
Bepalend voor de verandering van de oppervlaktewaterkwaliteit zijn de emissies vanaf de weg naar het oppervlaktewater. De N345 rondweg Voorst houdt het water in de bermgreppels vast, waaruit het water infiltreert. De N345 rondweg Voorst heeft derhalve geen noemenswaardige invloed op de oppervlaktewaterkwantiteit.
Grondwaterkwaliteit
De N345 rondweg Voorst voorziet in een reinigende bodempassage om de emissie van vervuilende stoffen door het wegverkeer naar de bodem en grondwater te beperken. Doorslag van verontreinigingen naar het grondwater wordt voorkomen, door tijdig de bodem van de bermpassages te saneren. De N345 rondweg Voorst heeft een zeer beperkte invloed op de grondwaterkwaliteit.
Conclusie voor het plan
Het PIP voldoet aan de vereisten uit de wet- en regelgeving op het gebied van water. Het aspect water vormt geen belemmering voor de N345 rondweg Voorst.
Wettelijk kader en beleid
Het Verdrag van Malta
In 1992 hebben de Europese Ministers van cultuur het Verdrag van Malta (Valletta) ondertekend. Het verdrag heeft tot doel het archeologische erfgoed te beschermen als bron van het Europees gemeenschappelijk geheugen en als middel voor de geschiedkundige en wetenschappelijke studie.
De bescherming van archeologische waarden vindt in Nederland zijn wettelijke grondslag in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. Deze wet omvat de implementatie in de Nederlandse regelgeving van het Verdrag van Valletta. Grondgedachte is dat er wordt gestreefd naar het behoud van archeologische waarden in situ, dat wil zeggen in het bodemarchief. Als behoud niet mogelijk is, moet er voor worden zorg gedragen dat de informatie die in de bodem zit niet verloren gaat. Dit houdt een onderzoeksverplichting in, die kan leiden tot een volledige, wetenschappelijke opgraving van de aanwezige resten. Om behoud in situ als prioriteit te stellen, wordt gestreefd naar het volwaardig meewegen van het archeologische belang in planologische besluitvormingsprocessen door dit aspect al vanaf het begin bij de planvorming te betrekken.
Provinciaal Beleidskader Archeologie, Interimkader 2009-2012
Dit beleidsstuk is een ontwerpplan en dient als basis voor verdere ontwikkelingen. Het richt zich op parelgebieden die van bijzonder belang zijn voor de cultuurhistorische identiteit van de provincie Gelderland. De archeologische verwachtingswaarden zijn hier van provinciaal belang. Behalve een gebiedsgericht spoor zijn er ook generieke thema's. De provincie wil hiermee tot programmatische afspraken komen met gemeenten waar deze parels liggen. Het is een kader dat ambities formuleert voor verantwoord onderzoek, behoud door ontwikkeling en bescherming. Het plangebied valt binnen een dergelijke parelgebied: parelgebied nummer 14 IJsselvallei, Westoever IJssel en Zutphen. In het provinciaal beleidskader wordt regio 14 als volgt omschreven:
“In deze microregio zijn op zandruggen (o.a. te Voorst-Empe) de oudste bewoningsresten (laat paleolithische en mesolithische vindplaatsen) aangetroffen en is een bijna continue bewoning te volgen in de Middeleeuwen'. Zutphen is al vanaf de vroege Middeleeuwen een belangrijke stad, die door de Vikingen werd geplunderd vanwege de rijke domeinvoorraad die in dit centrum werd opgeslagen. In de loop van de middeleeuwen ontwikkelde Zutphen zich als belangrijke Hanzestad”.
Archeologische waarden- en verwachtingenkaart gemeente Voorst
De gemeente Voorst heeft een eigen invulling gegeven aan het archeologisch beleid, door aan de hand van de ligging, aard en kwaliteit van de archeologische waarden binnen het gemeentelijke grondgebied een archeologische waarden- en verwachtingenkaart op te stellen. Deze kaart geeft op perceelsniveau een betrouwbaar en gedetailleerd beeld van de archeologische waarden en verwachtingen. Het uitgangspunt van het archeologische beleid van de gemeente Voorst betreft het behoud van het bodemarchief. Dit is geheel in lijn met de Wet op de Archeologische Monumentenzorg.
Resultaten onderzoek
In het kader van dit PIP is in februari 2013 een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek uitgevoerd, zie bijlage 7. Blijkens bureauonderzoek loopt het plangebied over de Voorsterenk, westelijk van Voorst, en ligt het plangebied grotendeels op een dekzandrug met enkeerdgronden. Hierdoor hebben de hoger gelegen delen van het plangebied een hoge archeologische verwachting. De lager gelegen delen hebben een lage verwachting. Gezien de ouderdom van de dekzandruggen kunnen archeologische resten uit de periode Laat-Paleolithicum – Nieuwe Tijd worden verwacht. In de omgeving van het plangebied zijn resten bekend uit de periode vanaf het Neolithicum en dan vooral uit de IJzertijd/Romeinse Tijd. Bovendien loopt het zuidelijke deel van het plangebied deels door AMK-terrein 2697 met sporen van bewoning uit de IJzertijd en/of de Romeinse Tijd.
Het veldonderzoek heeft uitgewezen dat in 29 van de 59 boringen sprake is van een enkeerdgrond met een eerddek dikker dan 50 cm. Daarnaast is in 10 boringen nog een eerddek aanwezig dat dunner is dan 50 cm. In de overige boringen is sprake van een vergraven profiel (11 boringen) of een beek-/gooreerdgrond (9 boringen). De geroerde bovenlaag ligt binnen het grootste deel van het plangebied op/in eolische dekzanden met daaronder de verspoelde nat-eolische gronden. In geen van de boringen is onder de geroerde bovenlaag een (restant van een) podzolbodem waargenomen, hetzij doordat hier door hoge grondwaterstanden geen podzolbodem is gevormd, hetzij doordat deze is vergraven/afgetopt.
De delen van het plangebied waar nog een eerddek aanwezig is, behouden de hoge verwachting op archeologische resten. Doordat deze mogelijk aanwezige resten worden bedreigd door de voorgenomen werkzaamheden, werd in het onderzoek vervolgonderzoek in de vorm van een aanvullend booronderzoek of proefsleuvenonderzoek noodzakelijk geacht, zie oranje en rode gebieen in afbeelding 6.5. In de laaggelegen delen waar geen eerddek aanwezig is en waar het bodemprofiel is vergraven, werd vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht, zie groene gebieden in afbeelding 6.5. Tenslotte waren er delen waar, door het ontbreken van betredingstoestemming, geen veldonderzoek is uitgevoerd. Voor deze delen zou alsnog een verkennend bodemonderzoek moeten plaatsvinden.
Afbeelding 6.5: Advieskaart archeologie (zie ook bijlage 7)
Op voornoemd onderzoek is in mei 2013 aanvullend advies uitgebracht, zie bijlage 7. Daarin werden de resultaten van het in februari 2013 uitgevoerde onderzoek onderschreven, zij het dat er een uitzondering kwam op het verstrekte advies om het terreindeel ter hoogte van de boringen 19, 25, 26 en 70 (zie afbeelding 3 a van het aanvullend advies in bijlage 7 van deze toelichting). Geconcludeerd werd in dat advies dat de afwezigheid van archeologische waarden niet met zekerheid bepaald kon worden en ter hoogte van de boringen 18, 19, 25, 26 en 70 werd een karterend booronderzoek geadviseerd.
Op grond van voornoemd advies is in oktober 2013 een inventariserend veldonderzoek in de vorm van karterend booronderzoek verricht, zie bijlage 7. In dit booronderzoek is geconcludeerd dat ter hoogte van de boringen 1, 2, 4 t/m 7, 9 en 10 (zie afbeelding 5 van het onderzoek van oktober 2013 in bijlage 7 van deze toelichting) beekeerdgronden aanwezig zijn. In de boringen 3 en 8 (zie afbeelding 5 van het onderzoek van oktober 2013 in bijlage 7 van deze toelichting) zijn enkeerdgronden aangetroffen. Het gebied bevindt zich op een gradiëntzone van de laaggelegen beekeerdgronden en de relatief hoger gelegen enkeerdgronden. Beekeerdgronden kenmerken zich door natte omstandigheden en waren in het verleden niet aantrekkelijk voor bewoning, zeker niet in vergelijking met de hoger gelegen delen. Ter hoogte van de boringen 3 en 8 is een plaggendek met daaronder een menglaag, die met een scherpe grens overgaat naar de C-horizont aangeboord. Tijdens het karterend booronderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. De kans dat in het plangebied intacte archeologische resten aanwezig zijn, is klein maar niet helemaal uit te sluiten. Vandaar dat is aanbevolen om bij de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 53 van de Monumenten. Een advies dat door de provincie Gelderland wordt opgevolgd en waarop de uitvoerder van de werkzaamheden zal worden geattendeerd.
Conclusies voor het plan
Uit de uitgevoerde onderzoeken zijn in het plangebied gebieden naar voren gekomen waar de aanwezigheid van archeologische waarden niet kan worden uitgesloten, zie de oranje en rode gebieden in afbeelding 6.5. Daarnaast is een aantal gebieden niet onderzocht vanwege het ontbreken van een toetredingstoestemming, zie de gele gebieden in afbeelding 6.5. Om de mogelijke aanwezige archeologische waarden in deze gebieden adequaat te beschermen, is voor deze gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen.
In de overige gebieden kan de aanwezigheid van archeologische waarden worden uitgesloten, zie de groene gebieden in afbeelding 6.5. Deze gronden zijn niet voorzien van een archeologische dubbelbestemming.
Doordat voornoemde onderzoeken zijn uitgevoerd, is voldaan aan de aanbeveling van de Cie m.e.r. om in het geval van een keuze voor de westelijke rondweg, een inventariserend veldonderzoek naar archeologische waarden uit te voeren, waaruit blijkt of in het plangebied van de N345 rondweg Voorst daadwerkelijk archeologische waarden aanwezig zijn.
Wettelijk kader en beleid
Monumentenwet 1998
De regelgeving ten aanzien van het cultureel erfgoed en in het bijzonder de wettelijke bescherming van rijks- en gemeentemonumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten is geregeld in de Monumentenwet 1998. De Monumentenwet 1998 is het belangrijkste instrument voor de bescherming van het cultuurhistorisch erfgoed in Nederland.
De verantwoordelijkheid voor de besluitvorming over het culturele erfgoed ligt bij de gemeenten. Rijksmonumenten zijn niet alleen gebouwde zaken als woonhuizen, bruggen, torens en tuinhuizen maar ook archeologische overblijfselen. Dit alles kan als rijksmonument worden aangewezen, enerzijds omdat het mooi gevonden wordt, anderzijds omdat het voor de wetenschap of de cultuurhistorie van belang is om voor de toekomst te behouden. Hiervoor moet het object aan een aantal wettelijke voorwaarden voldoen: zo moet het minstens 50 jaar oud zijn, van nationaal belang zijn en een unieke waarde bezitten. Beschermde stads- en dorpsgezichten worden mede door het ministerie van Infrastructuur en Milieu aangewezen. Aan de bescherming van gemeentelijke monumenten ligt een besluit van burgemeester en wethouders van een gemeente ten grondslag.
Nota Belvedère
Nota Belvedère streeft naar instandhouding en versterking van bestaande cultuurhistorische kwaliteiten door beleidsmatige verankering in het nationaal ruimtelijk beleid en in streek- en bestemmingsplannen. In de nota wordt gepleit voor een respectvolle omgang met cultuurhistorische waarden binnen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en behoud van het aanwezige cultuurhistorisch erfgoed is hierbij het doel.
NSW landgoederen
NSW staat voor Natuurschoonwet. In deze wet staan voorwaarden waaraan landgoederen moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de status van NSW landgoed. Met de status van NSW landgoed kan een eigenaar of beheerder gebruik maken van fiscale voordelen voor de instandhouding van het landgoed. De belangrijkste voorwaarden voor een NSW landgoed zijn:
De Natuurschoonwet biedt de minister de mogelijkheid “een onroerende zaak de status van landgoed
te ontnemen” als “het karakter van landgoed van de onroerende zaak is aangetast of verloren is gegaan door gebrek aan behoorlijk onderhoud of door andere omstandigheden”. Hierbij kan het gaan om aantasting van de eenheid van het landgoed, aantasting van de natuurwaarden of aantasting van het totale oppervlakte.
Ruimtelijke Verordening Gelderland
In de Ruimtelijke Verordening Gelderland zijn regels opgenomen ter bescherming van molenbiotopen. De bescherming betreft vooral behoud van het functioneren door middel van een vrije windvang. Verder dient rekening te worden gehouden met de belevingswaarde en het historisch karakter van de omgeving van de molen. Het ruimtelijk plan dient waarborgen te bieden ter bescherming van het functioneren van de molen door middel van een vrije windvang.
Structuurvisie Gelderland 2005
In de structuurvisie vormt het begrip 'ruimtelijke kwaliteit', met cultuurhistorie als één van de componenten, het centrale uitgangspunt voor ruimtelijke ontwikkeling in de provincie. De structuurvisie Gelderland 2005 rekent cultuurhistorie onder één van de basiskwaliteiten van de ruimte. Er is beschreven dat de provincie het belangrijk vindt om bij 'ruimtelijke ontwikkelingen actief bij te dragen aan behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische kwaliteiten'. Tegen de achtergrond van ontwikkelingen als toenemende verstedelijking, verrommeling en vervlakking van de regionale identiteit stelt de provincie Gelderland de volgende doelen voor het ruimtelijke beleid voor de Gelderse landschappen:
Nota Belvoir
De provincie voert een provinciaal cultuurhistorisch beleid, dat beschreven is in de opeenvolgende nota's Belvoir 1, 2, 3. Het vigerende Belvoir 3 'investeren in het verleden is werken aan de toekomst' is een actualisatie van het cultuurhistorische beleidsprogramma en is gericht op de uitvoering van het beleid. Het doel van het provinciale beleid is en blijft de versterking van de identiteiten van de Belvoirgebieden. De provincie wil programma's en projecten realiseren die de identiteiten van een studiegebied behouden, verstreken of ontwikkelen.
Landschapsontwikkelingsplan Van Veluwe tot IJssel
In het landschapsontwikkelingsplan Van Veluwe tot IJssel (LOP) wordt het gewenste toekomstbeeld gekoppeld aan het huidige landschapstype. Vrijwel het gehele plangebied ligt in het oeverwallen en stroomruggenlandschap van de IJssel. De elementen uit het landschapsbeleid hiervoor zijn:
In het aangrenzende landschap buiten het plangebied is sprake van relatief jonge kampontginningen. Op de historische kaart is dit landschap herkenbaar door de rechtlijnige opbouw vanaf de enk bij Voorst. In het LOP wordt voor dit landschap het streefbeeld genoemd het verschil tussen de hogere bebouwde en beplante zandopduikingen en de open gronden eromheen zoveel mogelijk te behouden. Vandaar dat ook daar de wens bestaat om extra aandacht te besteden aan erf- en randbeplantingen.
Aan de noordzijde ligt het plangebied voor een klein deel in de binnengedijkte uiterwaarden. Voor de ingepolderde uiterwaarden in de omgeving van de Adelaar worden de volgende elementen in de visie genoemd:
Ten slotte zijn nog waardevolle open ruimten weergegeven in het LOP. Dit betreft alle drie deelruimten van de enk ten westen van Voorst, namelijk de drie delen van de enk waar nog doorzicht is richting de kampontginningen en de spoorlijn.
Cultuurhistorische Nota en Cultuurhistorische Kaart
De gemeente Voorst heeft een eigen cultuurhistorische nota (1999). Deze nota bevat een inventarisatie en waardering van cultuurhistorische elementen en patronen in de gemeente Voorst.
Erfgoedverordening
De gemeente Voorst kent een erfgoedverordening (2010). De verordening schrijft voor dat het verboden is om zonder een vergunning van het college van burgemeester en wethouders een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen (artikel 10a).
Resultaten onderzoek
In het MER N345 Voorst is onderzoek verricht naar de cultuurhistorische waarden. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar het MER N345 Rondweg Voorst, deelrapport Landschap, Cultuurhistorie en Archeologie. Daarnaast een landschapsplan opgesteld, zie bijlage 3.
Monumenten
In de directe omgeving van de N345 rondweg Voorst zijn drie monumenten aanwezig. Het betreffen Rijksmonumenten De Adelaar, het Tolhuis en korenmolen De Zwaan en het gemeentelijke monument boerderij de Ossenkamp.
De monumenten worden niet fysiek aangetast door het tracé, waardoor er geen effecten op de fysieke kwaliteit zullen optreden. Er is ook geen sprake van effecten op de inhoudelijke kwaliteit. Verder tast de rondweg N345 Voorst de zichtbaarheid of herkenbaarheid (beleefbare kwaliteit) van de monumenten niet aan.
Landschap
De rondweg N345 Voorst ligt geheel in het stroomruglandschap ten westen van Voorst. De weg zal verdiept worden aangelegd, boven de grondwaterstand. Dit is vooral mogelijk ter hoogte van de Enkweg, vanwege de diepere ligging van de grondwaterstand.
Om beeld en sfeer positief te beïnvloeden zal de weg voorzien worden van lage zichtwallen, die (bij verdiepte ligging van ongeveer een halve meter) circa. 70 cm uitsteken boven maaiveld. Aan de zijde van de weg is de helling steil, aan de zijde van het landschap zo flauw mogelijk. De lage wallen zorgen ervoor dat personenauto's uit beeld blijven, maar dat het zicht over de weg heen naar het landschap intact blijft. Daar waar dit gewenst is, worden tevens bomen geplaatst aan de buitenzijde van het talud, zodat het talud iets in het beeld naar achteren gedrukt wordt.
Voor een uitgebreide beschrijving van de wijze waarop de rondweg N345 Voorst landschappelijk wordt ingepast, wordt verwezen naar paragraaf 5.2 van deze toelichting en het landschapsplan.
Landgoederen
In de omgeving van Voorst ligt het NSW landgoed Beekzicht. Als gevolg van de rondweg N345 wordt ook een gedeelte van de huidige N345 aangepast. Door deze aanpassing, een verbreding van de infrastructuur bij de noordelijke entree, wijzigt op deze locatie de omgeving van landgoed Beekzicht. Vanwege deze geringe wijziging worden ter plaatse van dit landgoed extra bomen aangeplant, zie ook paragraaf 5.2 van deze toelichting. Gelet op deze geringe wijziging van de omgeving van het landgoed Beekzicht en de aanplant van extra bomen ter plaatse van de percelen van het landgoed blijft de ruimtelijke samenhang van het landgoed aan beide zijde van de huidige N345 behouden.
Molenbiotoop
Een gedeelte van het plangebied ligt binnen de molenbiotoop van korenmolen 'De Zwaan'. Dit betekent dat binnen de eerste 100 meter rondom de korenmolen geen bouwwerken mogen worden gerealiseerd die hoger zijn dan de stellinghoogte van de molen. De stellinghoogte van de korenmolen bedraagt 4.30 meter.
Binnen de zone gemeten van 100 meter vanaf de korenmolen tot een afstand van 400 meter gemeten vanaf de korenmolen, mogen geen hogere bouwwerken worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:
H=X/n+c*z.
Daarbij zijn de variabelen als volgt gedefinieerd:
H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen);
X = afstand in meters vanaf het gebouw tot de wieken van de molen;
n = 50 (bebouwd gebied);
c = 0,2 (constante in verband met een windreductie van 5%);
z = askophoogte (=15,50 m voor korenmolen 'De Zwaan').
Voor bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden binnen de 0 tot 400 meter rondom de molen geldt een omgevingsvergunningplicht. Een omgevingsvergunning kan worden verleend als de windvangzone van de korenmolen en/of de waarde van de korenmolen als landschapsbepalend element daardoor niet onevenredig wordt aangetast.
In tabel 6.4 zijn de bouwhoogten van bouwwerken en gebouwen op verschillende afstanden indicatief weergegeven.
Tabel 6.4: indicatieve bouwhoogten
In de planregels en op de verbeelding zijn de hierboven beschreven uitgangspunten vertaald. Hiermee is een voldoende windvang voor de korenmolen gegarandeerd. Daarnaast is beoordeeld of de gebouwen en bouwwerken die door het PIP mogelijk worden gemaakt, niet worden beperkt door de molenbiotoop.
In afbeelding 6.6 is de molenbiotoop geprojecteerd op het plangebied van het PIP. Uit de afbeelding blijkt dat het viaduct ter plaatse van de Enkweg in de zone 0 tot 400 meter valt. De maximale hoogte van het viaduct bedraagt 5 meter. Omdat het viaduct naar de korenmolen toe in hoogte terugloopt naar maaiveld, worden de toegestane hoogten binnen de vrijwaringszone niet overschreden. Dit betekent dat het viaduct niet belemmerend werkt voor de windvang van de korenmolen en dus passend is binnen de regeling van de molenbiotoop.
Voorts worden binnen de 100 tot 400 meter zone twee geluidswallen gerealiseerd. De maximale hoogte van deze geluidswallen bedraagt 2 meter. De toegestane hoogten binnen de vrijwaringszone worden door deze geluidswallen niet overschreden. Ook de geluidswallen werken niet belemmerend voor de windvang van de korenmolen en past binnen de regeling van de molenbiotoop.
Afbeelding 6.6: Projectie molenbiotoop op plangebied
Ten slotte zal voor de realisatie van landschappelijke maatregelen binnen de zone 0 tot 400 meter een omgevingsvergunning aangevraagd moeten worden. Hierbij zal rekening worden gehouden met de regeling van de molenbiotoop.
Conclusie voor het plan
Het PIP voldoet aan de vereisten uit de wet- en regelgeving op het gebied van cultuurhistorie. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de N345 rondweg Voorst.
Wettelijk kader gebiedsbescherming
Algemeen
Gebiedsbescherming is in Nederland verankerd in de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbw 1998). Voor de studie naar de effecten van N345 Rondweg Voorst en de mate waarin mitigatie en compensatie dient plaats te vinden, is relevant dat de Nbw 1998 een beschermingsregime kent voor de zogenaamde Natura 2000-gebieden en de beschermde natuurmonumenten.
Verder voorziet de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) die in maart 2012 in de plaats is gekomen van de Nota Ruimte, in de bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De bescherming van de EHS is uitgewerkt op provinciaal niveau.
Vogel- en habitatrichtlijn
Twee Europese richtlijnen, de Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en de Habitatrichtlijn (92/43/EEG), voorzien in de bescherming van de belangrijkste Europese natuurwaarden. In dat kader zijn onder meer speciale gebieden aangewezen die beschermd moeten worden. Deze zogenaamde Vogel- en Habitatrichtlijngebieden vormen samen het Natura 2000-netwerk. De afzonderlijke gebieden worden ook wel Natura 2000-gebieden genoemd.
Natuurbeschermingswet 1998
In oktober 2005 zijn de verplichtingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn, voor zover die toezien op gebiedsbescherming, geïmplementeerd in de Nbw 1998. Daarnaast vallen ook de Beschermde Natuurmonumenten onder de Nbw 1998. De begrenzing van de Natura 2000-gebieden en de instandhoudingsdoelstellingen voor die gebieden zijn vastgelegd in de (ontwerp-)aanwijzingsbesluiten voor de betreffende gebieden. De instandhoudingsdoelstellingen beschrijven voor de (in ontwerp) aangewezen habitattypen, habitatrichtlijnsoorten en vogelrichtlijnsoorten in het gebied of een bepaalde ontwikkeling ervan gewenst is of dat het behoud ervan op het aanwezige niveau moet worden nagestreefd.
Bij de vaststelling van een plan dat verslechterende of significant verstorende effecten kan hebben voor beschermde natuurwaarden in Natuurbeschermingswetgebieden, moet de ecologische plantoets zoals bedoeld in artikel 19j van de Nbw 1998 uitgevoerd te worden.
Indien na dit onderzoek niet kan worden uitgesloten dat de activiteit een verslechterend of significant verstorend effect heeft, dient de initiatiefnemer meer gedetailleerd dan in de oriënterende fase in kaart te brengen wat de effecten van de activiteit kunnen zijn. Daarbij dient hij ook de mitigerende maatregelen te betrekken die hij van plan is te nemen. Deze analyse heet een 'habitattoets'. Er zijn twee soorten toetsingen mogelijk, afhankelijk van de uitkomst uit de verkennende toetsing (zie hierboven). De verslechteringstoets bestaat uit een effectenanalyse van het project sec en mitigatie. De passende beoordeling bestaat uit een effectenanalyse van het project inclusief cumulatie en mitigatie.
Wanneer uit de passende beoordeling blijkt dat significant negatieve effecten niet kunnen worden uitgesloten, kan het besluit alleen worden genomen op grond van de 'ADC-toets'. Dit betekent dat de vergunning kan worden verleend als:
A - alternatieve oplossingen voor het plan ontbreken,
D - er dwingende redenen van groot openbaar belang zijn, en
C - de initiatiefnemer compenserende maatregelen vooraf en tijdig treft.
Ecologische hoofdstructuur
De SVIR voorziet in de ontwikkeling en de bescherming van de EHS. De EHS omvat kerngebieden (natuurreservaten), natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Ruimtelijke ingrepen binnen de EHS zijn niet toegestaan. Slechts in uitzonderingsgevallen kan het Rijk de natuurwaarden en functies van het EHS-gebied laten wijken voor andere functies van groot maatschappelijk belang. Daarvoor moeten deze belangen en mogelijke alternatieven uitgebreid gemotiveerd worden en moeten compenserende (vervangende) en/of mitigerende (verzachtende) maatregelen genomen worden.
De EHS is op provinciaal niveau verankerd in de Structuurvisie Gelderland 2005. Als uitwerking van de structuurvisie hebben provinciale staten de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld. De EHS is in de provinciale verordening vastgelegd en begrensd, daarnaast worden randvoorwaarden gesteld aan ruimtelijke plannen die betrekking hebben op gronden binnen de EHS. Binnen de EHS geldt de “nee, tenzij”-benadering. Dit houdt in dat een bestemmingswijziging niet mogelijk is als daarmee de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant worden aangetast, tenzij er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang.
Boscompensatie
De instandhouding van bos- en natuurareaal in de provincie Gelderland wordt beschermd door de Boswet en de provinciale richtlijn Bos- en natuurcompensatie uit 1998 (richtlijn Bos- en natuurcompensatie). Voor gronden met bos en natuur (bos van minimaal 10 are of 20 bomen in rijbeplanting) die in het kader van ruimtelijke planvorming worden aangetast, geldt allereerst een herplantplicht. Indien herplant niet op dezelfde plaats mogelijk is, geldt de compensatieverplichting uit de richtlijn Bos- en natuurcompensatie. De compensatie is afhankelijk van de vervangbaarheid van de aan te tasten natuur of de leeftijd van het te kappen bos. Bij bos jonger dan 25 jaar geldt een compensatie van 120%, voor bos van 25 tot 100 jaar geldt een compensatie van 130% en voor bos ouder dan 100 jaar geldt een compensatie van 140%.
Resultaten onderzoek
Uit een eerder verkennend onderzoek is naar voren gekomen dat de N345 rondweg Voorst gevolgen kan hebben voor beschermde gebieden en leefgebied van beschermde soorten. Significante verstoring van soorten en verslechtering van habitats of habitats van soorten waarvoor in het Natura 2000-gebied 'Uiterwaarden IJssel' en 'Landgoederen Brummen' doelen zijn geformuleerd, kon niet op voorhand worden uitgesloten. Artikel 19f van de Nbw 1998 bepaalt in dergelijke gevallen dat een passende beoordeling moet worden opgesteld. Hieronder worden de belangrijkste conclusies uit de passende beoordeling voor de N345 rondweg Voorst weergegeven. Voor de volledige geactualiseerde passende beoordeling wordt verwezen naar bijlage 8.
Natura 2000-gebied
Als gevolg van de rondweg N345 Voorst neemt de stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden (Uiterwaarden IJssel en Landgoederen Brummen) toe. Voor enkele habitattypen is in 2015 sprake van een overbelaste situatie, waarbij de KDW wordt overschreden. Het gaat om de habitattypen Stroomdalgraslanden, Glanshaverhooilanden (subtype a), Vochtige alluviale bossen (subtype a), Zwakgebufferde vennen en Heischrale graslanden. De toename van stikstofdepositie op deze habitattypen als gevolg van de rondweg N345 Voorst is echter zeer gering, zodat geen ecologische effecten te verwachten zijn. Bovendien zijn voor deze habitattypen andere factoren belangrijker voor de instandhouding (rivierdynamiek, beheer, hydrologie).
Tevens blijkt dat er na realisatie van de rondweg N345 Voorst in 2015 voor deze habitattypen geen toename is van de totale stikstofdepositie (dus inclusief de achtergronddepositie) ten opzichte van de situatie in 2010. Dit komt doordat de autonome ontwikkeling in de periode 2015-2020 een afname laat zien van de achtergronddepositie ten opzichte van de situatie in 2011 die groter is dan de beperkte toename als gevolg van de aanleg van de rondweg. Negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstelling van deze habitattypen kunnen worden uitgesloten.
Voor andere habitattypen en soorten is er geen sprake van een overschrijding van de KDW of ze komen niet voor in het studiegebied. Ook voor deze habitattypen en soorten kunnen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstelling worden uitgesloten.
Als gevolg van externe werking van de rondweg N345 Voorst worden foeragerende Kolganzen, Grauwe ganzen, Kleine zwanen en Wilde zwanen van de Uiterwaarden IJssel mogelijk verstoord. De aantallen zijn echter zeer klein. Negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstelling van deze soorten kunnen worden uitgesloten.
De rondweg N345 Voorst doorsnijdt de landbiotoop van de kamsalamander. Lokale effecten op de populatie hebben mogelijk gevolgen voor de metapopulatie. Om negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstelling te voorkomen worden mitigerende maatregelen voorgesteld; versterken van landhabitat, aanleg van amfibieënonderdoorgangen en voorkomen van inspoeling van vervuild water. Negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstelling kunnen dan worden uitgesloten.
Deze maatregelen worden allen mogelijk gemaakt in de planregels van het PIP binnen de verkeers- en natuurbestemming.
Op grond van de resultaten van de passende beoordeling kan worden geconcludeerd dat de Nbw 1998 de uitvoering van de N345 rondweg Voorst niet in de weg staat.
EHS
De parallelweg bij de rondweg N345 Voorst heeft een beperkt ruimtebeslag op de EHS (circa 200 m²). Het betreft een oude boomgaard die onder andere onderdeel uitmaakt van het leefgebied van de steenuil. Ondanks het beperkte oppervlakteverlies kan niet worden uitgesloten dat het een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden betreft. Daarom is de “nee, tenzij”-benadering doorlopen. Hierbij is eerst bepaald of er sprake is van een groot openbaar belang, of er reële alternatieven zijn en of mitigatie mogelijk is.
Door het dorp Voorst loopt de huidige N345. De huidige N345 is een belangrijke verbinding tussen Apeldoorn en Zutphen. De weg zorgt al jaren voor veel leefbaarheidsproblemen in het dorp. Dat zal in de toekomst door de groei van het verkeer alleen maar toenemen. In 2010 hebben provinciale staten van Gelderland besloten om dit leefbaarheidsprobleem aan te pakken. Op basis van zorgvuldig onderzoek door middel van een uitgebreide verkenning en een MER is in 2012 besloten tot de realisatie van een westelijke rondweg om Voorst. De westelijke rondweg om Voorst heeft de minste negatieve effecten op landschap en natuur. De weg vormt wel een barrière tussen het dorp en het buitengebied. Door het advies van de Cie m.e.r. is besloten om deze barrière te verkleinen door het toevoegen van een fietstunnel in de Klarenbeekseweg onder de nieuwe rondweg door. Bij de optimalisering van het ontwerp van de rondweg is geprobeerd om de boomgaard die in de EHS is gelegen te ontzien. Verschillende alternatieve ontwerpen voor de fietstunnel zijn onderzocht, maar bleken ruimtelijk niet inpasbaar te zijn. Het is niet mogelijk gebleken om de boomgaard te ontzien.
Er is sprake van een dwingende reden van openbaar belang, alternatieven en mogelijkheden voor mitigatie ontbreken. In dat geval kan de voorgenomen ingreep de 'nee, tenzij'-toets met positief gevolg doorlopen, mits de nadelige gevolgen worden gecompenseerd. Daarom zijn de mogelijkheden om de effecten te compenseren conform de spelregels EHS en de provinciale regelgeving verkend. Daarbij is gekozen voor een locatie die aansluit op de locatie waar de ingreep plaatsvindt. Het compensatiegebied is groter dan de oppervlakte dat verloren gaat, namelijk minimaal 166% van het verlies aan oppervlakte. De fruitbomen worden verplaatst naar het compensatiegebied, zie onderstaande afbeelding. Hierdoor is er geen netto-verlies aan waarden.
Afbeelding 6.7: Ligging compensatiegebied EHS
In het PIP wordt het compensatiegebied EHS mogelijk gemaakt door aan de gronden waar de compensatie plaatsvindt, de bestemming 'Natuur' toe te kennen.
Als gevolg van de rondweg N345 Voorst neemt het geluidbelaste oppervlak in de EHS toe. Daarnaast kan lichtverstrooiing door straatlantaarns en het verkeer op de rondweg een verstorend effect hebben en gevolgen hebben voor de wezenlijke waarden.
In het plangebied van het PIP worden maatregelen getroffen die deze negatieve effecten mitigeren. Het betreffen de aanleg van stil wegdek en de aanleg van lage grondwallen.
Boscompensatie
In maart 2013 is een bomenstudie verricht. Deze bomenstudie is in oktober 2013 op het laatste wegontwerp herzien, zie bijlage 9. Uit de studie blijkt dat voor de N345 rondweg Voorst circa 150 bomen worden gekapt, waarbij even veel bomen herplant dienen te worden plus extra vanwege de hogere categorieën bomen.
Het betreffen voornamelijk bomen die vallen in de vervangbaarheidscategorie 'gemakkelijk vervangbaar' met een gemiddelde vervangbaarheid van maximaal 25 jaar. Daarnaast valt een tweetal bomen in de categorie 'matig vervangbaar, met een ontwikkelingstijd voor vervangbaarheid van 25 tot 100 jaar. Tenslotte mogelijk enkele bomen uit de categorie 'moeilijk tot niet vervangbaar', met een ontwikkelingstijd voor vervangbaarheid van meer dan 100 jaar.
In het plangebied van het PIP is op verschillende locaties ruimte gereserveerd voor de aanplant van bomen. Niet alleen worden de gebieden waar vanuit landschappelijk belangrijke delen van de laanbeplanting wordt gerealiseerd, gebruikt voor de boscompensatie. Ook op de gronden waar de vereiste mitigatie ten behoeve van de kamsalamander plaatsvindt, wordt gebruikt voor boscompensatie. Ten slotte worden in het plangebied ook nog andere landschappelijke maatregelen getroffen, zoals de aanleg van bomenrijen. Hiermee wordt in het PIP ruimschoots voldaan aan de Boswet en de compensatieplicht uit de richtlijn Bos- en natuurcompensatie.
Wettelijk kader soortenbescherming
Flora- en faunawet
In de Flora- en faunawet (Ffw) is de bescherming van soorten geregeld. De Ffw beschermt een groot aantal soorten planten en dieren. Deze mogen onder meer niet gedood, verjaagd, gevangen of verontrust worden. Dit is vastgelegd in de verbodsbepalingen van deze wet.
Ten aanzien van de soorten die krachtens de Ffw beschermd zijn, geldt dat een bestemmingsplan of inpassingsplan niet mag worden vastgesteld indien op voorhand kan worden ingezien dat de Ffw aan uitvoering van dat plan in de weg staat. Met het oog op deze uitvoerbaarheidstoets is in het natuuronderzoek per soort onderzocht in hoeverre de aanleg van de rondweg tot een verstoring/verontrusting van (rust- en verblijfplaatsen van) de betreffende soort kan leiden.
De aanleg en het gebruik van de N345 Rondweg Voorst kan mogelijk leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Ffw. Deze overtredingen zijn met het treffen van maatregelen deels te voorkomen of te beperken. Wanneer ondanks beschermende maatregelen overtreding van de verbodsbepalingen van de Ffw plaatsvindt, is daarvoor een ontheffing vereist. Voor de soorten waarvan op voorhand niet kan worden uitgesloten dat een Ffw-ontheffing nodig zal zijn, is in het natuuronderzoek ingegaan op de vraag of de ontheffing kan worden verleend.
Resultaten onderzoek
In mei 2013 is de Natuurtoets Rondweg N345 Voorst uitgevoerd. Deze Natuurtoets is in juli 2013 herzien, zie bijlage 10. In deze natuurtoets is beschreven welke beschermde soorten er in het gebied rondom de N345 rondweg Voorst voorkomen. In tabel 6.5, kolom 1, zijn de soort(groepen) opgesomd waarvoor mogelijk negatieve effecten te verwachten zijn. In kolom 2 is aangegeven of de Ffw wordt overtreden. Vervolgens zijn in kolom 3 de mitigerende maatregelen beschreven die moeten worden getroffen om de aantasting van functionaliteit van de vaste voortplantings-, rust- en/of verblijfplaats (zoveel mogelijk) te voorkomen en de gunstige staat van instandhouding niet in gevaar te brengen. Daarnaast is in deze kolom beschreven hoe deze maatregelen in de planregels en/of op de verbeelding van het PIP zijn doorvertaald. In kolom 4 wordt aangegeven of - ondanks de mitigerende maatregel(en) - nog een resteffect bestaat waardoor het aanvragen van een ontheffing mogelijk aan de orde is.
Tabel 6.5: Soorten waarbij mogelijk de Ffw wordt overtreden
Soortengroep | Overtreding Ffw? | Mitigatie | Ondanks mitigatie mogelijk ontheffing nodig? |
1. Gewone dwergvleermuis (kolonie, paarplaats, foerageergebied) 2. Gewone grootvleermuis 3. Laatvlieger 4.Rosse Vleermuis 5. Watervleermuis |
Ja Door de aanleg van de rondweg gaan geen paarverblijven van gewone dwergvleermuis verloren. De weg loopt ten zuiden van de aangetroffen paarverblijven. Voor andere soorten blijven eveneens de paarverblijven onaangetast; ook (kraam)kolonies, winterverblijven en vliegroutes worden niet aangetast door de aanleg van de rondweg. Ondanks het feit dat er na aanleg van de rondweg voldoende foerageergebied overblijft, raakt het foerageergebied van vleermuizen versnipperd. Ook is er een verhoogde kans op verkeersslachtoffers en op verstoring door een toename van licht en menselijke activiteiten. |
Het gebruik van verlichting langs de weg wordt tot een minimum beperkt of helemaal vermeden. Indien het gebruik van verlichting onvermijdelijk is, dan wordt gebruik gemaakt van relatief lage palen, met zwakke verlichting en armaturen die niet uitstralen richting houtwallen en boomkronen. Langs de rondweg wordt in principe alleen verlichting toegepast waar dat uit verkeersveiligheidsoverwegingen gewenst is. Dit is in ieder geval bij de nieuwe rotondes en ter plaatse van de noordelijke entree. Ook zal de fietstunnel in de Klarenbeekseweg worden verlicht. Het leefgebied van de vleermuizen wordt door deze verlichting niet aangetast. Om verkeersslachtoffers en het verstorende effect van de rondweg tot een minimum te beperken, wordt beplanting aangebracht langs de weg. In het plangebied van het PIP is op verschillende locaties ruimte gereserveerd voor de aanleg van beplanting en bomen. Niet alleen worden hiervoor de gebieden waar vanuit landschappelijk belangrijke delen van de laanbeplanting wordt gerealiseerd, gebruikt. Ook op de gronden waar de vereiste mitigatie ten behoeve van de kamsalamander plaatsvindt, wordt gebruikt voor de aanleg van beplanting en bomen. Ten slotte worden langs de rondweg ook nog andere landschappelijke maatregelen getroffen, zoals de aanleg van beplanting en bomenrijen. Deze maatregelen worden in de planregels van het PIP binnen de verkeers- en natuurbestemming geborgd. Aangezien nooit volledig is uit te sluiten dat ondertussen verblijfplaatsen aanwezig zijn in te kappen bomen of te slopen gebouwen, worden kap- en sloopwerkzaamheden zekerheidshalve ´vleermuisvriendelijk´ uitgevoerd in de meest gunstige periode. In de uitvoerings- en gebruiksfase wordt gewerkt overeenkomstig de gedragscode provinciale infrastructuur en bovenstaande maatregel uitgevoerd. |
Nee |
Das | Ja Barrièrewerking (uitwisseling tussen populaties) en kans op verkeersslachtoffers. |
De dassenonderdoorgangen en de aanleg van lijnvormige elementen zijn mogelijk de planregels van het PIP binnen de verkeersbestemming. Via een voorwaardelijke verplichting worden natuurmaatregelen geborgd. Hiermee wordt voldaan aan de aanbeveling van de Cie m.e.r. om nader onderzoek uit te voeren naar dassenburchten, -wissels en -foerageergebieden teneinde tot een zo goed mogelijke mitigatie te komen |
Nee |
1. Niet jaarrond beschermde broedvogels en soorten van cat. 5 2. Buizerd 3. Huismus 4. Kerkuil 5. Steenuil |
Gedurende het broedseizoen kan het kappen van bomen, het slopen van gebouwen en het uitvoeren van graafwerkzaamheden in grasland of ruigte leiden tot verstoring van broedende vogels. Door de aanleg van de rondweg gaat een buizerdnest verloren of wordt verstoord, waardoor het mogelijk permanent wordt verlaten. Daarnaast gaat een deel van het bosje waarin dit nest is gelegen verloren. Nesten van huismus gaan niet verloren omdat geen boerderijen verloren gaan waar huismus is aangetroffen. Voor de steenuil gaan geen vaste verblijfplaatsen verloren. Ook het foerageergebied blijft voldoende aanwezig. Aan de noordzijde, bij de kruising van de rondweg met de Klarenbeekseweg, is een parallelweg gepland (zie figuur A). Daardoor gaan enkele fruitbomen verloren, die onderdeel uitmaken van leefgebied van de steenuil uit de aanliggende boerderij. Ondanks het feit dat er na aanleg van de rondweg voldoende foerageergebied overblijft voor steenuil en kerkuil, wordt het foerageergebied van deze soorten wel doorsneden. Daarnaast neemt de kans op verkeersslachtoffers toe door de aanwezigheid van de rondweg en de daarmee gepaard gaande toenemende verkeersintensiteit. Door het gebruik van signaleringspaaltjes, hectometerpaaltjes, e.d. langs de weg worden kunstmatige uitkijkplaatsen gecreëerd voor bijvoorbeeld buizerd of steenuil. Vanaf deze uitkijkplaatsen kunnen vogels eenvoudig op de weg belanden, om vervolgens als verkeersslachtoffer te eindigen. Ook kan een wegberm, door de aanwezigheid van veel muizen, een gevaarlijk jachtgebied vormen voor steenuilen. Vanuit dit jachtgebied komen de vogels snel op de weg terecht, met alle gevolgen van dien. |
Werkzaamheden worden buiten de broedperiode van aanwezige soorten uitgevoerd. Tevens kunnen voorbereidende maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat vogels tot broeden kunnen komen binnen het plangebied. In de uitvoerings- en gebruiksfase wordt gewerkt overeenkomstig de gedragscode provinciale infrastructuur en bovenstaande maatregelen uitgevoerd. Wegbermen dusdanig beheren dat ze onaantrekkelijk jachtgebied zijn. Langs de rondweg worden hagen van houtwallen geplaatst, zodat dieren niet direct de weg op kunnen vliegen. Deze houtwallen vormen op termijn ook weer geschikt broedhabitat voor de buizerd. In het plangebied van het PIP is op verschillende locaties ruimte gereserveerd voor de aanleg van houtwallen. Langs de rondweg worden landschappelijke maatregelen getroffen, zoals de aanleg van houtwallen en bomenrijen. Ook op de gronden waar de vereiste mitigatie ten behoeve van de kamsalamander plaatsvindt, worden houtwallen aangelegd. Deze maatregelen worden in de planregels van het PIP binnen de verkeers- en natuurbestemming geborgd. |
Vogelsoorten anders dan buizerd: nee Buizerd: ja |
Amfibieën, kamsalamander | Door de aanleg van de rondweg gaat circa 20% van het landhabitat verloren. De (voortplantings) wateren in het gebied worden niet direct aangetast. Na aanleg van de rondweg staan de (voortplantings)wateren indirect onder invloed van de weg, door inspoeling van vervuild water, afkomstig van de wegverharding. Ook worden dispersiemogelijkheden richting oostelijk gelegen leefgebied beperkt door de nieuwe weg. |
Mitigerende maatregelen worden getroffen conform mitigatieplan. Hiermee wordt voldaan aan de aanbeveling van de Cie m.e.r. om onderzoek te doen naar mitigerende maatregelen voor de negatieve effecten van chloridebelasting op de kamsalamanderpoel. Inspoeling van vervuild water, afkomstig van de wegverharding wordt voorkomen door de greppel van de nieuwe weg niet te laten afwateren op de wateren in het bosje langs de Bolkshofweg. Amfibieënonderdoorgangen worden aangelegd en deze maatregelen worden in de planregels van het PIP binnen de verkeers- en natuurbestemming geborgd. | Ja |
Ontheffing Ffw
Voor het grootste deel van de in de bovenstaande tabel opgenomen soorten geldt dat de mitigerende maatregelen ertoe leiden dat geen overtreding meer van de verbodsbepalingen uit de Ffw optreedt.
Voor de kamsalamander en de buizerd geldt dat na het treffen van mitigerende maatregelen mogelijk nog sprake is van het overtreden van een verbodsbepaling. Voor de buizerd en de kamsalamander zal dan ook een Ffw-ontheffing moeten worden aangevraagd. In het kader van die ontheffingsprocedure is in de eerste plaats relevant dat het treffen van mitigerende maatregelen ertoe zal leiden dat de aantasting van de functionaliteit van het leefgebied niet in geding is en de gunstige staat van instandhouding van de niet in gevaar komt. In het navolgende wordt hier voor de kamsalamander en de buizerd nader op ingegaan.
Kamsalamander
Door de aanleg van de N345 rondweg Voorst gaat landhabitat van de kamsalamander verloren. Door het treffen van mitigerende maatregelen komt de gunstige staat van instandhouding van deze soort niet in gevaar. Een mitigatieplan voor de kamsalamander is opgesteld, zie bijlage 10.
Buizerd
Door de aanleg van de rondweg gaat een buizerdnest verloren of wordt het verstoord, waardoor het mogelijk permanent wordt verlaten. Daarnaast gaat een deel van het bosje waarin dit nest is gelegen verloren. De kapwerkzaamheden worden uitgevoerd buiten het broedseizoen (globaal van begin maart tot en met juli). In de directe omgeving zijn voldoende mogelijkheden voor de buizerd om een nieuwe nestlocatie te bezetten. Ook vormen de nieuw aan te leggen houtwallen langs de rondweg op termijn geschikt broedhabitat voor buizerd. De functionaliteit van de vaste nestplaats en het foerageergebied komen dan ook niet in het geding. Ook de gunstige staat van instandhouding van de buizerd komt niet in het geding.
Voor de hierboven beschreven mitigerende maatregelen voor de kamsalamander en buizerd wordt in het kader van de ontheffingsaanvraag een mitigatieplan opgesteld. Deze mitigerende maatregelen zijn dan ook via het ontheffingsspoor juridisch geborgd.
Daarnaast kan onder verwijzing naar de onderdelen S en U van hoofdstuk 6 van de Natuurtoets Rondweg N345 Voorst worden gesteld dat andere bevredigende oplossingen ontbreken en sprake is van een wettelijk belang. Gelet op de voorgaande omstandigheden, is het aannemelijk dat de Ffw ontheffing voor beide soorten kan worden verleend.
Das
Door de aanleg van dassentunnels wordt voorkomen dat er slachtoffers vallen en de migratie en uitwisseling van dassen in oostelijke richting bevorderd. De aanleg van de weg zorgt bij de das niet voor verlies van burchtlocaties en/of leefgebied. Mitigatie van de mogelijkheden tot migratie zorgen ervoor dat de functionaliteit van het leefgebied van de dassen rondom Voorst niet in het geding komt. Een ontheffingsaanvraag voor das is dan ook niet aan de orde.
Fruitbomen
De fruitbomen zullen worden verplaatst en in het plangebied is hiervoor ruimte gereserveerd.
Conclusie voor het plan
Op grond van de resultaten van het onderzoek en de borging van maatregelen in het PIP kan worden geconcludeerd dat de Flora- en faunawet niet aan de uitvoering van het PIP voor de N345 rondweg Voorst in de weg staat.
Op een onbekend aantal plaatsen in Nederland liggen nog bommen, granaten en andere munitie uit de Tweede Wereldoorlog. Tot op heden worden bij grond- en waterwerkzaamheden nog nagenoeg dagelijks Conventionele Explosieven gevonden.
Volgens mondiale, militaire inschatting is van al het materieel dat gedurende de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) verschoten of afgeworpen is, ondergronds 10% en onder water 15% niet tot ontploffing gekomen. Wanneer deze explosieven bij werkzaamheden worden aangetroffen, kunnen deze gevaar opleveren voor de publieke veiligheid. Daarnaast kunnen deze vondsten een zware belasting voor het milieu vormen.
Resultaten onderzoek
In oktober 2011 is een vooronderzoek naar het risico op het aantreffen van conventionele explosieven uitgevoerd, zie bijlage 11. Er is sprake van enkele deellocaties met een aantoonbaar verhoogd risico op het aantreffen van afgeworpen munitieartikelen. Om deze reden dient het opsporingsproces naar conventionele explosieven voor deze gebieden voortgezet te worden. Het onderzoek kan zich beperken tot de diepte van tussen circa 0,20 meter en de daadwerkelijke ontgravingsdiepten van de te realiseren N345 rondweg Voorst.
Conclusie voor het plan
In de uitvoeringsfase van de N345 rondweg Voorst wordt het opsporingsproces naar conventionele explosieven in de hierboven genoemde deellocaties voortgezet. Indien blijkt dat er op bepaalde locaties niet gesprongen explosieven aanwezig zijn, zullen de uitvoeringswerkzaamheden op deze locaties niet aanvangen, voordat de conventionele explosieven zijn ontmanteld en/of verwijderd.
Onder kabels en leidingen worden voornamelijk kabels en leidingen voor telecommunicatie, elektriciteit, water, brandstoffen verstaan. In het geval dat deze leidingen in het plangebied liggen, moeten ze veelal worden verlegd of vervangen. De nieuwe locatie wordt in overleg met de beheerders van deze kabels en leidingen in de voorbereidingen op de uitvoering van het plan vastgesteld.
Resultaten onderzoek
In 2011 is in het plangebied van de N345 rondweg Voorst een KLIC-melding uitgevoerd. In het plangebied komen drie planologisch relevante leidingen voor. Het betreft de eerder genoemde kerosineleiding van het ministerie van Defensie, een 110 kV hoogspanningsleiding van TenneT en een rioolleiding. Deze leidingen worden voorzien van een dubbelbestemming waarmee de leiding en de belemmeringenstrook geregeld en beschermd worden, zie hoofdstuk 7 van dit PIP.
Conclusie
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de N345 rondweg Voorst.
Een inpassingsplan is een instrument in de ruimtelijke ordening. Het instrument bestaat sinds de invoering van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) per 1 juli 2008. Een inpassingsplan wordt vastgesteld voor plannen van rijks- of provinciaal belang. Provinciale Staten zijn bevoegd, als er sprake is van provinciale belangen, voor de daarbij betrokken gronden een inpassingsplan vast te stellen, met als gevolg uitsluiting van delen van de vigerende gemeentelijke bestemmingsplannen op die gronden. De gemeenteraad moet daarover vooraf gehoord worden.
De opzet van een inpassingsplan is gelijk aan dat van een bestemmingsplan. Met het plan wordt de bestemming van een gebied juridisch vastgelegd. Het plan regelt:
De benodigde gronden voor dit PIP zijn beperkt tot de gronden die benodigd zijn voor de realisatie van de rondweg N345 Voorst en de vereiste natuurmitigatie en EHS compensatie. Het plangebied is weergeven in hoofdstuk 1.
In artikel 3.26 lid 5 van de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat de gemeenteraad vanaf het moment waarop het ontwerp van het inpassingsplan ter inzage is gelegd, niet langer bevoegd is tot vaststelling van een bestemmingsplan voor de gronden waarop dat inpassingsplan betrekking heeft. De bedoelde bevoegdheid ontstaat weer tien jaar na vaststelling van het inpassingsplan, dan wel eerder, indien het inpassingsplan dat bepaalt.
In dit PIP is in artikel 13.2 bepaald dat de gemeenteraad van de gemeente Voorst gedurende een periode van 5 jaar na vaststelling van het PIP niet bevoegd is om een bestemmingsplan vast te stellen voor de in het PIP betrokken gronden, indien en voorzover het bestemmingsplan strijdig is met de uitvoering van het PIP. Deze regeling is opgenomen nu de aanleg van de rondweg Voorst binnen enkele jaren gerealiseerd zal zijn en de uitsluiting van de gemeenteraad geen 10 jaar benodigd is.
Het voorliggende PIP maakt de gewenste ontwikkeling van de rondweg N345 Voorst mogelijk. Voor het plangebied is een bestemmingsregeling opgesteld. Het PIP is afgestemd op de Wro en voldoet aan de meest recente inzichten betreffende de digitale uitwisseling en raadpleging van plannen (RO-Standaarden).
Het PIP bestaat uit de volgende stukken:
De verbeelding en de regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het PIP. Op de verbeelding zijn de bestemmingen van de in het plangebied gelegen gronden aangegeven. Aan deze bestemmingen zijn regels gekoppeld. Het plan gaat vergezeld van een toelichting. In de toelichting zijn de aan het plan ten grondslag liggende onderzoeken en een planbeschrijving opgenomen.
In de planopzet is de recente uitgave 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012', kortweg SVBP, gehanteerd. De van het PIP deel uitmakende planregels worden - voor zo ver nodig geacht - van een nadere toelichting voorzien. De planregels geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er mag worden gebouwd.
Bij de opzet van de planregels is enerzijds vastgelegd wat noodzakelijk is voor de rechtszekerheid van omwonenden. Anderzijds is flexibiliteit aangehouden waar mogelijk voor de verdere detaillering van het ontwerp van de rondweg N345 Voorst.
De planregels bestaan uit de volgende hoofdstukken:
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
In de inleidende regels, artikel 1, worden begrippen en afkortingen verklaard die in de regels worden gebruikt. Deze zijn opgenomen om de planregels eenduidig te kunnen uitleggen.
In bijzonder wordt hier vermeld de begrippen geluidswal en grondwal. Een grondwal is een aarden wal met een beeldbepalende en/of geluidsreducerende functie. Een geluidswal is een aarden wal of ander bouwwerk ten behoeve van het reduceren van geluidsbelasting vanwege een weg. Voornoemde betekent dat een grondwal een geluidswal kan zijn, maar dat dit niet per definitie het geval hoeft te zijn. In het Landschapsplan, zie bijlage 3, staan veel grondwallen die geen geluidswal zijn.
In artikel 2 is aangegeven op welke wijze gemeten moet worden.
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
In de bestemmingsartikelen zijn de regels voor de verschillende bestemmingen omschreven. Het onderhavige inpassingsplan kent de volgende bestemmingen:
Deze bestemming is gelegd op de gronden die dienen voor de natuurmitigatie ten behoeve van de kamsalamander, de boscompensatie en de aanleg van landschappelijke maatregelen. Daarnaast zullen de gronden voorzien van deze bestemming dienen voor de EHS compensatie. Binnen deze bestemmingen mogen uitsluitend andere bouwwerken (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) worden gebouwd. Voor een aantal werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden is omgevingsvergunning benodigd.
Het grootste deel van de gronden kent de bestemming verkeer. Binnen deze bestemming is de realisatie van de rondweg N345 Voorst en de parallelweg mogelijk. De as en de hoogte van de weg zijn vastgelegd. Indien dit voor de verdere detaillering van het ontwerp van de rondweg N345 Voorst noodzakelijk is kan met de as en de hoogte van de weg minimaal worden geschoven. Als voorwaarde geldt dat uit onderzoek blijkt dat geen strijdigheid met de Wet geluidhinder of andere relevante wetgeving optreedt.
Voorts zijn binnen de bestemming geluidwerende voorzieningen, zoals geluidswallen toegestaan en op de verbeelding specifiek aangeduid. Het wegdektype is eveneens in de planregels juridisch bindend vastgelegd. Voor deze maatregelen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Uitsluitend wanneer aan deze verplichting is voldaan, mogen de gronden met de bestemming verkeer gebruikt worden voor gemotoriseerd verkeer. Om te voorkomen dat deze verplichting ook geldt voor bestaande wegen is in artikel 4.3.2 opgenomen dat het verbod daar niet voor geldt. Waarbij in de begripsbepalingen, lid 1.7, is geregeld wat onder bestaand wordt verstaan.
Grondwallen zijn toegestaan, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter. Doordat een grondwal niet wordt aangemerkt als ander bouwwerk, maar als werk, is de regeling voor grondwallen geplaatst na de regels die gaan over andere bouwwerken. In het Landschapsplan, zie bijlage 3, staat gedetailleerder aangeduid de hoogte van de verschillende wallen langs de rondweg. Deze hoogte is variabel en in veel gevallen lager dan 2 meter.
Doordat een geluidswal ook een grondwal kan zijn, zij het met geluidreducerende werking, is opgenomen dat de hoogte van een grondwal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidswal' ten hoogste 3 meter mag bedragen. Op de gronden waar voornoemde aanduiding ligt, dient namelijk een geluidswal te worden geplaatst van 3 meter. Een maximale hoogte van 2 meter zou voor die gronden beperkend werken en dat is ongewenst.
Binnen de bestemming zijn diverse aanduidingen opgenomen: 'viaduct', 'tunnel' en 'open bak'. De aanduiding 'viaduct' is opgenomen voor het viaduct in de Enkweg. De opgenomen aanduiding 'tunnel' is opgenomen voor de aanleg van de fietsers- en voetgangerstunnel in de Klarenbeekseweg. De aanduiding 'open bak' is opgenomen om de rondweg ter plaatse van het viaduct in een open bakconstructie aan te kunnen leggen.
Ten slotte maakt de bestemming verschillende (mitigerende) maatregelen mogelijk die vanuit natuur , landschap en boscompensatie moeten worden getroffen. Voor deze maatregelen is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Uitsluitend wanneer de natuurlijke en landschappelijke maatregelen uit het landschapsplan worden gerealiseerd, mogen de gronden met de bestemming verkeer gebruikt worden voor gemotoriseerd verkeer.
Artikel 5 Leiding - Brandstof, Artikel 6 Leiding - Hoogspanning en Artikel 7 Leiding - Riool
De planologisch relevante leidingen zijn in deze dubbelbestemmingen als zodanig bestemd. Bouwen ten behoeve van samenvallende bestemmingen is alleen na afwijken toegestaan. Alvorens het bevoegd gezag over een verzoek om af te wijken beslissen, wint zij schriftelijk advies in bij de desbetreffende leidingbeheerder. Ter bescherming van aanwezige leidingen is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.
Artikel 8 Waarde - Archeologie
De bestemming 'Waarde - Archeologie' wordt gehanteerd voor die delen van het plangebied, die op basis van het archeologische onderzoek mogelijk archeologische waarde bevatten. Bouwen is op deze gronden ten behoeve van een andere ter plaatse geldende (enkel)bestemming uitsluitend toegestaan, nadat uit archeologisch onderzoek is gebleken dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn. Daarnaast is ter bescherming van de aanwezige archeologische waarden een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen die de archeologische waarden mogelijk kunnen aantasten. Daarbij is een ondergrens van 30 cm gehanteerd.
Hoofdstuk 3: Algemene regels
De algemene regels bestaan uit regels die voor alle onderdelen van het plan van toepassing zijn. Deze bestaan uit een anti-dubbeltelregel, algemene gebruik-, aanduiding-, afwijking-, en overige regels
De aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop tot 100 m' en 'vrijwaringszone - molenbiotoop 100 - 400 m' is opgenomen om voldoende windvang voor korenmolen 'De Zwaan' te garanderen. Bouwwerken binnen de vrijwaringszones worden door deze aanduiding in bouwhoogte beperkt. Om voldoende windvang van de korenmolen 'De Zwaan' te garanderen is daarnaast ter bescherming een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, zoals bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters en het ophogen van gronden opgenomen.
Hoofdstuk 4: Overgangsrecht en slotregel
Het gebruik van grond of een gebouw kan afwijken van datgene wat mogelijk is op basis van het inpassingsplan. In de overgangsregels wordt geregeld tot hoeverre deze afwijkingen zijn toegestaan. In de slotregel wordt aangegeven hoe de regels van het plan worden aangehaald.
Bij de raming van de kosten voor dit plan is niet alleen rekening gehouden met de aanleg van de N345 rondweg Voorst, maar ook met de kosten van de landschappelijke inpassing, grondverwerving, het treffen van mitigerende en compenserende maatregelen en de eventuele financiële consequenties van bijvoorbeeld planschade.
In 2011 heeft de provincie Gelderland besloten om een rondweg om Voorst aan te leggen. Daarbij is door provinciale staten van Gelderland een budget beschikbaar gesteld. Op grond van de huidige ramingen past het benodigde budget binnen het beschikbare budget, zodat de N345 rondweg Voorst economisch uitvoerbaar is.
Op grond van hoofdstuk 6 van de Wet ruimtelijke ordening geldt de verplichting een exploitatieplan op te stellen om het kostenverhaal te verzekeren, indien een ruimtelijk plan voorziet in bouw- en/of verbouwplannen. Wat precies onder een bouwplan wordt verstaan, staat genoemd in artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en betreft onder andere de bouw van één of meer woningen. De aanleg van de N345 rondweg Voorst valt niet onder de genoemde bouwplannen. Het opstellen van een exploitatieplan is dan ook niet aan de orde.
Om de rondweg N345 fysiek aan te kunnen leggen, dient de provincie de beschikking te hebben over de gronden. Getracht wordt om deze gronden middels minnelijke verwerving in eigendom te krijgen. Een aantal percelen is reeds in eigendom van provincie danwel gemeente Voorst. Mocht minnelijke verwerving niet haalbaar blijken dan zal de provincie Gelderland overgaan tot onteigening van de gronden.
Algemeen
Tijdens de opstelling van het PIP heeft de provincie Gelderland diverse malen burgers en andere participanten geïnformeerd over de stand van zaken en betrokken bij het planvormingsproces. Hiermee heeft de provincie Gelderland:
Het proces van participatie en communicatie loopt zoveel mogelijk parallel aan het besluitvormingsproces van het PIP. Hieronder is een overzicht van alle momenten waarop burgers en andere participanten zijn betrokken bij het besluitvormingsproces:
Naast de hiervoor genoemde gebeurtenissen zijn bewoners en geïnteresseerden ook op verschillende andere manieren geïnformeerd over de ontwikkelingen van de nieuwe rondweg N345. Zo is op de projectwebsite van de provincie Gelderland actuele informatie geplaatst en zijn relevante documenten te downloaden. Daarnaast worden geregeld emails verzonden met de laatste stand van zaken omtrent de nieuwe rondweg N345 aan geïnteresseerden die hebben aangegeven op de mailinglijst te willen staan. Ook worden bewonersbijeenkomsten georganiseerd voor belangrijke mijlpalen in de ontwikkelingen omtrent de nieuwe rondweg N345. Tijdens deze bijeenkomsten wordt toelichting gegeven aan belangstellenden. Ook wordt middels advertenties in lokale media aangegeven wanneer informatiebijeenkomsten plaatsvinden. Tenslotte heeft op 4 juni 2013 een inloopbijeenkomst plaatsgehad over het ontwerp PIP dat van 30 mei tot en met 10 juli 2013 ter visie heeft gelegen.
Overleg gemeente Voorst
In alle fasen van de planvorming heeft structureel overleg plaatsgehad tussen de gemeente Voorst en de provincie Gelderland. Het PIP is in nauwe samenwerking tussen de provincie Gelderland en de gemeente Voorst tot stand gekomen. Daarnaast is het voorontwerp PIP toegestuurd aan de raad van de gemeente Voorst. Hierdoor is de raad van de gemeente Voorst conform artikel 3.26 lid 1 Wro gehoord.
Overleg artikel 3.1.1 Bro
In het kader van het verplichte vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Bro is het voorontwerp PIP voorgelegd aan de volgende instanties:
Naar aanleiding van het vooroverleg zijn in totaal zes reacties ontvangen. De reacties zijn bijeengebracht in de reactienota Vooroverleg Wettelijke Adviseurs. In deze reactienota zijn de opmerkingen kort samengevat en van een reactie voorzien. De reactienota vormt bijlage 13 bij dit PIP.
Vervolgprocedure PIP
Het ontwerp PIP is van 30 mei tot en met 10 juli 2013 zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kon een ieder zienswijzen indienen op dit PIP. Op basis van de ingekomen zienswijzen is een zienswijzennota opgesteld. In deze nota is vermeld of de zienswijzen hebben geleid tot aanpassing van het PIP en hoe eventuele zienswijzen zijn verwerkt in onderhavig PIP. Het definitieve inpassingsplan wordt naar verwachting in het vierde kwartaal van 2013 ter vaststelling aan geboden aan Provinciale Staten.